Binnenlandse afstand en adoptie 1956-1999

Het Nationaal Archief bewaart dossiers over binnenlandse afstand en adoptie uit de periode 1956-1999. Zoekt u een afstands- en/of adoptiedossier of informatie over afstand en adoptie? Gebruik dan deze zoekhulp.

Dossiers van de Centrale Adoptieraad en de Centrale Adoptiedocumentatie
Alles uitklappen

Tussen de invoering van de adoptiewet in 1956 en het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw hebben duizenden vrouwen afstand moeten doen van hun kinderen. Vaak hebben ze hierbij grote druk van hun omgeving ervaren. De afgestane kinderen werden vaak (niet altijd) geadopteerd. 

Meerdere dossiers over een persoon

Tijdens het proces van afstand en adoptie zijn door verschillende betrokken instanties dossiers aangelegd. Daarin is, afhankelijk van het soort dossier, informatie te vinden over afstandsmoeders, afstandskinderen, geadopteerden en adoptieouders. Als u bent afgestaan en/of geadopteerd, of als u een kind heeft moeten afstaan, kunnen er meerdere dossiers over u zijn. 

Wat bewaart het Nationaal Archief?

Het Nationaal Archief bewaart archieven, die dossiers bevatten over binnenlandse afstand en adoptie. Het gaat in ieder geval om de volgende archieven:

  • Het archief van de Centrale Adoptieraad (1956-1973) en de Centrale Adoptiedocumentatie (1974-1999), archiefnummer 2.09.125
  • Het archief van de Raad voor de Kinderbescherming tot 1970, archiefnummer 2.09.163 
  • Rechtbankarchieven van Zuid-Holland tot 1990
  • Het archief van het ministerie van Justitie over geslachtsnaamwijzigingen tussen 1950 en 1972, archiefnummer 2.09.131 

De dossiers in deze archieven zijn beperkt openbaar vanwege de privacybescherming. Onder het kopje 'Zo vraagt u dossiers op over binnenlandse afstand en adoptie' leest u hoe u dossiers over binnenlandse afstand en adoptie opvraagt bij het Nationaal Archief.

Taalgebruik in dossiers

In dossiers over afstand en adoptie kunt u kwetsend taalgebruik, achterhaalde denkbeelden en heftige informatie aantreffen. Denk bijvoorbeeld aan beledigende omschrijvingen van het vermeende karakter van afstandsmoeders en afgestanen en/of informatie die u niet wist, of waar u zich niet in herkent. Dit kan confronterend zijn om te lezen.

Ondersteuning

Het lezen van dossiers over afstand en adoptie roept emoties op. Het kan soms ook ontregelend zijn. Wanneer u dossiers komt bekijken bij het Nationaal Archief, mag u daarom altijd iemand meenemen die u kan steunen. Uiteraard is dit niet verplicht. 

Klik op de onderstaande knop en vul het formulier in. Om het formulier in te kunnen vullen moet u inloggen met uw account op de site van het Nationaal Archief. Heeft u nog geen account? Dan kunt u gelijk een account aanmaken.

Formulier inzage dossiers binnenlandse afstand en adoptie

Behandeltermijn

Wanneer uw inzageverzoek bij ons is binnengekomen, ontvangt u hiervan een bevestiging. Binnen 6 weken laten we u weten of wij dossiers over u bewaren. Gevonden dossiers kunt u vervolgens op afspraak komen bekijken in de studiezaal van het Nationaal Archief in Den Haag. Als u niet in staat bent om naar het Nationaal Archief te reizen, dan kunt u iemand machtigen om het dossier voor u te komen bekijken. 

Stuur een mail naar info@nationaalarchief.nl.

Zet in uw mail de volgende informatie:

  • uw volledige voornaam en achternaam;
  • uw geboortedatum;
  • of u geadopteerd bent of afgestaan. Of dat u een afstandsmoeder bent of een adoptieouder. 

Stuur ook een kopie van uw identiteitsbewijs mee. Kijk voor meer informatie over het maken van een veilige kopie op de website van de Nederlandse overheid.

Het Nationaal Archief bewaart een deel van de archieven die dossiers bevatten over afstandsmoeders, afgestanen, geadopteerden en adoptieouders. Als u dossiers bij ons opvraagt, zoeken wij in de volgende archieven:

Het Nationaal Archief bewaart bijna 9400 adoptiedossiers uit het archief van de Centrale Adoptieraad (1956-1973) en de Centrale Adoptiedocumentatie (1974-1999), archiefnummer 2.09.125.  De Centrale Adoptieraad werd in 1956 (het jaar dat de Adoptiewet van kracht werd) opgericht om advies te geven over adoptieverzoeken aan de rechtbank. Met ingang van 1974 werd de Centrale Adoptieraad opgeheven. Hierna registreerde en bewaarde de afdeling Juridische Zaken van het ministerie van Justitie de adoptieverzoeken en uitspraken over adoptie in de Centrale Adoptiedocumentatie. Het doel hiervan was om geadopteerden later de mogelijkheid te geven deze documenten te bekijken.

Niet van alle adopties is een dossier te vinden in het archief van de Centrale Adoptieraad (1956-1973) en de Centrale Adoptiedocumentatie (1974-1999). Dit komt, omdat het om een aanvulling gaat op de adoptiedossiers van de Raad voor de Kinderbescherming. Vinden wij geen adoptiedossier in het archief van de Centrale Adoptieraad en de Centrale Adoptiedocumentatie? Dan is er meestal een dossier te vinden in het archief van de Raad voor de Kinderbescherming tot 1970, of in het archief van de Raad van de Kinderbescherming vanaf 1970. Dit laatste archief ligt nog bij de Raad voor de Kinderbescherming zelf.

De dossiers van de Centrale Adoptieraad (1956-1973) kunnen onder andere (kopieën van) de volgende documenten bevatten:

  • correspondentie met de Raad voor de Kinderbescherming en de rechtbank;
  • het rapport van het gezinsonderzoek, dat de Raad voor de Kinderbescherming uitvoerde om de geschiktheid van de aspirant-adoptieouders te beoordelen;
  • rapporten/verslagen van andere instellingen/tehuizen (bijv. de FIOM, Hendrik Piersonstichting, Vereniging Liefdewerk voor Kinderbescherming, Stichting Jeugd en Gezin, etc.);
  • het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders;
  • bijlagen bij het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders, zoals uittreksels van geboorteaktes, de huwelijksakte van de aspirant-adoptieouders, afschriften van eventuele eerdere uitspraken van de rechtbank over de voogdij over de geadopteerde etc.;
  • staat van inlichtingen: een formulier, bestaand uit vier pagina’s, waarin de belangrijkste gegevens over het adoptieverzoek, de geadopteerde, de afstandsmoeder (en soms de afstandsvader) en het pleeggezin werden genoteerd;
  • het advies over de adoptie van de Centrale Adoptieraad;
  • het adoptievonnis;
  • ingevuld formulier van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De gegevens op deze formulieren gebruikte het CBS voor het bijhouden van statistieken over adoptie.

De dossiers uit de Centrale Adoptiedocumentatie (1974-1999) kunnen onder andere (kopieën van) de volgende documenten bevatten:

  • het adoptievonnis;
  • het voorblad van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming;
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming aan de rechtbank over de adoptie;
  • het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders;
  • bijlagen bij het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders, zoals uittreksels van geboorteaktes, de huwelijksakte van de aspirant-adoptieouders, afschriften van eventuele eerdere uitspraken van de rechtbank over de voogdij over de geadopteerde etc.

Let op: niet elk adoptiedossier bevat dezelfde documenten. Sommige dossiers bevatten bijvoorbeeld alleen een kopie van het adoptievonnis.

Wat voor soort adopties vindt u in de dossiers van de Centrale Adoptieraad (1956-1973) en de Centrale Adoptiedocumentatie (1974-1999)?

Soorten adopties in de dossiers van de Centrale Adoptieraad (1956-1973)

  • Binnenlandse adopties na afstand: Het gaat meestal om ongehuwde moeders die hun kind afstonden (ter adoptie). Vaak hebben deze moeders grote druk ervaren van hun omgeving om hun kind af te staan.
  • Pleegouderadopties van meerderjarigen: Het gaat om de adopties van pleegkinderen, die meerderjarig waren geworden vóór de invoering van de adoptiewet (1956). Door een uitzondering op de adoptiewet (die alleen adoptie van minderjarigen toestaat) konden pleegouders hun meerderjarige pleegkinderen tot twee jaar na de komst van de adoptiewet alsnog adopteren. De eis was wel dat de kinderen nog geen 30 jaar oud waren op het moment dat de pleegouders het adoptieverzoek indienden. In 1962 kwam er nog een overgangsregeling. Volgens deze regeling konden meerderjarigen geadopteerd worden, die al vóór de inwerkingtreding van de adoptiewet in het adoptiegezin waren opgenomen.
  • Interlandelijke adopties, met name vanaf ca. 1970. Zie voor meer informatie over interlandelijke adopties de zoekhulp interlandelijke adoptie. 

Soorten adopties in de dossiers van de Centrale Adoptiedocumentatie (1974-1999):

  • Stiefouderadopties:  Stiefouders nemen binnen een relatie mede de zorg op zich van de kinderen van hun partner. Deze kinderen zijn niet de biologische kinderen van de stiefouder. Vanaf 1979 werd het mogelijk voor stiefouders om hun stiefkinderen te adopteren (de andere biologische ouder moest daar wel mee akkoord gaan). Het gaat hier dus om éénouderadoptie. In de meeste gevallen adopteert de stiefvader de kinderen van zijn partner. Als de naam van de biologische moeder in een adoptiedossier gelijk is aan de naam van de adoptiemoeder, dan gaat het om een stiefouderadoptie.
  • Binnenlandse adopties na afstand: Na 1974 zien we aanzienlijk minder binnenlandse adopties dan in de periode ervoor. Er verschijnt een nieuwe groep afstandsmoeders: jonge vrouwen met een streng religieuze achtergrond, die in het geheim bevallen. 
  • Interlandelijke adopties: De meeste dossiers van de Centrale Adoptiedocumentatie betreffen interlandelijke adopties. Zie voor informatie over interlandelijke adoptie de zoekhulp interlandelijke adoptie.

Rechtbanken nemen beslissingen in voogdijzaken. Van elke zaak stellen ze een voogdijdossier samen, met daarin eigen stukken en (mogelijk) stukken van andere instanties, zoals de Raad voor de Kinderbescherming, tehuizen etc.  Deze voogdijdossiers komen op een gegeven moment terecht in het archief van de rechtbank.

Na 20 jaar moeten de rechtbanken hun archieven overbrengen naar het Regionale Historische Centrum (RHC) van de provincie waar ze gevestigd zijn. In de praktijk kan het langer duren voor de archieven worden overgedragen. Op de websites van de RHC's kunt u zien welke rechtbankarchieven ze bewaren en uit welke periode. Een overzicht van de RHC's in Nederland vindt u op de pagina Rechtspraak en veiligheid. Een overzicht van de rechtbanken in Nederland vindt u op de website Rechtbanken | Rechtspraak

Welke voogdijdossiers bewaart het Nationaal Archief?

Het Nationaal Archief bewaart voogdijdossiers van personen over wie een of meerdere rechtbanken in Zuid-Holland vóór 1990 voogdijbeslissingen hebben genomen.

Waarom alleen Zuid-Holland?

Het Nationaal Archief is naast een landelijk archief, ook het regionale archief (RHC) van de provincie Zuid-Holland. Daarom bewaart het Nationaal Archief de rechtbankarchieven van de provincie Zuid-Holland (tot 1990). Rechtbankarchieven van de provincie Zuid-Holland vanaf 1990 liggen nog bij de rechtbank zelf.  Voor rechtbankarchieven uit andere provincies kunt u contact opnemen met het RHC van de betreffende provincie óf met de rechtbank zelf. 

Hoe weet ik welke rechtbank voogdijbeslissingen over mij genomen heeft?

Alle voogdijbeslissingen die rechtbanken over een minderjarige hebben genomen staan op de voogdijregisterkaart.  U vindt op deze kaart de namen van de rechtbanken die een beslissing namen en de data waarop die beslissingen werden genomen. Het Nationaal Archief bewaart de voogdijregisterkaarten van personen, die geboren zijn in de provincie Zuid-Holland tot 1972. Uitzonderingen zijn de voogdijregisterkaarten van het kanton Schiedam (die lopen door t/m geboortejaar 1979), van het kanton Brielle (die lopen door t/m geboortejaar 1994) en van het kanton Sommelsdijk (die lopen door t/m geboortejaar 1979). Voogdijregisterkaarten van personen geboren na 1972 in Zuid-Holland (minus de uitzonderingen) liggen nog bij de rechtbank zelf. Bent u geboren in een andere provincie? Neem dan contact op met het RHC in die provincie of met de rechtbank, waar uw geboorteplaats onder valt.

Welke rechtbankarchieven (met daarin informatie over adoptie) bewaart het Nationaal Archief?

Het Nationaal Archief bewaart de adoptiedossiers uit de rechtbankarchieven van de provincie Zuid-Holland tot 1990. Deze dossiers gaan over personen van wie de adoptieouders ten tijde van de adoptie in Zuid-Holland woonden. Het gaat om dossiers van adopties, waarbij het verzoek van de adoptieouders om een kind te mogen adopteren voor 1990 is ingediend. Dossiers van adopties, waarbij het adoptieverzoek na 1990 is ingediend, liggen nog bij de rechtbanken zelf. Een overzicht van de Nederlandse rechtbanken vindt u op de website Rechtbanken | Rechtspraak.

Waarom liggen in het Nationaal Archief alleen de rechtbankarchieven van de provincie Zuid-Holland?

Het Nationaal Archief is, naast het landelijke archief, óók het regionale archief voor de provincie Zuid-Holland. Daarom worden in het Nationaal Archief de rechtbankarchieven van de provincie Zuid-Holland bewaard. 

Mijn adoptieouders woonden ten tijde van mijn adoptie in een andere provincie. Waar moet ik zijn voor informatie?

Archieven van rechtbanken uit één provincie worden bewaard bij het Regionale Historische Centrum (RHC) van die provincie. Een overzicht van de RHC's in Nederland vindt u op de pagina Rechtspraak en veiligheid. Op de websites van de RHC’s ziet u welke rechtbankarchieven ze bewaren en uit welke periode. Ligt het rechtbankarchief dat u zoekt niet bij het RHC? Dan ligt het nog bij de rechtbank zelf. Neem in dit geval contact op met de rechtbank, waar de woonplaats van uw adoptieouders ten tijde van uw adoptie, onder valt. Een overzicht van de rechtbanken in Nederland vindt u op de website Rechtbanken | Rechtspraak.

Welke documenten kunt u aantreffen in de adoptiedossiers uit de rechtbankarchieven van Zuid-Holland?

De inhoud van adoptiedossiers in rechtbankarchieven is heel wisselend. Rechtbanken hanteerden verschillende werkwijzen en bewaarden daarom verschillende documenten. Welke documenten u zult aantreffen varieert per rechtbank en per periode. Soms zijn er veel documenten bewaard en soms alleen een adoptievonnis. Hieronder leest u per rechtbank wat u ongeveer kunt verwachten. Helaas biedt dit overzicht geen garanties voor de inhoud van elk afzonderlijk dossier.

Adoptiedossiers rechtbank Rotterdam (1956-1989)

De adoptiedossiers van de rechtbank Rotterdam zijn over het algemeen vrij dun. Ze bevatten regelmatig alleen het adoptievonnis en het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders en/of een proces-verbaal van de rechtszitting. Een uitzondering zijn de dossiers van adoptieverzoeken uit het jaar 1969: daarin bevinden zich (kopieën van) adoptiedossiers van de Raad voor de Kinderbescherming. Ook de dossiers van de jaren 80 bevatten soms meer stukken, zoals rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming. 

Adoptiedossiers Rechtbank Den Haag (1956-1989)

De adoptiedossiers van de jaren 50 tot halverwege de jaren 60 bevatten vaak alleen het adoptievonnis, het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders en/of het proces-verbaal van de rechtszitting. Vanaf 1965 tot 1979 zitten in de dossiers vaak veel meer documenten, zoals de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, de rapporten van tehuizen en de adviezen van de Centrale Adoptieraad (tot 1974). De dossiers van de jaren 80 bevatten weer minder documenten, maar in ieder geval vaak wel het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders, het adoptievonnis en rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming.

Adoptiedossiers Rechtbank Dordrecht (1956-1989)

De inhoud van de dossiers uit de jaren 50 en 60 varieert sterk. In sommige dossiers vindt u alleen het adoptievonnis, het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders en/of een proces-verbaal van de rechtszitting. Andere dossiers uit deze periode bevatten daarnaast ook de bijlagen bij de verzoekschriften, de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en stukken van de Centrale Adoptieraad. De adoptiedossiers uit de jaren 70 zijn erg dun. Hierin vindt u vaak alleen het adoptievonnis en een proces-verbaal van de rechtszitting. In de dossiers van de jaren 80 zitten weer meer documenten, waaronder vaak de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, rapporten van tehuizen en het verzoekschrift van de aspirant-adoptieouders met bijlagen.

Het Nationaal Archief bewaart ruim 12.000 afstands- en adoptiedossiers uit het archief van de Raad voor de Kinderbescherming tot 1970 (archiefnummer 2.09.163). Dit archief bestaat uit afstandsdossiers, adoptiedossiers en combinaties daarvan. In veel gevallen gaat het om gezinsdossiers. Dat betekent in het geval van een afstandsdossier dat het dossier gaat over de afstandsmoeder en één of meerdere kinderen (die de afstandsmoeder heeft moeten afstaan voor adoptie). Voor wat betreft de adoptiedossiers betekent een ‘gezinsdossier’ dat het dossier gaat over de adoptieouders en één of meerdere geadopteerde kinderen. 

Het Nationaal Archief bewaart alleen de afstands- en adoptiedossiers van de Raad voor de Kinderbescherming over gezinnen, waarvan het jongste kind geboren is vóór 1970. Afstands- en adoptiedossiers over gezinnen, waarvan het jongste kind geboren is na 1970 liggen nog bij de Raad voor de Kinderbescherming zelf.

Wat zijn afstandsdossiers?

Een afstandsdossier bevat informatie over de periode dat de afstandsmoeder zwanger was, maar ook over de periode na de bevalling, waarin zij een kind afstond (ter adoptie). In het afstandsdossier zit informatie over de gevolgde procedure, de omstandigheden waarin de afstandsmoeder verkeerde en haar overwegingen om afstand te doen. Soms bevat het afstandsdossier ook informatie over de eerste levensmaanden van het kind.

Wat zijn adoptiedossiers?

Een adoptiedossier bestaat uit documenten die zijn opgesteld door organisaties die betrokken waren bij een adoptieproces. Een adoptieproces is het proces dat aspirant-adoptieouders doorliepen voor de adoptie. Hierbij werd vaak ook veel informatie over de geadopteerde vastgelegd.

Taken Raad voor de Kinderbescherming bij binnenlandse afstand en adoptie

De Raad voor de Kinderbescherming speelde een grote rol bij binnenlandse afstand en adoptie. Tussen 1956 en 1996 waren er 19 regionale raden werkzaam in Nederland. 

Deze regionale raden hadden onder andere de volgende taken:

  • Ze selecteerden en begeleidden pleegouders.
  • Ze gaven toestemming voor de plaatsing van kinderen jonger dan zes maanden in een pleeggezin (aspirant adoptiegezin).
  • Ze onderzochten of aspirant adoptieouders geschikt waren om een kind op te nemen in het gezin.
  • Ze adviseerden de rechtbank bij een adoptieverzoek. 
  • Ze dienden het verzoek om een moeder te ontheffen uit het ouderlijk gezag in bij de rechtbank.
  • Soms begeleidden ze moeders bij het afstandsproces.

Welke documenten kunnen in de afstands- en adoptiedossiers zitten?

  • Afstandsrapport / interview met de afstandsmoeder; 
  • Geboorteakte van de geadopteerde/afgestane;
  • Het adoptierekest (verzoek van de adoptieouders om een kind te mogen adopteren);
  • Het rechtbankvonnis, waarmee de adoptie wordt uitgesproken;
  • Handgeschreven brieven: bijvoorbeeld brieven van biologische ouder(s), waarin ze aangeven akkoord te gaan met de ontheffing uit de voogdij, dan wel met de adoptie;
  • Verslagen over de afstandsmoeder van het tehuis waar zij verbleef tijdens (een deel van) de zwangerschap en de bevalling;
  • Verslagen van het tehuis waar het afgestane kind verbleef;
  • Het verslag van het gezinsonderzoek naar de adoptieouders door de Raad voor de Kinderbescherming, met gegevens over uiterlijk, karakter, hobby’s, werk, godsdienst, familie en vrienden;
  • Documenten of dossiers over (half)broers en/of (half)zussen;
  • Documenten of dossiers over adoptiebroers en/of zussen;
  • Correspondentie tussen officiële instanties (bijvoorbeeld tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de rechtbank);
  • Facturen ziektekosten (soms).

Let op: niet elk afstands- of adoptiedossier bevat alle hierboven genoemde documenten.

Het Nationaal Archief bewaart het archief van het ministerie van Justitie over geslachtsnaamwijzigingen tussen 1950 en 1972 (archiefnummer 2.09.131). Dit archief gaat over de behandeling van verzoeken om een achternaam te wijzigen. In veel gevallen waren dit verzoeken van pleegouders om de achternaam van hun pleegkind te veranderen in de achternaam van de pleegvader. Vóór de adoptiewet van 1956 was dit dé manier om een pleegkind ‘onofficieel’ te adopteren.

Welke informatie kan ik aantreffen in de dossiers?

In de dossiers kunt u verslagen aantreffen van verhoren van de biologische ouder(s) of andere familieleden van het pleegkind. De politie nam deze verhoren af om te onderzoeken of de biologische familie bezwaar had tegen het wijzigen van de geslachtsnaam van het kind.

Archieven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, archiefnummer 2.04.87 (vervanging persoonskaarten geadopteerden)

Het Nationaal Archief bewaart de archieven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Directie Binnenlands Bestuur: Bestuurszaken en Kabinetszaken, 1950-1996, archiefnummer 2.04.87. De inventarisnummers 6475 tot en met 6558 uit dit archief bevatten dossiers over de vervanging van persoonskaarten van geadopteerden tussen 1970 en 1985. Deze dossiers zijn beperkt openbaar (a-beperking). Dat betekent dat u de dossiers niet zelf online kunt reserveren. Een medewerker van de informatiebalie, kan de dossiers wel ter plekke voor u opvragen, als u het Nationaal Archief in Den Haag bezoekt. U kunt de dossiers dan binnen een half uur bekijken op de studiezaal. 

Persoonskaarten bevatten de belangrijkste basisgegevens van een persoon (naam,  geboortedatum en -plaats, adresgegevens, namen van huwelijkspartner(s), namen van ouders, etc.). Vanaf 1970 konden adoptieouders de persoonskaart van hun geadopteerde kind laten vervangen door een nieuwe persoonskaart. Op de originele persoonskaart waren de gegevens over de adoptie en de biologische ouders doorgestreept, maar nog wel leesbaar. Op de nieuwe kaart werden deze gegevens weggelaten. De originele kaart werd vervolgens vernietigd. 

Met het vervangen van een persoonskaart werd voorkomen dat derden zouden achterhalen dat een persoon geadopteerd was. Tot halverwege de jaren zeventig van de twintigste eeuw betekende dat namelijk meestal dat iemand een buitenechtelijk kind was. Omdat dit werd gezien als een schande, dacht men dat het vervangen van de persoonskaart in het belang van het kind was.  

Welke stukken kunnen in de dossiers zitten?

De dossiers bevatten meestal:

  • de aanvraag van de adoptieouders om de persoonskaart van hun geadopteerde kind te vervangen; 
  • correspondentie van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters en de gemeenten;
  • een kopie van de oorspronkelijke (vernietigde) persoonskaart. 

Hiervoor kunnen twee verklaringen zijn:

  1. Er is geen dossier van de Raad voor de Kinderbescherming over u bewaard gebleven. In dit geval is er vaak wel een adoptiedossier over u te vinden in het archief van de Centrale Adoptieraad (1956-1973), archiefnummer 2.09.125.
  2. Het afstands- en/of adoptiedossier dat over u gaat ligt nog bij de Raad voor de Kinderbescherming. De dossiers van de Raad voor de Kinderbescherming zijn in de meeste gevallen gezinsdossiers. Dit betekent dat de dossiers over het hele adoptiegezin (dus de adoptieouders en één of meerdere kinderen) gaan, óf over het hele afstandsgezin (de afstandsmoeder met één of meerdere kinderen). Voor het bewaren van de dossiers geldt het geboortejaar van het jongste kind uit het dossier. Het Nationaal Archief bewaart alleen de afstands- en adoptiedossiers over gezinnen, waarvan het jongste kind geboren is vóór 1970. Bent u geboren vóór 1970, maar heeft u een adoptiebroer of -zus die geboren is na 1970? Dan ligt het dossier nog bij de Raad voor de Kinderbescherming. Bent u geboren vóór 1970, maar heeft uw biologische moeder na 1970 nog een kind moeten afstaan? Dan ligt het dossier ook nog bij de Raad voor de Kinderbescherming.

Afstands- en adoptiedossiers zijn beperkt openbaar vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dit betekent dat ze in principe niet gekopieerd mogen worden. Wilt u toch een verzoek indienen voor kopieën? Vraag dan om het formulier, waarmee u dit kunt doen, bij de informatiebalie van het Nationaal Archief in Den Haag. 

Het Nationaal Archief is zich ervan bewust dat alle documenten in een afstands- en adoptiedossier van grote persoonlijk en emotionele waarde zijn voor de mensen over wie het dossier gaat. We zijn daarom aan het onderzoeken of we ons kopieerbeleid kunnen verruimen. Zodra we hierover meer kunnen vertellen, zullen we dit uiteraard communiceren via onze website.

#

In rechtbankarchieven

Rechtbanken doen uitspraak in voogdij- en adoptiezaken. Daarom zijn er in rechtbankarchieven voogdijdossiers en adoptiedossiers te vinden. Archieven van rechtbanken uit één provincie worden bewaard bij het Regionale Historische Centrum (RHC) van die provincie. Een overzicht van de RHC's in Nederland vindt u op de pagina Rechtspraak en veiligheid.

Op de websites van de RHC’s ziet u welke rechtbankarchieven ze bewaren en uit welke periode. Ligt het rechtbankarchief dat u zoekt niet bij het RHC? Dan ligt het nog bij de rechtbank zelf. Een overzicht van de rechtbanken in Nederland vindt u op de website Rechtbanken | Rechtspraak.

Bij de Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming bewaart de zelf samengestelde afstands- en adoptiedossiers vanaf 1970. Tot 1996 waren er 19 regionale Raden voor de Kinderbescherming. Ze voerden taken uit op het gebied van afstand en adoptie. Zo gaven ze toestemming voor de plaatsing van kinderen jonger dan zes maanden in een pleeggezin. Ook hielden de raden zich bezig met de selectie en begeleiding van pleegouders, het uitvoeren van onderzoek naar de geschiktheid van aspirant-adoptieouders en het adviseren van de rechtbank bij een adoptieverzoek. Daarnaast waren ze verantwoordelijk voor het ontheffen van een moeder uit het ouderlijk gezag. Soms begeleidden ze moeders ook bij het proces van afstand doen.

Bij Fiom (voorheen de FIOM)

Fiom (opgericht in 1930) hield zich bezig met de begeleiding van ongehuwde moeders, onder andere bij het afstandsproces. Over elke ongehuwde moeder die zij begeleidde stelde Fiom een dossier samen: het afstandsdossier. Naast Fiom waren er nog andere organisaties die zich bezighielden met de begeleiding van ongehuwde moeders, zoals de Raad voor de Kinderbescherming en tehuizen voor ongehuwde moeders. Ook zij stelden afstandsdossiers samen.  

Fiom verzorgt inzage in haar eigen afstandsdossiers, maar ook in de afstandsdossiers van:

  • Valkenhorst/Moederheil
  • Vroedvrouwenschool
  • Paulastichting
  • Ons Tehuis
  • Toevluchtsoord Groningen

Fiom kan ook helpen bij de zoektocht naar afstandsdossiers die niet bij Fiom zelf liggen.

In archieven van tehuizen

In archieven van tehuizen is informatie te vinden over de moeders die er verbleven en over de kinderen die er geboren werden en/of opgroeiden. Ook bevatten archieven van tehuizen soms afstandsdossiers.

Slechts een beperkt deel van de administratie van tehuizen is bewaard. Archieven van tehuizen bevinden zich niet op één centrale plek. Ze kunnen op verschillende plaatsen te vinden zijn, zoals:

  • in archiefbewaarplaatsen in de gemeente of regio waar het tehuis gevestigd was. Op www.archieven.nl kunt u zoeken naar een archief op naam van het tehuis.
  • in archieven van kerken en bisdommen. Deze archieven kunnen in een regionale of lokale archiefbewaarplaats liggen of bij de kerken zelf. Ook het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven bewaart verschillende archieven van tehuizen.
  • in archieven van een stichting, waaronder een tehuis viel of in de archieven van de rechtsopvolger van deze stichting.
  • bij oud-bestuurders en/of medewerkers.

Op de website van Fiom vindt u een lijst van moederhuizen. Bij elk tehuis staat wat er van het archief van het tehuis bewaard is en waar deze gegevens te vinden zijn. Ook de belangenorganisatie Verleden in Zicht werkt aan een zoekwijzer over tehuizen.

Op de geboorteakte

Op de geboorteakte staat in de meeste gevallen de naam van de biologische moeder van de geborene en soms ook de naam van de vader. Een geboorteakte vraagt u op bij de afdeling Burgerzaken van uw geboorteplaats of van de gemeente waar uw geboorteplaats onder valt. Vraag om een kopie, foto of scan van uw geboorteakte, dus mét de meldingen in de kantlijn. In de kantlijn van de geboorteakte staat namelijk vaak informatie over de adoptie, zoals de adoptiedatum en de namen van de adoptieouders.

Er zijn verschillende soorten dossiers die informatie bevatten over afstandsmoeders, afstandskinderen, geadopteerden en adoptieouders. Hieronder vindt u een overzicht.
 

Een afstandsdossier bevat informatie over de periode dat de afstandsmoeder zwanger was, maar ook over de periode na de bevalling, waarin zij een kind afstond (ter adoptie). In het afstandsdossier zit informatie over de gevolgde procedure, de omstandigheden waarin de afstandsmoeder verkeerde en haar overwegingen om afstand te doen. Soms bevat het afstandsdossier ook informatie over de eerste levensmaanden van het kind.

Wie stelde een afstandsdossier samen?

Het afstandsdossier werd samengesteld door de instantie die de moeder begeleidde bij de afstand. Dit kon een medewerker zijn van Fiom of van de Raad voor de Kinderbescherming, maar ook een medewerker van het tehuis waar de moeder verbleef. Omdat de meeste stukken in het afstandsdossier geschreven zijn vanuit het gezichtspunt van de hulpverlener, herkent de afstandsmoeder zich niet altijd in het dossier.

Voogdijdossiers worden samengesteld op het moment dat een rechtbank besluiten moet nemen over de voogdij over een kind. Dit is bijvoorbeeld het geval na echtscheiding, na het overlijden van een ouder of als een kind thuis niet veilig kan opgroeien. Ook als een kind wordt afgestaan moeten er beslissingen genomen worden over de voogdij. Zo worden de meeste afstandskinderen na de geboorte door de rechter toevertrouwd aan de Raad voor de Kinderbescherming. Soms wijst de rechtbank de voogdij over een afstandskind voor korte of langere tijd toe aan een voogdijinstelling. Ook besluit de rechtbank over het ontheffen van de moeder van het gezag.

Wat voor informatie zit er in een voogdijdossier?

Om de juiste voogdijbeslissing te kunnen nemen heeft een rechtbank informatie nodig over de situatie van het kind en de ouder(s). Denk bijvoorbeeld aan rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, rapporten van tehuizen of psychologische rapporten. Deze informatie kan bewaard zijn in het voogdijdossier. Het is ook mogelijk dat een voogdijdossier alleen bestaat uit de beslissingen van de rechtbank over de voogdij. Wat er precies in een voogdijdossier zit hangt af van de rechtbank die het dossier heeft samengesteld en de periode waarin het dossier is samengesteld.  

Een adoptiedossier bestaat uit documenten die zijn opgesteld door organisaties die betrokken waren bij een adoptieproces. Een adoptieproces is het proces dat aspirant-adoptieouders doorliepen voor de adoptie. Tijdens dit proces werd vaak ook veel informatie over de geadopteerde vastgelegd. 

Meerdere adoptiedossiers over één adoptie

Bij een adoptie waren vaak meerdere organisaties betrokken, zoals de Raad voor de Kinderbescherming, de Centrale Adoptieraad (tot 1974) en de rechtbank. Al deze organisaties moesten informatie over het adoptieproces vastleggen. Met deze informatie werden dossiers samengesteld: de adoptiedossiers. Omdat elke organisatie eigen adoptiedossiers samenstelde zijn er vaak meerdere dossiers over één adoptie. Deze adoptiedossiers liggen bij de verschillende betrokken organisaties (of bij een archiefinstelling).

Overlappende informatie in adoptiedossiers

In een adoptiedossier zitten documenten van de organisatie die het adoptiedossier heeft samengesteld. Maar dat niet alleen. Er zitten vaak óók kopieën in van documenten, die door andere betrokken organisaties zijn opgesteld. In de verschillende adoptiedossiers zult u daarom deels dezelfde documenten vinden.

Vrouwen, die vanaf de jaren vijftig tot in de jaren zeventig ongehuwd zwanger werden, verbleven vaak enige tijd in een tehuis voor ongehuwde moeders. Deze tehuizen werden toen ook wel doorgangshuizen genoemd. De moeders bevielen van hun kinderen in dit tehuis of in het ziekenhuis. Na de geboorte bleef het kind in het tehuis waar het geboren was, of in een kindertehuis, totdat er een aspirant-adoptiegezin gevonden was. Er zijn ook kinderen die nooit geadopteerd zijn. Zij brachten hun jeugd door in kindertehuizen of in pleeggezinnen.

In de tehuizen werden gegevens bijgehouden over de moeders én de kinderen. Het kan gaan om dossiers, maar ook om aantekeningen in schriften of op kaartjes. Slechts een beperkt deel van deze administratie is bewaard.

Om te weten waar u als afstandsmoeder, afstandskind of geadopteerde informatie kunt vinden, is het belangrijk om de instellingen te kennen die betrokken waren bij het proces van afstand en eventuele adoptie. Hieronder leggen we uit hoe dit proces meestal verliep.

Fase van afstand

  • De (meestal ongehuwde) zwangere vrouw komt rechtstreeks of bijvoorbeeld via de huisarts of haar ouders, terecht bij een instantie voor ongehuwde moederzorg, zoals een lokaal of regionaal Bureau voor Ongehuwde Moederzorg of een afdeling van Fiom.
  • De zwangere vrouw wordt al dan niet opgenomen in een tehuis voor ongehuwde moeders. Het is ook mogelijk dat ze tot de bevalling thuis blijft wonen of dat ze naar een gastgezin of familie gaat.
  • De zwangere vrouw wordt begeleid bij het proces van afstand en adoptie door Fiom of een andere instelling voor ongehuwde moederzorg, door een medewerker van het tehuis waar ze verblijft of door de Raad voor de Kinderbescherming.
  • Als de zwangere vrouw, al dan niet onder druk, aangeeft afstand te willen doen van het kind, meldt de begeleidende instantie dit bij de regionale Raad voor de Kinderbescherming.
  • Na de geboorte van het kind wordt er een verzoek ingediend bij de rechtbank om het kind toe te vertrouwen aan de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank moet de voorlopige toevertrouwing binnen 14 dagen goedkeuren en bekrachtigen.
  • Als het kind wordt toevertrouwd aan de Raad, dan wordt het ouderlijk gezag van de moeder tijdelijk geschorst.
  • Soms wijst de rechtbank de voogdij over het kind voor korte tijd toe aan een voogdijinstelling. In sommige arrondissementen is dit een standaardprocedure en regelt die voogdijinstelling ook de eventuele plaatsing in het pleeggezin.
  • De afstandsmoeder krijgt een wettelijke bedenktijd van 3 maanden, waarin ze in theorie nog van het afstandsbesluit kan afzien. Als de afstandsmoeder minderjarig is, hoeft ze het definitieve afstandsbesluit pas te nemen als ze meerderjarig wordt. Afstandsmoeders werden niet altijd geïnformeerd over deze mogelijkheden om terug te komen op het afstandsbesluit.
  • Na de bedenktijd van drie maanden (of als ze meerderjarig wordt) moet de afstandsmoeder (en indien van toepassing de afstandsvader) een afstandsverklaring ondertekenen.
  • Na het tekenen van de afstandsverklaring wordt er een verzoek ingediend bij de rechtbank om de afstandsmoeder te ontheffen van het gezag over haar kind (alleen als de afstandsmoeder meerderjarig is). 

De tussenfase van eventuele plaatsing in een (tijdelijk) pleeggezin

  • Gedurende de bedenktijdperiode verblijft het kind in het tehuis waar het geboren is, bij familie, in een andere instelling (kindertehuis) of bij een (tijdelijk) pleeggezin.
  • De Raad of de voogdijinstelling zoekt een pleeggezin voor het kind. Voor de plaatsing van een kind beneden de zes maanden in een pleeggezin moet de Raad altijd toestemming geven.
  • De Raad voert een geschiktheidsonderzoek uit naar het pleeggezin. Soms ook geeft de Raad de gemeentepolitie opdracht om onderzoek te doen naar de geschiktheid van een pleeggezin.
  • Het kind wordt al dan niet geplaatst in een (tijdelijk) pleeggezin. Er zijn ook veel afstandskinderen die niet in een pleeggezin terechtkomen en ook niet geadopteerd worden. Deze kinderen groeien op in tehuizen.
  • De gemeente krijgt een melding van de plaatsing van het kind in een pleeggezin in haar gemeente (in de praktijk wordt deze melding niet altijd gedaan).

De fase van eventuele adoptie

  • Als een kind een jaar in een pleeggezin woont, kunnen de pleegouders bij de rechtbank een adoptieverzoek indienen. De voorwaarden hiervoor zijn wel dat de afstandsmoeder meerderjarig is en dat ze instemt met de adoptie.
  • De Raad voor de Kinderbescherming stelt een gezinsonderzoek in naar het aspirant-adoptiegezin en stuurt een advies naar de Centrale Adoptieraad.
  • De Centrale Adoptieraad geeft (tot 1974) advies over de adoptie aan de rechtbank.
  • De afstandsmoeder, en indien bekend de afstandsvader, worden uitgenodigd voor de rechtszitting om mondeling in te stemmen met de adoptie. Zij hoeven echter niet te komen en kunnen ook schriftelijk instemmen met de adoptie.
  • Als de afstandsmoeder niet instemt met de adoptie, spreekt de rechter toch vaak de adoptie uit in het zogenaamde ‘belang van het kind’.
  • De adoptie-uitspraak wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de geboorteplaats van het kind. Deze inschrijving kan door de Raad voor de Kinderbescherming of door de adoptieouders gedaan worden. Na de inschrijving van de uitspraak is de adoptie officieel.  

Vóór het breed toegankelijk worden van de anticonceptiepil in 1975 en vóór de legalisering van abortus in 1984 kwamen ongewenste zwangerschappen vaker voor dan nu. Een vrouw die ongehuwd zwanger raakte hoefde op weinig sympathie van haar omgeving te rekenen. Zeker tot in de jaren zeventig werd seks buiten het huwelijk beschouwd als een zonde. Werd een vrouw ongehuwd zwanger, dan was zij een ‘gevallen vrouw’. Zwangerschap en moederschap hoorden binnen het huwelijk thuis. Ieder die van die norm afweek vormde een bedreiging voor de maatschappij. Ongehuwd moederschap werd zo gelijkgesteld aan andere ‘maatschappelijke problemen’, zoals prostitutie en alcoholisme.

Hulpverlening

Hulpverlening aan ongehuwde moeders was tot halverwege de jaren vijftig voornamelijk het terrein van de kerk. Kerkelijke organisaties richtten tehuizen op waar ongehuwde moeders tijdens en na hun zwangerschap konden verblijven. Hier leerden de moeders om voor hun kinderen te zorgen en om weer een plek in de maatschappij te vinden als ongehuwde moeder. Het idee was, zeker in rooms-katholieke kring, dat moeder en kind bij elkaar hoorden. Organisaties, zoals de ‘Nederlandse Federatie van Instellingen voor de Ongehuwde Moeder en haar Kind (de FIOM), opgericht in 1930, pleitten voor een verbetering van de positie van de ongehuwde moeder, zodat moeder en kind samen konden blijven.

Afstand via informele weg

Toch bleven moeder en kind in de praktijk lang niet altijd samen. De schande van het ongehuwd moederschap was destijds groot en de mogelijkheden om zelf voor het kind te zorgen beperkt. Kinderen van ongehuwde moeders werden regelmatig via de informele weg afgestaan aan kinderloze echtparen. Vaak na bemiddeling van een pastoor, een huisarts of familie. Ook werden baby’s te vondeling gelegd of aangeboden via advertenties.

Adoptiewet 1956

Omdat adoptie niet formeel geregeld was, bestond er altijd een kans dat de biologische moeder haar kind, na een informele afstand, terug zou eisen. De Adoptiewet van 1956 maakte een einde aan deze mogelijkheid. In de Adoptiewet werd vastgelegd dat door de adoptie een familierechterlijke band ontstond tussen de adoptieouders en de geadopteerde. De juridische banden met de biologische ouders werden hierbij volledig verbroken. De adoptieouders liepen dus geen ‘risico’ meer.

Toename adopties in de jaren zestig

In de jaren zestig werden steeds meer kinderen afgestaan ter adoptie. Allereerst bood de komst van de Adoptiewet natuurlijk een formele mogelijkheid voor adoptie. Daarnaast groeide in deze jaren de overtuiging dat een ongehuwde moeder niet in staat was om zelf haar kind groot te brengen. Deskundigen uit die tijd brachten het ongehuwd moederschap in verband met psychische stoornissen. De ongehuwde moeder zou door haar ‘labiliteit’ en andere stoornissen niet zelf voor haar kind kunnen zorgen.

Gezinsideaal

Ook het heersende huwelijks- en gezinsideaal (vader, moeder én kinderen), maakte het steeds moeilijker voor een ongehuwde moeder om haar kind te houden. Men raakte er meer en meer van overtuigd dat het beter was als een ongehuwde moeder haar kind afstond ter adoptie. Zo kreeg het kind de mogelijkheid om op te groeien in een gezin met een moeder én een vader. Dit gezinsideaal zorgde tegelijkertijd ook voor een stijgende vraag naar kinderen om te adopteren. Als een gehuwd koppel geen kinderen kon krijgen, was het gezin immers niet ‘af’ en het gezinsideaal niet bereikt.

Geen werkelijke keuze

Tot de invoering van de Bijstandswet in 1965 was het voor een ongehuwde moeder ook in materiële zin erg moeilijk om voor haar kind te zorgen. Zonder inkomen kon zij niet in haar levensonderhoud en dat van haar kind voorzien. In theorie waren er na de invoering van de Bijstandswet in 1965 wel mogelijkheden voor ongehuwde moeders om zelf voor hun kind te zorgen. In de praktijk was de druk van de heersende maatschappelijke norm, dat een ongehuwde moeder haar kind beter kon afstaan, zo groot, dat er nauwelijks een werkelijke keuze was. Vaak kon een alleenstaande moeder alleen met steun van familie haar kind zelf verzorgen en opvoeden.

Psychische gevolgen

Voor de psychische gevolgen van afstand voor moeder en kind was in deze tijd nog geen aandacht. De hulpverlening was er voornamelijk op gericht de pijn voor de afstandsmoeder ‘zo kort mogelijk te maken’. Zij moest zo min mogelijk geconfronteerd worden met haar kind, om het ‘gebeuren’ zo snel mogelijk te vergeten. Dit hield bijvoorbeeld in dat de moeder haar kind na de bevalling niet te zien kreeg. Destijds werd gedacht dat dit het afstand doen voor de moeder makkelijker zou maken. 

Daling binnenlandse adopties

Vanaf het midden van de jaren zeventig begint het aantal binnenlandse adopties af te nemen. Anticonceptiemiddelen, zoals de pil, worden vanaf 1969 steeds beter toegankelijk, waardoor het aantal ongewenste zwangerschappen afneemt. Ook zien we in de loop van de jaren zeventig een verschuiving in de ideeën over seksualiteit en over het gezin. Langzaam maar zeker verdwijnt de overtuiging dat seks buiten het huwelijk een zonde zou zijn. Hierdoor ontstaat ook een nieuwe kijk op het ongehuwde moederschap. De ongehuwde moeder krijgt een plaats binnen de maatschappij en daarmee mogelijkheden om haar kind zelf op te voeden. Als de abortuswet in 1984 wordt ingevoerd is het aantal binnenlandse adopties al tot een minimum gedaald. Vanaf het eind van de jaren tachtig blijft het aantal binnenlandse adopties in Nederland beperkt tot enkele tientallen per jaar.

Belangrijke termen en instellingen op het gebied van afstand en adoptie
Termen/instellingenUitleg
Afstandsmoeder (biologische moeder, geboortemoeder, moeder op afstand)Een moeder die een kind (of meer kinderen) heeft afgestaan (ter adoptie). Vaak hebben deze moeders grote druk ervaren vanuit hun omgeving om hun kind (of meer kinderen) af te staan.
Afstandsvader (biologische vader, verwekker, geboortevader)Een vader die (al dan niet bewust) een kind (of meer kinderen) heeft afgestaan (ter adoptie).
Afstandskind (afgestane)Een persoon, die als kind, door zijn of haar biologische ouder(s) is afgestaan (ter adoptie). Vaak hebben deze ouder(s) grote druk ervaren vanuit hun omgeving om hun kind (of meer kinderen) af te staan.
Geadopteerde (adoptiekind)Een persoon die, in de meeste gevallen, als kind is geadopteerd. De adoptie van meerderjarigen was slechts tijdelijk mogelijk als uitzondering op de Adoptiewet.
Adoptieouders (adoptiefouders)Echtpaar dat een kind heeft geadopteerd. Om een kind te kunnen adopteren, moesten de adoptieouders eerst een bepaalde periode voor het kind gezorgd hebben. Gedurende deze periode waren de adoptieouders pleegouders van het kind. 
AdoptiewetDe adoptiewet van 1956 maakte adoptie in Nederland wettelijk mogelijk. In de Adoptiewet was vastgelegd dat de adoptieouders de juridische ouders van de geadopteerde werden. De familierechterlijke band met de biologische ouders werd volledig verbroken. Vóór 1956 werden kinderen van ongehuwde moeders regelmatig via de informele weg afgestaan aan kinderloze echtparen. Vaak na bemiddeling van een pastoor, een huisarts of familie. Ook werden baby’s te vondeling gelegd of aangeboden via advertenties.
Pleegouders (aspirant-adoptieouders)

Een echtpaar dat de zorg op zich neemt voor een kind (pleegkind), waarover zij niet het gezag hebben. Het kind staat onder het ouderlijk gezag of onder het gezag van een derde (bijvoorbeeld een voogd). Pleegouders kunnen aspirant-adoptieouders zijn als ze de intentie hebben om hun pleegkind te adopteren.

Belangrijk: Alle adoptieouders zijn eerst pleegouders geweest. Een formele adoptie was pas mogelijk, nadat de aspirant-adoptieouders een bepaalde periode voor het te adopteren kind hadden gezorgd.

PleegkindEen kind dat niet door zijn of haar biologische ouders wordt verzorgd en opgevoed, maar door pleegouders. Een pleegkind staat onder ouderlijk gezag of onder het gezag van een derde en/of een voogd. Alle geadopteerden zijn een bepaalde periode pleegkind geweest. Een formele adoptie was pas mogelijk, nadat de aspirant-adoptieouders een bepaalde periode voor het te adopteren kind hadden gezorgd. De geadopteerde was gedurende deze periode pleegkind. 
StiefouderEen persoon die binnen een relatie mede de zorg op zich neemt van de kinderen van zijn of haar partner. Deze kinderen zijn niet de biologische kinderen van de stiefouder. 
VoogdijregisterkaartEen registratiekaart, waarop de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot de voogdij over een minderjarige genoteerd worden. Op de kaart staan de gegevens van de minderjarige, de voogdijbeslissingen, de rechtbanken die de beslissingen hebben genomen en de data van de uitspraken.
VoogdijVoogdij is gezag dat wordt uitgeoefend over een minderjarige door een ander dan de ouders.
Centrale Adoptieraad (1956-1973)De Centrale Adoptieraad (CAR) adviseerde de rechtbank over adoptieverzoeken. Het advies van de Centrale Adoptieraad was gebaseerd op het adoptieonderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.
Centrale Adoptiedocumentatie (1974-1999):Vanaf 1974 (na de opheffing van de Centrale Adoptieraad) registreerde en bewaarde de afdeling Juridische Zaken van het ministerie van Justitie de adoptieverzoeken en uitspraken over adoptie in de Centrale Adoptiedocumentatie. Het doel hiervan was om geadopteerden later de mogelijkheid te geven deze documenten te bekijken.
Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders (Nu: Fiom, voorheen: de FIOM)De FIOM (opgericht in 1930) hield zich bezig met de begeleiding van ongehuwde moeders, onder andere bij het proces van afstand en adoptie.
Raad voor de KinderbeschermingTussen 1956 en 1996 waren er 19 regionale raden. Zij fuseerden in 1996 in de Raad voor de Kinderbescherming. De regionale raden gaven toestemming voor de plaatsing van kinderen jonger dan zes maanden in een (aspirant) adoptiegezin. Ook hielden de raden zich bezig met de selectie en begeleiding van pleegouders, het uitvoeren van onderzoek naar adoptieouders en het adviseren van de rechtbank bij een adoptieverzoek. Daarnaast waren ze verantwoordelijk voor het ontheffen van een moeder uit het ouderlijke gezag. Soms begeleidden ze moeders bij het afstandsproces.
RechtbankenRechtbanken deden uitspraak in voogdij- en adoptiezaken.

Belangenorganisaties

Hulp- en overheidsorganisaties

  • Fiom: Fiom is het expertisecentrum op het gebied van ongewenste zwangerschap, verwantschapsvragen en adoptie.
  • Raad voor de Kinderbescherming: De Raad voor de Kinderbescherming geeft o.a. advies bij adoptie en pleegzorg.

Websites met historische context

  • Canon Sociaal Werk: De Canon Sociaal Werk biedt informatie over de geschiedenis van het sociaal werk (waaronder vrouwenopvang) in Nederland en Vlaanderen
  • Digibron: Digibron ontsluit christelijke bronnen, waaronder bronnen over tehuizen 

Literatuur