Een Italiaan in Rotterdam Alexander

06-1956, Rotterdam Alexander

Citronella, vijgen, abrikozen, maggiplant, munt, basilicum, oregano. Het zijn maar een paar plantensoorten die groeien in de prachtige – Sardijnse tuin van Luigi Pitzalis.

Story Archive

Luigi komt in juni 1956 naar Nederland. Hij begint bij de Staatsmijnen in Limburg, maar zal tot zijn pensioen buschauffeur zijn bij de RET in Rotterdam. En daar woont hij nog steeds.

 

Luigi wordt geboren op 16 september 1937 geboren in Cagliari op Sardinië. In juni 1956 vertrekt hij naar Brunssum om daar in de Staatsmijnen Hendrik te gaan werken. Dat doet hij twee jaar. Daarna gaat hij naar België, omdat hij hoort dat de mijnen in Nederland dichtgaan. En hij wil niet naar Italië terug, want dan moet hij in militaire dienst. Hij werkt 3,5 jaar in de mijnen. In 1961 komt hij naar Rotterdam – na 1,5 maand in de Hoogovens te hebben gewerkt. Daar heeft hij de boel flink op stelten gezet, zo zegt hij zelf.

 

Hij ging in Rotterdam werken bij het Gemeente Energie Bedrijf (GEB). Daar heeft hij zes jaar gewerkt. Toen de fabriek ging sluiten, wilde hij tankwagen chauffeur worden. Hij werd overgeplaatst maar had het niet naar zijn zin. Hij ging naar Bureau Werving. Hij ging bij de RET aan de slag als buschauffeur aan de slag. Dat heeft hij 35 jaar gedaan, tot aan zijn pensioen. Al 38 jaar woont Luigi in de wijk Rotterdam Alexander.

 

Als iemand aan Luigi vraagt, voel je je Nederlander, dan vraagt hij:’Wat voor Nederlander? Een Zeeuw? Een Limburger? Een Fries?’ Ook al woont hij al bijna vijftig jaar in Nederland, als hij al die verschillende Nederlanders met elkaar vergelijkt, dan kun je niet spreken van ‘de Nederlander’.

Dat heeft hij wel gemerkt toen hij van (Belgisch) Limburg naar Rotterdam verhuisde. Aan Rotterdam moest Luigi veel meer wennen dan aan Limburg. Hij voelt zich sneller thuis. Daar was het leven wat gemoedelijker, vrolijker. In de stad lopen mensen met sombere gezichten. Als buschauffeur weet hij dat mensen altijd haast hebben en dat men vindt dat de bussen op tijd moeten rijden. Ook al komt de volgende bus al over 3 minuten. In Limburg maken mensen zich daarom niet druk.

 

Toen hij in Rotterdam Alexander kwam wonen, was hij ook de enige buitenlander. In de polder, want dat was het toen nog. Ze noemden het de ‘hongerpolder’, omdat de huur zo hoog was, dat er bijna geen geld meer was voor eten. Nu is de samenstelling van de buurt veel diverser: Marokkanen, Turken en andere nationaliteiten. In de jaren zestig was je als buitenlander echt een attractie: de kleding was strakker, getailleerd en op maat gemaakt. Bovendien droegen Italianen een paraplu tegen de regen. In tegenstelling tot de Nederlanders, wie het niet kon schelen dat ze nat werden.

 

Luigi is altijd heel actief geweest in en voor de Italiaanse gemeenschap. Hij organiseerde er feestjes, vulde formulieren in zodat Italiaanse kinderen naar kinderkamp op Sardinië konden. Hij begeleidde de kinderen naar Schiphol waar de papieren werden gecontroleerd. Het kwam voor dat niet alles klopte. Hij moest dan garant staan voor de goede papieren. Die zouden dan worden opgestuurd naar Sardinië. Want de kinderen niet laten gaan, dat zou een heel grote teleurstelling zijn.

 

Luigi heeft er geen spijt van dat hij naar Nederland is gekomen. Hij heeft een gelukkige relatie, heeft drie volwassenen kinderen die allemaal goed terechtgekomen zijn. Dat er nu ook een ‘Haagse Pitzalis’ (een van zijn zoons woont in Den Haag) bestaat, vindt hij toch eigenlijk wel heel bijzonder. Je weet ook niet hoe het anders gelopen zou zijn, als je in Italië zou zijn gebleven. In Italië word je toch als buitenlander gezien, want de taal ontwikkelt zich ook en de geëmigreerde Italianen missen die taalontwikkeling, aldus Luigi. Zowel in Nederland als in Italië een buitenlander. Maar met al die mooie planten en kruiden in zijn mooie, grote tuin, is Luigi toch vooral een Italiaan in Rotterdam Alexander.