Terug naar zoekresultaten

2.05.13 Inventaris van het archief van het Nederlandse Gezantschap in de Verenigde Staten van Amerika, 1814-1940 (1946)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.05.13
Inventaris van het archief van het Nederlandse Gezantschap in de Verenigde Staten van Amerika, 1814-1940 (1946)

Auteur

J.C. Beth, A.M. van Loo, R. Kramer, A.C. van der Zwan

Versie

04-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1991 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Gezantschap Verenigde Staten / Legatie Washington
Gezantschap V.S., 1814-1940

Periodisering

archiefvorming: 1814-1940
oudste stuk - jongste stuk: 1814-1946

Archiefbloknummer

Z21029

Omvang

; 1240 inventarisnummer(s) 25,80 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Gezantschap in de Verenigde Staten van Amerika Consulaat Baltimore

Samenvatting van de inhoud van het archief

De Inventaris bestaat uit drie archiefblokken van het Gezantschap in de Verenigde Staten van Amerika. Veel series ingekomen en minuten van uitgaande brieven. Ook een aantal stukken betreffende bijzondere onderwerpen, en politieke en economische zaken. Daarnaast o.a. stukken inzake de regeling van geschillen; en inzake het consulaat en het personeel; protocollaire aangelegenheden; staatkundige en militaire zaken; financiële en monetaire zaken; en de behartiging van de belangen van Nederlanders, Luxemburgers en Duitsers. Tevens zijn twee inventarisnummers gereserveerd voor bescheiden afkomstig van het Nederlands consulaat te Baltimore.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis en organisatie.
"Dat een bequaam en gequalificeert persoon met het karakter van minister plenipotentiaris hoe eerder so beter na America worde afgesonde".
Woorden gesproken in de vergadering van de Staten-Generaal ( Archief Staten-Generaal inventaris nr. 3840, folio 37 ) , kort nadat in 1782 het eerste verdrag van vriendschap en handel tussen de Verenigde Staten en de Republiek was gesloten. In 1783 werd het Nederlandse gezantschap in de Verenigde Staten opgericht en P.J. van Berckel als minister plenipotentiaris uitgezonden. In 1802 werd het gezantschap opgeheven, nadat het jaar daarvoor de Amerikaanse regering haar vertegenwoordiger had teruggeroepen ( Westermann, The Netherlands and the United States, blz. 17 ) .
In 1814 werd F.D. Changuion, als gezant naar Amerika gezonden om de relatie tussen het Amerikaanse gouvernement en de Nederlandse regering te herstellen. Zijn missie werd geen succes, mede omdat de Secretary of State [minister van Buitenlandse Zaken], J. Monroe, zich niet meer gebonden achtte aan het oude verdrag van 1782. Overigens werd dit verdrag in de jaren 1815 tot 1820 nog nageleefd, hoewel zich in de praktijk geen gevallen voordeden, die de kracht ervan op de proef stelden.
De eerste kwestie die Changuion te behandelen kreeg was die van de vordering die Amerikaanse zakenlieden op de Nederlandse regering meenden te hebben, tengevolge van het inbeslagnemen van hun goederen in Nederland in de jaren 1807-1813, Amerika hield de Nederlandse regering verantwoordelijk voor alles wat had plaats gehad gedurende deze periode. De zaak sleepte zich voort tot 1820, toen er tussen het Franse en het Amerikaanse gouvernement een schadevergoedingsregeling tot stand kwam.
Een tweede belangrijke kwestie was het sluiten van een nieuw handelstractaat. De onderhandelingen hierover vorderden echter niet, mede door een in 1817 ontbrande tarievenoorlog, waarin Nederland uiteindelijk de overwinning behaalde doordat in het volgende jaar de wederzijdse invoerrechten en tonnagegelden op hetzelfde niveau kwamen ( Hoekstra, Thirty seven years, blz. 142 ) . In 1822 vaardigde Nederland een nieuwe tariefwet uit met voorrechten voor de Nederlandse handelsvloot.
In 1815 en volgende jaren werden een aantal consulaten en vice-consulaten opgericht onder meer te: Baltimore, Boston, Philadelphia en New Orleans. Te New York werd een consul-generaal gestationeerd, die we soms tijdens afwezigheid van de gezant diens functie zien waarnemen, zoals P.G. Leichleitner in 1818. De consuls ressorteren onder het gezantschap en konden alleen via de gezant met de Amerikaanse regering in kontakt treden.
Van 1815 tot 1818 was J.W. ten Cate ( Zie bijlage I, lijst van gezanten ) zaakgelastigde bij de Nederlandse legatie, na eerst secretaris te zijn geweest onder Changuion. In 1818 was P.G. Leichleitner tijdelijk zaakgelastigde tot A. burggraaf de Quabeck als zaakgelastigde werd aangesteld [1818-1822]. Zijn opvolger zou J.D.B.A. baron van Heeckeren van Enghuyzen zijn, maar deze werd plotseling naar Rusland uitgezonden en de plaats te Washington bleef tot onbezet. Ook tijdens de ambtsperiode van C.D.E.J. Bangeman Huygens [1825-1833], aan wie weer de titel van gezant werd toegekend, kwam een nieuw handelstractaat niet tot stand. In een geheime instructie werd hem opgedragen om mede over de in opstand gekomen Spaanse koloniën te rapporteren ( Archief Buitenlandse Zaken, inv. nr. 1743, 19 april 1825 nr. 73a en 73 b ) . In deze periode bleek dat de Amerikaanse regering de buitenlandse politiek van Nederland voldoende onafhankelijk van Engeland beschouwde, want in het geschil tussen Engeland en de Verenigde Staten [grensverloop tussen New Brunswick en Maine] werd Koning Willem I als arbiter aangezocht. De koning deed een compromisvoorstel waarmee Engeland zich akkoord verklaarde, maar de staat Maine niet ( Van der Meiden, Brieven van Bangeman Huygens, blz. 27 en 44 ) . Het grensverschil werd pas in 1842 opgelost, op een wijze die sterk overeenkwam met hetgeen de Nederlandse vorst had voorgesteld. Onder Bangeman Huygens opvolger E.M.A. Martini, zaakgelastigde van 1833-1842, kwam in 1839 eindelijk een tractaat tot stand, waarbij de partijen aan elkaars schepen in de directe vaart dezelfde behandeling als aan de nationale schepen waarborgden. In 1842 rezen er moeilijkheden omdat werd bepaald dat alleen de invoer in de Verenigde Staten hetzij direct uit het land van produktie, hetzij op Amerikaanse schepen vrij zou zijn. Dit was nadelig voor de Nederlandse havens. Hier werd het protectionisme van de Amerikaanse politiek duidelijk ( Kloos, Handelspolitieke betrekking, blz. 39 ) .
Er kwam echter een nieuwe tariefwet in 1846, tijdens het optreden van Mr. F.M.W. baron Testa, zaakgelastigde van 1845-1854, waarbij alle specifieke rechten in de Verenigde Staten werden afgeschaft en de goederen in klassen ingedeeld.
De jaren vijftig brengen meer toenadering door de opkomende liberale idieeën: zo werd in 1852 een additionele overeenkomst bij die van 1839 gesloten, waarin de gelijke behandeling van schepen zich zou uitstrekken tot de Nederlandse koloniën en de indirecte vaart. Omgekeerd stond Nederland in 1855 toe dat Noord-Amerikaanse consuls krachtens een overeenkomst in de Nederlandse koloniën werden toegelaten. Ten tijde van de Amerikaanse burgeroorlog [1861-1865], herleefde het protectionisme. Zo werd in 1862 de "Monrill-Act", uitgevaardigd, een nieuwe tariefwet met hogere rechten.
Mr. T.M. Roest van Limburg, de Nederlandse gezant van 1857-1867, zag in 1859 ( Schulte Nordholt, brieven, blz. 210 ) het gevaar van een naderende burgeroorlog nog niet in. Nog tijdens de verkiezingen van Lincoln meende hij dat een burgeroorlog te vermijden was. In zijn idieeën over de opheffing van de slavernij deelde Roest het standpunt van de Zuidelijken. Van een directe volksdemocratie, waarvan Lincoln de belichaming was, moest deze liberaal niets hebben ( Schulte Nordholt, brieven, blz. 219 en 224 ) .
Pas in 1864 is het hem duidelijk geworden, dat het Zuiden aan het kortste eind zal trekken. Was haar vertegenwoordiger in de Verenigde Staten persoonlijk een sympathisant van het Zuiden, de Nederlandse regering zelf waakte in de jaren 1861 tot 1865 angstvallig over de handhaving van de neutraliteit.
Tijdens het gezantschap van Mr. B.O.T.H. Westenberg [1871-1874] verkeerden de diplomatieke betrekkingen korte tijd in een delikaat stadium na het uitbreken van de Atjeh-oorlog. Het streven van de Nederlandse regering elke buitenlandse interventie in Atjeh te voorkomen, vereiste van haar vertegenwoordiger te Washington de nodige manoeuvreerkunst om te vermijden, dat de visie van de Amerikaanse consul te Singapore, dat Nederland de Amerikanen uit Indië wilde weren, door het State Department zou worden overgenomen.
Minister-resident Jhr. Von Pestel [1874-1882] heeft een actieve rol gespeeld bij de oplossing van het al jaren slepende conflict tussen Nederland en Venezuela: in 1876 voerde hij oriënterende betrekkingen met zijn Venezolaanse ambtgenoot Dalla Costa. De Verenigde Staten waren in deze kwestie een zeer belangstellend toeschouwer; tot een bemiddeling door de V.S. of enig ander land was de Nederlandse regering echter niet genegen ( Woltring, Buitenlandse politiek 1874-1880, blz. XIV ) .
In de jaren 1870 is voorts onderhandeld over een surtaxe van 10% ad valorem, geheven van goederen afkomstig uit landen ten Oosten van de Kaap de Goede Hoop, maar ingevoerd in de Verenigde Staten door landen ten Westen van de Kaap. Deze tariefwet was vooral nadelig voor invoer van koffie en thee uit Nederlands-Indië. De Nederlandse schepen een uitzondering zou worden gemaakt, daarbij verwijzend naar het handelsverdrag van 1852 en de liberale Nederlandse tariefwet van 1872. Pas in 1882 zou het komen tot afschaffing van deze 10% surtaxe.
In 1878 werd tussen beide staten een verdrag gesloten, waarbij de wederzijdse rechten en plichten van consuls werden vastgelegd.
Lijst van Gezanten
  • 1814-1815 F.D. Changuion. Buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister.
  • 1815-1818 W. ten Cate. Zaakgelastigde.
  • 1818 P.G. Leichleitner. Tijdelijk zaakgelastigde.
  • 1818-1822 A. burggraaf de Quabeck. Zaakgelastigde.
  • 1823-1824 Vacature.
  • 1825-1833 C.D.E.J. Bangeman Huygens. Buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister.
  • 1833-1842 Jhr. E.M.A. Martini. Zaakgelastigde.
  • 1842-1845 Jhr. J.C. Gevers. Zaakgelastigde.
  • 1845-1854 Mr. F.M.W. Baron Testa. Zaakgelastigde.
  • 1854-1856 Jhr. J.C. Gevers. Buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister.
  • 1856-1857 Mr. H.C. du Bois. Minister Resident.
  • 1857-1867 Mr. T.M. Roest van Limburg. Minister Resident.
  • 1867-1871 J.A. Mazel. Minister Resident ad interim.
  • 1872-1874 Mr. B.O.T.H. Westenberg. Minister Resident.
  • 1874-1881 Jhr. Mr. R.A.A.E. von Pestel. Minister Resident.
Gezanten vanaf 1910
Tussen 1910 en 1940 werd de Nederlandse regering van de Verenigde Staten vertegenwoordigd door de volgende gezanten:
  • Jonkheer J. Loudon, benoemd 17 april 1908, tevens geaccrediteerd bij de regering van Mexico.
  • W.L.F.C. ridder van Rappard, benoemd 24 oktober 1913, tevens geaccrediteerd bij de regeringen van Mexico, Cuba en Panama.
  • J.T. Cremer, benoemd 17 oktober 1918, tevens geaccrediteerd bij de regeringen van Mexico, Cuba en Panama.
  • J.C.A. Everwijn, benoemd 6 juli 1921, tevens geaccrediteerd bij de regering van Cuba.
  • Jonkheer A.C.D. de Graeff, benoemd 16 november 1922, tevens geaccrediteerd bij de regering van Cuba.
  • J.H. van Rooijen, benoemd 29 september 1926, tevens geaccrediteerd bij de regering van Cuba.
  • Jonkheer H.M. van Haersma de With, benoemd 3 november 1933, tevens geaccrediteerd bij de regering van Cuba.
  • A. Loudon, benoemd in 1938, tevens geaccrediteerd bij de regering van Cuba.
Het gezantschap leidde een omvangrijke consulaire dienst die behalve in de Verenigde Staten, Mexico, Cuba en Panama ook in andere Middenamerikaanse en Caraïbische staten gevestigd was.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van de Nederlandse legatie in de Verenigde Staten na 1814 is in twee gedeelten van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar het Algemeen Rijksarchief overgebracht en wel in 1912 [over de periode 1814-1830] en 1922 [1831-1910]. In 1987 werd een vervolg-blok van het Gezantschapsarchief overgedragen door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Archiefblok 1814-1881
Vernietiging: buiten deze herinventarisatie is gehouden de serie minuten van aan het ministerie van Buitenlandse Zaken te 's-Gravenhage verzonden missives [1825-1881]. Deze categorie bescheiden zal voor vernietiging worden voorgedragen. [zie bijlage II].
Archiefblok [1816] 1882-1910 [1913].
Zowel bij de bewerking in 1970 als bij de recente bewerking is een gedeelte van het archief voor vernietiging afgezonderd, in totaal 2.1 m'. De omvang van het archief bedraagt na bewerking 6.2 m'.
Archiefblok [1902] 1910-1940 [1946]
Vernietiging van archiefbescheiden vond reeds op de post plaats. De aanvullende vernietiging tijdens de inventarisatie bleef daarom beperkt tot twee meter bescheiden. Een verklaring van vernietiging is als bijlage bij de inventaris opgenomen. De omvang van het geïnventariseerde archief is 14 meter.
Verantwoording van de bewerking
Voorwoord
De hierna volgende voorlopige inventaris is het resultaat van de bundeling van deeltoegangen. Op basis van overdrachten in 1912 en 1922 bewerkte mw. A.M. van Loo het archiefgedeelte 1814-1881. Deze afzonderlijke inventaris, uit 1972, kreeg het codenummer 2.05.13.
Het bij diezelfde overdrachten overgekomen materiaal uit globaal het tijdvak 1882-1910 bewerkte zij ook gedeeltelijk, maar bij haar vertrek stagneerde deze vervolg-bewerking.
Het door haar "afgehandelde" materiaal besloeg, aansluitend aan de nummering in toegang 2.05.13, de nummers 168-225. De lijst van beschrijvingen verdween in een bureaulade. Het materiaal dat mw. Van Loo niet meer afwerkte, telde ± 750 voorlopige beschrijvingen, die ook in de vergetelheid raakten.
In 1987 werd vervolgens een vervolg-blok van het Gezantschapsarchief overgedragen door het ministerie van Buitenlandse Zaken, waarbij in de nummering aansluiting werd gezocht aan de reeds overgedragen blokken. Naar de toen bekende stand van zaken startte de nummering van dit blok bij 226. Deze toegang kreeg codenummer 2.05.39.
Pas later werd ontdekt, dat een belangrijk deel van de periode 1882-1910 nog niet ontsloten was, en dus ook niet opgenomen in de nummerreeks. Dit gebrek werd in 1990/91 hersteld.
Vervolgens zijn de drie deeltoegangen verzameld tot de hierna volgende bundel. Daarbij is een enigszins grillige nummering ontstaan. Voor de juiste hervinding van beschrijvingen is daarom als bijlage achteraan deze band een index op inventarisnummers opgenomen.
Het archiefblok 1814-1881
In de Verslagen Omtrent 's-Rijks Oude Archieven, 1918, deel I, p. 431, e.v. is het resultaat gepubliceerd van een eerste inventarisatie van het archief lopend over de periode 1814-1830. Van het archief over de periode 1831-1910 was een getypte inventaris voorhanden. Deze oude inventarissen handhaafden voorzover betreft de periode 1814-1882 in grote lijnen de oude orde met alle daaraan verbonden inconsequenties in de systematiek.
Naast een aantal apart gehouden dossiers bestond het legatiearchief uit een aantal series ingekomen en minuten van uitgaande brieven, die in sommige jaren waren uitgesplitst naar bepaalde correspondenten, maar in andere jaren ongesplitst in één grote [en matig toegankelijke] serie algemeen waren opgeborgen. Bij de herinventarisatie werd er naar gestreefd de uitsplitsing naar bepaalde groepen correspondenten over de gehele periode 1814-1881 zo consequent mogelijk door te voeren. De chronologische orde werd daarbij gehandhaafd met uitzondering van de serie briefwisseling met particuliere personen, die alfabetisch werd geordend.
Waar in de chronologische series briefwisseling bundels of omslagen met stukken betreffende een zelfde zaak werden aangetroffen, werden deze apart beschreven en in de inventaris ondergebracht bij de reeds bestaande dossiers. Voor de oude dossiers werd in vele gevallen een nieuwe beschrijving noodzakelijk geacht. Oude en nieuwe dossiers werden tenslotte onderverdeeld in een aantal rubrieken.
Het archief over de periode 1882-1910 bestond, naast een groot aantal apart gehouden dossiers, uit één doorlopende serie ingekomen en minuten van uitgaande brieven, waarbij in tegenstelling tot de vrij algemeen vóór 1882 gevolgde handelwijze, de minuten [met eventuele bijlagen] bij het ingekomen stuk was gevoegd. Bleven de aldus gevormde dossiertjes van bescheiden omvang, dan belandden ze meestal in de algemene serie, werden ze te omvangrijk of bestreken ze een langere periode, dan bleven ze meestal apart. In verband met de sterk uiteenlopende systematiek van het archief vóór en na 1882 is dit jaar als voorlopig eindpunt gekozen van de inventarisatie.
Het archiefblok [1816] 1882-1910 [1913].
In 1970 is door mevrouw A.M. van Loo begonnen met een herinventarisatie van het gedeelte 1882-1910 van het archief. Oorspronkelijk was het archief volgens het agendastelsel chronologisch geordend. Bij de bewerking werd het geheel omgezet in een op onderwerp beschreven en geordend archief. De bewerking is echter in 1972 gestagneerd door het vertrek van de inventarisator. Op dat moment bestond een lijst van 740 voorlopige beschrijvingen van een deel van het archief, terwijl op het resterende deel nog de oude toegang en nummering van toepassing was. Met deze deeltoegang is aan deze situatie een einde gekomen, al gaat het hier om een voorlopige oplossing. De aanwezige conceptinventaris op een deel van het bestand is omgewerkt, terwijl de oorspronkelijke beschrijvingen van het nog te bewerken gedeelte zijn toegevoegd. Tevens werd een nieuwe rubrieksindeling op het bestand ontworpen.
Het in 1970 opnieuw beschreven en geordende deel van het archief 1881-1910 is omgewerkt en opgenomen in rubriek 2.2, Stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen.
Het resterende, nog niet omgewerkte gedeelte, bevindt zich voor een gedeelte in rubriek 2.1, Stukken van algemene aard. Het betreft hier het chronologisch geordende archief over de periode 1905-1909. Daarnaast kwamen ook in het oorspronkelijk geordende archief nog op onderwerp geordende stukken voor. Voor zover deze stukken in 1970 niet zijn omgewerkt zijn de oorspronkelijke beschrijvingen in deze toegang op onderwerp in rubriek 2.2 opgenomen. Het niet omgewerkte gedeelte betreft de oorspronkelijke inventarisnummers 169-208.
De nummering in deze toegang bevat de inventarisnummers 168-225 en 1140-1235.
Het archiefblok [1902] 1910-1940 [1946]
Het archief van het Nederlandse gezantschap te Washington [1910-1940] vormt het vervolg op de archieven over de periode 1814-1910.
Het gezantschapsarchief werd in 1952 naar het departement te 's-Gravenhage gezonden. Rond 1960 volgden enige nazendingen. Voor de inventarisatie had het archief een omvang van 16 meter. Het archief is geordend volgens het dossierstelsel. De stukken werden geregistreerd in de agenda's en opgeborgen in dossiers. De gevormde dossiers werden ingedeeld volgens een alfabetisch rubriekenstelsel. In de agenda's wordt naar deze rubrieken verwezen. Bij de inventarisatie is besloten deze orde te handhaven en de rubrieken als paragrafen in de inventaris op te nemen. In 1944 werd op de post een sleutel op de voorkomende rubrieken en subrubrieken samengesteld. Deze sleutel is grotendeels toepasbaar op het archief over de periode 1910-1940 en is daarom als bijlage aan de inventaris toegevoegd. Uitdrukkelijk zij vermeld dat verschillende rubrieken elkaar gedeeltelijk overlappen. De sleutel is daarom geen waterdichte inhoudelijke toegang op het archief. Ten einde de agenda's als toegang bruikbaar te houden is een concordans van de rubrieksindelingen met de inventarisnummers opgenomen.
Onder het hoofdstuk "Gedeponeerde Archieven" zijn twee inventarisnummers gereserveerd voor bescheiden behorend tot het archief van het Nederlandse consulaat te Baltimore. Deze stukken werden tijdens de inventarisatie in het gezantschapsarchief aangetroffen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A). De beperking betreft bescheiden jonger dan 75 jaar. Ook voor publicatie is toestemming vereist.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Gezantschap Verenigde Staten / Legatie Washington, nummer toegang 2.05.13, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Gezantschap V.S., 1814-1940, 2.05.13, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties Hoekstra, P. Thirty-Seven Years of Holland-American Relations, 1803-1840. Grand Rapids, Paterson, 1916. Kloos, G.J. De handelspolitieke betrekkingen tusschen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika. Amsterdam, 1923. Meiden, G.W. van der De brieven van de Nederlandse gezant Bangeman Huygens uit Washington, 1825-1832. (doctoraalscriptie, typescript) Leiden, 1968. Santen, C.W. van Het internationale recht in Nederlands buitenlands beleid, 1840-1850. Leiden, 1955. Schulte Nordholt, J.W. De brieven van de Nederlandse gezant in de Verenigde Staten tijdens de burgeroorlog. In: Tijdschrift voor Geschiedenis, jaargang 72 (1959). Schulte Nordholt, J.W. De bevestiging van de Amerikaanse natie en haar Hollandse getuigen. In: Tijdschrift voor Geschiedenis, jaargang 76 (1963) Westermann, J.C. The Netherlands and the United States Their relations in the beginning of the nineteenth century, 's-Gravenhage, 1935 Woltring, J. Bescheiden betreffende de buitenlands politiek van Nederland 1848-1919. Tweede periode 1871-1898, eerste deel Rijks Geschiedkundige Publicatiën, grote serie, deel 107.

Archiefbestanddelen