Terug naar zoekresultaten

2.05.327 Inventaris van het archief van het Nederlandse Consulaat-Generaal te Parijs, 1922-1942

Voer een zoekterm in
1 / 1 gevonden
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.05.327
Inventaris van het archief van het Nederlandse Consulaat-Generaal te Parijs, 1922-1942

Auteur

CAS 1314

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2009 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nederlands Consulaat-Generaal te Parijs (Frankrijk)
Consulaat-Generaal Parijs

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1922-1942

Archiefbloknummer

Z246

Omvang

; 734 inventarisnummer(s) 4,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Naast de Nederlandse taal bevinden zich ook archiefbescheiden in hetin het archief.
Nederlands
Frans

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nederlands Consulaat-Generaal te Parijs

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Consulaat-Generaal in Parijs (1922-1942) bevat naast de correspondentie van het consulaat, de gebruikelijke archiefstukken betreffende organisatorische, personele, financiële en protocollaire kwesties. In relatie tot de toentertijd in Frankrijk verblijvende Nederlandse onderdanen bevat het archief veel stukken over juridische aangelegenheden, waaronder ook oorlogschadeclaims, naturalisaties, nalatenschappen en juridische bijstand zijn te rekenen. Als gevolg van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zijn er eveneens veel bescheiden opgenomen rond de mobilisatie, de evacuatie, repatriëring en de (financiële) hulpverlening van én aan de Nederlanders op Frans grondgebied.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Inleiding
In deze inventaris zijn de archiefbescheiden opgenomen van het Nederlands Consulaat-Generaal in Frankrijk te Parijs over de periode 1922 - 1942.
Organisatie van de Consulaire Dienst
( Bron: A. Kersten, Buitenlandse Zaken in ballingschap. Groei en verandering van een ministerie 1940 - 1945 (Alphen aan den Rijn 1981) 159-165. )
Tot 1945 bestonden er voor het in het buitenland werkzaam personeel van het departement van Buitenlandse Zaken drie diensten: de Diplomatieke Dienst, de Consulaire Dienst en de Tolkendienst.
Aan het hoofd van een consulaire post staat een consul of een consul-generaal, al of niet honorair.
In alle Europese hoofdsteden, met uitzondering van Athene en Bern, was voor het uitbreken van de oorlog in mei 1940 een Nederlands consulaat-generaal gevestigd. Van deze posten waren alleen Berlijn, Brussel, Londen en Parijs bezet door een bezoldigd consul-generaal. Deze laatsten traden met uitzondering van de consul-generaal in Londen op als hoofd van de handelsafdeling van het gezantschap.
Het district of ressort van een consulaire vertegenwoordiging wordt in overleg tussen de Nederlandse regering en het ontvangende land vastgesteld. Indien in een land waar Nederland een consulaire vertegenwoordiging had ook een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging was gevestigd was de consulaire post ondergeschikt aan die vertegenwoordiging.
Het ressort van een consulaat of consulaat-generaal kon worden onderverdeeld in een aantal ressorten ten behoeve van enkele kleine, meestal honoraire, (vice-)consulaten. Vooral in landen waar zich veel Nederlanders hebben gevestigd (Australië, Canada, Verenigde Staten) was dit het geval.
Consulaire taken
De taken waarvoor de consulaire vertegenwoordigingen stonden zijn in twee groepen te verdelen. Allereerst het uitvoeren van de Nederlandse wet in het buitenland en vervolgens het verzorgen van economische inlichting en voorlichting over mogelijkheden voor Nederlandse economische activiteiten ter plaatse. In de Consulaire Handleiding, die voor het laatst in 1926 geheel herzien was, kon de consulaire ambtenaar vinden hoe hij deze taken diende uit te voeren.
De bemoeienissen van de consulaten met de uitvoering van de Nederlandse wetten kan men in een aantal groepen verdelen. Allereerst de bevoegdheden inzake documenten aangaande individuele personen:
  • afgifte, visering en legalisering van paspoorten;
  • attestaties de vita;
  • bewijzen van onvermogen;
  • het opmaken van akten van de burgerlijke stand in landen waar deze niet behoorlijk was ingericht (dit uitsluitend met toestemming van de betreffende regering);
  • buitengerechtelijke handelingen als:
  • curatele
  • aanwijzen van voogden
  • scheiding van tafel en bed met instemming van beide echtgenoten.
Meer van uitvoerende aard was:
  • verlenen van onderstand aan Nederlanders die volgens de termen van de Armenwet daarop aanspraak konden maken;
  • verlenen van juridische bijstand aan landgenoten die in hechtenis waren genomen;
  • beheren van onbeheerde nalatenschappen van Nederlanders en het benoemen van bewindvoerders.
Naast de legalisering van officiële documenten kon men voor het opmaken van notariële akten eveneens een beroep op een consulaire ambtenaar doen, mits deze hiertoe bij Koninklijk Besluit gemachtigd was.
De consulaire vertegenwoordigingen hadden met betrekking tot de uitvoering van Nederlandse wetten bevoegdheden op het stuk van scheepvaartzaken, namelijk:
  • opnemen van scheepsverklaringen;
  • aftekenen van scheepsbrieven en van het scheepsjournaal;
  • aan- en afmonstering van schepelingen;
  • afgifte van 'gezondheidspassen' voor schepen;
  • het treffen van voorzieningen bij averij en schipbreuk.
Door de oorlogsomstandigheden kregen de consulaire posten een aantal nieuwe taken, die zij soms zelfstandig, soms onder algemene leiding van het gezantschap uitvoerden. Door een wijziging van de Wet op de Dienstplicht was het mogelijk geworden ook Nederlandse onderdanen buiten Nederland onder de wapenen te roepen. De rekrutering geschiedde volgens richtlijnen van de minister van Defensie (later die van Oorlog en Marine) door de hoofden van diplomatieke en consulaire posten. Oproeping, keuring, verlenen van uitstel of onbepaald klein verlof gebeurde onder verantwoordelijkheid van de betrokken ambtenaar (vanaf juli 1942 besliste de minister van Oorlog over het verlenen van onbepaald klein verlof op advies van de gezant of consul). Voor de goedgekeurde rekruten moest daarna de reis naar het trainingskamp in het Verenigd Koninkrijk of Canada georganiseerd worden, wat met name vanuit Zweden en Zwitserland ernstige problemen opleverde. Voor de achterblijvende gezinnen van de dienstplichtigen stelde de consul op grond van de Oorlogs-Vergoedings Beschikking de kostwinnersvergoeding vast, waarvan de administratie veel werk vergde. Alleen in landen waar veel Nederlanders woonden werden speciale rekruteringsbureaus opgericht (meer bijzonderheden in De Jong, Het Koninkrijk, IX, 692-706. PEC, 8a, 48-84).
Ook waren de consulaire en diplomatieke vertegenwoordigingen ingeschakeld bij de realisering van de vrijwillige, tijdelijk verplichte inkomstenbelasting voor Nederlanders in het buitenland. Zij traden op als inspecteur en ontvanger. In de Verenigde Staten werd voor de uitvoering van deze taken een belastingkantoor in New York opgericht.
De taak van de consuls op het gebied van de handel en de economische activiteiten veranderde ook tengevolge van de oorlog. De handel met Nederland was door de oorlog stil komen te liggen. Wanneer vanuit neutrale landen nog handelscontacten met bezet Nederland werden voortgezet, was het aan consulaire ambtenaren op grond van de bepalingen inzake het verkeer met vijandelijk gebied (op grond van Staatsblad 1940, nr. A6) verboden daaraan medewerking te verlenen. De oorlogstoestand maakte dat er voor vrij handelsverkeer nog nauwelijks ruimte over was. Dit betekende echter niet dat de consulaire ambtenaren dit deel van hun taak konden laten rusten. De economische rapportage concentreerde zich op andere onderwerpen. Daarom kregen zij nieuwe instructies. De nieuwe instructies kwamen steeds tot stand op instigatie van of in overleg met het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en Koloniën. In 1941 werd een nieuwe instructie opgesteld. De economische rapportage moest zich concentreren op vier onderwerpen:
  • afzetmogelijkheden voor koloniale producten;
  • leveranties vanuit neutrale landen aan de vijand en andere zaken van belang voor de economische oorlogsvoering;
  • inlichtingen die voor het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart van belang konden zijn bij de voorbereiding van de ravitaillering en het economisch herstel van Nederland na de oorlog;
  • berichten over economische en financiële ontwikkelingen in het buitenland ter voorlichting van belanghebbenden na de oorlog in toen nog bezet gebied, omdat zij niet of slecht voorgelicht zouden zijn.
Nader uitgewerkt kwam de instructie tot zestien punten, waarvan de belangrijkste waren:
  • de gevolgen van de 'Nieuwe Orde' op economisch gebied in Europa en Azië;
  • de economische, financiële en voedselsituatie in vijandelijk gebied;
  • de voedseltoestand in Europa in het algemeen en de pogingen van buitenaf om daarin verandering te brengen (over relief-acties zoals de plannen van de Amerikaanse oud-president H. Hoover en hulpacties van het Rode Kruis moest afzonderlijk worden gerapporteerd);
  • handels- en betalingsverkeer met bezet Nederland en derde landen en de Nederlandse koloniën (met name Nederlands-Indië);
  • productie, verbruik, in- , uit- en doorvoer, voorraadvorming en prijsverloop van de voornaamste voedingsmiddelen en grondstoffen net daarbij behorende statistieken en overheidsmaatregelen op dit terrein;
  • de vervanging van Nederlandse import en diensten van vóór 1940 door die uit andere landen en de positie van dochterondernemingen;
  • ontwikkelingen die een nadelige invloed konden hebben op de export van Nederlands-Indië en
  • een algemeen verslag van de economische en financiële toestand.
KORT HISTORISCH OVERZICHT
( Bron: S. Plantinga, 'Principieel en Pragmatisch. de Nederlandse vertegenwoordiging in Parijs 1940-1944' in: B. de Graaff en D. Hellema, Instrumenten van buitenlandse politiek. achtergronden en praktijk van de Nederlandse diplomatie (Amsterdam 2007) 177-182. )
Van 1922 - 1939 voerde het Nederlands Consulaat-Generaal in Frankrijk te Parijs haar taken op normale wijze uit. Toen Duitsland in 1940 Frankrijk binnenviel kwam daar een eind aan. De Nederlandse gezant in Parijs, jonkheer J. Loudon, verordonneerde op 9 juni 1940 het vertrek van het personeel van het gezantschap en het consulaat-generaal uit Parijs. De dag daarop verliet de Franse regering eveneens de hoofdstad. Door de ondertekening van de wapenstilstand tussen Frankrijk en Duitsland op 22 juni 1940 werd Frankrijk in tweeën gedeeld door een zogenaamde demarcatielijn, een grens tussen het door Duitsland bezette gedeelte van Frankrijk en het 'vrije' onbezette Frankrijk, ook wel Vichy-Frankrijk genoemd, naar de plaats waar de Franse regering zich onder leiding van de nieuwe Franse premier Philippe Pétain had gevestigd. Vrij verkeer van personen en goederen tussen de beide delen was niet mogelijk.
Het eerste oorlogsjaar
Het gezantschapsgebouw in de Rue de Grenelle 85 te Parijs was op 9 juni vrijwel leeg achtergelaten. De aspirant-viceconsul C. Haver Droeze had zich bereid verklaard in Parijs achter te blijven om op het gebouw te passen, samen met de hofmeester van Loudon en een vertrouwd echtpaar dat de conciërgeloge betrok. Haver Droeze was na zijn consulaire examen in januari 1940 eerst in Nederland gemobiliseerd en pas half april naar zijn eerste standplaats Parijs vertrokken om jonkheer J. Quirijn Bas Backer op te volgen, die naar zijn nieuwe bestemming op de Filipijnen zou gaan. Er waren eind 1939, begin 1940 veel meer mutaties in het personeelsbestand geweest. Zo was bijvoorbeeld kanselier W.J.M.J. d'Aquin als reserveluitenant naar de militaire inlichtingendienst GS-III in Den Haag vertrokken en in zijn plaats was J.H. Laatsman als waarnemend kanselier aangetrokken.
Instructies en geld had Haver Droeze op 9 juni 1940 van Loudon nauwelijks gekregen. Dat had ook niet zo in de rede gelegen, omdat het immers nooit de bedoeling van Loudon was geweest om langdurig uit Parijs weg te blijven. Men volgde slechts de Franse regering. Door de onverwachte tweedeling van Frankrijk in een bezette en een onbezette zone met de vestiging van de regering in Vichy waren de buitenlandse vertegenwoordigingen uiteindelijk in die plaats neergestreken, en alleen daarom was aan Haver Droeze feitelijk de rol van een soort chef de poste in Parijs toegevallen.
Al snel werd op Haver Droeze een groot beroep gedaan. Een gedeelte van de Nederlandse kolonie in Parijs en omstreken bestond uit gepensioneerden. Door de oorlogsomstandigheden was het betalingsverkeer tussen Nederland en Frankrijk gestaakt en werden hun pensioenen niet meer uitbetaald; zij kregen geldgebrek en vroegen vervolgens Haver Droeze om hulp en bemiddeling. En in mei 1940 waren er duizenden Nederlanders als vluchteling uit Nederland en België door de maalstroom van l'Exode in het zuiden van Frankrijk terechtgekomen. Voor deze vluchtelingen was in de meidagen door consul-generaal A. Sevenster in Parijs de Association de Secours aux Réfugiés Néerlandais ( Zie inv.nrs. 631, 678 ) opgericht. Het bestuur van deze Association telde onder zijn leden nogal wat vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven in Frankrijk en het hield kantoor in het gebouw van de Nederlandse kamer van Koophandel in Parijs aan de Boulevard Malesherbes 109. H. van Dam, secretaris bij de Kamer was ook secretaris van de Association. Deze zou een belangrijke rol spelen bij de repatriëring van de vele Nederlandse vluchtelingen.
De repatriëring werd in gang gezet door de Bredase makelaar in assurantiën J.M. Meeùs (Breda was op 12 mei 1940 geheel geëvacueerd). Met toestemming van de Nederlandse en Duitse autoriteiten vormde hij een kleine commissie en onder begeleiding (lees: toezicht) van een Hauptsturmführer van de SS en een Oberleutnant van de Wehrmacht kwam deze 'Missie-Meeùs' rond 27 juni in Parijs aan en meldde zich bij Haver Droeze. Deze schakelde de Association in en met hulp van de Nederlandse consulaten in het onbezette gedeelte werden de personen verzameld die terug wilden en terug mochten keren. De Duitsers hadden de terugkeer van Joodse Nederlanders verboden. Via enkele doorlaatposten bij de demarcatielijn werden zij naar Parijs getransporteerd en vervolgens met bussen van een Bredase busonderneming verder naar Nederland overgebracht.
In juni 1940 namen de Zweden de bescherming van de Nederlandse belangen in Frankrijk op zich en vanaf dat moment wapperde de Zweedse vlag van het gebouw aan de Rue de Grenelle en veranderde het Nederlandse consulaat-generaal in de 'Nederlandse Afdeling van het Zweedse Consulaat' ( Zie inv.nr. 52 ) . Het betekende onder meer dat alle officiële correspondentie via de Zweedse consul moest lopen. Wel had Haver Droeze regelmatig schriftelijk en telefonisch contact met Loudon en Sevenster in Vichy en vroeg hij regelmatig om uitleg en instructies. Haver Droeze moest het contact met de Duitsers tot het meest noodzakelijke beperken en alle eventuele demarches door de Zweden laten verrichten.
Na de eerste turbulente maanden brak er een periode aan waarin ook voor meer routinematige werkzaamheden plaats was, zoals bemiddeling bij conflicten over huurschulden, financiële ondersteuning en burgerlijke standzaken. De gelden voor de ondersteuning van behoeftige Nederlanders in bezet Frankrijk waren afkomstig uit Nederland en werden via Haver Droeze en zijn medewerkers verdeeld.
In mei 1941 verhuisde het kantoor van de Rue de Grenelle naar de Rue Auber 13. In deze periode meldden zich ook steeds vaker jonge Nederlanders bij de Nederlandse vertegenwoordiging die om hulp verzochten bij hun streven het Verenigd Koninkrijk te bereiken om van daaruit de strijd tegen nazi-Duitsland voort te zetten. Formeel verwees Haver Droeze vaak naar de Association, informeel hielp hij met Laatsman waar hij kon, bijvoorbeeld met Passierscheine, zodat bij de Parijse Préfecture de Police een carte d'identité verkregen kon worden.
Door toedoen van Laatsman en Van Dam ontstond er een route van Parijs naar Zwitserland. In het voorjaar van 1942 wist een V-Mann van de Abwehr, de Nederlander J.F.M.J.C. van Poppel, zich bij Van Dam voor te doen als een betrouwbare passeur tussen Nederland en Parijs met als uiteindelijk gevolg dat op 30 juni 1942 een hele groep Nederlanders op weg naar Zwitserland in Dijon werd gearresteerd. De dag erna volgde de arrestatie van een zevental medewerkers van de Association en de Kamer van Koophandel. Na deze arrestaties en de sluiting van de Kamer nam Haver Droeze de taken van de Association grotendeels over.
Sluiting van de 'Nederlandse Afdeling'
Duitsland poogde al vanaf 1941 de Nederlandse vestigingen onder de Zweedse bescherming op te heffen. Dat dit tot dan toe niet was gelukt lag aan de houding van de Franse regering, deze beschouwde iedere Duitse inmenging op dit terrein als een inbreuk op haar eigen soevereiniteit. Maar tijdens onderhandelingen in juni 1942 tussen de Franse premier en tevens minister van Buitenlandse Zaken, Pierre Laval, en de Duitsers sneuvelde uiteindelijk toch de Zweedse belangenbehartiging in zowel bezet als onbezet Frankrijk. De taken van de Nederlandse vestigingen in Vichy-Frankrijk zouden worden overgenomen door Franse Bureaux d'Administration des Néerlandais. Op 1 oktober werd de 'Nederlandse Afdeling' in Parijs op bevel van de Duitsers gesloten en al het personeel ontslagen. Een paar dagen na de sluiting werd het kantoor in de Rue Auber weer geopend, nu echter als Niederländische Betreuungsstelle bei der Deutschen Botschaft, onder directe leiding van de Duitse consul-generaal in Parijs met voorlopig hetzelfde personeel in afwachting van nieuwe Nederlandse vertegenwoordigers uit Den Haag.
Op 26 november 1942 tekende secretaris-generaal H.M Hirschfeld de benoemings-beschikkingen en twee dagen later arriveerde de nieuwe ploeg in Parijs. Haver Droeze keerde vervolgens met zijn medewerkers terug naar Nederland. Vanaf 1 december 1942 functioneerde het nieuwe 'Bureau ter behartiging van de belangen van Nederlanders', het Office des Intérêts Néerlandais, met het nieuwe personeel. De taken van het nieuwe Bureau betroffen 'zuiver de behartiging van de belangen van Nederlanders en niet van Nederlandse belangen'. Hieronder vielen paspoortaangelegenheden, pensioenuitkeringen, financiële ondersteuning en aangelegenheden betreffende de Burgerlijke Stand. Het Bureau had geen rol te vervullen in het handelsverkeer tussen Nederland en Frankrijk.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Er zijn geen stukken uit dit archief voor vernietiging in aanmerking gekomen. Bij aanvang bestond het archief uit 4,4 meter. Na materiële bewerking heeft het archief de omvang van 5,5 meter. De archiefstukken zijn overgedragen aan het Nationaal Archief.
Verantwoording van de bewerking
Algemene toelichting
Dit archiefblok is bewerkt als uitvloeisel van het meerjarenconvenant zoals dit is afgesloten tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) op 29 september 1994.
Het archiefblok omvat de archieven van het Nederlands Consulaat-Generaal in Frankrijk te Parijs. De begincesuur voor deze inventaris is het jaar 1922. De eindcesuur is gelegen in het jaar 1942. In deze toegang is echter ook een aantal archiefbescheiden opgenomen, waarvan de datering niet binnen de archiefblokperiode vallen.
Voor de schrijfwijze van buitenlandse aardrijkskundige namen is de schrijfwijze gehanteerd die de Nederlandse Taalunie heeft gepubliceerd op haar website. De Grote Bosatlas is gehanteerd als de vorige genoemde site geen uitsluitsel bood.
Materiële verzorging
Ten behoeve van de overbrenging naar het Nationaal Archief dient het archief te voldoen aan de in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (2001) gestelde eisen. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
  • Alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd,
  • Foto's, lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps,
  • Omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis.
Ordening van het archief
Het uiteindelijke resultaat van de bewerking is een klassieke toegang op de archiefbestanden van de archieven van het Nederlands Consulaat-Generaal in Frankrijk te Parijs over de periode 1922 - 1942. Omdat de archiefbescheiden grotendeels alfabetisch geordend waren is ervoor gekozen om de toegang te ordenen op de 9 hoofdrubrieken van de archiefcode van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals deze in 1978 is vastgesteld. De hoofdrubrieken bestaan uit:
rubrieksnummer rubrieksnaam
0 Algemeen
1 Organisatie
2 Protocol
3 Juridische aangelegenheden
4 Aangelegenheden van openbare orde, openbare zedelijkheid, openbare gezondheidszorg, openbare veiligheid, volkshuisvesting, leefmilieu
5 Waterstaat, verkeer en vervoer, verbindingen en elektronica
6 Economie, migratie, arbeid
7 Sociale aangelegenheden
8 Culturele en wetenschappelijke aangelegenheden, voorlichting
9 Staatkunde, landsverdediging, internationale organisaties
De benamingen van deze rubrieken, met bijbehorende nummers, zijn voor zover daar stukken van werden aangetroffen overgenomen in deze nieuwe toegang. Binnen deze indeling is, afhankelijk van de aanwezigheid van gerelateerde archiefbescheiden, een nader onderverdeling gemaakt al dan niet gebaseerd op de archiefcode.
De stukken zijn geplaatst in de rubriek waar ze inhoudelijk thuis horen. De verschillende archiefstukken zijn zoveel mogelijk chronologisch, dan wel alfabetisch geordend.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Consulaat-Generaal te Parijs (Frankrijk), nummer toegang 2.05.327, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Consulaat-Generaal Parijs, 2.05.327, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
rubrieksnummerrubrieksnaam

Archiefbestanddelen