Terug naar zoekresultaten

2.08.55 Inventaris van het archief van het Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (HERGO) van het Ministerie van Financiën en zijn rechtsvoorgangers, (1945) 1946-1953 (1961)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.08.55
Inventaris van het archief van het Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (HERGO) van het Ministerie van Financiën en zijn rechtsvoorgangers, (1945) 1946-1953 (1961)

Auteur

J. Hazemeijer

Versie

25-01-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2003 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Financiën en rechtsvoorgangers: Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (HERGO)
Financiën / Hergo

Periodisering

archiefvorming: 1946-1953
oudste stuk - jongste stuk: 1945-1961

Archiefbloknummer

F28071

Omvang

224 inventarisnummer(s); 10,70 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, enkele stukken zijn in het.
Nederlands
Engels

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (HERGO) (1946-1953)

Samenvatting van de inhoud van het archief

In januari 1945 werd de afdeling War Material van het Militair Gezag (MG) in het leven geroepen, die verantwoordelijk was voor het verzamelen, beheren en verdelen of verkopen van alle goederen die in Nederland waren buitgemaakt op de Duitse strijdkrachten. Bij de beëindiging van de werkzaamheden van het MG werd deze taak overgedragen aan het Bureau Oorlogsbuit van het ministerie van Financiën. Dat bureau, opgericht in december 1945, stond o.l.v. mr. J. Jolles. In november 1946 werd ook de recuperatie van weggevoerde goederen of herstelbetalingen, tot dan een taak van de Rijksbureaus van het ministerie van Handel en Nijverheid, een taak van het Bureau Oorlogsbuit. Geleidelijk werd dat de hoofdtaak. In augustus 1948 werd de naam dan ook gewijzigd in Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (Hergo). Alle goederen, waarvan kon worden vastgesteld dat zij geroofd waren, moesten worden gerestitueerd. Cultureel erfgoed moest altijd worden gerestitueerd. Het Commissariaat-Generaal voor de Nederlandsche Economische Belangen (CGR) in Duitsland spoorde de goederen op en bracht ze tot de Nederlandse grens. Vanaf november 1946 nam het Bureau Oorlogsbuit ze in ontvangst. Deze probeerde ze terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaren of hun nabestaanden of deze anderszins schadeloos te stellen. In juni 1949 werd het Hergo belast met de afwikkeling van de werkzaamheden van het CGR en de Stichting Nederlands Kunstbezit. In februari 1953 werd het Hergo opgeheven.
Het archief bevat verslagen van vergaderingen, correspondentie, stukken betreffende de organisatie en het werk, financiële stukken, personeelsbeleid, rapporten van het CGR, stukken betreffende oorlogsbuit (smalspoor, barakken, bouwmaterialen en binnenschepen), recuperatie en herstelbetalingen (effecten, schepen, spoorwegmateriaal, diamanten, machines en werktuigen). Er is gedeponeerd archief van de Commissie Duitse Opstallen en de Stichting Teruggevoerde Diamant.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Voorgeschiedenis
Bij de bevrijding van ons land was een van de vele vraagstukken die opgelost moesten worden de regeling van de zich in ons land bevindende oorlogsbuit, die door de geallieerden werd aangeduid als 'war material'.
In de verordening van de Chef van de Staf Militair Gezag (M.G.) van 28 oktober 1944 nr. 36 werd onder oorlogsbuit verstaan: roerende goederen welke deel hebben uitgemaakt van de voorraden of van de uitrusting van vijandelijke strijdkrachten.
Het Militair Commissariaat Rechtsherstel (M.C.R.H.), ingesteld bij beschikking van de Chef Staf Militair Gezag van 18 december 1944, werd toen op 25 januari 1945 aangewezen als instantie voor de behandeling van de oorlogsbuit. Bij beschikking van de Chef Staf M.G. van 21 juni 1945 werd bepaald dat alleen de Afdeling War Material van het M.C.R.H. met uitsluiting van alle andere instanties oorlogsbuit mocht vorderen, distribueren enz.
De M.C.R.H. heeft een instructie Al uitgevaardigd met als titel: 'Regeling voor oorlogsbuit en/of War material'. Volgens deze instructie is oorlogsbuit: 'Wapentuig, alsmede militaire uitrustingsstukken in de ruimste zin'.
Onder 'war material' werd verstaan 'behalve hetgeen onder oorlogsbuit kan worden gerangschikt, alle voorraden, die behoorden tot, gebruikt werden door, of bedoeld waren voor aanwending door enigerlei vijandelijke militaire of paramilitaire organisatie of leden daarvan in verband met hun optreden'.
Ook goederen voor gebruiksdoeleinden, levensmiddelen enz. konden hieronder vallen.
In de praktijk zijn als oorlogsbuit behandeld alle goederen die vielen onder het begrip 'war material'.
De Afdeling 'War Material' die oorspronkelijk gevestigd was in Tilburg, evenals het M.C.R.H., verhuisde na verloop van tijd naar Den Haag: Bachmanstraat 47. Het M.C.R.H. ging in augustus 1945 over in de Raad voor het Rechtsherstel. De Afdeling War Material werd toen op 15 augustus 1945 als Sectie IIE (Sectie Oorlogsbuit) een zelfstandig onderdeel van het M.G. Kapitein Roselaar was hoofd van deze sectie.
Toen de taak van het Militair Gezag ten einde liep, bleek dat de Sectie Oorlogsbuit niet gereed was met haar werkzaamheden. Er werd toen besloten om ter liquidatie van de Sectie Oorlogsbuit van het M.G. het Bureau Oorlogsbuit op te richten dat zou komen te ressorteren onder het Ministerie van Financiën. Deze beslissing was mede genomen onder aandrang van de Algemene Rekenkamer die bij brief van 12 december 1945 aan de voorzitter van de Raad van Ministers geadviseerd had om een centraal orgaan op te richten die alle krijgsbuitaangelegenheden en de daarmee samenhangende kwesties zou moeten behandelen.
Bij beschikking van de minister van Financiën d.d. 13 maart 1946 werd mr. J. Jolles met ingang van 1 maart 1946 aangewezen als hoofd van het Bureau Oorlogsbuit met als taak: 'de Sectie Oorlogsbuit van de Staf M.G. over te nemen en zo nodig te reorganiseren'.
Organisatie en taakuitvoering
Oorlogsbuit
Toen ons land helemaal bevrijd was, kon pas echt aangevangen worden met de behandeling van het 'war material' dat beschermd moest worden tegen diefstal en onrechtmatig gebruik. Overal werden hiervoor bijkantoren van de Sectie Oorlogsbuit opgericht, die erg zelfstandig waren in hun doen en laten. Zo konden de hoofden van deze bijkantoren zelf personeel aannemen en ontslaan.
De werkzaamheden van de bijkantoren bestonden uit het opsporen, het beheren en de verkoop van de oorlogsbuit.
De Sectie Oorlogsbuit van het M.G. had op 1 maart 1946 in de volgende plaatsen bijkantoren:
  • Alkmaar
  • Amersfoort
  • Amsterdam
  • Apeldoorn
  • Den Helder
  • Emmen
  • Enschede
  • Gouda
  • Groningen
  • Haarlem
  • Leeuwarden
  • Middelburg
  • Middelharnis
  • Nijmegen
  • Rotterdam
  • Terneuzen
  • Tilburg
  • Utrecht
  • Zierikzee
  • Zwolle
Al spoedig konden de bijkantoren in Amersfoort, Emmen, Haarlem, Leiden, Den Helder, Middelharnis en Zwolle worden opgeheven.
In Valkenburg werd een nieuw kantoor geopend toen bleek dat in Zuid-Limburg nog geen oorlogsbuitgoederen waren opgespoord.
Circulaire nr. 1 van 28 augustus 1945 van het hoofd van de Sectie Oorlogsbuit van de Staf M.G. bepaalde dat de opbrengsten uit de verkoop van de oorlogsbuitgoederen voortaan moesten worden overgemaakt op de rekening Oorlogsbuit bij De Nederlandsche Bank.
Hoewel eigenlijk alleen de Afdeling 'War Material' van het M.C.R.H. gerechtigd was om oorlogsbuit te vorderen, te distribueren enz., hebben meerdere personen en instanties zich met het opsporen van de oorlogsbuit bemoeid:
1. de Militaire Commissarissen
2. de Rijksbureaus:
  1. Rijksbureau voor Aardolieproducten
  2. Rijksbureau voor Chemische Producten
  3. Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen
  4. Rijksbureau voor Huiden en Leer
  5. Rijksbureau voor Keramische Producten
  6. Rijksbureau voor Rubber
  7. Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten
  8. Rijksbureau voor Teer en Teerproducten
  9. Rijksbureau voor Wol en Lompen
  10. Rijksbureau voor Zeep
  11. Rijksbureau voor Hout
  12. Rijksbureau voor Metalen
  13. Rijksbureau voor Textiel
  14. Rijksbureau voor Kolen
  15. Rijksbureau voor Papier en Papierverwerkende Industrie
1 november 1946 heeft het Bureau Oorlogsbuit de werkzaamheden van de rijksbureaus voor wat betreft de oorlogsbuit overgenomen.
Voor het Rijksbureau voor Metalen werd een andere regeling getroffen. Dit rijksbureau had een afzonderlijke afdeling gesticht voor door haar te behandelen oorlogsbuit: machinerieën, halffabrikaten en grondstoffen met de naam Wego (Weggevoerde Goederen). De distributiebureaus en het Rijksbureau voor Metalen waren tevens bijkantoren van de Afdeling Wego. Deze afdeling moest toen de rijksbureaus hun zelfstandige taak op het gebied van de oorlogsbuit beëindigden, nog veel werkzaamheden verrichten.
Er is toen besloten om de Afdeling Wego onder te brengen bij het Bureau Oorlogsbuit daar het wenselijk werd geacht om de verantwoordelijkheid voor de oorlogsbuit uitsluitend bij het Bureau Oorlogsbuit te laten berusten.
Tengevolge van deze reorganisatie werden de bijkantoren van het Rijksbureau voor Metalen, Afdeling Weggevoerde Goederen samengevoegd met de bijkantoren van het Bureau Oorlogsbuit.
Onder de naam Inspectie-Bureaus Oorlogsbuit waren zij gevestigd te:
  • Alkmaar
  • Amsterdam
  • Apeldoorn
  • Breda
  • Enschede
  • Gouda
  • Groningen
  • Leeuwarden
  • Nijmegen
  • Rotterdam
  • Utrecht
  • Valkenburg
De belangrijkste werkzaamheden van deze inspectiebureaus waren de opsporing van de oorlogsbuitgoederen. De verkoop mocht slechts in bepaalde gevallen plaatsvinden.
De inspectiebureaus werden op hun beurt ook weer opgeheven of samengevoegd. Het laatste bureau dat overbleef was in 1951 het bureau in 's-Hertogenbosch dat werkzaamheden verrichtte voor het gehele land tot 1 januari 1952 toen het eveneens werd opgeheven.
De onder 3 t/m 7 genoemde instanties werkten onder het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening:
3. Provinciale Voedselcommissarissen
4. Centrale Aan- en Verkoopbureaus voor de Voedselvoorziening te 's-Hertogenbosch, Maastricht en Zwolle
5. Aan- en Verkoopbureau voor Akkerbouwproducten te 's-Gravenhage
6. Rijksdienst voor Landbouwherstel
7. Stichting tot het Beheer van Landbouwgronden.
Op het gebied van de motorvoertuigen waren werkzaam de onder 8 t/m 11 genoemde instanties:
8. Rijksverkeersinspecties
9. Regeringsdirectoraat voor Motorvoertuigen
10. Bureau Verwerking Krijgsbuit, Automobielen en Auto-onderdelen
11. Opsporingsdienst Motorvoertuigen Oorlogsbuit (O.M.O.)
Per 16 november 1946 werd deze dienst van het Ministerie van Verkeer en Energie overgeheveld naar het Bureau Oorlogsbuit en in 1947 als aparte afdeling van het Bureau Oorlogsbuit geliquideerd.
12. De Technische Commissie voor Aannemersgereedschappen.
13. De Technische Commissie Smalspoor (T.C.S). ( -Zie inv.nrs. 146-151. )
Deze instantie werd onder auspiciën van de Afdeling Oorlogsbuit van de Staf M.G. in augustus 1945 ingesteld. Haar taak was smalspoormateriaal benevens draglines en excavateurs die tot de oorlogsbuit behoorden aan de eigenaren terug te geven dan wel te distribueren.
De Technische Commissie Smalspoor werd in april 1949 opgeheven.
14. Regeringsgevolmachtigden voor de Kuststrook. ( -Zie inv.nrs. 109-116, 158. )
Voor het beheren van bouwmaterialen en alle andere goederen die in de kuststrook werden gevonden, werden op 2 mei 1946 twee regeringsgevolmachtigden benoemd bij beschikking van de ministers van Algemene Oorlogsvoering van het Koninkrijk, van Financiën, Oorlog, Marine, Openbare Werken en Wederopbouw, Verkeer en Energie, Handel en Nijverheid en Justitie. Zij waren gerechtigd om bouwmaterialen en alle andere goederen te onttrekken aan de verdedigingswerken in de kuststrook en deze voor het Rijk te vervoeren, op te slaan en te verkopen. Met de kuststrook werd bedoeld alle Noordzee eilanden en de Noordzeekust.
De regeringsgevolmachtigden werkten nauw samen met het Bureau Oorlogsbuit omdat de hier bovenbedoelde goederen voor het grootste gedeelte tot de oorlogsbuit behoorden.
Bij beschikking van de ministers van Financiën, Oorlog, Marine, Wederopbouw en Volkshuisvesting, Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken en Justitie d.d. 27 juni 1949 werd de bovengenoemde beschikking van 2 mei 1946 ingetrokken en onder andere bepaald dat de in deze beschikking aan de regeringsgevolmachtigden opgedragen taak per 1 juli 1949 overgedragen wordt aan het hoofd van het onder het Ministerie van Financiën ressorterende Bureau Hergo. De regeringsgevolmachtigden werden met ingang van 1 oktober 1949 eervol ontslagen.
15. Naval Disarmament Control Staff (N.D.C.S.) ( -Zie inv.nr. 211. )
De N.D.C.S., een intergeallieerde instantie bestaande uit marineofficieren van de Nederlandse Koninklijke Marine, had tot taak zich te ontfermen over de zogenaamde 'marinekrijgsbuit' die afkomstig was van de Duitse Marine in ons land.
De N.D.C.S. wees aan het Bureau Oorlogsbuit hiervan die goederen toe die niet geschikt waren voor de Koninklijke Marine.
De Koninklijke Marine en de N.D.C.S. waren van mening dat ze zelf konden beschikken over deze 'marine krijgsbuit' en dat daarom dan ook geen verrekeningsplicht bestond met het Bureau Oorlogsbuit voor de goederen die aan de marine werden toegewezen. Het Bureau Oorlogsbuit was met deze stellingname niet eens. Uiteindelijk is het Ministerie van Marine toch tot verrekening met het Bureau Oorlogsbuit overgegaan.
16. De Technische Dienst Vliegvelden (T.D.V.)
De Technische Dienst Vliegvelden werd kort na de oorlog door het Ministerie van Oorlog ingesteld om de op de vliegvelden aanwezige materialen te beheren. Deze dienst beschikte zelfstandig over deze materialen. Het Bureau Oorlogsbuit kreeg bijna geen gelegenheid om deze goederen te inventariseren. Het eveneens onder het Ministerie van Oorlog ressorterende Bureau Aanleg, Beheer en Onderhoud van Vliegvelden (B.A.B.O.V.) nam in 1948 de werkzaamheden van de Technische Dienst Vliegvelden over die toen werd geliquideerd.
17. Commissie Duitse Opstallen ( -Zie inv.nrs. 152-153 en 219-223 )
De minister van Financiën heeft bij beschikking van 15 maart 1948 de Commissie Duitse Opstallen ingesteld. Deze commissie had tot taak de minister te adviseren over de te nemen maatregelen inzake de door de Duitsers in de oorlog opgerichte opstallen waarop de Staat krachtens artikel 658 en volgende van het Burgerlijk Wetboek rechten kon doen gelden.
In deze commissie waren vertegenwoordigd het Ministerie van Financiën, het Departement van Oorlog, het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, het Nederlands Beheers Instituut en het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Voor het Ministerie van Financiën hadden zitting in deze Commissie: de heer H. Bakker, directeur van 's Rijksbelastingen en Domeinen, tevens voorzitter, mr. J.C.W.M. Huysmans, referendaris van de Generale Thesaurie en mr. J. Jolles, hoofd van het Bureau Hergo. Secretaris was mr.dr. A. Spanjer, medewerker van het Bureau Hergo.
Bij beschikking van de minister van Financiën van 22 mei 1950 werd de Commissie Duitse Opstallen opgeheven.
Naast het opsporen, beheren en verkoop van oorlogsbuitgoederen was een taak van het Bureau Oorlogsbuit het vastleggen van gegevens met betrekking tot de eigendomsrechten van deze goederen en het ontwerpen van een wettelijke regeling hiervoor die uiteindelijk gestalte kreeg in de 'Wet houdende voorzieningen onder de vijand aangetroffen goederen' van 24 april 1947.
Alleen de status van de roerende goederen die na 9 mei 1945 al dan niet rechtmatig uit Nederlands bezit in handen van de vijand zijn overgegaan, werd in deze wet geregeld.
De Staat der Nederlanden kreeg het eigendomsrecht krachtens bovengenoemde wet voor:
  • alle goederen welke door de Nederlandse Strijdkrachten in handen van de vijand zijn aangetroffen en in bezit zijn genomen;
  • alle hier te lande aangetroffen goederen welke door de vijand werden afgezonderd om ten behoeve van de oorlogsvoering te dienen;
  • alle goederen, welke hier te lande in de handen van de vijand zijn aangetroffen en door de geallieerden aan de Nederlandse instanties zijn overgedragen.
Het Bureau Oorlogsbuit heeft in maart 1946 een aparte Afdeling Scheepszaken ingesteld voor het behandelen van kwesties met betrekking tot schepen en scheepstoebehoren voor zover deze als oorlogsbuit konden worden aangemerkt. De werkzaamheden van deze afdeling werden in 1947 uitgebreid met de afwikkeling van de uit Duitsland teruggekomen restitutieschepen.
De belangrijkste taak in deze periode was om het daartoe te leiden dat alle werkzaamheden op het gebied van de oorlogsbuit alleen zouden worden verricht door het Bureau Oorlogsbuit.
Toen op 16 november 1946 de Afdeling Vego van het Rijksbureau voor Metalen samengevoegd werd met het Bureau Oorlogsbuit van het Ministerie van Financiën begon een tweede fase in het bestaan van het Bureau Oorlogsbuit.
Na deze reorganisatie was het Hoofdbureau Oorlogsbuit verdeeld in de volgende afdelingen die belast waren met de daarbij vermelde werkzaamheden:
  • Afd. I - Afwikkelingsbureau Oorlogsbuit van het Ministerie van Financiën
  • Afd. I-A - Nieuwe gevallen oorlogsbuit
  • Afd. II - Afwikkelingsbureau Rijksmetalen, Afd. Wego
  • Afd. III - Algemene administratie en financiën
  • Afd. IV - Schepen
  • Afd. V - Juridische zaken en onroerende goederen
  • Afd. VI - Buitendienst
  • Afd. VII - Restitutiegoederen
  • Afd. VIII - Vijandelijk vermogen
  • Afd. IX - Personeelszaken
  • Afd. X - Intern transport
  • Afd. XI - Herstelbetalingen
  • Afd. XII - Motorvoertuigen
De taken van het bureau waren toen de volgende:
1. De liquidatie van de oorlogsbuit
De behandeling van de dossiers die door bovengenoemde instanties niet waren afgehandeld, moest ter hand worden genomen.
Bovendien moesten de controlerapporten die door verschillende accountants-diensten/accountantskantoren uitgebracht waren over de werkzaamheden van onder andere deze rechtsvoorgangers behandeld worden.
2. Recuperatie
Als basis voor de restitutie van goederen die in de oorlog uit de door Duitsland bezette landen zijn verdwenen, kan genoemd worden de op 5 januari 1943 door de geallieerde regeringen te Londen afgekondigde verklaring waarvan de officiële benaming is: 'Inter-Allied Declaration against Acts of Dispossession committed in Territories under Enemy Occupation and Control' ook wel de 'Declaration Solennelle' genoemd en aangehaald als de 'Joint Declaration'.
Deze verklaring vond bevestiging in de resolutie betreffende de ongedaanmaking van de gevolgen van de plundering die aangenomen werd op de van 1-22 juli 1944 te Bretton Woods gehouden United Nations Monetary and Financial Conference.
Eind 1945 werd in Parijs een conferentie gehouden van landen die van Duitsland schadevergoeding eisten. Was in de Declaration Solennelle nog sprake van het recht om alle weggevoerde goederen terug te eisen, in de op deze conferentie aangenomen resolutie werd deze restitutie beperkt tot:
  1. Alle goederen die op de datum van de bezetting bestonden, onverschillig de manier waarop deze zijn weggevoerd.
  2. De goederen die gedurende de oorlog zijn geproduceerd voor zover deze onder dwang zijn weggevoerd.
De oorzaak van deze veranderde houding was gelegen in de gewijzigde ideeën ten opzichte van de restitutie veroorzaakt door de economische situatie in Duitsland.
Op 21 januari 1946 werd de definitie van de term restitutie door de bezettingsmachten gepubliceerd.
De restitutiegoederen werden verdeeld in:
  1. Goederen, die bestonden ten tijde van de bezetting en 'taken by force'.
  2. Goederen geproduceerd gedurende de bezetting en 'obtained by force'.
  3. Alle goederen weggevoerd door de vijand 'to the extent consistent with reparations'.
  4. Goederen van uniek karakter.
De Engelse, Amerikaanse en Russische autoriteiten eisten bij de restitutie een vorm van dwang, terwijl de Franse autoriteiten alle goederen restitueerden die in de oorlog weggevoerd waren.
Een uitzondering voor de Engelse en Amerikaanse autoriteiten wat betreft de dwang vormden de culturele goederen. Op 23 juli 1947 werd toen bepaald dat alle gedurende de oorlog naar Duitsland gevoerde culturele goederen restituabel zijn onafhankelijk van de manier waarop de Duitsers deze verkregen hebben: 'Restitution may be admitted whether or not the element of duress is proved'.
In de Franse zone zijn de culturele goederen altijd op deze basis gerestitueerd. Zie verder voor de restitutie van culturele goederen de inventaris van de Stichting Nederlands Kunstbezit. De minister van Handel en Nijverheid benoemde op 18 april 1945 een commissaris-generaal als hoofd van het toen ingestelde Commissariaat-Generaal voor de Nederlandsche Economische Belangen in Duitsland (C.G.R.). De taak van deze commissaris-generaal was de terugverkrijging van de in de oorlog uit Nederland weggevoerde goederen (recuperatie) of het verkrijgen van andere goederen ter vervanging van de weggevoerde (herstelbetalingen). De C.G.R. bracht de in Oostenrijk, Duitsland, Tsjecho-Slowakije, Polen, België en Frankrijk opgespoorde goederen tot aan de grens waarna de Afdeling Wego van het Rijksbureau voor Metalen - welk bureau op 11 maart 1946 door de minister van Handel en Nijverheid hiervoor was aangewezen - voor het in ontvangst nemen, de teruggave aan de eigenaar en de distributie van deze goederen zorgde.
Het Bureau Oorlogsbuit nam deze taak van de Afdeling Wego over toen op 16 november 1946 de Afdeling Wego een onderdeel werd van het Bureau Oorlogsbuit.
De naar Nederland gerestitueerde goederen zijn in de volgende categorieën te onderscheiden:
  1. Machines en grondstoffen;
  2. Kleding, meubelen en dergelijke;
  3. Transportmateriaal: spoorwegmateriaal. trammateriaal en wegmateriaal;
  4. Haveninstallaties: laadbruggen, kranen en bokken;
  5. Juwelen, diamanten;
  6. Paarden en vee;
  7. Schepen;
  8. Culturele goederen.
Voor al deze goederen gold dat ze om voor restitutie in aanmerking te komen, moesten voldoen aan bepaalde eisen waarvan wel de belangrijkste was dat ze geïdentificeerd moesten kunnen worden.
Dit laatste was voor veel goederen bijvoorbeeld grondstoffen, paarden in veel gevallen niet mogelijk.
Zo bevond zich onder de teruggevoerde diamanten een partij die door de Duitsers zo door elkaar gemengd was dat het niet mogelijk was de tot deze partij behorende diamanten aan de oorspronkelijke eigenaren terug te geven.
De eigenaren hadden hun diamanten in de oorlog bij het Rijksbureau voor Diamant moeten inleveren. Het rijksbureau had toen deze diamanten vervolgens in de Amsterdamsche Bank te Arnhem ondergebracht waaruit de Duitsers ze later hebben gestolen. De minister van Financiën heeft toen mr. J. Jolles, hoofd van het Bureau Hergo gemachtigd om voor hem op te treden bij het ten overstaan van notaris L.W.A. Duynstee te Den Haag op 3 november 1948 verlijden van de akte van oprichting van de Stichting Teruggevoerde Diamant die onder auspiciën van het Bureau Hergo de liquidatie van deze partij diamanten moest regelen. Een van de leden van het bestuur van de stichting was mr. J. Jolles. De stichting heeft toen de tot deze partij behorende gerecupeerde diamanten verkocht. De opbrengst werd ter beschikking gesteld aan de oorspronkelijke eigenaren. Ook heeft de Stichting Teruggevoerde Diamant ten gunste van de middelen van het Bureau Hergo diamanten verkocht die eigendom van de Nederlandse Staat waren geworden doordat de oorspronkelijke eigenaren deze diamanten in de oorlog aan de Duitsers hadden verkocht.
In de brief van de minister van Financiën van 4 mei 1957 werd goedkeuring verleend aan het in de vergadering van de stichting van 10 april 1957 genomen besluit tot opheffing van de stichting. ( -Zie inv.nrs. 224, 188-192 en 197. )
Op 11 november 1946 heeft de Afdeling Beheer van de Raad voor het Rechtsherstel een commissie ingesteld die tot taak kreeg het vraagstuk van de recuperatiegoederen te bestuderen. Twee van de conclusies van deze commissie waren:
1. De Staat is eigenaar, althans fiduciair eigenaar, krachtens volkenrecht.
2. De Staat is houder als zaakwaarnemer van een deel der goederen ten behoeve van personen hier te lande; hij is door toe-eigening eigenaar van de rest.
De teruggave van de goederen aan de eigenaar vond alleen plaats nadat het eigendomsrecht onomstotelijk door de eigenaar was aangetoond bijvoorbeeld door overlegging van eigendomspapieren.
De eigenaar moest een verklaring tekenen waarin hij onder andere verklaarde geen schadeloosstelling te hebben ontvangen dan wel mededeelde een bepaald bedrag te hebben ontvangen als schadeloosstelling. Ook moest hij beloven de Schade Enquête Commissie op de hoogte te zullen stellen van de ontvangst van de goederen.
3. Herstelbetalingen
Het Intergeallieerde Agentschap voor Herstelbetalingen te Brussel (I.A.R.A.) heeft de door Duitsland te leveren Herstelbetalinggoederen verdeeld onder de hiervoor in aanmerking komende landen. Deze goederen bestonden uit twee categorieën:
Categorie A. Elke vorm van herstelbetalingen uitgezonderd die van Categorie B. Het Nederlandse percentage bedroeg hiervan 3,9%.
Categorie B. Industriële outillage en schepen. Het Nederlandse percentage was hiervoor 5,6%.
Het C.G.R. zorgde voor verzending van deze goederen tot aan de Nederlandse grens. Het Bureau Oorlogsbuit/Hergo had voor de centrale opslag loodsruimte in Rotterdam gehuurd.
De eerste verkoop van herstelbetalingmachines aan de Nederlandse industrie vond plaats op 5 december 1946. In het begin werden de gegadigden aangewezen door de minister van Economische Zaken die hiervoor de betrokken bedrijfsgroepen hoorde. Vanaf 18 mei 1949 werden de machines openbaar op veilingen verkocht.
Met ingang van 1 juli 1948 was het Hoofdbureau Oorlogsbuit verdeeld in de volgende afdelingen:
  • Afd. I - Algemene Zaken
  • Afd. II - Oorlogsbuit, bestaande uit:
  • IIa: oorlogsbuit
  • IIb: afwikkeling Afdeling Wego
  • Afd. III - Comptabiliteit en administratie
  • Afd. IIIa - Administratie diamanten
  • Afd. IV - Schepen
  • Afd. V - Onroerende goederen
  • Afd. VII - Restitutie goederen
  • Afd. IX - Personeelszaken
  • Afd. XI - Motorvoertuigen
  • Afd. XII - Herstelbetalingen
Bovenstaande indeling verdient de volgende toelichting:
  1. Met ingang van 1 juli zijn vervallen de Afdelingen Ia, VI, VIII en X.
  2. De afdeling II bestaat uit:
    Afd. IIa, welke in de plaats is getreden van Afdeling Ia
    Afd. IIb, welke de afwikkeling van de Afdeling Wego oorlogsbuit behandelt
  3. Nieuw gecreëerd is de afdeling IIIa
  4. De voormalige Afdeling X valt 1 juli onder de afdeling XI
Bij beschikking van de minister van Financiën d.d. 26 augustus 1948 werden de taak en de bevoegdheden van het Bureau Oorlogsbuit nader vastgelegd.
Tevens werd om de naam van het Bureau Oorlogsbuit meer in overeenstemming te brengen met de aan dit bureau toevertrouwde werkzaamheden, de naam van het Bureau Oorlogsbuit gewijzigd in het Bureau Herstelbetaling- en Recuperatiegoederen (Hergo).
De derde fase ving aan met de overname door het Bureau op 1 juni 1949 van de werkzaamheden van de C.G.R. die eind mei 1949 geliquideerd werd. Tevens werd het bureau belast met de liquidatie van de Stichting Nederlands Kunstbezit.
De Stichting Nederlands Kunstbezit was in 1945 opgericht door de ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Financiën met als taak de recuperatie van de in de oorlog uit ons land verdwenen kunstvoorwerpen. In 1948 geraakte de stichting in moeilijkheden door een justitieel onderzoek naar onregelmatigheden die bij de stichting plaats zouden hebben gevonden. Het hoofd van het bureau werd benoemd tot directeur van de stichting. Deze benoeming lag voor de hand omdat beide instanties zich bezighielden met het beheer, teruggave en verkoop van gerecupereerde goederen: economische goederen, respectievelijk kunstvoorwerpen. Op 1 juli 1950 werden de werkzaamheden van de Stichting Nederlands Kunstbezit ( -Zie de inventaris van de Stichting Nederlands Kunstbezit van J. Hazemeyer, Ministerie van Financiën, Afdeling Algemene Secretarie. ) aan het Bureau Hergo overgedragen. De medewerkers werden toen arbeidscontractanten van het Ministerie van Financiën. Het Bureau Hergo bestond na de overname van de werkzaamheden van het C.G.R. uit een Afdeling Directie en 5 afdelingen, respectievelijk de Afdelingen 2, 3, 4. 5 en 6:
Afdeling Directie
  • Algemene Zaken
  • Personeelszaken
  • Huishoudelijke Dienst
  • Post, Archief en Telefoondienst
Afdeling 2
  • Alle oorlogsbuitaangelegenheden
  • Afwikkeling oorlogsbuit Rijksmetalen en wat daarmede samenhangt
  • Contact met de buitendienst (voor zover niet betrekking hebbende op restitutie en herstelbetalingen)
  • Debiteuren
  • Uitwerking van de accountantsrapporten
Afdeling 3
  • Comptabele werkzaamheden
Afdeling 4
  • Scheepszaken
Afdeling 5
  • 5a Voortzetting werkzaamheden van het C.G.R. voor wat betreft restitutie
  • 5b Ontvangst, opslag en taxatie restitutiegoederen: rechtsherstel of verkoop, administratieve behandeling en de S.E.C. meldingen
Afdeling 6
  • 6a Voortzetting van werkzaamheden van het C.G.R. voor wat betreft herstelbetalingen
  • 6b Ontvangst, opslag en taxatie van herstelbetalinggoederen verkoop en administratieve afwikkeling
Liquidatie
Eind 1950 begon de vierde fase van het Bureau Hergo: de liquidatiefase.
Bij ministeriële beschikking van 17 juli 1952, Generale Thesaurie, Directie Bewindvoering, nr. 105 werden in verband met de geleidelijke liquidatie van het Bureau Hergo de werkzaamheden van de Afdeling Scheepszaken per 1 augustus 1952 overgedragen aan de Directie Bewindvoering van het Ministerie van Financiën (de huidige Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken).
Bij ministeriële beschikking van 29 januari 1953 werd het Bureau Hergo per 1 februari 1953 opgeheven. De werkzaamheden van het bureau werden overgenomen door de Directie Bewindvoering van het Ministerie van Financiën. ( -Zie inv.nr. 68. )
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van het Bureau Hergo bestond oorspronkelijk alleen uit bescheiden betreffende de opsporing enz. van de oorlogsbuit.
In de loop van de tijd zijn in dit archief de archiefbescheiden van verschillende instanties opgenomen die zich ook met de opsporing van de oorlogsbuit bezighielden en wier werkzaamheden werden overgenomen door de Sectie Oorlogsbuit/Bureau Oorlogsbuit/Bureau Hergo.
Het Bureau Oorlogsbuit was gevestigd op Bachmanstraat 47 in Den Haag. De Afdeling Wego van het Rijksbureau voor Metalen was gevestigd in het flatgebouw 'Duinhove' Zwolschestraat 195, Scheveningen. In de periode 15-23 november 1946 zijn de Afdeling Wego en het Bureau Oorlogsbuit in verband met de samenvoeging beide overgeplaatst naar Mauritskade 37 te Den Haag.
Soms werd in een beschikking de overname van het archief geregeld.
Zo werd in de beschikking van de desbetreffende ministers d.d. van 27 juni 1947 tot intrekking van de beschikking tot benoeming van de regeringsgevolmachtigden voor de kuststrook in punt 5a onder andere bepaald dat het archief van de regeringsgevolmachtigden diende te worden overgedragen aan het hoofd van het Bureau Hergo.
De commissaris-generaal heeft bij de liquidatie van de C.G.R. het archief aan het Bureau Hergo overgedragen met het oog op de uitvoering door het Bureau Hergo van de door haar van de C.G.R. overgenomen taken. Er is toen hierover een controverse ontstaan tussen het hoofd van het Bureau Hergo en de liquidateur van het C.G.R. De liquidateur stelde bij brief van 23 augustus 1949 onder andere dat bij de overdracht overeengekomen zou zijn dat alleen de afwerking van de lopende claims tot de taak van het Bureau Hergo zou behoren. Het archief van de als afgedane beschouwde claims zou onder de berusting van de liquidateur komen met het oog op de afhandeling van binnengekomen vragen en rekeningen. Het hoofd van het Bureau Hergo was het met deze stellingname niet eens bij brief van 28 november 1949. Wel was hij bereid om de liquidateur zo nodig met raad en daad behulpzaam te zijn en de archiefstukken tijdelijk ter beschikking te stellen voor zover deze door het Bureau Hergo konden worden gemist en deze voor een werkelijke vereffening van het C.G.R. van belang konden zijn. ( -Zie inv.nr. 67. ) Ook dient hier nog genoemd te worden de overname van het archief van de Stichting Nederlands Kunstbezit ( -Zie de inventaris van de Stichting Nederlands Kunstbezit van J. Hazemeyer, Ministerie van Financiën, Afdeling Algemene Secretarie. ) in verband met de liquidatie van de Stichting Nederlands Kunstbezit en de overname van de werkzaamheden door het Bureau Hergo.
In 1953 toen het Bureau Hergo werd opgeheven, was het archief van het Bureau Hergo onder andere gehuisvest in de panden Mauritskade 37 en de Nieuwe Molstraat 10 in Den Haag.
Halverwege de jaren 70 vond de verhuizing plaats van het Ministerie van Financiën naar het nieuwe gebouw aan de Korte Voorhout nr 7. Het archief van het Bureau Hergo werd daar opgenomen in het semi-statisch archief.
De plaatsingslijst van het archief van het Bureau Hergo vermeldt de volgende archieven en groepen:
1. Archief Algemeen
  • Groep A Directie
  • Groep B Comptabiliteit
  • Groep C Postkamer
2. Archief Herstelbetalinggoederen
  • Groep D C.G.R. afwikkeling
  • Groep E Hoofdkantoor
  • Groep F Dump Rotterdam
3. Archief Recuperatie
  • Groep G C.G.R. afwikkeling
  • Groep H Economische Goederen
  • Groep J Kunstbezit
4. Archief Oorlogsbuit
  • Groep K Hoofdkantoor
  • Groep L Bijkantoren
  • Groep M Rijksmetalen
  • Groep N Overige Rijksbureaus
  • Groep O Overige instanties
  • Groep P Automobielen
Groep I heeft nooit bestaan.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Groep L Bijkantoren, bestaande uit 57 meter is vernietigd op 25 oktober 1961.
In een notitie van een medewerker van de Directie Bewindvoering voor mr. J.C.V.M. Huysmans, hoofd van de Directie Bewindvoering, van 25 oktober 1961 betreffende de indeling van de archiefruimte schreef hij over deze vernietiging:
'De praktijk heeft uitgewezen, en ook de tot nu toe gevoerde correspondentie getuigt ervan, dat de stukken van de bijkantoren van het voormalig Bureau Herstelbetaling- en Recuperatiegoederen zeker ná 1954 niet meer zijn c.q. behoefden te worden geraadpleegd. Voor het belangrijkste deel zijn de dossiers der voormalige bijkantoren in feite schaduwdossiers omdat eenzelfde dossier in de administratie van het hoofdkantoor werd aangehouden.
Omtrent de dossiers van de zo geheten 'Inspecties' van de toenmalige sectie Oorlogsbuit van het M.G. is alles in accountantsrapporten vastgelegd welke rapporten in de administratie van het hoofdkantoor zijn opgenomen en aldaar worden bewaard. Deze archiefstukken zijn zelden of nooit geraadpleegd behoeven te worden.
Gezien deze ervaringen is het niet te verwachten, dat vorenbedoelde oude archiefstukken ooit nog eens geraadpleegd zullen moeten worden zodat deze zonder veel risico zouden kunnen worden afgevoerd.
Deze afvoer omvat dan 41 meter archiefrek uit de kelder, omvattende 456 dozen.'
Van groep M Rijksmetalen is 51 m vernietigd op 28 oktober 1965.
Groep P Automobielen, bestaande uit 25 meter is vernietigd op 25 januari 1960. In 1984 heeft een incidentele vernietiging plaatsgevonden van ongeveer 60 strekkende meter die goedgekeurd is door de algemeen rijksarchivaris bij zijn brief van 17 januari 1984 nr. CD/RAI/84/S-21 9. In 1989 ben ik begonnen met de inventarisatie van het archief van het Bureau Hergo. Al snel bleek dat nog een groot aantal bescheiden van dit archief voor vernietiging in aanmerking kwamen. Wederom is toen een voorstel tot incidentele vernietiging gedaan waarvoor toestemming is verleend door de algemeen rijksarchivaris bij zijn brief van 7 april 1989 nr. CD/RAI/89/167/MB.
Verantwoording van de bewerking
Om een beeld te geven hoe de verschillende zaken administratief zijn afgehandeld, heb ik enige dossiers van de te vernietigen bescheiden afgezonderd en als voorbeelddossiers in deze inventaris opgenomen.
Na inventarisatie beslaat het archief van het Bureau Hergo 11,5 strekkende meter.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Financiën en rechtsvoorgangers: Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (HERGO), nummer toegang 2.08.55, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Financiën / Hergo, 2.08.55, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
De Afdeling J. Kunstbezit heb ik reeds eerder geïnventariseerd in het kader van de opleiding tot middelbaar archiefambtenaar, zie hiervoor: toegang 2.08.42 - Inventaris van de archivalia gevormd door de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) en haar taakvoorganger / taakopvolgers, (1930) 1945-1951 (1983)
Publicaties
Bronnen
  • Overzicht der werkzaamheden van het Militair Gezag gedurende de Bijzondere Staat van Beleg, 14 september 1944-maart 1946, samengesteld door het Afwikkelingsbureau Militair Gezag.
  • Inventaris van het Commissariaat-Generaal voor de Nederlandsche Economische Belangen in Duitsland, 1945-1949 (1950), Centrale Archief Selectiedienst 1988.
  • Archief van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën.

Bijlagen

Afkortingen
Afkorting
Verklaring
C.G.R.
Commissariaat-Generaal voor de Nederlandsche Economische Belangen in Duitsland
Hergo
Herstelbetaling- en Recuperatiegoederen
I.A.R.A.
Inter Allied Reparation Agency
M.C.R.H.
Militair Commissariaat voor het Rechtsherstel
M.G
Militair Gezag
N.D.C.S.
Naval Disarmament Controll Staff
S.E.C.
Schade Enquête Commissie
T.C.S.
Technische Commissie Smalspoor
T.D.V.
Technische Dienst Vliegvelden
Wego
Weggevoerde Goederen

Archiefbestanddelen