Terug naar zoekresultaten

2.09.42.02 Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Bureau Bijzondere Jeugdzorg (7e Afdeling), 1945-1949 (1950)

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.09.42.02
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Bureau Bijzondere Jeugdzorg (7e Afdeling), 1945-1949 (1950)

Auteur

V. van den Bergh, M.W.M.M. Gruythuysen

Versie

27-01-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1993 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Justitie: 7e Afdeling: Bureau Bijzondere Jeugdzorg
Justitie / Bijzondere Jeugdzorg

Periodisering

archiefvorming: 1945-1949
oudste stuk - jongste stuk: 1945-1950

Archiefbloknummer

J25558

Omvang

; 116 inventarisnummer(s) 8,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Justitie, 7e Afdeling D, Bureau Bijzondere Jeugdzorg, 1945-1950

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het onvolledige archief van het Bureau Bijzondere Jeugdzorg bevat registratiekaarten van kinderen die onder toezicht waren geplaatst, documentatie over particuliere instellingen die zich bezig hielden met de opvang van kinderen, stukken over tehuizen, verslagen van inspectiebezoeken, nota's, rapporten, het eindverslag van het BBJ, archieven van de provinciale inspecties en archieven van tientallen tehuizen die werkzaam waren voor het BBJ.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Voorgeschiedenis
Tijdens de bezetting werd een radicale scheiding getrokken tussen "goede" en "foute" Nederlanders. Bij de bevrijding van Nederland domineerde het streven om de samenleving te ontdoen van alle smetten van samenwerking met de vijand. Ook de halve tegenstanders en de halve meelopers bepaalden volgens de illegale opiniepers het succes van de nazi's.
Bij regering in ballingschap en de bevolking als geheel heerste reeds ruim voor het einde van de oorlog de gedachte dat elke landverrader, collaborateur of meeloper spoedig en streng berecht diende te worden. Daartoe bereidde de regering in Londen al vroeg - mede ter voorkoming van bijltjesdag - een aantal besluiten voor, die arrestatie en berechting op grote schaal mogelijk moest maken. Tegen het eind van de oorlog werd door verschillende personen en groeperingen een gematigder en genuanceerder standpunt hieromtrent ingenomen.
Tijdens de bevrijding van het Zuiden van ons land werden de massale arrestaties van politieke delinquenten - of wie als zodanig werden beschouwd - algemeen als een gerechtvaardigde noodzakelijke veiligheidsmaatregel gezien, in verband met het mogelijke optreden van een vijfde colonne. Na de oorlog geschiedde de arrestatie echter uitsluitend uit het oogpunt van bestraffing. Daarbij werd chaotisch, willekeurig, hard en onrechtvaardig te werk gegaan, zoals door de slechte voorbereiding en de stemming bij de bevolking te verwachten was. Hoewel een bijltjesdag uitgebleven is, is wel door het hele land een materiële bijltjesdag gevierd.
Door alle politieke delinquenten, zware en lichte gevallen, jong en oud, over één kam te scheren raakten de bewaringskampen overvol. Meer dan 150.000 personen zijn kortere of langere tijd van hun vrijheid beroofd. Naar schatting heeft ca. een half miljoen personen (politieke delinquenten en hun gezinsleden) daardoor in geestelijke en materiële moeilijkheden verkeerd. Het werd duidelijk dat een perfectionistische berechting van zoveel personen jaren zou gaan duren, waardoor een langdurige ontwrichting van een grote groep lichte gevallen met hun gezinsleden te verwachten was. Twee instanties, zij het beide vanuit een andere invalshoek, zouden zich in de naoorlogse periode van 1945 - 1950 gaan belasten met de groep "foute" Nederlanders en hun gezinsleden: het Bureau Bijzondere Jeufdzorg en de Stichting Politieke Delinquenten.
Bijzondere Jeugdzorg
Op het terrein van het straf- en tuchtrecht heeft het Militair Gezag (MG) een bijzondere rol gespeeld. ( Al in 1941 werd door de Nederlandse regering in ballingschap een begin gemaakt met de voorbereidingen, die noodzakelijk waren op het oog op de bevrijding. Tot deze voorbereidingen behoorden maatregelen tot uitoefening van een "militair gezag" na capitulatie door de bezetter. Op 28 januari 1943 werd bij beschikking van de minister van Oorlog het Bureau Militair Gezag (kortweg MG) ingesteld. ) Op 14 september 1944 trad het Besluit op de Bijzondere Staat van Beleg (BBSB), bestemd als grondslag voor de werkzaamheden van het MG, in werking. Het BBSB verleende het MG de bevoegdheid om de bewegingsvrijheid van personen die een gevaar opleverden voor de openbare orde te beperken. Deze bepalingen waren ruim gesteld en gaven het MG grote discretionnaire macht. ( Het besluit op de bijzondere staat van beleg (BBSB) stond geheel naast de rechtspleging. Het besluit bevatte tal van zaken die niets met de bijzondere rechtspleging hadden te maken maar ook een artikel, dat de grondslag is geweest voor de arrestaties van politieke delinquenten en de inrichting van kampen van politieke delinquenten, zie Belinfante, A.D. in plaats van bijltjesdag, p. 34 e.v. ) In de periode 1944 - 1945 werden tussen de 100.000 - 120.000 mensen in hechtenis genomen. ( Er waren twee instructies om te arresteren: één Algemene Lastgeving van de chef van de staf Militair Gezag van 10 februari 1945 en een instructie van de Commandant Stoottroepen aan de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) van 25 september 1944. ) De grootste groep mensen werd gevormd door voormalige NSB-ers en Duitsgezinden. Deze massale arrestaties hadden echter tot gevolg dat een grote groep kinderen (in leeftijd variërend van 0 - 18 jaar) van voormalige NSB-ers aan hun lot werd overgelaten en/of samen met hun ouders werd ondergebracht in interneringskampen. ( Exacte aantallen kinderen zijn niet bekend. Schattingen spreken van 20.000 kinderen. Hiervan werden circa 8.000 kinderen ondergebracht in zogenaamde tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg en circa 12.000 kinderen werden ondergebracht bij pleeggezinnen. ) Een officiële instantie, die de zorg voor achtergebleven kinderen overnam, ontbrak. Vertegenwoordigers van de Voogdijraad, Kinderpolitie en Gemeentelijke Sociale Diensten poogden de achtergebleven kinderen onder te brengen bij daarvoor in aanmerking komende (pleeg-)gezinnen. De opvang werd toevertrouwd aan het MG. Dat betekende in de aanloop veel improvisatie. Geschoold personeel was moeilijk te vinden. Onderdak voor pleegkinderen was een probleem en de outillage van de tehuizen liet te wensen over.
Afdeling Jeugdzorg bij het Militair Gezag
De afdeling Jeugdzorg werd ondergebracht bij sektie XIV Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van het MG onder leiding van A. Bendien, kapitein in het Vrouwelijke Hulp Korps (VHK). In iedere provincie werd een provinciale inspecteur benoemd, die belast werd met de opvang van en de zorg voor NSB-kinderen. De provinciale inspectie ressorteerde onder de provinciale militaire commissaris (PMC). De provinciale inspectie werd bijgestaan door districtsinspecties, die ressorteerden onder districts militaire commissaris (DMC). De districtsinspecties waren belast met de zorg voor in gepleeggezinnen geplaatste kinderen.
De Afdeling Jeugdzorg, sectie XIV van het MG werd per 1 november 1945 overgedragen aan het Ministerie van Justitie, 7e Afdeling (Rijkstucht- en Opvoedingswezen), Bureau Bijzondere Jeugdzorg onder leiding van de psycholoog L.H.M. Berger. De administratieve en financiële afwikkeling werd tot 1 januari 1946 opgedragen aan het Afwikkelingsbureau Militair Gezag. Vanaf 1946 kwamen de kosten ten behoeve van de Bijzondere Jeugdzorg ten laste van het ministerie van Justitie. De totale personeelssterkte Bijzondere Jeugdzorg bedroeg bij overdracht aan het ministerie van Justitei circa 1856 personeelsleden. ( Verslag van het Bureau Bijzondere Jeugdzorg van de 7e Afdeling van het ministerie van Justitie, p. 82, inventarisnummer 109 )
Bureau Bijzondere Jeugdzorg
Organisatorisch kende het Bureau Bijzondere Jeugdzorg (hierna afgekort BBJ) eenzelfde structuur als de Afdeling Jeugdzorg, sectie XIV van het Militair Gezag zij het dat in de periode van het Militair Gezag beleid en uitvoering elkaar overlapten en dat in de periode van het BBJ een strikte scheiding bestond tussen beleid (Ministerie van Justitie) en uitvoering (provinciale inspecties). Centraal vanuit Den Haag werden voorschriften uitgevaardigd. Het Bureau was verdeeld in enkele secties, waarvan de belangrijkste waren: Financiën, Inspectie en Materieel en Personeel. Tevens werden drie landelijke inspecteurs benoemd met een coördineerde funktie.
Het BBJ onderhield geregeld contact met het Nederlands Beheersinstituut (NBI) om waar mogelijk de kosten voor de opvang en de zorg van de kinderen te verhalen op het door het NBI beheerde vermogen van geïnterneerde ouders.
Het beleid uit Den Haag was van meet af aan er op gericht de zorg voor de kinderen van om politieke redenen geïnterneerde ouders over te dragen aan particuliere verenigingen, stichtingen en instellingen, werkzaam op het gebied van de justitiële kinderbescherming. Bovendien werd een snelle gezinshereniging bevorderd. ( Circulaire van het ministerie van Justitie van 14 december 1945, nr. 3001 aan de provinciale inspecties Bijzondere Jeugdzorg. ) Terstond na vrijlating van een der ouders verliet het kind het tehuis voor Bijzonder Jeugdzorg en kwam indien nodig de zorg ten laste van de betreffende gemeente. ( Circulaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken van 26 november 1945, Afdeling A, nr. 3480 en van 21 juni 1946, Afdeling A, nr. 6314 aan de gemeentebesturen over de kosten van de verzorging van kinderen van geïnterneerde ouders na invrijheidstelling van een der ouders. )
Aanvankelijk bleef de opvang beperkt tot kinderen van om politieke redenen gedetineerden. Later werden tevens niet berechte jeugdige politieke delinquenten opgenomen in de tehuizen voor Bijzondere Jeugdzorg. Deze jonge mensen werden veelal door bemiddeling van commissarissen voor bewaring en vrijlating en kampcommandanten overgeplaatst in tehuizen voor Bijzondere Jeugdzorg. In het voorjaar van 1946 werden voor deze categorie jeugdgevallen speciale functionarissen aangesteld, te weten officieren-fiscaal voor jeugdzaken. De zorg voor de groep jeugdige politieke delinquenten werd eind 1946 overgedragen aan de Stichting Politieke Delinquenten.
Het BBJ werd in maart 1949 opgeheven. In de loop van 1950 werd de administratieve en financiële afwikkeling beëindigd. ( Opheffing BBJ bij ministriële beschikking van 24 maart 1949, nr. 2337, K76. )
Provinciale inspecties en tehuizen
De provinciale inspecties Bijzondere Jeugdzorg waren belast met de zorg voor en de opvang van kinderen van wie de ouders geïnterneerd waren en van jeugdige politieke delinquenten. De provinciale inspecties gaf uitvoering aan het beleid zoals dat door het ministerie van Justitie, Bureau Bijzondere Jeugdzorg werd vastgesteld en waren tevens belast met het toezicht op de tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg en de gezinsverpleging.
Overzicht van relevante wet- en regelgeving
  • Wetboek van Strafrecht
  • Besluit Buitengewoon Strafrecht (Stb. D 61)
  • Besluit Buitengewone Rechtspleging (Stb. D 63)
  • Tribunaalbesluit (Stb. E 101)
  • Zuiveringsbesluit 1944 (Stb. E 14)
  • Zuiveringsbesluit 1945 (Stb. F 132)
  • Besluit Politieke Delinquenten 1945 (Stb. F 244/280)
  • Regeling Ontzetting Rechten (Stb. G 218)
  • Wet van 27 juni 1947 houdende nadere voorzieningen met betrekking tot de bijzondere rechtspleging (Stb. H 206)
  • Uitvoeringsregeling voorwaardelijke invrijheidstellling (Stb. 1915/505)
  • Reclasseringsregeling 1947 (Stb. H 423)
  • Interneringsregeling 1946 (Stb. G 310)
  • Bewaringsregeling (M.B. van 28-2-1946)
  • Besluit Vijandelijk Vermogen (Stb. E 133)
  • Besluit Huwelijken met Vrouwen van Vijandelijke Nationaliteit (Stb. F 278)
  • Algemene Vorderingsregeling 1944 (Stb. E 140) jo. Beschikking ministers van Financiën en Justitie van 22-5-1946.
Overzicht van tehuizen voor Jeugdige Politieke Delinquenten
Het overzicht van tehuizen voor jeugdige politieke delinquenten is niet volledig.
Het verslag van het Bureau Bijzondere Jeugdzorg (inv.nr. 112) noemt voor het jaar 1947 een aantal van 22 tehuizen; om welke tehuizen het gaat wordt niet vermeld.
Van onderstaande tehuizen zijn de gegevens over de opvang van jeugdige politieke delinquenten bekend.
Provincie Plaats Tehuis Opheffing
Groningen Groningen Verl. Heereweg 177/192 12 oktober 1947
Friesland Hemrik Sparjebird
Drente Zuidwolde Ten Arlo 1 september 1948
Overijssel Enschede Twenthe 1 juli 1948
Gelderland Nunspeet De Wiltsangh 16 maart 1949
Utrecht Zuilen Zuyleveld 1 januari 1948
Utrecht Baarn Uytenbosch 1 maart 1949
Noord-Holland Amsterdam De Hoeksteen 1 oktober 1948
Noord-Holland Wijk aan Zee De Relweg 1 februari 1948
Noord-Holland Zandvoort De Tweesprong 1 oktober 1948
Zuid-Holland Katwijk De Schakel 31 januari 1949
Zeeland Hansweert Hansweert 15 juli 1947
Noord-Brabant Goirle Villa Blanca 1 juni 1948
Noord-Brabant Geldrop Villa Nova 1 maart 1948
Limburg Echt Lilbosch niet bekend
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archieven van het Bureau Bijzondere Jeugdzorg en de provinciale inspecties en tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg werden in 1973 overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief. ( Archief van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, dossier X4.233/Justitie, verklaring van overbrenging van 6 februari 1973. )
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief van het Bureau Bijzondere Jeugdzorg is zeer fragmentarisch. Ook de archieven, op een enkele uitzondering na, van de provinciale inspecties en tehuizen vertonen hiaten. Van een aantal tehuizen ontbreekt het archief in het geheel. Periodieke verslagen, maandrapporten, dossiers van pleegkinderen werden niet altijd aangetroffen. Er is geen archief aangetroffen van de Inspectie in de provincie Friesland, met uitzondering van twee bundels met betrekking tot kamp Sparjebird te Hemrik bij Drachten en enkele verspreide stukken in de archieven van de inspecties in Gelderland, Overijssel en Drenthe.
Verantwoording van de bewerking
Het archief van het Bureau Bijzondere Jeugdzorg bestaat uit een aantal seriematig geordende bestanddelen: registratiekaarten, accountantsrapporten en bundels betreffende de tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg. Een ander gedeelte van het archief maakt deel uit van het verbaalarchief van het ministerie van Justitie 1873 - 1955. De scheiding tussen de beide archiefbestanddelen is aangehouden.
De archieven van de provinciale inspecties en tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg zijn in de periode 1988-1993 toegankelijk gemaakt en overgedragen aan de rijksarchieven in de provincies. De ordening van de archieven was overwegend chronologisch. De inventarissen van de gedecentraliseerde archieven van provinciale inspecties en tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg zijn opgenomen in deze verzamelinventaris.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Een klein aantal stukken van dit archief is in slechte materiële staat, wat tot gevolg heeft dat het niet aangevraagd kan worden.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: 7e Afdeling: Bureau Bijzondere Jeugdzorg, nummer toegang 2.09.42.02, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Justitie / Bijzondere Jeugdzorg, 2.09.42.02, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Inventaris van de Archieven van de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten, 1945-1952, toegangsnr. 2.09.42.01
Inventaris van de Archieven van de Provinciale Inspectie en Tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg in de Provincie Zuid-Holland, (1945) 1946-1949 (1950), toegangsnr. 3.05.26

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen
Publicaties Het overzicht der werkzaamheden van het Militair Gezag gedurende de Bijzondere Staat van Beleg, 14 september 1944 - 4 maart 1946 , z.j., samengesteld door het Afwikkelingsbureau Militair Gezag. Belinfante, A.D. In plaats van bijltjesdag. De geschiedenis van de bijzondere rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog , Assen 1978. Duynstee, F.J.F.M. en Bosmans, J. Het Kabinet Schermerhorn-Drees, 1945-1946 , Assen 1977. Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog , deel 10A, Den Haag 1980. Idem, deel 12 , eerste helft, epiloog, Leiden 1988. Romijn, P. 'Als goede Nederlanders. De bestraffing van lichte gevallen van landverraad', in: Intermediair jrg. 18 nr. 18 blz. 1-7. Romijn, P. Snel, streng en rechtvaardig. Politiek beleid inzake de bestraffing en reclassering van "foute" Nederlanders 1945-1955 , Houten 1989.
Archieven Archief van het Ministerie van Justitie (1915-1955), Nationaal Archief, nummer toegang: 2.09.22 Archieven van het directoraat-generaal voor de Bijzondere Rechtspleging, Nationaal Archief, nummer toegang: 2.09.08 en 2.09.10 Archieven van organen betreffende de bijzondere rechtspleging, formeel bij het Ministerie van Justitie (opsporing, vervolging en berechting): materieel bij het Nationaal Archief Archief van het Militair Gezag, Nationaal Archief, nummer toegang: 2.13.27 en 2.13.28 Archief van het Nederlandse Beheersinstituut, Nationaal Archief, nummer toegang: 2.09.16 Archief van J. le Poole, 1946-1992, Nationaal Archief, nummer toegang: 2.21.205
ProvinciePlaatsTehuisOpheffing