Terug naar zoekresultaten

2.09.53 Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal van Politie, (1937) 1940-1946 (1948) [GEANONIMISEERDE VERSIE]

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.09.53
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal van Politie, (1937) 1940-1946 (1948) [GEANONIMISEERDE VERSIE]

Auteur

CAS 400

Versie

01-11-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2000 cc0
( Geanonimiseerde versie. )

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal van Politie
Justitie / Politie, 1940-1946

Periodisering

archiefvorming: 1940-1946
oudste stuk - jongste stuk: 1937-1948

Archiefbloknummer

J26572

Omvang

857 inventarisnummer(s); 59,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in het.
Nederlands
Duits

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzonder handschriften. Het archief bevat een aantal foto's.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Justitie / Directoraat-Generaal van Politie (1940-1946) Ministerie van Justitie / Generale Inspectie der Nederlandse Politie (1940-1942) Ministerie van Justitie / Directoraat-generaal van Politie (1939-1945) Ministerie van Justitie / Bureau van de gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Nederlandse Politie (1941-1943) Ministerie van Justitie / Commandogroep van het DGPol. te Zwolle, Groningen en Amsterdam, 17 sep. Ministerie van Justitie / Commissaris van Rijkspolitie, belast met de afdoening der zaken van het DGPol. te Nijmegen, 19 sep. Ministerie van Justitie / Afdeling Politie, bureau Rijkspolitie (1946)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Directoraat-Generaal van Politie over de periode 1940-1946 bevat voornamelijk stukken betreffende sollicitaties, arbeidsovereenkomsten, benoemingen, overplaatsingen, ontslagen en detachering van politiepersoneel. Verder bevat het archiefbescheiden betreffende de politieke betrouwbaarheid van personen, huwelijkstoestemmingen en stukken betreffende de zuivering van verschillende politiekorpsen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Algemeen
In 1940 had het Departement van Justitie alleen de zorg voor de rijkspolitie. Deze was ondergebracht bij de Vijfde Afdeling van het Departement. De Staatsalmanak van 1940 omschrijft de taak als volgt: "Alle aangelegenheden betreffende de rijkspolitiezorg, waaronder begrepen ondermeer uitvoering der vreemdelingenwetgeving, de politiaire grensbewaking, jacht- en visserijpolitie, aangelegenheden betreffende de Vuurwapenwet 1919 en de wet betreffende het in het openbaar dragen van wapenen, rivierventerij en opkoperij te water, politieorganisatie, beheer der rijkspolitiekorpsen (voorzover ressorterende onder het Departement van Justitie). Internationale samenwerking op politiegebied. Rijksrecherchecentrale (met de Onderafdeling Rijksvreemdelingendienst)".
De grondslag van de inrichting van de rijkspolitie was het Rijkspolitiebesluit van 6 augustus 1935, Stb. 497. Tot de rijkspolitie behoorden de Koninklijke Marechaussee, de rijksveldwacht, de commissarissen van de rijkspolitie en de waterschouten. Over de Koninklijke Marechaussee valt nog op te merken dat deze wat het materieel en de discipline betrof onder het Departement van Defensie ressorteerde, terwijl het uitoefenen van de politietaak onder het Departement van Justitie viel. Na de inval van de Duitsers in mei 1940 kwam hier verandering in. Op 5 juli kwam de zorg voor de Marechaussee ook onder het Departement van Justitie.
Eind 1940 werd de Vijfde Afdeling van het Departement van Justitie vervangen door het Directoraat-Generaal van Politie en de Generale Inspectie der Nederlandse Politie. Dit gebeurde op initiatief van H.A. Rauter, de Generalkommissar für das Sicherheitswesen, die zich bijzonder interesseerde voor het Nederlandse politiewezen. Ook al was de politie daardoor in haar organisatie vereenvoudigd, zij was wel blijven ressorteren onder twee departementen: de gemeentepolitie onder het Departement van Binnenlandse Zaken en de rijkspolitie, marechaussee en rijksveldwacht onder het Departement van Justitie.
Op 1 januari 1941 werd de rijksveldwacht opgeheven en toegevoegd aan de marechaussee. Dit ging Rauter nog niet ver genoeg. Hij wilde dat de politie, inclusief gemeentepolitie, vanuit één punt geleid werd en wel vanuit het te Den Haag gevestigde Directoraat-Generaal van Politie.
Om deze reorganisatie tot stand te brengen werd door J.C. Tenkink, secretaris-generaal van het Departement van Justitie, in overleg met zijn ambtgenoot K.J. Frederiks van het Departement van Binnenlandse Zaken, bij besluit van 5 februari 1941, no. 2016 een commissie ingesteld welke advies moest uitbrengen met betrekking tot een reorganisatie van de Nederlandse politie, alsmede om de nodige voorzieningen voor te bereiden met het doel deze reorganisatie zo spoedig mogelijk in werking te doen treden. Voorzitter werd A. Brants, de directeur-generaal van politie, tot leden werden benoemd: A.W. de Koningh, inspecteur-generaal der Nederlandse politie, J.A. van Thiel en R. van Genechten, procureurs-generaal, H.W.J. Mulder, raadadviseur bij het Departement van Binnenlandse Zaken, G.W. Toebes, referendaris bij het Departement van Financiën, H.J. Versteeg, hoofdcommissaris van politie en N.G. van der Mey, tijdelijk raadadviseur bij het Directoraat-Generaal van Politie.
De werkzaamheden van deze commissie vlotten niet erg, doordat de commissie werd vertegenwoordigd door die instanties die het voor de oorlog al niet eens kon worden over het politievraagstuk. Ook nu kwamen de oude tegenstellingen weer boven.
Begin 1941 meende Rauter in de persoon van L.J. Broersen een kandidaat te hebben gevonden die de reorganisatie snel en effectief kon verwezenlijken. De commissie zat nog midden in zijn taak toen deze een functie kreeg bij de commissie als adjunct-secretaris. Eén maand na zijn aanstelling stuurde hij Rauter een rapport waarin hij constateerde dat "de Nederlandse autoriteiten die zich bezig hielden met de reorganisatie van de Nederlandse politie niets positiefs tot stand hadden gebracht". Dit kwam volgens Broersen omdat deze autoriteiten "niet deskundig waren" en een "uitgesproken anti-nationaal-socialistische gezindheid hadden". Hij stelde in zijn rapport voor "een volledig vertrouwd nationaal-socialist aan te wijzen om Rauter inzake het reorganisatievraagstuk te adviseren" en vervolgens een "secretaris-generaal van politie dan wel een chef der Nederlandse politie te benoemen ressorterende onder het Departement van Justitie of het Departement van Binnenlande Zaken".
Het rapport viel bij Rauter in goede aarde. Hij gaf daarom instructie aan J.P. Hooykaas, de waarnemend secretaris-generaal van Justitie, Broersen te benoemen. Met ingang van 1 juli 1941 werd deze door J.J. Schrieke, de pas benoemde secretaris-generaal van Justitie, aangesteld als gevolgmachtigde bij het Directoraat-Generaal van Politie voor de reorganisatie der Nederlandse politie.
Na verloop van tijd werd het Rauter duidelijk dat de reorganisatie vertraagd werd en de uitvoering van de politietaak ernstig gehinderd werd. Hij weet dit aan het feit dat er geen centrale leiding was. Bij brief van 26 november 1941 gaf hij de secretaris-generaal van het Departement van Justitie opdracht de ontwerp-verordening van Broersen goed te keuren. Dit resulteerde in het besluit van 3 december 1941, no. 1114, waarbij met ingang van 1 december 1941 het Directoraat-Generaal van Politie werd opgeheven. Met dien verstande dat de werkzaamheden van het voormalige directoraat-generaal op de gebruikelijke wijze werden uitgevoerd. De taken werden echter verdeeld onder de gevolmachtigde voor de reorganisatie van de Nederlandse politie en de inspecteur-generaal der Nederlandse politie.
K.J. Frederiks, de secretaris-generaal van het Departement van Binnenlandse Zaken, stelde zich op het standpunt dat hij formeel met Broersen niets te maken had: "Zo er al gereorganiseerd moest worden, dan moest men de gehele politie onder het Departement van Binnenlandse Zaken brengen". Hij haalde echter bakzeil. Op 7 april 1942 kreeg hij van F. Wimmer, de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz, de instructie Broersen ook te benoemen tot gevolmachtigde voor de reorganisatie van de Nederlandse politie bij het Departement van Binnenlandse Zaken. Daarmee werd Broersen op slag de chef van de Nederlandse politie, en was hij in de gelegenheid verder te gaan met de reorganisatie.
Bij verordening van 14 december 1942, no. 147 en met ingang van 1 maart 1943 kwam de gehele politie officieel onder het opnieuw ingestelde Directoraat-Generaal van Politie. In deze Verordening Organisatie Politie stond verder dat de procureurs-generaal hun politionele bevoegdheden verloren.
In de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Haarlem, Groningen, Eindhoven en Arnhem traden staatspolitiegezagdragers op als leiders van de staatspolitie-instanties, met de titel politiepresident. De staatspolitiegezagdragers in Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Eindhoven en Arnhem namen tevens de taak der gewestelijke politiepresidenten waar, met de titel van gewestelijk politiepresident.
Er werd een recherchecentrale ingesteld, met recherchehoofdafdelingen bij de staatspolitie-instanties in Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Eindhoven en Arnhem en rechercheafdelingen bij de staatspolitie-instanties in Den Haag, Utrecht en Haarlem.
Begin september 1944 werd het, in verband met het naderende geallieerde leger, nodig geacht een Commandogroep in het leven te roepen om het contact te onderhouden tussen het Directoraat-Generaal van Politie, de Nederlandse politie en de Befehlshaber der Ordnungspolizei wanneer laatstgenoemde van standplaats zou veranderen. Onder leiding van Y. de Boer, de waarnemend chef staf, vertrok dat commando eerst naar Zwolle, later naar Groningen en tenslotte naar Amsterdam. Op 7 mei 1945 gaf De Boer zich over aan de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Bij besluit van de chef van de Staf Militair Gezag, H.J. Kruls, van 12 september 1944, no. 23 werden voorlopige voorschriften vastgesteld voor de organisatie van de politie in het in bijzonder staat van beleg verkerende gebied. Hierbij werden o.a. de procureurs-generaal weer fungerend directeuren van politie, zoals was vastgelegd in het Rijkspolitiebesluit van 6 augustus 1945. Stb. 497.
Op 20 november 1944 werd de kapitein van de staatspolitie te Nijmegen, A.I. Oerlemans, met terugwerkende kracht vanaf 19 september 1944, belast met de afdoening der zaken van het Directoraat-Generaal van Politie te Nijmegen. Begin 1946 was hij gereed met zijn werkzaamheden.
Het Koninklijk Besluit van 27 september 1944, Stb. E 123 bevatte de vaststelling van het Buitengewoon Politiebesluit, waarin aan de minister van het Departement van Justitie tijdelijke bevoegdheden met betrekking tot de politie en de politiezorg werden toegekend.
Bij ministerieel besluit van 30 juli 1945, no 973/45 werd de Afdeling Politie ingesteld, deel uitmakende van het Departement van Justitie, Deze werd belast met de politionele aangelegenheden van departementale aard.
Generale Inspectie der Nederlandse Politie 1940-1942
De Generale Inspectie der Nederlandse Politie werd eind 1940 ingesteld. Hoogste functionaris werd de inspecteur-generaal van de Nederlandse Politie A.W. de Koningh. Hij werd bijgestaan door zijn chef van staf, tevens inspecteur van de marechaussee, H.W.B. Croiset van Uchelen. De Generale Inspectie bestond uit vier afdelingen: Eerste Afdeling, Algemene Zaken; Tweede Afdeling, Marechaussee; Derde Afdeling, Stedelijke rijkspolitie en gemeentepolitie en de Vierde Afdeling, Vakonderwijs.
De inspecteur-generaal had tot taak de leiding van de gehele geüniformeerde Nederlandse politie. Deze taak bestond uit:
  • Het voortdurend algemeen toezicht op de geüniformeerde politie voor wat betreft de juiste uitvoering van alle aan haar opgedragen werkzaamheden.
  • Het samentrekken en het gebruiken in gesloten verband van politie bij bijzondere gebeurtenissen, wanneer de plaatselijke sterkte niet voldoende is.
  • De uitvoering en het inspecteren, naast de gevolmachtigde, van de opleiding der officieren, onderofficieren en manschappen van de geüniformeerde Nederlandse politie en in de dagelijkse dienst.
  • Het verhogen van de arbeidsvreugde en de ontwikkeling van de besluitvaardigheid alsmede de versterking van het verantwoordelijkheidsgevoel in het officierskorps.
  • Het voortdurend op de hoogte houden van de secretaris-generaal van bijzondere gebeurtenissen op politiegebied in Nederland.
De inspecteur-generaal kon tevens voorstellen doen aan de gevolmachtigde betreffende de organisatie van de Nederlandse politie, wat de geüniformeerde politie betreft.
Eind 1942 hield de Generale-Inspectie der Nederlandse Politie op te bestaan, een juiste datum is niet bekend.
Directoraat-Generaal van Politie 1940-1941
Het Directoraat-Generaal van Politie werd eind 1940 gelijkertijd ingesteld met de Generale-Inspectie der Nederlandse Politie.
Aan het hoofd stond de directeur-generaal van politie, A. Brants, bijgestaan door de raadadviseur P. Meijes. Het Directoraat-Generaal van Politie bestond uit de Afdelingen Algemene Dienst, Rijksvreemdelingendienst en Rijksidentificatiedienst. Later werd dit nog uitgebreid met de Rijksrecherchecentrale en de Rijksopsporingsdienst.
Op grond van de instructie van 5 december 1940, no. 2013 was het Directoraat-Generaal van Politie belast met de behandeling van tot het Departement van Justitie behorende aangelegenheden van politionele aard, meer in het bijzonder die, welke de organisatie, het beheer, de huishouding en de taak van de bestuursrechtelijke politie en van de opsporings-politie (recherche) betroffen, en in het algemeen die aangelegenheden welke niet behoorden tot de bemoeiing van de inspecteur-generaal der Nederlandse politie.
De Afdeling Algemene Dienst behandelde alle aangelegenheden niet behorend tot de andere afdelingen.
De Afdeling Rijksvreemdelingendienst behandelde de aangelegenheden betreffende de rijkspolitiezorg met betrekking tot vreemdelingen, het toezicht op de hier vertoevende vreemdelingen, toelating, verwijdering en internering. Verder was het belast met de grensbewaking en de behandeling van onderwerpen met betrekking tot de opsporing en persoonsvaststelling van gezochte en aangehouden vreemdelingen. Tevens werd een algemene vreemdelingencarthoteek bijgehouden.
De Afdeling Rijksidentificatiedienst behandelde alle zaken betreffende de identificatie van verdachte, veroordeelde en vermiste personen en onbekende lijken.
De Rijksrecherchecentrale was belast met de criminele aangelegenheden en de Rijksopsporingsdienst verzorgde ondermeer de treincontroles.
Op 1 december 1941 werd het Directoraat-Generaal van Politie opgeheven.
Bureau van de Gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Nederlandse Politie
1941-1943
Op 1 juli 1941 werd L.J. Broersen benoemd tot gevolmachtigde bij het Directoraat-Generaal van Politie voor de reorganisatie van de Nederlandse politie.
Zijn taak bestond uit de behandeling van alle aangelegenheden, welke deel uitmaken of een rechtstreeks uitvloeisel waren van de reorganisatie van de Nederlandse politie, alsmede van die aangelegenheden, welke betrekking hadden op de verenigingen, bonden en fondsen van politieambtenaren.
Na de opheffing van het Directoraat-Generaal van Politie, met ingang van 1 december 1941, werd de taak van de gevolmachtigde uitgebreid met:
  • De behandeling van aangelegenheden betreffende de wetgeving en recht ten aanzien van de Nederlandse politie;
  • De werving van politiepersoneel;
  • De organisatie van en het toezicht op de opleiding van politiepersoneel
  • Het benoemen, bevorderen, verplaatsen, detacheren, op wachtgeld stellen, pensionering en ontslaan van politiepersoneel;
  • De aanschaffing en het gebruik van motorrijtuigen, vaartuigen en overig materieel door de Nederlandse politie;
  • De Technische Verbindingsdienst der Nederlandse Politie;
  • De geneeskundige verzorging van politiepersoneel;
  • De Veterinaire Dienst der Nederlandse Politie;
  • De kleding, uitrusting en bewapening van de Nederlandse politie;
  • De huisvesting en verzorging van de Nederlandse politie;
  • Huishoudelijke en comptabele aangelegenheden van de Nederlandse politie.
De Bestuursalmanak van het bezette Nederlandse gebied over de jaren 1942-1943 geeft een opsomming van de volgende organisatieonderdelen:
  • Bureau Kabinet
  • Afdeling Uitvoerende Dienst
  • Afdeling Recht en Bestuur
  • Afdeling Organisatie Ordepolitie
  • Afdeling Personeel en Opleiding Recherche
  • Afdeling Organisatie Recherche
  • Afdeling Technische Verbindingsdienst
  • Afdeling Materieel en Bewapening
  • Afdeling Geneeskundige- en Gezondheidsdienst
  • Afdeling Comptabiliteit
  • Afdeling Intendance
  • Afdeling Huisvesting
  • Rijksrecherchecentrale
  • Afdeling Rijksidentificatiedienst
  • Afdeling Rijksvreemdelingendienst
In verband met de evacuatie van de departementen uit Den Haag was het Bureau van de Gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Nederlandse Politie vanaf 16 februari 1943 gevestigd te Hoog-Soeren in de gemeente Apeldoorn. Met ingang van 1 maart werd het Bureau opgeheven.
Directoraat-Generaal van Politie 1943-1945
Met ingang van 1 maart 1943 werd het Directoraat-Generaal van Politie ingesteld. Tot waarnemend directeur-generaal van politie werd benoemd de secretaris-generaal van het Departement van Justitie J.J. Schrieke.
L.J. Broersen werd benoemd tot chef van de Algemene Staf. Hij viel echter al gauw in ongenade bij H.A. Rauter en kreeg opdracht naar het oostfront te gaan. Deze mededeling werd hem teveel en hij stortte in. Nadat Broersen in de zomer van 1944 gezond was verklaard werd hem met ingang van 1 juli 1944 eervol ontslag verleend.
Op 1 oktober 1943 werd hij opgevolgd door P.J. Kooymans, voormalig politiepresident van Eindhoven en gewestelijk politiepresident van het zuiden. Ook deze chef-staf hield het niet lang vol. Na ongeveer twee maanden raakte hij verwikkeld in een affaire en kreeg ook hij opdracht naar het oostfront te vertrekken.
Kooymans werd op zijn beurt opgevolgd door Y. de Boer, de voormalig gewestelijk politiepresident van Groningen.
De Bestuursalmanak van het bezette Nederlandse gebied over de jaren 1943-1944 geeft een opsomming van de volgende organisatieonderdelen:
  • Stafbureau
  • Adjudantuur
  • Hoofdafdeling Uitvoerende dienst
    • Afdeling I Inzet
    • Afdeling II Staatspolitie
    • Afdeling III Marechaussee (Gendarmerie)
    • Afdeling IV Politie te Water
    • Afdeling V Gemeentepolitie
    • Afdeling VI Inzet Paarden en Motoren
    • Afdeling VII Opleiding
    • Afdeling VIII Opsporingsdienst voor de Prijzen
  • Hoofdafdeling Personeel
    • Afdeling I Principiële Voorschriften en Bepalingen
    • Afdeling II Officierszaken
    • Afdeling III Onderofficieren en Manschappen
    • Afdeling IV Werving
    • Afdeling V Straf- en Tuchtzaken
    • Afdeling VI Hulppolitie
  • Hoofdafdeling Bestuursdienst
    • Afdeling I Wetgeving
    • Afdeling II Organisatie
    • Afdeling III Ambtenarenrecht
    • Afdeling IV Comptabiliteit
    • Afdeling V Huisvesting
    • Afdeling VI Algemene Zaken
  • Hoofdafdeling Recherchecentrale
    • Directie I: Organisatie, statistiek, museum, bibliotheek, speurhondendienst, radio-omroep, wagenpark, vreemdelingendienst, grensaangelegenheden en internationale samenwerking
    • Directie II: Zware misdadigers, eigendomsdelicten, overige vermogens-delicten, zedendelicten en kinderpolitie
    • Directie III: Laboratorium, dactyloscopie, fotografie, preventieve politie, signalerings- en meldingswezen
  • Hoofdafdeling Brandweer
  • Hoofdafdeling Luchtbescherming
    • Afdeling I Organisatie
    • Afdeling II Zelfbescherming
    • Afdeling III Onderricht
    • Afdeling IV Pers en Propaganda
    • Afdeling V Informatie en Melding
    • Afdeling VI Personeel
    • Afdeling VII Technische - en Keuringsdienst
    • Afdeling VIII Administratie
    • Afdeling IX In- en Verkoop
    • Afdeling X Registratuur
In maart 1943 bleek dat het gebouw in Hoog-Soeren niet geschikt was om daar de winter in door te brengen. Daarom werd uitgekeken naar een ander gebouw. Dit werd gevonden in Nijmegen. Na verbouwingen werd in de herfst van 1943 de intrek genomen in de gebouwen van de St. Anna- en Albertinumstichting.
De volledige werkzaamheden van het Directoraat-Generaal van Politie werden tot en met de bevrijding van het zuiden van Nederland, eind september 1944, uitgevoerd. Daarna werden er tot midden 1945 nog enige personele en financiële zaken afgehandeld.
Commandogroep van het Directoraat-Generaal van Politie 1944-1945
Door de oorlogshandelingen begin september 1944 werd het nodig geacht bijzondere maatregelen te treffen ten opzichte van de werkzaamheden van het Directoraat-Generaal van Politie. Y. de Boer, de waarnemend-chef van de Algemene Staf, kreeg van J.J. Schrieke, de waarnemend directeur-generaal van politie, de opdracht een Commandogroep te vormen, met de taak dat wanneer de Befehlshaber der Ordnungspolizei van standplaats zou veranderen de Commandogroep hem zou volgen en zo het contact tussen het Directoraat-Generaal, de Befelhshaber der Ordnungspolizei en de politie in Nederland zou worden gehandhaafd.
Op zondag 17 september 1944 kwam 's middags het bevel van de Befehlshaber der Ordnungspolizei om de Commandogroep te verplaatsen naar Schalkhaar. Daar werd overnacht. Omdat de gelijktijdig gearriveerde Staf van de Befehlshaber alle bureauvertrekken had bezet moest naar een andere lokatie worden gezocht. Zwolle werd voorgesteld omdat daar de dichtstbijzijnde telexverbinding was. De volgende dag vertrok de Commandogroep daarheen, alwaar kwartier werd gemaakt in het Dominicanerklooster. In een gebouw van de Economische Dienst, achter het hoofdbureau van politie aldaar, werden dienstvertrekken ingericht.
Allereerst werd de gewestelijke politiepresidenten per telex medegedeeld, dat het Directoraat-Generaal zich te Zwolle bevond en dat alle post, berichten enz. daarheen moest worden gestuurd. Door de oorlogshandelingen was het contact met het Directoraat-Generaal van Politie te Nijmegen uitgeschakeld.
De werkzaamheden van de Commandogroep ondergingen een grote verandering in vergelijking met die van het Directoraat-Generaal van Politie. Voorheen waren alle werkzaamheden gecentraliseerd bij het Directoraat-Generaal van Politie. Nu werden deze grotendeels gedecentraliseerd naar de gewestelijke politiepresidenten en werden hun bevoegdheden ten opzichte van bevordering, overplaatsing enz. belangrijk uitgebreid. Zodoende werd de Commandogroep een meer controlerend lichaam, de gewestelijke politiepresidenten moesten van al hun besluiten kennis geven aan de Commandogroep. Er werd flink gebruik gemaakt van telex, telefoon en koeriersdiensten.
De Commandogroep was, organisatorisch gezien, een afspiegeling van het Directoraat-Generaal van Politie te Nijmegen. Het bestond uit de hoofdafdelingen: Stafbureau, Uitvoerende Dienst, Personeel, Bestuursdienst, Recherche, Luchtbescherming en Brandweer en de Afdeling Adjudantuur. Het hoofd van de Afdeling Comptabiliteit bevond zich in Den Haag en hij werd aldaar tewerkgesteld.
In verband met de oprukkende geallieerde troepen werd begin april 1945 verbinding gezocht met Schrieke. Deze gaf opdracht de Commandogroep te verplaatsen naar Groningen. Aldus gebeurde op 7 april 1945.
Schrieke voegde zich aldaar bij de Commandogroep. Na enkele dagen vertrok hij naar Den Haag na het bevel te hebben gegeven naar Amsterdam te vertrekken, alwaar vanaf 18 april 1945 de Commandogroep was gevestigd.
Op 7 mei stelde De Boer, sinds 1 januari 1945 benoemd tot chef van de Algemene Staf van de Nederlandse politie, zijn functie ter beschikking aan de overste Van Heiden, commandant-centrum van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Commissaris van Rijkspolitie, belast met de afdoening van de zaken van het Directoraat-Generaal van Politie te Nijmegen
Op grond van het besluit van 20 november 1944 van de commissaris van het Militair Gezag in de provincie Gelderland, werd de kapitein van de staatspolitie, tijdelijk hoofd van de staatspolitie in Gelderland, A.I. Oerlemans, met terugwerkende kracht, vanaf 19 september 1944 belast met de afdoeningen van de zaken van het Directoraat-Generaal van Politie te Nijmegen. Hij was tevens belast met de waarneming van de functies van commissaris van politie te Nijmegen en fungerend directeur van politie in de provincie Gelderland ten zuiden van de Rijn. Zijn werkzaamheden met betrekking tot de afdoening van de zaken van het Directoraat-Generaal van Politie bestonden uit de afwikkeling van personele en financiële aangelegenheden.
Begin 1946 was hij gereed met zijn werkzaamheden.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Aanwijzingen voor onderzoek in het archief
Als men een onderwerp of een persoonsnaam weet, is onderzoek in de archieven mogelijk. Dit kan vanuit twee invalshoeken gedaan worden.
1. Zoeken via de index
Een mogelijkheid om iets over een bepaald onderwerp of persoon te vinden is de index. Eigennamen, geografische aanduidingen en onderwerpen voorkomend in de omschrijvingen in de bijlagen zijn in deze index opgenomen. Dit betekent dat niet alle namen die voorkomen in de beschreven archiefstukken zijn opgenomen. Niet opgenomen in de index zijn de namen uit de inleiding.
De 'ij' is gealfabetiseerd bij de letter 'I' en niet bij de 'Y'.
U zoekt in deze alfabetische lijst het onderwerp of naam van de persoon waarover u stukken wilt raadplegen. Als u het heeft gevonden, wordt u verwezen naar een inventarisnummer.
Ter verduidelijking volgt hieronder een schematische weergave van bovenstaande zoekstructuur:
Index ---> Inventaris ---> Bijlagen
Voorbeeld 1:
U zoekt gegevens over aanplakbiljetten en de aanplakregeling. Via de index vindt u de volgende aanwijzingen:
Aanplakbiljetten 97, 612
Aanplakregeling 615
U ziet dat de trefwoorden een verwijzing opleveren naar de inv.nrs. 97, 612, en 615. Vervolgens zoekt u in de inventaris de desbetreffende inventarisnummers op.
Inventarisnummer 97 maakt deel uit van het archief van het Bureau van de Gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Nederlandse Politie, 1941-1943. In de serie algemene onderwerpen (AO) ziet u bij inventarisnummer 97 staan:
97 AO 0/025/40 - AO 0/056/40
In de bijbehorende verzamelbeschrijving ziet u dat deze serie nader toegankelijk is gemaakt in een afzonderlijke bijlage. Om de informatie over aanplakbiljetten te vinden wordt u verwezen naar bijlage 1.
In bijlage 1 ziet u onder de nadere specificatie van inventarisnummer 97 staan:
AO 0/042/40 Bewaking van bekendmakingen (aanplakbiljetten)
Vervolgens kunt u inventarisnummer 97 opvragen en het stuk met het kenmerk AO 0/042/40 inzien.
Op dezelfde wijze kunt u ook de gezochte informatie vinden bij de inventarisnummers 612 en 615.
2. Zoeken via de eigentijdse kaartsystemen
De in de verschillende archieven aangetroffen kaartsystemen verwijzen naar de behandelende afdelingen en de oorspronkelijke registratuur, derhalve een jaar met agendanummer, classificatiecode of een ander registratuurkenmerk.
Hetzij door vermissing of vervreemding hetzij door vernietiging is een deel van de stukken niet meer aanwezig. Dit betekent dat de verwijzingen die u in de verschillende kaartsystemen aantreft niet altijd de door u gezochte stukken opleveren.
In de inventaris zelf treft u bij verschillende series verwijzingen aan naar de bijbehorende kaartsystemen.
Selectie en vernietiging
De archieven zijn gevormd gedurende "bijzondere omstandigheden": Dit hield in dat ook in uitvoerende zin zeer terughoudend met vernietiging moest worden omgegaan. Hiervoor kwamen derhalve alleen die stukken in aanmerking die ondanks de oorlogssituatie gewone routinezaken betroffen. Alle overige zaken die op de een of andere manier zijn gerelateerd aan de oorlogssituatie kwamen voor bewaring in aanmerking.
Verantwoording van de bewerking
De archieven van het Directoraat-Generaal van Politie werden in 1999 door het Ministerie van Justitie ter bewerking aangeboden aan de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten.
De bewerking omvatte de volgende bestanden:
  • Departement van Justitie/Afd. Politie/Directoraat-Generaal van Politie, 1940-1945, diverse afdelingen:
    • Algemene Dienst (AD) (doosnrs. 1-15)
    • Staf (doosnrs. 89-100)
    • Hoofdafdeling Bestuursdienst (doosnrs. 112-126, 130-142, 163-184)
    • Hoofdafdeling Personeel (doosnrs. 185-187, 239-252, 342-372)
  • Gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Nederlandse Politie:
    • Diverse afdelingen (doosnrs. 199-235)
    • Kabinet (doosnrs. 16-19)
    • Hoofdafdeling Recht en Bestuur (doosnrs. 101-111)
    • Hoofdafdeling Personeel (doosnrs. 127-130, 143-162, 268-341,
    • 449-481)
    • Hoofdafdeling Uitvoerende Dienst (doosnrs. 188-198)
  • Generale-Inspectie der Nederlandse Politie, 1940-1942
    • Afdeling I (doosnrs. 373-408)
    • Afdeling II (doosnrs. 409-434)
    • Afdeling III (doosnrs. 435-448)
    • Afdeling IV (doosnrs. 448)
  • Bureau Afwikkeling Directoraat-Generaal van Politie (doosnrs. 236-237, 616-621)
  • Directoraat-Generaal van Politie, na mei 1945
    • Bureau Pensioenen (doosnr. 238)
  • Ministerie van Justitie/Afdeling Politie, Bureau Rijkspolitie, 1946 (doosnrs. 253-267)
Als toegang op het archief was een inventaris aanwezig. De kwaliteit en het niveau van de beschrijvingen waren echter van matige kwaliteit. Tijdens de bewerking kwamen er bij het Ministerie van Justitie nog een aantal kaartsystemen boven water. Deze gaven toegang op een deel van de in het archief aangetroffen bestanden. De oorspronkelijke omvang van de archieven vóór de bewerking bedroeg 78,5 meter (excl. kaartsystemen). Na bewerking en herverpakking bedraagt de omvang 67 meter (incl. kaartsystemen).
Bij de indeling van de inventaris is zo mogelijk een scheiding gemaakt tussen de archieven van de Generale-Inspectie der Nederlandse Politie, het Directoraat-Generaal van Politie en de Gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Nederlandse Politie. Binnen deze hoofdindeling is de ordening op afdeling.
Grote delen van het archief bestonden uit series, zoals personeelsdossiers, numerieke dossiers, verbalen, correspondentie geordend op agendanummer e.d. Deze bestanden zijn in de inventaris in enge zin op serieniveau toegankelijk gemaakt. Waar mogelijk is in afzonderlijke bijlagen een nadere omschrijving van de stukken/dossiers gemaakt. Eigennamen, geografische aanduidingen en onderwerpen voorkomend in de beschrijvingen in de bijlagen zijn opgenomen in een index. Als bleek dat het kaartsysteem toegang gaf tot bepaalde series is er een verwijzing naar dit kaartsysteem gemaakt.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B). Generieke beperking openbaarheid tot 1-1-2025
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Het archief kent geen materiële beperkingen.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie: Directoraat-Generaal van Politie, nummer toegang 2.09.53, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Justitie / Politie, 1940-1946, 2.09.53, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen Huizinga, Bert en Koen Aartsma, De Zwarte Politie, 1940-1945 Weesp, 1986. Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog : deel 4, Den Haag, 1972 deel 5, Den Haag, 1974.

Archiefbestanddelen