Terug naar zoekresultaten

2.12.20 Plaatsingslijst van het archief van de Dienst der Hydrografie en taakvoorgangers, (1812) 1874-1981

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.12.20
Plaatsingslijst van het archief van de Dienst der Hydrografie en taakvoorgangers, (1812) 1874-1981

Auteur

M.W.M.M. Gruythuysen, G.G.J. Boink (bewerking)

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
(c) 1987, 2021 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Archief Hydrografie
Hydrografie

Periodisering

archiefvorming: 1874-1981
oudste stuk - jongste stuk: 1812-1981

Archiefbloknummer

D23918

Omvang

; 150 inventarisnummer(s) 21,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Er zijn tevens stukken in het.
Nederlands
Engels

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Dienst Hydrografie

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat journalen van schepen c.q. opnemingsvaartuigen; brievenboeken (met indexen), hoekmeet-en bakenregisters; triangulatieregisters; lodingsboekjes; peilschaalboekjes e.d. Er zijn ook enkele meteorologische journalen daterend van vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog en getijdebeschrijvingen voor de eerste helft van de 20e eeuw. De meerderheid van het materiaal betreft werkzaamheden in de Indonesische archipel, maar er zijn ook stukken over de Nederlandse kustwateren, de Nederlandse Antillen en Suriname.
Verder is er informatie over de organisatie zelf waaronder jaarverslagen, maar ook lezingen voor de Krijgsschool, foto's van de werkzaamheden, experimenten met luchtfotografie, zeevaartkundige tafels en onderwerpen als locatisering van scheepswrakken.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Hoofdstuk 1. INLEIDING
In de 18e eeuw werd van overheidswege, een begin gemaakt met de wetenschappelijke planning van hydrografisch onderzoek.
Een tweetal perioden kunnen worden onderscheiden. De eerste periode (1787-1874) wordt gekenmerkt door een pogen van de overheid om het hydrografisch onderzoek te systematiseren. Een begin hiertoe werd gemaakt met de door de Staten van Holland in 1787 ingestelde "Commissie tot de Zaaken, het bepalen der lengte op zee en de verbetering der zeekaarten betreffende" (Commissie 1787).
De tweede periode (1874-1980) wordt gekenmerkt door institutionalisering en internationalisering van hydrografisch onderzoek, te beginnen in 1874 met de oprichting van de Dienst der Hydrografie, ressorterend onder de 5e afdeling van het Ministerie van Marine. Beide perioden zullen in het navolgende de revue passeren.
Hoofdstuk 2. Periode 1787-1874
In 1787 werd op last van de Staten van Holland de "Commissie tot de Zaaken, het bepalen der lengte op zee en de verbetering der zeekaarten betreffende" ingesteld (Commissie van 1787).
De commissie bestond uit leden van de Admiraliteitskamer van Amsterdam en wetenschappers op het terrein van de natuurkunde en de astronomie.
Het hydrografisch onderzoek richtte zich op een drietal gebieden, die voor de Nederlandse scheepvaart van groot belang waren: de Nederlandse Kustwateren en estuaria, de zeegebieden en kustwateren binnen de Oostindische Archipel en de Westindische wateren.
A. Nederlandse kustwateren en estuaria
Pas na de totstandkoming van het Koninkrijk Nederland (1815) werd gestart met het systematisch onderzoek van Nederlandse kustwateren en estuaria. Van 1815-1825 werden de estuaria van de provincie Zeeland onderzocht en in kaart gebracht (Hydrografische kaart van het Brouwershavensche Zeegat, Roompot en Oosterschelde). In 1831 en later in 1834 werden de wateren rondom Vlieland, Terschelling en Ameland in kaart gebracht. In 1840 volgde Texel en vier jaar later het Haringvliet, Krammer, Volkerak en het Hollands Diep.
Na beëindiging van een uitgebreid tiangulatie-onderzoek van het Zuiderzeegebied (1844-1845) waren de belangrijkste wateren in kaart gebracht. ( Triangulatie: methode van opmeting, waarbij het te onderzoeken gebied wordt onderverdeeld in driehoeken. Van de eerste driehoek wordt slechts één zijde gemeten; verder neemt men de hoeken op en berekent met die gegevens de grootte van het gebied. )
In 1846 werd de naam van de "Commissie van 1787" veranderd in "Commissie tot het examineren der zee-officieren, adelborsten en stuurlieden, tevens belast met het opzicht over de uitgave van een zeemans-almanak, der zeevaartkundige berichten en zeekaarten".
Het voorzitterschap van de commissie werd toevertrouwd aan professor C. van Heijningen. De commissie werd in september 1850 ontbonden.
In 1855 werd in Nederland kapitein A. van Rhijn speciaal belast met de funktie van "Hydrograaf der Nederlandse Zeegaten", een titel die later via "Chef der Hydrografie der Nederlandse Zeegaten" tot de thans nog gebruikte "Chef der Hydrografie" zou leiden.
In 1860 werd in Batavia (Nederlands-Indië) bij het departement van Marine aldaar het "Bureau Hydrografie" opgericht. Dit Bureau werd ruim tien jaar later in 1874 naar Nederland overgebracht om na samenvoeging met de Nederlandse tak als 5e Afdeling van het toenmalig departement van Marine te worden geformeerd.
B. Oostindische Archipel
Betrouwbare zeekaarten van de Indische Archipel waren, gelet op het economisch belang van Indië voor Nederland, onontbeerlijk.
De "Verenigde Oost-Indische Compagnie" (VOC) was reeds doordrongen van dit feit. Sedert haar oprichting (1602) had de VOC een permanente kartograaf in dienst, belast met de vervaardiging van zeekaarten en het toezicht op het nautisch Instrumentarium van de VOC-handelsvloot.
In de tweede helft van de 18e eeuw werden vrijwel geen hydrografische onderzoeken verricht in de Indische Archipel. Voor de kennis van de zee en de kustlijnen was men aangewezen op de gids (maritieme atlas) De Nieuwe Groote Ligtende Zee-Fakkel (1753) van Van Keulen. De "Commissie van 1787" werd belast met de herziening van de oude Indische zeekaarten. Voortgang in de werkzaamheden van de commissie stagneerde vanwege een gebrek aan financiën.
In 1811 vielen de Nederlandse Oostindische bezittingen in Engelse handen. Tijdens het Engelse interimbestuur werd, op initiatief van de Engelse gouverneur Thomas Stamford Raffles, het hydrografisch onderzoek voortgezet.
Het was vooral de Engelse hydrograaf en kartograaf James Horsburgh, die de basis legde voor systematisch hydrografisch onderzoek. Horsburgh's aanpak was gebaseerd op een nauwkeurige inventarisatie van bestaande gegevens (boeken, kaarten, oude scheepsjournalen e. d.). Zijn compilatie Directions for sailing to and from the East Indies, China, New-Holland, Cape of Good Hope and interjacent ports, compiled chiefly from orginal journals etc. werd in 1841 in het nederlands vertaald.
Na beëindiging van het Engels bestuur (1816) werd het werk van Horsburgh gebruikt als grondslag voor de organisatie van hydrografisch onderzoek.
In 1821 werd door de toenmalige gouverneur-generaal Van der Capellen de "Commissie tot verbetering der Indische zeekaarten" ingesteld.
Gebrek aan financiële middelen noopte tot het staken van de werkzaamheden van de commissie. De commissie werd in 1834 ontbonden.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw waren Nederlandse opnemingsvaartuigen permanent operationeel in de Indische wateren, totdat de oorlog met Japan in 1942 een einde maakte aan de werkzaamheden.
C. Westindische wateren
De Nederlandse bijdrage aan het hydrografisch onderzoek van de Westindische gebieden was beperkt. De geringe economische betekenis die West-Indië voor Nederland had, speelde ongetwijfeld een rol.
Hydrografisch onderzoek geschiedde veelal door marineschepen, die de westindische territoria bezochten en/of door vlooteenheden, die aldaar gestationeerd waren.
De overgeleverde gegevens en rapporten van die tijd betreffen vooral Suriname. Dit is wellicht te verklaren uit het feit dat de wateren van Suriname, als gevolg van de bodemstructuur, meer aan verandering onderhevig zijn dan de wateren van de Beneden-en Bovenwindse eilanden.
Hoofdstuk 3. Periode 1874-1974
Zoals reeds vermeld werd het "Bureau Hydrografie" te Batavia in 1874 overgebracht naar Nederland en als vijfde afdeling Dienst der Hydrografie ondergebracht bij het ministerie van Marine onder leiding van kapitein lultenant-ter-zee A.R. Blommendal.
In 1875 werd de Oostindische afdeling van de Dienst der Hydrografie opnieuw overgeplaatst naar Batavia onder leiding van H. A. de Smit van den Broecke.
In 1884 rezen problemen over het vraagstuk van geheimhouding van bepaalde hydrografische gegevens en de mogelijke instelling van een afzonderlijk geheim militair hydrografisch bureau. Het voorstel van de minister van Marine over deze kwestie stuitte op grote bezwaren van de Chef der Hydrografie. In 1887 werd een compromis bereikt. Een besluit van de minister (resolutie van 15 november 1887, nr. 48) voorzag in de mogelijkheid om bepaalde hydrografische gegevens met het oogmerk op militair belang af te schermen.
Tijdens de eeuwwisseling werden de eerste tekenen van internationale samenwerking zichtbaar, die uitmondden in het Internationale Maritieme Congres te St. Petersburg in 1908. Op het congres werd door de deelnemende landen, waaronder Nederland, aangedrongen op internationale standaardisering van scheepvaartregels en symbolen. De eerste Wereldoorlog zette vooralsnog een streep door de internationale samenwerking.
In 1919 werd op initiatief van Engeland een hydrografische conferentie georganiseerd. Een voorstel van de Franse afvaardiging om een internationaal bureau op te richten werd aangenomen. Op 1 september 1919 werd het "Internationaal Hydrografisch Bureau" opgericht onder leiding van de Engelse vice-admiraal Parry. ( Zie doosnunners 18-19, 37-38 ) Het bureau kreeg als standplaats Monaco.
Tijdens de jaren '20 vonden belangrijke onderzoeken plaats. Op initiatief van het "Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig genootschap" en de "Maatschappij ter bevordering van het Natuurkundig Onderzoek der Nederlandse Koloniën" werden de voorbereidingen getroffen voor een expeditie ten behoeve van oceanografisch onderzoek (de zgn. Snelliusexpeditie). Een commissie van deskundigen, onder voorzitterschap van D. Fock, was belast met de organisatie van de expeditie.
De expeditie vond plaats in het oostelijk deel van Nederlands-Indië in de periode 1929-1930 en stond onder leiding van F. Pinke. ( Zie doos 39 (nr. 173): Snellius expeditie, draad-echo-lodingen + bestek, beschouwingen door F. Pinke. ) Tijdens de crisisjaren waren nauwelijks financiële fondsen beschikbaar voor hydrografisch onderzoek. Nederland werd bovendien uitgesloten van het "Internationaal Hydrografisch Bureau". ( Het lidmaatschap werd vastgesteld op basis van het brutoregistertonnage van de handelsvloot van de afzonderlijke lidstaten. Nederland vóldeed niet langer aan de gestelde eisen. ) De Tweede Wereldoorlog vormde een dieptepunt voor de Dienst der Hydrografie. De Duitse bezettingsautoriteiten namen de aanwezige opnemingsvaartuigen in Nederland in beslag. In Nederlands-Indië verloor Nederland alle schepen ten gevolge van Japanse militaire akties. ( Zie doos 47 (nr. 186): Hydrografie tijdens WO II; kranten en tijdschriften voor en na WO II )
In 1943 werd Th. K. Baron van Asbeck door de Nederlandse regering te Londen benoemd tot voorlopig Hydrograaf. Tot zijn taken behoorden: het reorganiseren van de Dienst der Hydrografie en het treffen van voorbereidingen ten behoeve van hydrografisch onderzoek na de bevrijding.
In 1947 nam Nederland deel aan de 5e Internationale Conferentie, hetgeen leidde tot de hertoetreding van Nederland tot het "Internationaal Hydrografisch Bureau".
Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 werden de accenten van hydrografisch onderzoek in de Indische wateren langzaam verlegd naar Nederlands Nieuw-Guinea, ofschoon niet alle contacten met Indonesië werden verbroken. ( Zie doos 41 (nr. 175): Overeenkomst met Indonesië, 1950-1952; handelswijze bij beëindiging overeenkomst, 1958. ) Na de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië (1962) kwam definitief een einde aan het hydrografisch onderzoek in de Indische Archipel.
In 1961 werd op initiatief van ir. W. Langeraar, Chef der Hydrografie, de "North Sea Hydrographic Commission" ingesteld door de hydrografische diensten van aan de Noordzee grenzende landen. Het doel van de commissie was de samenwerking met betrekking tot het hydrografisch onderzoek op de noordzee te bevorderen.
In de jaren '60 en. '70 nam het oceanografisch onderzoek een belangrijke plaats in. Door stopzetting van het hydrografisch onderzoek in de Indische Archipel in 1962 kwamen geldelijke fondsen en tijd beschikbaar voor oceanografisch, militair en civiel, onderzoek. ( Zie doos 43 en 44 jaarverslagen en stafvergaderingsverslagen van de Dienst der Hydrografie; doos 47 met de Hr. Ms. Snellius op NAVADO III )
Organisatieschema van de Dienst der Hydrografie uit hun jaarverslag van 1977, doos 44:
Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van de Dienst der Hydrografie werd op 2 maart 1987 door het ministerie van Defensie overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief. De omvang van het archief bedraagt 20, 25 meter.
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het kaartenarchief van de Dienst der Hydrografie (het nederlandsoostindisch-, en het westindisch bestand) werd overgedragen aan de afdeling Kaarten en Tekeningen van het Algemeen Rijksarchief.
Bij het schrijven van deze inleiding (1987) was een plaatsingslijst van het kaartenbestand nog niet beschikbaar. Te zijner tijd zijn de kaarten raadpleegbaar op de studiezaal van de afdeling Kaarten en Tekeningen.
De ontsluiting van het kaartenmateriaal was lang problematisch. Voor nadere inlichtingen bij de serie 4.HYDRO wendde men zich tot dhr. Ron Guleij of Gijs Boink.
Ordening van het archief
M.W.M.M. Gruythuysen maakte in 1987 een zuivere plaatsingslijst: per doos gaf hij aan welke stukken er in opgeborgen zijn. In de hoop dat dit archief vanwege aan aanstaande aanvulling door de Hydrografische Dienst een herbewerking zal krijgen, werd eind 2021 een poging tot het aanbrengen van een eerste structurering gedaan. De berging in dozen is echter nog steeds leidend.
Rubriek A bevat technische bescheiden van opnemingswerk in Nederland, Suriname en de Antillen, het correspondentiearchief (brievenboeken, verspreide correspondentie en indices) alsmede stukken betreffende internationale samenwerking, historische overzichten en documentatie.
Rubriek B bevat in hoofdzaak technische bescheiden betreffende het opnemingswerk (triangulatie, loding en peilwaarnemingen) aan boord van opnemingsvaartuigen in de wateren van de Oost-Indische Archipel in de periode 1839-1965. De rubriek is onderverdeeld in een deel met stukken zonder een systematiche nummering en een deel met stukken die wel systematisch genummerd zijn. Deze indeling is echter niet 100% zuiver, omdat de stukken alleen per doos aan te vragen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Archief Hydrografie, nummer toegang 2.12.20, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Hydrografie, 2.12.20, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Lijst van afkortingen
BaZ
Bericht aan zeevarenden
CARTAUT
Cartografische automatisering
CHYD
Chef Hydrografische Dienst
CICAR
Cooperative Investigation of the Caribbean and Adjacent Regions
GEPHYD
Getijprogramma hydrografie
HYDROCOM
Contactblad Hydrografisch Bureau
IHB
Internationaal Hydrografisch Bureau (zie ook IHO)
IHC
Internationale Hydrografische Conferentie
IHO
Internationale Hydrografische Organisatie (nieuwe organisatorische opzet van het IHB in 1967; het IHB werd uitvoerend en administratief orgaan van het IHO)
KLtZ
Kapitein luitenant-ter-zee
LtZ
Luitenant-ter-zee
NAVADO
North Atlantic Vidal and Dalrymple Oceanography
NON
Nautisch overleg Noordzee
SBN
Schout-bij-nacht