Terug naar zoekresultaten

2.19.224 Inventaris van het archief van het Nederlandse Rode Kruis - Hoofdbestuur, (1863) 1867-1945 (1950)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.19.224
Inventaris van het archief van het Nederlandse Rode Kruis - Hoofdbestuur, (1863) 1867-1945 (1950)

Auteur

J.H. Rombach, J. Bervoets, I. Heidebrink

Versie

12-02-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2011 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Het Nederlandse Rode Kruis - Hoofdbestuur
Ned. Rode Kruis - Hoofdbestuur

Periodisering

archiefvorming: 1867-1945
oudste stuk - jongste stuk: 1863-1950

Archiefbloknummer

I27101

Omvang

; 393 inventarisnummer(s) 16,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nederlandse Rode Kruis / Hoofdbestuur

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis bevat onder meer vergaderstukken; identiteitsbewijzen en certificaten van medewerkers; stukken betreffende herdenkingen, reorganisaties, regelingen omtrent het gebruik van het embleem en uniformen; correspondentie, statuten en reglementen van de afdelingen in de provincies en in Nederlands-Indië, Suriname en de Antillen; lijsten en correspondentie in verband met de uitreiking van onderscheidingen als de Rode Kruis medaille en het Kruis van Verdienste; stukken inzake schenkingen en legaten aan het Rode Kruis, stukken met betrekking tot de Internationale Rode Kruis conferenties, correspondentie met het Comité Internationale de la Croix-Rouge en buitenlandse zusterorganisaties; voorlichtingsmateriaal en ontwerpen van Rode Kruis-postzegels. Een groot deel heeft betrekking op de werkzaamheden ten tijde van de Tweede Wereldoorlog: onderzoek naar de bescherming van de burgers tegen chemische wapens, de verdeling van levens- en geneesmiddelen, mobilisatie en de oprichting van noodziekenhuizen, staten van gewonde militairen en burgers in ziekenhuizen van het evacuatiegebied Holland, en stukken betreffende evacuaties van burgers uit de kustgebieden en de hulpverlening aan Arnhem in 1944.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De institutionele ontwikkeling van het Nederlandsche Roode Kruis
Het is hier niet de plaats de geschiedenis van het Nederlandsche Roode Kruis en zijn veelzijdige activiteit te schrijven. Het doel van deze inventaris is slechts om een handleiding te bieden aan hen die deze geschiedenis, of bepaalde facetten ervan, willen bestuderen. Omdat echter het archief de neerslag vormt van de handelingen van de vereniging, lijkt het gewenst in het kort de ontwikkeling van het N.R.K. als instituut te schetsen. In deze schets en in de bijlagen zal de toekomstige gebruiker naar wij hopen het materiaal vinden dat hem in staat stelt het archief zelf met profijt te raadplegen. De naam "Het Nederlandsche Roode Kruis" is eerst in 1895 gegeven aan de "Nederlandsche Vereeniging tot het verleenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog". Deze vereniging is in het leven geroepen door Koning Willem III bij diens Koninklijk Besluit van 19 juli 1867 no 60. Aan het hoofd van de vereniging kwam te staan een Hoofdcomité waarvan de voorzitter en de leden door de Kroon werden benoemd, evenals de secretaris, die een toelage uit 's Rijks kas ontving. Het Hoofdcomité koos uit zijn midden een ondervoorzitter en een penningmeester. De statuten en reglementen van orde werden door het Hoofdcomité vastgesteld. Ook de ereleden van de vereniging werden door de Kroon benoemd. In alle gemeenten en in de koloniën zouden afdelingen, ook zodanige die geheel of gedeeltelijk uit vrouwen bestaan, kunnen worden opgericht. Het eerste Hoofdcomité en de eerste ereleden werden benoemd bij K.B. van 31 juli 1867 no 71, waarna het Hoofdcomité op 3 october d.a.v. de statuten vaststelde en ook nog in hetzelfde jaar het reglement van orde aannam, waarbij het zichzelf verdeelde in de volgende 5 secties:
  1. geldelijke aangelegenheden,
  2. geneeskundige-en hygiënische-aangelegenheden,
  3. vervoer en verblijfmiddelen,
  4. binnen- en buitenlandse-aangelegenheden,
  5. persoonlijke aangelegenheden van zieke, gekwetste, gestorven en gevangen krijgslieden,
  6. benevens de commissie van Dagelijks Bestuur bestaande uit de voorzitter, ondervoorzitter, penningmeester, secretaris en de vijf sectievoorzitters.
In 1868 werden bepalingen vastgesteld omtrent het beheer der geldmiddelen, en een regeling der geldelijke uitkeringen ten behoeve der algemene kas. In 1869 volgde het ontwerp algemene regeling der werkzaamheden van het Hoofdcomité in tijd van oorlog. In art. 6 van de statuten werd bepaald, dat er een algemene vergadering zou worden gehouden, na afloop van iedere oorlog waarin de vereniging hulp had verleend, en overigens alle twee jaren. Zo werd de eerste algemene vergadering gehouden op 1 en 2 september 1869 te den Haag.Deze vergadering machtigde de voorzitter om aan de Koning te verzoeken een wet te doen voordragen waarbij de statuten werden goedgekeurd en de vereniging rechtspersoonlijkheid zou verkrijgen. Men ging hierbij uit van de gedachte dat de vereniging voldeed aan de vereisten van art. 5 lid 2 van de wet van 23 april 1855 Staatsblad 32, zodat (zijnde een vereniging van onbepaalde duur) erkenning bij een wet noodzakelijk was. Beperking tot een levensduur van 30 jaar zou naar de mening van het Hoofdcomité het werk van jarenlange voorbereiding in gevaar kunnen brengen. De hoop dat deze zienswijze door de regering werd gedeeld leek aanvankelijk gegrond, toen het oprichtingsbesluit van 1867 gepubliceerd werd in het Staatsblad van 8 januari 1870 no 210. Doch een in de door het Hoofdcomité gewenste zin geredigeerd wetsontwerp stuitte op bezwaren in de Raad van State, waardoor de minister van Justitie tot andere gedachten kwam en slechts erkenning voor 30 jaar en goedkeuring van de statuten wilde bevorderen. De gedachtenwisseling hierover was nog hangende toen de Frans-Duitse oorlog in 1870 uitbrak. Omdat het Hoofdcomité niet de verantwoordelijkheid voor een burgerlijkrechtelijk vacuum meende te kunnen aanvaarden, nam het toen genoegen met de belofte van de minister. Doordat nog twee artikelen (9 en 10) aan de statuten moesten worden toegevoegd duurde het tot 1 september voor de statuten werden goedgekeurd (K.B. van 1 september 1870 no 21; statuten gepubliceerd in bijvoegsel tot de Staatscourant van 7 september d.a.v. no 211). Sinds het Koninklijk oprichtingsbesluit van 1867 is de positie van het N.R.K. opnieuw geregeld bij de volgende K.B.'s:
  • K.B. van 6 november 1895 no 175,
  • K.B. van 2 april 1909 no 90A, gewijzigd bij K.B. van 26 augustus 1912 no 281,
  • K.B. van 19 maart 1913 no 113, gewijzigd bij K.B. van 27 november 1914 no 546,
  • K.B. van 22 oktober 1917 no 637, gewijzigd bij K.B. van 15 december 1917 no 693, K.B. van 19 december 1917 no 44 en K.B. van 22 oktober 1921 no 1143,
  • K.B. van 28 maart 1925 no 126, gewijzigd bij K.B. van 16 juni 1927 no 181 en K.B. van 21 oktober 1932 no 509,
  • K.B. van 16 October 1939 no 548, gewijzigd bij besluit van de secretaris-generaal van het departement van Sociale Zaken van 5 maart 1941 en 15 april 1941.
Hoewel buiten het tijdsbestek van deze inventaris vallende vermelden we tenslotte het thans nog geldende K.B. van 30 november 1956 no 22 ("Besluit Rode Kruis"). Bij K.B. van 27 maart 1912 no 31 zijn de Commenderij Nederland van de Johanniterorde en de Nederlandse afdeling der Souvereine Orde van Malta evenals het N. R.K. gemachtigd om in tijd van oorlog hulp te verlenen aan gewonden en zieken behorende tot de legers van oorlogvoerende mogendheden. Corresponderend met de haar betreffende K.B.'s heeft de vereniging de volgende statuten vastgesteld na die van 1867 (1870):
  • Statuten opgenomen in Staatscourant 21 oktober 1896 no 248,
  • Statuten opgenomen in Staatscourant 9 september 1909 no 210,
  • Statuten opgenomen in bijvoegsel van Staatscourant 28 juli 1919 no 164 onder no 2465,
  • Statuten opgenomen in bijvoegsel van Staatscourant 16 en 17 oktober 1925 no 201 onder no 973,
  • Statuten opgenomen in bijvoegsel Staatscourant 16 mei 1934 no 93 onder no 446,
  • Statuten opgenomen in bijvoegsel Staatscourant 3 en 4 november 1939 no 216,
  • Statuten opgenomen in bijvoegsel Staatscourant 8 oktober 1959 no 1100 onder no 195.
De vereniging is niet teruggekomen op het oorspronkelijke voorstel tot erkenning bij de wet, en is dus steeds aangegaan voor de tijd van 29 jaar en 11 maanden. Deze termijn is verlengd respectievelijk bij K.B. van 22 september 1896 no 34, 24 februari 1927 no 85 (abusievelijk voor 29 jaar) en van 20 juli 1956 no 32. Ten aanzien van het organisme en de verschillende functies in de vereniging is de volgende ontwikkeling uit de genoemde K.B.'s af te lezen:
  • Om de aansluiting van de vereniging bij de geneeskundige diensten van land- en zeemacht reeds in vredestijd voor te bereiden krijgen de inspecteurs van de geneeskundige diensten van land- en zeemacht ambtshalve zitting in het Hoofdcomité. Om de verbinding met de militaire macht te waarborgen wordt in geval van mobilisatie een lid van het Hoofdcomité als commissaris van het N.R.K. toegevoegd aan het Hoofdkwartier van het veldleger en zo nodig aan de andere hoofdkwartieren.
  • De zojuist genoemde commissaris wordt vervangen door de Hoofdcommissaris van het N.R.K. bij de staf van de opperbevelhebber van land- en zeemacht en de eerste commissaris van het N.R.K. bij het hoofdkwartier van het veldleger; beide moeten lid zijn van het Hoofdcomité en worden reeds in vredestijd benoemd. In geval van mobilisatie worden zo nodig commissarissen van het N.R.K. toegevoegd aan de hoofdkwartieren van de linieën en stellingen; deze behoeven geen lid van het Hoofdcomité te zijn.
  • Uitbreiding der werkzaamheden maakt het noodzakelijk een adjunct-secretaris aan het Hoofdcomité toe te voegen, die eveneens door de Kroon benoemd wordt.
  • In verband met de toelating van de Johanniteren Maltezer Orde tot de hulpverlening in oorlogstijd wordt het Hoofdcomité uitgebreid met een afgevaardigde van beide Orden, benoemd door de Kroon op voordracht van het convent en het kapittel van de Orden. De leden van het Hoofdcomité, inclusief de secretaris en adjunct-secretaris worden voortaan benoemd voor 5 jaar, waarna zij herbenoembaar zijn. Het instituut van de kringcommissarissen ontstaat door de bepaling dat, voor bepaalde gewesten door de Kroon commissarissen benoemd kunnen worden.
  • Aan het Hoofdcomité wordt de bevoegdheid gegeven een Kruis van Verdienste in te stellen.
  • De gedurende de bijzondere omstandigheden tijdens de eerste wereldoorlog gebleken onvolkomenheden in de organisatie en werkwijze van de vereniging leidden tot de instelling van een reorganisatiecommissie, wier rapport de basis vormt voor het K.B. van 1917. Voor de buitengewone algemene vergadering van 1917 waar het rapport van de reorganisatiecommissie besproken werd waren de instelling van kringbesturen, en de verhouding tot het Oranje Kruis wel de voornaamste thema's van discussie.
De interne organisatie werd uitvoeriger dan tot dusver gereglementeerd. In de vereniging worden voortaan onderscheiden: de afdelingen, de kringen, het Hoofdbestuur, het Dagelijks Bestuur en de Algemene Vergadering. Hier treedt dus de benaming Hoofdbestuur in de plaats van Hoofdcomité. Afdelingen kunnen worden opgericht in iedere gemeente, doch slechts één per gemeente. Zij moeten rechtspersoonlijkheid bezitten en staan hiërarchisch onder het kringbestuur, dat zij zelf mede helpen kiezen. De in het K.B. van 1917 gegeven indeling van het Rijk in 17 kringen is afgestemd op de militaire indeling. De kringen worden bestuurd door het kringbestuur, waarin iedere afdeling een lid kiest en dat de functies van voorzitter, secretaris en penningmeester onderling verdeelt. De kringcommissaris, die ambtshalve zitting heeft in het kringbestuur en zijn kring vertegenwoordigt in het Hoofdbestuur, wordt door de Kroon benoemd voor drie jaar (waarna herbenoembaar) op voordracht van het kringbestuur, ingediend via het Hoofdbestuur. Het Hoofdbestuur bestaat uit:
  • De voorzitter, tevens voorzitter van het Dagelijks Bestuur,
  • De overige leden van het Dagelijks Bestuur,
  • De kringcommissarissen, ambtshalve,
  • De Hoofdcommissaris van het N.R.K., ambtshalve,
  • De directeur van het Informatiebureau, ambtshalve,
  • Leden-adviseurs en vertegenwoordigers van instellingen van goed omschreven nut voor de vereniging, door de Kroon te benoemen op voordracht van de Algemene Vergadering,
  • Een opper- of hoofdofficier van de Generale Staf door de Kroon te benoemen op voordracht van de Minister van Oorlog,
  • Een rechtskundig vertegenwoordiger van het departement van oorlog, door de Kroon te benoemen op voordracht van de minister.
Het Dagelijks Bestuur bestaat uit:
  • De voorzitter, door de Kroon benoemd,
  • De eerste ondervoorzitter, door de Kroon benoemd op voordracht van de Algemene Vergadering,
  • De inspecteurs van de geneeskundige diensten van land- en zeemacht, ambtshalve, waarvan die van de landmacht tevens tweede ondervoorzitter zal zijn,
  • Een vertegenwoordiger van de Johanniter- en van de Malthezer Orde, door de Kroon benoemd op voordracht van de minister van Oorlog na overleg met het convent en kapittel van die Orden,
  • Vier leden door de Kroon te benoemen op voordracht van de Algemene Vergadering.
Deze allen, Hoofd- en Dagelijks Bestuursleden, worden voor zover niet ambtshalve zitting hebbend, benoemd voor 5 jaar en zijn herbenoembaar. Als leeftijdsgrens voor deze functies wordt 70 jaar ingevoerd. Het Dagelijks Bestuur verdeelt de functies onderling, zodat een der leden wordt aangesteld als secretaris-generaal, een tot penningmeester, een tot hoofd van het transportwezen en een tot hoofd van het ziekenhuiswezen. Het Hoofdbestuur zal worden bijgestaan door een of meer secretarissen, door de Kroon benoemd en ontslagen op voordracht van het Hoofdbestuur (art. 17 lid 3). De toelage uit's Rijks kas aan de secretaris wordt niet meer vermeld. De Algemene Vergadering zal voortaan eenmaal per jaar bijeenkomen, en bestaat uit de leden van het Hoofdbestuur en de afgevaardigden van de afdelingen en van Nederlar's Oost- en West-Indië. In verband met de gerezen moeilijkheden was een overgangsmaatregel noodzakelijk. Deze hield in, dat met het in werking treden van het K.B. het zittende Hoofdcomité aftrad en vervangen werd door een Hoofdbestuur dat zitting zou hebben tijdens de duur van de bijzondere omstandigheden (de oorlog), en tot taak had de nieuwe statuten vast te stellen en het tot stand komen van kringbesturen te bevorderen. Het einde van de bijzondere omstandigheden werd tenslotte bepaald op 1920. Het K.B. van 1917 betekent wel de grootste reorganisatie die de vereniging heeft gekend.
  • Dit jaar bracht enkele veranderingen, o.m. in de organisatie van de kringen, die zullen samenvallen met de provinciegrenzen. Het Hoofdbestuur kan daarop evenwel afwijkingen voorstellen. Zo is met name Overijssel gesplitst in de kringen West Overijssel en Twenthe. De kringcommissarissen worden voor 5 jaar benoemd en zijn gebonden aan de leeftijdsgrens van 65 jaar. Hun werkzaamheden worden geregeld in een instructie van het Hoofdbestuur. De samenstelling van het Dagelijks Bestuur was reeds in 1921 met een lid uitgebreid doordat er vijf i.p.v. vier leden op voordracht van de Algemene Vergadering zouden worden benoemd.
    De Hoofdcommissaris van het N.R.K. wordt toegevoegd aan de inspecteur van de geneeskundige dienst der landmacht, de legercommissaris aan het Hoofdkwartier van het veldleger, de commissarissen bij de lagere onderdelen. Zij worden allen reeds in vredestijd benoemd voor vijf jaar (herbenoembaar) en treden op 65-jarige leeftijd af.
  • De wijziging van dit jaar had betrekking op deze verbindingsfiguren tussen N.R.K. en leger. Voortaan zal in geval van mobilisatie een door de minister van Oorlog te bepalen aantal gedelegeerden van het N.R.K. belast worden met de leiding van de vrijwillige hulpverlening bij de onderdelen van het leger. Twee van hen, toegevoegd aan resp. de inspecteur van de geneeskundige dienst der landmacht en het hoofdkwartier van het veldleger zijn Hoofd- en legercommissarissen van het N.R.K., de overige gedelegeerden worden militair-commissaris genoemd. Hun bestemming wordt door het Hoofdbestuur bepaald. Zij worden reeds in vredestijd benoemd voor 5 jaar, zijn herbenoembaar en treden op 65-jarige leeftijd af.
  • Opnieuw komt er een verandering, doordat er twee gedelegeerden worden toegevoegd aan de inspecteur van de geneeskundige dienst der landmacht, die resp. hoofdcommissaris voor het ziekenhuiswezen en hoofdcommissaris voor het transportwezen zullen heten. Deze beide krijgen tevens ambtshalve zitting in het Hoofdbestuur.
    Het Hoofdbestuur wordt in dat jaar uitgebreid met een lid door de Kroon benoemd op voordracht van het Centraal comité van het Nederlands-Indische Rode Kruis.
Tot zover de hoofdpunten uit de ontwikkeling in de interne samenstelling van de vereniging, tot aan de tweede wereldoorlog. In deze oorlog heeft het Dagelijks Bestuur onder leiding van de eerste onder-voorzitter getracht de vereniging zo goed mogelijk te laten voortbestaan ten dienste van de bevolking. Dit duurde tot november 1944, toen het Dagelijks Bestuur en de secretarissen hun taak neerlegden in verband met de benoeming van de "deutschfreundliche" Heer Piek tot secretarisgeneraal. Sindsdien lag het Rode Kruis werk (de afdelingen hebben zich bij het Dagelijks Bestuur aangesloten) stil tot de bevrijding in mei 1945. Terwijl de activiteiten van het Rode Kruis in bezet Nederland noodzakelijkerwijze vrijwel beperkt waren tot het binnenland ontstond in Londen het London Committee of the Netherlands Red Cross Society, waartoe de koninklijke voorzitster spoedig na haar aankomst in de Engelse hoofdstad het initiatief nam, Nadat het C.I.C.R. verzekerd had dit London Committee te zullen erkennen, vond op 3 juni 1940 de oprichting plaats. In hetzelfde jaar reeds nam het London Committee de uitvoering op zich van de werkzaamheden van het Netherlands Emergency Committee, dat zich de hulpverlening aan in Engeland gestrande Nederlanders ten doel stelde. Toen de fondsen van dit comité geheel uitgeput waren ging het in 1942 in het London Committee op. De juridische positie van het London Committee werd geregeld door de trustschapsacte van 16 september 1940 waardoor de Nederlandse ambassadeur en de consul-generaal te Londen als zodanig lid van het Committee werden. Toen na de bevrijding van Nederland het bestaansrecht van het Londen Committee verviel heeft het op 17 april 1946 zijn kapitaal en fondsen overgedragen aan het N.R.K. in 's-Gravenhage, waarmee officieel een einde kwam aan de wereldwijde werkzaamheden van het N.R.K. in ballingschap.
De ontwikkeling van de Rode Kruis taak
Bij de oprichting in 1867 was de taak van de nieuwe vereniging nog geheel beperkt tot het verlenen van hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog. hetzij Nederland er al dan niet in betrokken is. Reeds spoedig ontstond er discussie over de interpretatie van deze doelstelling, waarbij het Hoofdbestuur tegenover de afdelingen vast hield aan een enge uitleg. Uit de discussie en de ervaring groeide het inzicht dat althans enige werkzaamheid in vredestijd noodzakelijk was wilde men wanneer de nood aan de man mocht komen voorbereid zijn op de uitvoering van de eigenlijke taak van de vereniging. De opleiding van verpleegsters is een van de middelen waardoor enkele afdelingen zich gingen voorbereiden op de toekomstige taak. Het K.B. van 1895 geeft nog slechts in de preambule de overweging dat de wenselijkheid gebleken is dat reeds in tijd van vrede een geregeld overleg plaats hebbe tussen het Hoofdcomité en de departementen van Oorlog en Marine, en bepaalt in art. 9 dat de aansluiting in oorlogstijd van de vereniging bij de geneeskundige diensten van land-en zeemacht in tijd van vrede zoveel mogelijk voorbereid en geregeld zal worden en dat daartoe de inspecteurs van die diensten zitting zullen krijgen in het Hoofdcomité.
In het K.B. van 1909 komt dan de grote ommekeer: naast de hulpverlening aan zieke of gewonde militairen krijgt de vereniging tot doelstelling (art. 2): "mede te werken tot leniging van de nood bij rampen in binnen- of buitenland. De vereniging zal (art. 3) voorbereidingen treffen tot het in tijd van oorlog beschikbaar stellen van geoefend personeel, van geneeskundige inrichtingen en van doelmatig transport-en verplegingsmateriaal, en tot het in werking stellen van een Informatiebureau voor zieken en gewonden. In vredestijd zal zij zich wijden (art. 4) aan zodanig maatschappelijk werk dat de belangstelling der Natie in haar werk levendig gehouden wordt en medegewerkt wordt to het verkrijgen van kapitaal en de nodige hulpmiddelen". Van dit moment dateert dus de uitgebreide vredestaak van het N.R.K., benevens het Informatiebureau als instelling van het Rode Kruis. Aangezien dit Informatiebureau een geheel afgescheiden onderdeel van de Rode Kruis organisatie is gebleven zijh de archieven ervan ook niet opgenomen in deze inventaris. Voor de ontwikkeling van dit bureau en zijn taak wordt verwezen naar de litteratuurlijst.
Na de omschrijving van de taak in 1909 komt er geen essentiele wijziging meer in de doelstelling van de vereniging. In 1914 krijgt het Rode Kruis in geval van mobilisatie de algemede leiding van de vrijwillige hulpverlening, en rust op de andere erkende verenigingen (de Johanniter- en Malthezer Orde) de verplichting zich in dat geval aan de leiding van het Rode Kruis te onderwerpen. De in 1909 zeer ruim gestelde medewerking tot leniging van nood bij rampen in binnen- of buitenland wordt in het K. B. van 1917 (art. 3 laatste lid) geclausuleerd door de toevoeging: voor zover een goede vervulling van haar oorlogstaak daardoor niet in gevaar wordt gebracht. Deze clausule is sindsdien gehandhaafd, doch heeft de grote vlucht van de werkzaamheden in vredestijd van het Rode Kruis niet verhindered. Sinds de erkenning van de vredestaak van het Rode Kruis wordt deze in zijn omvang en uitbreding bepaald door behoefte en de door andere instellingen ontplooide activiteit.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van het Hoofdbestuur zal tot 1876, toen het Pagehuis aan het Lange Voorhout (no 6) als zetel van het Hoofdcomité in gebruik werd genomen, bewaard zijn in de woning van de voorzitter. Het heeft sindsdien slechts één werkelijke verhuizing gekend, nl. van het Lange Voorhout naar de huidige zetel van het Hoofdbestuur in het pand Prinsessegracht 27, in 1915. Wanneer dit als een gunstige factor in de bewaring van het archief gezien wordt, moet er direct of gewezen worden dat de interne verhuizingen in het pand Prinsessegracht (inclusief het daarbij behorende koetshuis aan de Jan Evertstraat) zeer talrijk zijn geweest, met alle gevolgen vandien. Wanneer het archief af en toe zo goed mogelijk geordend was viel het bij een dergelijke verhuizing spoedig weer in een verwaarloosde staat terug. De grote reorganisatie van 1917 bracht een accent-verschuiving in de werkzaamheden van de secretaris naar de secretaris-generaal, die in toenemende mate het beleid ging bepalen. De vorming van een bureaustaf werd noodzakelijk; de secretaris trad slechts op als hoofd van deze staf. De uitbreiding van het Hoofdbestuursapparaat was noodzakelijk door de vele nieuwe taken die het Rode Kruis op zich nam. Dit komt in het archief tot uiting in de verschijning van dossiers. Bij de invoering van het registratuurstelsel in februari 1946 is op de toen nog aanwezige correspondentie tot 1944 een alphabetische klapper op onderwerp (rubriek, dossier) gemaakt, evenals voor het archief van 1945-februari 1946. Helaas is een aanzienlijk deel van het oude archief toen buiten de herordening gebleven, zodat sindsdien een min of meer geordend oud archief bestond naast een geheel ongeordend en verwaarloosd oud archief, dat juist de stukken van 1876-1917 bevatte. Met de huidige inventaris is aan deze ongewenste toestand een einde gemaakt. Het moet bijzonder betreurd worden, dat in de jaren na 1945 op geheel willekeurige wijze tot vernietiging van archiefbestanddelen is overgegaan, waarbij zelfs geen summiere lijst van de vernietigde stukken werd opgemaakt. Of de belangrijke leemten in het archief bij een dergelijke gelegenheid zijn ontstaan is niet na te gaan. Het ontbreken met name van de afdelingsverslagen van 1909-1930 (Slechts die van Assen en Eindhoven bleven toevallig gespaard) is zo'n leemte die slechts zeer ten dele aan te vullen is uit de in de gedrukte Handelingen (zie litteratuurlijst) opgenomen gegevens. Om het belang van het archief voor het Rode Kruis zowel als voor algemener onderzoek aan te duiden moge volstaan worden met een globale opsomming van onderwerpen en waarover het veel of belangrijk materiaal bevat:
  • De Frans-Duitse oorlog 1870-1871,
  • Militaire verrichtingen in het voormalig Nederlands Oost-Indië,
  • De Zuid-Afrikaanse oorlogen,
  • Het begin van de verpleegstersopleiding in Nederland,
  • Nederlandse hulp aan het buitenland,
  • Nederland tijdens de 1e wereldoorlog,
  • Nederlandse bijdragen aan het internationale Rode Kruis werk,
  • Plaatselijk werk op maatschappelijk-hygiënisch terrein,
  • Rode Kruis hulpverlening tijdens de meidagen van 1940,
  • Ontwikkeling van materieel ten gebruike bij de hulpverlening.
Deze opsomming is allerminst limitatief doch wil slechts een beeld geven van de gevarieerde inhoud van het Rode Kruis archief. Opmerking verdient nog, dat het archief van het London Committee in 1946 niet is overgedragen en de verblijfplaats niet bekend is.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Na de beide hoofdafdelingen van de inventaris, die geen nadere toelichting behoeven, zijn de gedeponeerde archieven en collecties geplaatst, ieder voorzien van een aantekening omtrent de herkomst. Voor het gemak van de gebruiker zijn tenslotte enkele uitgebreide bijlagen en indices opgenomen.
Na voltooiing van de inventaris van het archief van het hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis door mr. J.H. Rombach werden in de loop de jaren enkele bescheiden aan het archief toegevoegd. Een aanvulling bestond uit een pak dat door Rombach werd aangetroffen in het Museum "Flehite" in Amersfoort; zij werd door Rombach van een gedetailleerde lijst voorzien. (Zie onder inv.nr. 389.)
Intussen bleek de inventaris van mr. Rombach op technische bezwaren te stuiten: grote series van een meter archief waren in één inventarisnummer ondergebracht, terwijl de bescheiden in verschillende afzonderlijke dozen waren verpakt. Om die reden is het bestand omgenummerd.
Ordening van het archief
Deze inventaris omvat het archief van het Hoofdcomité (na 1917: Hoofdbestuur) tot aan de herleving van het N.R.K. na de bevrijding in 1945. Voor het archief dat in die eerste stormachtige tijd na mei 1945 ontstond werd eerst een eigen registratuursysteem ontworpen, dat in februari 1946 is vervangen door de code van de Vereniging van Nederlandse gemeenten, aangepast aan de behoeften van de Rode Kruis organisatie. In het hier beschreven archief zijn twee ordeningssystemen te onderkennen. Aanvankelijk bezigde men het agendastelsel, waarbij evenwel veel stukken buiten de agenda om door de voorzitter werden afgedaan. Deze niet geagendeerde stukken zijn zoveel mogelijk tot rubrieken of dossiers herleid. Na 1914 vinden we door elkaar gebruikt een rubrieken- en dossierstelsel. Dit is zoveel mogelijk gehandhaafd. Voor zover oorspronkelijk volgens het agendastelsel opgeborgen stukken later uit hun verband zijn gehaald en tot een rubriek of dossier samengevoegd, zijn deze rubrieken of dossiers, die immers blijkbaar door het bestuur zelf nuttig werden geacht, intact gelaten. Dit kon met te minder be zwaar gedaan worden omdat eigentijdse toegangen zoals agenda's of klappers ontbreken, zodat de op de stukken prijkende nummers voor de tegenwoordige gebruiker waardeloos zijn geworden en een poging tot herstel van de oude orde, die bovendien reeds door de archiefvormende ambtenaren was verlaten, derhalve zinloos leek.
Waar dit nodig leek zijn verwijzingen aangebracht.
Toen in 1945-1946 (de helft van) het archief geordend en verpakt werd is een alphabetische klapper gemaakt op de onderwerpen die op de stofomslagen aangegeven waren. De omschrijvingen missen evenwel veelal iedere datering en zijn ook overigens voor de huidige (en vooral de toekomstige) gebruiker veel te summier. Het om onverklaarbare redenen (misschien omdat men het niet als "correspondentiearchief" zag?) buiten de ordening van 1946 gebleven deel van het archief bleek aanvullingen op vele der rubrieken of dossiers te bevatten. Het was dus noodzakelijk de beide delen van het archief te herenigen en de alphabetische "ordening" van 1946 te vervangen door de systematische ordening van het gehele archief die thans doorgevoerd is.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Het Nederlandse Rode Kruis - Hoofdbestuur, nummer toegang 2.19.224, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Ned. Rode Kruis - Hoofdbestuur, 2.19.224, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Literatuurlijst
Naast enkele publicaties zijn hierin opgenomen de belangrijkste beschouwingen, gedrukte verslagen en rapporten betreffende de organisatie en de activiteiten van het N.R.K. in het door de inventaris bestreken tijdvak. Tenzij anders vermeld betreft het uitgaven van het Hoofdbestuur. Voor nadere inlichtingen omtrent Rode Kruis litteratuur kan men zich tot de bibliotheek van het Hoofdbestuur wenden. De Handelingen van de Vereniging (jaarverslagen en verslag van de algemene vergaderingen. Deel I (l870)-heden.
t/m 1916 zeer uitgebreid. De Samaritaan, officieel orgaan van het N.R.K. en het Oranje Kruis, 1933-1939.
De Samaritaan was een voortzetting van "het Reddingwezen" als orgaan van het Oranje Kruis en het bijblad van Vox Medicorum, dat aan het Rode Kruis was gewijd. Maandblad het Nederlandsche Roode Kruis , 1940-heden. Verzameling van Koninklijke besluiten, reglementen en andere gegevens betrekking hebbend op de vereniging het N.R.K. , algemene landsdrukkerij, 1937. H.Ch.G.J. van der Mandere, Geschiedenis van het N.R.K., 1867-1917 , Amsterdam, 1917. Jhr. H. Beelaerts van Blokland. Enkele hoofdpunten uit de geschiedenis van het N.R.K ., 1947. L. Mulder, Voorbereiding in vredestijd, rede, Utrecht, 1868. Officiële bulletins uitgegeven door het Hoofdcomité , 1870-1871. C.W.M. van de Velde, De Nederlandsche ambulance te Versailles gedurende september, oktober en november 1870 , Utrecht, 1870.
Over de Rode Kruis ambulances in de Frans-Duitse oorlog bestaat veel litteratuur. F.X.J. van Opdorp, Atchin en het Rode Kruis , den Helder, 1873.
Over de ambulance naar Zuid Afrika en de Balkan vindt men uitvoerige verslagen in de Handelingen over de betreffende jaren. N.R.K., Onze pestambulance, 1914. Het N.R.K. van 1917-1920.

Bijlagen

Archiefbestanddelen