Terug naar zoekresultaten

2.25.107 Inventaris van Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en taakvoorgangers, 1901-2018

Voer een zoekterm in
1 / 1007 gevonden
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.25.107
Inventaris van Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en taakvoorgangers, 1901-2018

Auteur

Docfactory

Versie

07-12-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2017 (2021) cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel [COKZ]
COKZ

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1901-2018

Archiefbloknummer

P88

Omvang

; 1072 inventarisnummer(s) 27,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Vooralsnog onbekend

Archiefvorming

Geschiedenis van de Archiefvormer
De Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) is de Nederlandse autoriteit op het gebied van zuivelcontrole en sinds 1 juli 2012 is het COKZ ook aangewezen voor de controle en het toezicht op de eieren en het pluimveevlees. Door middel van controle, toezicht en kennis van de wetgeving van zuivel, eieren en pluimveevlees, ziet het COKZ toe op de naleving van de regelgeving. Het COKZ doet dit voor en in opdracht van de overheid. Het COKZ is een privaatrechtelijke controle-instelling; het produceert of verhandelt zelf geen zuivelproducten, eieren, eiproducten of pluimveevlees. De werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van de nationale of Europese wet- en regelgeving en staan onder toezicht van de Nederlandse overheid (Landbouwkwaliteitswet art. 12).
Het COKZ is voortgekomen uit een aantal landelijke en regionale keurings- en controle-instellingen zoals het Centraal Orgaan Zuivelcontrole, het Centraal Orgaan Melkhygiëne en de Regionale Organen Melkhygiëne.
Zuivelcontrole in de periode 1901 tot 1940
Botercontrolestations
De botercontrolestations zijn opgericht in verband met “knoeierijen met boter in Nederland”, die reeds vóór het ontstaan van de margarine-industrie plaats hadden, maar daarna (1873) hand over hand toenamen. De “knoeierijen” bestonden met name uit het vermengen van boter met het goedkopere margarine en verkopen van dat product als boter. Het gevolg was dat de Nederlandse boter hoe langer hoe meer in diskrediet kwam en de zuivelbereiding in grote moeilijkheden bracht. Om het tij te keren werd de „Vereeniging ter bestrijding van de knoeierijen in den boterhandel" opgericht. Deze vereniging wist te bevorderen dat in 1889 de eerste boterwet tot stand kwam. Echter de uitvoering van de boterwet liet te wensen over. Uiteindelijk is door toedoen van de Friesche Maatschappij van Landbouw het eerste botercontrolestation opgericht.
Het eerste botercontrolestation is opgericht in Friesland (17 januari 1901), drie maanden later gevolgd door het botercontrolestation in Zuid-Holland. In 1903 zijn vervolgens de botercontrolestations Gelderland-Overijssel en Assen opgericht en in 1904 die van Maastricht, Eindhoven, Groningen en Middelburg. Het laatstgenoemde botercontrolestation is in 1913 opgeheven en is verenigd met het botercontrolestation in Eindhoven. In 1919 resp. in 1942 zijn de botercontrolestations Noord-Holland respectievelijk Utrecht opgericht door zich af te scheiden van het Botercontrolestation Zuid-Holland.
De belangrijkste doelstelling van de botercontrolestations was weer vertrouwen te wekken bij de afnemers (ook de buitenlandse) voor de onvervalstheid van het door de controlestations gecontroleerde product. De zuivelfabrieken hebben -hoewel zij soms zeer tegenstrijdige belangen hadden- in volle overtuiging samengewerkt in de botercontrolestations. Knoeierijen bleken veel efficiënter aangepakt te worden vanaf het moment dat door de zuivelfabrieken zelf het bedrog werd bestreden. Ook de overheid heeft hierbij (Rijkstoezicht) een belangrijke rol gespeeld
De samenwerking tussen de overheid en het in grote mate zelfwerkzame bedrijfsleven mag als geslaagd worden beschouwd, te meer daar het bedrijfsleven zelf ook het controleapparaat financierde. De oorspronkelijke garantie van echtheid en onvervalstheid werd in de loop van de jaren uitgebreid. Het Rijksbotermerk garandeerde de afnemer de afwezigheid van conserveringsmiddelen en schadelijke kleurstoffen, een maximum
vocht- en zoutgehalte, een minimum vetgehalte, een juist gewicht en de afwezigheid van fosfatase (dus voldoende pasteurisatie van de grondstof).
Kaascontrolestations
De geschiedenis van de “kaaskwestie” was de reden voor het oprichten van kaascontrole-stations.
Het eerste kaascontrolestation is opgericht op 19 februari 1906 (Kaascontrolestation Noord-Holland; dit station is in mei 1912 opgeheven), daarna zijn de Kaascontrolestations Zuid-Holland (1906), Friesland (1912), Utrecht (1913), Noord-Holland (1919), Zuid-Holland-Brabant (1919) en Leiden (1932?) opgericht.
In de beginjaren is het invoeren van kaasmerken een groot struikelblok geweest. Zo waren er opdrukmerken (KCZH), indrukmerken (het “Friesche merk” en het “Hoornsche merk”) en tenslotte het “caseïnemerk” bestaande uit een doorzichtig plaatje van kaasstof dat aan de achterzijde in spiegelschrift was bedrukt en dat bij de bereiding in de kaas werd geperst met de bedrukte kant onder. Dit laatste merk is uiteindelijk als het Rijksmerk ingevoerd.
In 1926 is -naar analogie van de boter- en kaascontrole- een begin gemaakt met de controle op de echtheid en zuiverheid van melkpoeder, bereid onder toezicht van de Zuivelbond FNZ (de voorloper van NZO), en zijn de eerste echtheidscertificaten aan melkpoederfabrieken verstrekt. Deze activiteit kan worden beschouwd als de voorloper van het Controlestation voor Melkproducten dat in 1930 tot stand kwam.
Op 12 juli 1937 werd het Zuivel Kwaliteitscontrolebureau in Amsterdam opgericht. Voortaan kon geen boter, kaas en melkpoeder meer worden uitgevoerd zonder een ZKB-certificaat, dat de kwaliteit van het product garandeert, naast de garantie van zuiverheid en echtheid van de boter- en kaascontrolestations
Zuivelcontrole in de oorlogsjaren 1940-1945
In 1940 brak de tweede wereldoorlog uit. Er werden veel overheidsmaatregelen uitgevaardigd, zoals het verplicht leveren van een gedeelte van de productie aan de zuivelcentrale voor verkoop aan het buitenland (lees: Duitsland). Op een gegeven moment mocht er zelfs geen boter meer terug naar de veehouders. In 1941 werd voor consumptiemelk een standaardisatieregeling afgekondigd en werd het in feite voor veehouders onmogelijk nog melk aan de consument te leveren. Ook werden alle boterproducenten (en later ook de boterompakkers en -handelaren) verplicht zich aan te sluiten bij een botercontrolestation. Aangeslotenen bij de botercontrole kregen in 1942 toestemming, om onder bepaalde voorwaarden margarine in kleinverpakking in voorraad te hebben en te distribueren. In de crisisjaren werd het rijksbotermerk ook gebruikt als heffingsmerk en in de jaren 1940 tot 1948 deed het rijksbotermerk tevens dienst als distributiezegel.
Zuivelcontrole vanaf 1945 tot 1970
Het was duidelijk dat door de oorlogsjaren de zuivelfabrieken wat apparatuur en inrichting betrof achterop waren geraakt. Er was sprake van veel slijtage en geen vernieuwing. In 1944 was de fabrieksdirecties aangeraden om reeds nu plannen voor te bereiden tot modernisering van de fabrieksinventaris en voor het ontwerpen van eventueel nodige verbouwingen. Het duurde wel tot 1948 voordat de aanvoer van melk weer op het niveau was van 1939.
In 1956 ontstond een meningsverschil over de vraag of de betaling naar kwaliteit van boerderijmelk publiekrechtelijk (namelijk door het Productschap Zuivel ) of door privaatrechtelijke instellingen geregeld zou moeten worden. De overheid wilde een publiekrechtelijke regeling. Uiteindelijk werd een compromis bereikt: de controle zou worden uitgevoerd door privaatrechtelijke controle-instellingen, maar het Productschap Zuivel kon de premie voor eerste klasse melk wel aan een maximum binden. Kort daarop is het Centraal Orgaan voor Melkhygiëne (met de daarbij behorende Regionale Organen voor Melkhygiëne (ROM’s) en Erkende Controle-instellingen (ECI’s) gesticht. Het COM (Centraal Orgaan Melkhygiëne, 1957-1992 ) hield zich bezig met het bevorderen van de goede kwaliteit van melk, betrokken van veehouders, met name door het coördineren van de werkzaamheden van de ROM’s (Regionale Organen Melkhygiëne). Tot en met 1957 werd privaatrechtelijk gehandeld, op basis van contracten en vanaf 1958 werd gehandeld op basis van de Zuivelverordening 1958 van het Produktschap Zuivel, betreffende levering van melk door veehouders aan fabrieken.
In 1957 werd een begin gemaakt met de uitbetaling van boerderijmelk naar vet- en eiwit-gehalte.
Zuivelcontrole vanaf 1970
Oprichting COZ
In de loop van de tijd was de organisatie van de Nederlandse zuivelcontrole ondoorzichtig geworden. Begin zeventiger jaren werd binnen het bedrijfsleven overeenstemming bereikt over de herstructurering van de zuivelcontrole. De basis daarvan lag in de Landbouwkwaliteitswet van 1971, die in 1973 van kracht is geworden.
In 1975 waren er nog vijf botercontrolestations, drie kaascontrolestations voor fabriekskaas en één voor boerenkaas, het Controlestation voor Melkproducten (CvM) en het Zuivel Kwaliteitscontrolebureau (ZKB). In dat jaar is door het zuivelbedrijfsleven het Centraal Orgaan Zuivelcontrole (COZ) opgericht, waarin de activiteiten van alle privaatrechtelijke zuivelcontrole-instanties werden gebundeld. Het COZ is op basis van de Landbouwkwaliteitswet aangewezen als de zuivelcontrole-instelling. Het was de bedoeling dat ook het CvM en het ZKB in deze controle-instelling zouden opgaan.
Het COZ (Centraal Orgaan Zuivelcontrole, 1975-1992) had tot taak het toezien op de naleving van de landbouwkwaliteitsvoorschriften voor kaasproducten en boterproducten door de bij het COZ aangeslotenen, het keuren van deze producten en het afgeven van certificaten. Daarnaast adviseerde COZ de minister inzake wijzigen van kwaliteitsvoorschriften. Het COZ had alsmede tot taak het bevorderen van een goede kwaliteit van melk- en zuivelproducten en andere producten, ten aanzien waarvan krachtens de Landbouwkwaliteitswet toezicht en keuring worden opgedragen.
Het COZ was een voortzetting van diverse boter- melk- en kaascontrolestations. Met het van kracht worden van de landbouwkwaliteitsregelingen voor boterproducten (1982) , kaasproducten (1982) en poedervormige melkproducten (1985) werden de taken en bevoegdheden van de meeste controlestations overgenomen naar het COZ.
Ontstaan van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ)
In 1992 zijn het Centraal Orgaan Zuivelcontrole, het Centraal Orgaan Melkhygiëne en de Regionale Organen Melkhygiëne gefuseerd in het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel.(statuten COKZ, 30 maart 1992, Stcrt. 1992, 63). Het COKZ is opgericht als privaatrechtelijke rechtspersoon (stichting), met als instellingsgrondslag de Landbouwkwaliteitswet In (Stb. 1971 nr. 371). Sinds 1994 heeft het COKZ de status van Zelfstandig Bestuurs Orgaan 1. Het COKZ verricht sinds 2007 uitsluitend nog publieke taken in opdracht van bijvoorbeeld ministeries of het Productschap Zuivel.
De Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE)
De NCAE is een dienst van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ). COKZ heeft per 1 juli 2012 de wettelijke taken overgenomen van de Stichting Controlebureau Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE), en de NCAE voert deze wettelijke taken uit.
Geschiedenis van het Archiefbeheer
In eerste instantie had iedere organisatie (Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en elke taakvoorganger zijn eigen archief dat ook in eigen beheer werd bijgehouden. Wanneer een organisatie werd opgeheven werd wel archief overgedragen aan de overnemende partij of taakopvolger. maar van een officiële overdracht naar een overnemende partij of een taakopvolger is niets bekend. Enkele taakvoorgangers hebben archief overgebracht naar een archiefbewaarplaats. Zo heeft bijvoorbeeld het Botercontrolestation Gelderland-Overijssel archiefmateriaal overgebracht naar het Regionaal Centrum Overijssel in Zwolle (nummer van de archieftoegang 0560.) Het beheer van archiefmateriaal is niet altijd consequent en volgens archiefrichtlijnen toegepast.
Het archief van het COKZ en taakvoorgangers is in de kelder en in de kluis geplaatst van het COKZ-gebouw in Leusden. Na de bouw van het pand in de 70-er jaren van de vorige eeuw werd archiefmateriaal opgeslagen in de kelder van het gebouw in Leusden door Exploitatie Zuivel Instituut en Centraal Orgaan Zuivelcontrole. Op een bepaald moment werd de mogelijkheid gegeven aan taakvoorgangers om op beperkte schaal archiefmateriaal aan te leveren ter bewaring in het gebouw van COKZ. Omdat daarbij geen duidelijke richtlijnen werden gegeven over welk materiaal er aangeleverd zou moeten worden en er ook geen verplichting was opgelegd om materiaal aan te leveren zijn de aangeleverde archiefdelen fragmentarisch te noemen. In eerste instantie waren de aangeleverde archiefstukken tussen ander materiaal in de kelder van het COKZ-gebouw in Leusden geplaatst, maar op een gegeven moment is het archiefmateriaal bij elkaar gezet binnen twee keldergangen en de kluisruimte, maar niet geordend per organisatie.
Verwerving van het archief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en taakvoorgangers is fragmentarisch van aard en beslaat de periode vanaf 1901 tot en met 2006. Het meest compleet is het archief van het COKZ zelf, maar ook zijn er relatief veel stukken van het Centraal Orgaan Zuivelcontrole (COZ) en het Zuivel Kwaliteitscontrolebureau (ZKB). Het COKZ en het COZ en het Exploitatie Zuivel Instituut (EZI) zijn en waren gevestigd in het huidige gebouw in Leusden. Overige taakvoorgangers zoals bijvoorbeeld de botercontrolestations waren gevestigd op diverse plekken in Nederland.
De stukken van het archief van het COKZ en taakvoorgangers betreffen vergaderstukken, jaarverslagen en soms correspondentie, maar ook stukken betreffende oprichting, ontwikkeling en opheffing van organisaties en de taakuitvoering. Van andere taakvoorgangers is veel minder materiaal aanwezig. Weinig archiefstukken in het algemeen, maar het komt ook voor dat het onderwerp beperkt is tot alleen vergaderstukken of jaarverslagen. Dit heeft te maken met inconsequent archiefbeheer in het verleden, maar ook met de omstandigheden zoals beschreven in punt 1.3 van deze inleiding.
Selectie en Vernietiging
In 2017 en het begin van 2018 heeft DOCFactory in opdracht van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) het archief van het COKZ en het aangeleverde archief van taakvoorgangers over de jaren 1901-2006 geselecteerd en geïnventariseerd. Voor de selectie van de neerslag van de taken van het COKZ heeft DOCFactory gebruik gemaakt van de volgende basisselectiedocumenten:
- Selectielijst voor de neerslag van handelingen van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en haar rechtsvoorgangers, vastgesteld Staatscourant 27800, 06-10-2014
- "Generiek Waarderingsmodel Rijksoverheid Versie 2.0", uitgegeven in januari 2013
De selectie heeft voornamelijk op dossierniveau plaatsgevonden. Bij de bepaling van de handeling als basis voor vernietiging werd vooral gebruik gemaakt van de selectielijst van het COKZ. Het generiek waarderingsmodel Rijksoverheid werd alleen gebruikt wanneer de lijst van het COKZ niet voorzag in een passende handeling en dat betrof vooral de PIOFACH processen. Voor de ordening van de te bewaren stukken van het COKZ en de taakvoorgangers is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de organisatiestructuur en uitgevoerde taken van / door de betreffende organisatie
Het archief besloeg bij aanvang van de bewerking ongeveer 111 strekkende meters, ongeveer 10 meter daarvan is op verzoek van de opdrachtgever nog even aangehouden tot een latere beoordeling door de opdrachtgever zelf. Na bewerking door DOCFactory is de omvang van het te bewaren archief zo'n 25 strekkende meters. De vernietigbare stukken bedragen zo'n 70 strekkende meters en worden na goedkeuring door het COKZ in de tweede helft van 2018 vernietigd.
Aanvullingen
In 2018 is het archief van het stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) overgedragen aan het Nationaal Archief.
Nadien is een laatste aantal meters papieren archief uit de periode 1901-2018 in aanmerking gekomen om te worden geselecteerd, als aanvulling op archief 2.25.107. DOCFactory heeft in het voorjaar van 2021 de voorbereiding van de overdracht aan het Nationaal Archief ter hand genomen.
De omvang van het archiefmateriaal bedroeg bij aanvang circa 8 m¹ random analoog archief (van alles en nog wat) en 12 archiefdozen (1,5 m¹) reeds omgepakt archief. Op de aanvulling is selectie toegepast.
Verantwoording van de bewerking
In eerste instantie is een selectie uitgevoerd op te bewaren en te vernietigen materiaal. Het materiaal dat na eerste selectie vernietigd kon worden op basis van de selectielijst is genummerd in de kasten gezet en met hetzelfde nummer in een Vernietigingslijst in Excel opgenomen. Wat over bleef waren vouwmappen, vouwdozen en losse documenten die grondiger bekeken moesten worden.
Aan de hand van de selectielijsten van het COKZ en de Generiek Waarderingsmodel werden te bewaren stukken in een inventaris opgenomen. Stukken die alsnog te vernietigen bleken te zijn zijn eveneens genummerd in de kasten en op de vernietigingslijst geplaatst.
Tijdens de bewerking zijn we ook stukken tegengekomen waarvan in overleg met de opdrachtgever is bepaald dat deze nog tijdelijk bewaard worden in afwachting van nadere beoordeling door de opdrachtgever. Het betrof hier documentatiemateriaal dat als naslag kan dienen, nog lopende dossiers betreffende belangrijke onderwerpen en tucht- en beroepszaken. De bewerking van het archief liep tot en met het jaar 2006. Alle recenter materiaal is niet bewerkt.
2.4.1 Bewerking van de aanvulling
De 12 archiefdozen betreffen vergaderstukken van het bestuur van het COKZ (2007-2018) die nog niet in het overgedragen bestand waren opgenomen.
De 8 m¹ archief zijn geselecteerd op basis van de Selectielijst voor de neerslag van handelingen van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en haar rechtsvoorgangers periode (1901) 1975 – (2014) en het Generiek Waarderingsmodel Rijksoverheid versie 2.0 (2013).
Tijdens de selectie was het van enige te bewaren stukken onduidelijk of deze in de overgedragen dossiers van bestand 2.25.107 aanwezig waren. DOCFactory heeft ter plaatse van het Nationaal Archief onderzocht of de stukken konden worden toegevoegd aan reeds overgedragen dossiers.
DOCFactory heeft tijdens de bewerking kritisch gekeken of stukken in aanmerking komen voor beperkte inzage volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Aan het COKZ is verzocht om tijdens de voorbereiding van de goedkeuring van de inventaris hieraan aandacht te besteden. Het COKZ verklaart deze aanvulling volledig openbaar.
De te bewaren stukken zijn materieel verzorgd. IJzer en plastic zijn uit de stukken verwijderd, fotomateriaal is in four flaps verpakt, de dossiers zijn voorzien van zuurvrije omslagen en indien nodig gebonden met keperband en de dossiers zijn opgeborgen in zuurvrije dozen.
Het totale aantal meter van de aanvulling dat is overgebracht naar het Nationaal Archief beslaat 2,2 m¹ en omvat 101 dossiers, inv.nrs. 972-1072.
De beschrijvingen van de overgebrachte dossiers zijn in de inventaris onder de juiste rubrieken opgenomen.
Ordening van het archief
De indeling van de inventaris van het archief van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en de taakvoorgangers is gebaseerd op de organisatiestructuur en de taakuitvoering van de betreffende organisatie. De ordening is in eerste instantie onderverdeeld in de rubrieken "Stukken niet naar inhoud beschreven" en "Stukken naar inhoud beschreven".
Onder de rubriek "Stukken niet naar inhoud beschreven" zijn algemene stukken terug te vinden, zoals notulen, jaarverslagen en in enkele gevallen algemene correspondentie.
Onder de rubriek "Stukken naar inhoud beschreven" vallen stukken betreffende de organisatie en de uitvoering van taken van een organisatie. De rubriek ‘Organisatie en personeel’ bevat stukken betreffende de werking van de interne organisatie, zoals stukken op het gebied van de instelling en ontwikkeling van een organisatie. Onder de rubriek "Taakuitoefening" zijn onder andere stukken betreffende de uitvoering van diverse taken zoals "Toezicht op kwaliteit van producten en processen", "Verbeteren van kwaliteit van producten en processen" en "Vergroten van (naams)bekendheid van de organisatie" Binnen de rubrieken zijn in een aantal gevallen deelrubrieken gemaakt om zo de overzichtelijkheid van de inventaris te waarborgen. Binnen de rubrieken en deelrubrieken zijn de beschrijvingen in de inventaris chronologisch geordend.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Voor dit archief is geen andere toegang beschikbaar
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel [COKZ] , nummer toegang 2.25.107, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, COKZ, 2.25.107, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Bewaarplaats van originelen
Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Verwante archieven
Rijkszuivelstation Leiden 1903-1979 (toegang 2.11.62)
Rijkszuivelconsulentschap voor Kaas te Arnhem 1909-1972 (toegang 2.11.11.01 en toegang 2.11.11.02)
Directie van de Landbouw: Afdeling Zuivelaangelegenheden, 1898- 1947 (Toegang 2.11.06)
Rijkszuivelinspecteur 1944-1963 (Toegang 2.11.38.02)
Rijkszuivelinspectie 1900-1944 (1960) (Toegang 2.11.38.01)
Kaarten
Publicaties
Bronnen en literatuur

Bijlagen

Ordeningsplan
Afkortingenlijst van Cursustoegang
Regestenlijst
Lijst van functionarissen

Archiefbestanddelen