Terug naar zoekresultaten

2.27.23 Inventaris van het archief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en taakvoorgangers: Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen, 1946-1999

Het archief bevat dossiers in verband met aanvragen van uitkeringen door verzetslieden en oorlogsslachtoffers, overlegmet stichtingen en organisaties op het terrein van oorlogsgetroffenen, de uitvoering vanregelingen en het vaststellen van beleid en wetgeving.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.27.23
Inventaris van het archief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en taakvoorgangers: Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen, 1946-1999

Auteur

PWAA

Versie

23-06-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2009 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen (DVVB)
VWS: Verzetsdeelnemers

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1946-1999

Archiefbloknummer

X15

Omvang

; 392 inventarisnummer(s) 88,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten. Geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en taakvoorgangers

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat dossiers in verband met aanvragen van uitkeringen door verzetslieden en oorlogsslachtoffers, overleg
met stichtingen en organisaties op het terrein van oorlogsgetroffenen, de uitvoering van
regelingen en het vaststellen van beleid en wetgeving.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Deze inventaris bestaat uit stukken uit het archief van de Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen (1989-2004, DVVB) en diens voorgangers: de Onderafdeling Oorlogsslachtoffers en andere Groepen (1956-1965), Onderafdeling Verzetsslachtoffers en Algemene Zaken (1956-1968), Afdeling Bijstand Bijzondere Groepen (1965-1973), Hoofdafdeling Bijzondere Voorzieningen (1965-1973), Afdeling Buitengewone Pensioenen en Algemene Oorlogsongevallenregeling (1968-1973), Directie Bijstandszaken (1965-1984), Hoofdafdeling Verzetsdeel-nemers en Vervolgden (1973-1979) en ten slotte de Directie Verzetsdeelnemers en Vervolgden (1979-1989, DVV). De taken van DVVB werden in 2004 overgenomen door de Eenheid Oorlogsgetroffenen Herdenking WO II (OHW).
De taken van de Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen en diens voorgangers waren het opstellen van wet- en regelgeving op het terrein van oorlogsgetroffenen: het voeren van beleid ten aanzien van externe instanties die zich met de toepassing en de uitvoering van de wetten en regelingen bezighouden, inclusief de financiering van zowel de organisaties als de wetten, het zorg dragen voor de immateriële hulpverlening aan oorlogsgetroffenen en het voeren van het beleid inzake de jeugdvoorlichting Wereldoorlog II - heden en de oorlogs- en verzetsmusea en herinneringscentra.
In 1947 werd onder verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken de Wet Buitengewoon Pensioen (Stb. 1947, H313, WBP) vastgesteld. Men kon aanspraak maken op de Wet Buitengewoon Pensioen als men tijdens de bezetting deel had genomen aan het binnenlands verzet. Het toekennen van een recht op pensioen werd gezien als het inlossen van een ereschuld voor hen, die "bereid waren met inzet van hun gehele persoon, met opoffering van hun gezondheid en zelfs hun leven, aan dit verzet deel te nemen." (Memorie van Toelichting).
Snel na de inwerkingtreding van de Wet bleek er de behoefte te bestaan aan een anti-hardheidsregeling zodat bovendien degenen die in het buitenland verzet hadden gepleegd, degenen die door een vooroorlogse activiteit tijdens de bezetting waren gearresteerd en degenen, die slachtoffer van represaillemaatregelen waren geworden, in aanmerking konden komen van een pensioen berekend op de voet van de Wet Buitengewoon Pensioen. In 1952 werd door de Minister van Binnenlandse Zaken in deze leemte voorzien door het opstellen van de Beschikking van 24 januari 1952 waarbij aan personen die "ten gevolge van maatregelen, die de vijand in verband met het verzet tegen hen heeft genomen, invalide zijn geworden dan wel het leven hebben verloren" een uitkering van het Rijk wordt toegekend, berekend op voet van de Wet buitengewoon pensioen. Bij dezelfde Beschikking werd de Commissie van Advies inzake hulpverlening op de voet van de Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945 ingesteld, in de wandelgang "Adviescommissie Bijzondere Uitkeringen" genoemd, die de Minister van advies moest dienen over de vraag welke personen voor een uitkering in aanmerking kwamen en over het bedrag wat aan die personen moest worden uitgekeerd.
De Beschikking werd per 1 januari 1978 ingetrokken, toen bij wetswijziging van 18 mei 1977, Stb. 394 een algemene maatregel van bestuur werd aangekondigd waarin categorieën van personen zouden worden aangewezen, op wie de wet van overeenkomstige toepassing zou zijn.
In augustus 1986 trad de Wet Buitengewoon Pensioen Indisch Verzet (Stb. 1986, 360, WIV) in werking. Deze wet regelde de toekenning van een buitengewoon pensioen aan mensen die invalide zijn geworden als gevolg aan het deelnemen van verzet in het voormalige Nederlands-Indië tegen de vijandelijke bezettende macht. Nabestaanden van de ver-zetsdeelnemers konden eveneens aanspraak op deze wet doen. De Wet Buitengewoon Pensioen Indisch Verzet komt in grote mate overeen met de andere buitengewone pensioenwet.
De Regeling "nopens de geldelijke verzorging der oorlogsslachtoffers" van 1944 gold voor die slachtoffers van het oorlogsgeweld tegenover wie de overheid een bijzondere solidariteitsplicht voelde. In 1950 werd de Regeling, die tijdelijk was, omgezet in de Regeling hulpverlening oorlogsslachtoffers 1940-1945 en in januari 1961 werd deze regeling vervangen door de Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1960, 226).
Bij de totstandkoming van de Algemene Bijstandswet, waarin eveneens de solidariteit als uitgangspunt voor de rechtsplicht van de overheid tot het verlenen van bijstand aan hulpbehoevende burgers was genomen, werd de hulpverlening aan oorlogsslachtoffers in het bijstandsrecht ingebracht als Rijksgroepsregeling. Deze Rijksgroepsregeling oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1964, 549) ontsproot uit artikel 11, lid twee van de Algemene Bijstandswet. Bij Rijksgroepsregelingen vindt de bijstandsverlening niet plaats op individuele basis maar volgens categorale normen. Een nieuw element was dat de regeling tevens van toepassing werd verklaard op de slachtoffers van de oorlog in het voormalige Nederlands-Indië en op de slachtoffers van de naoorlogse periode aldaar tot eind 1949. Toch bleef de overheid de bijzondere positie van de oorlogsslachtoffers erkennen: de aanspraken van de oorlogsslachtoffers werden ruimer geregeld dan die van een bijstandsgerechtigde.
In 1973 werd de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 van kracht (Stb. 1972, 669). De uitvoering zou voortaan in plaats van door de gemeenten van Rijkswege geschieden. Het karakter van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers is dat van een verzorgingsregeling met als doel een redelijke handhaving c.q. herstel van het levenspeil.
Nadat er voor de groep vervolgingsslachtoffers een aparte wetgeving was ontwikkeld, gingen er uit de groep burger-oorlogsslachtoffers stemmen op om ook voor hen een afzonderlijke wetgeving te creëren, los van de Algemene Bijstandswet.
Tot dan toe ontvingen zij een uitkering op basis van de Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940-1945. In 1984 werd de wettelijke regeling voor Burgeroorlogsslachtoffers de Wet Uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945 van kracht (Stb. 1984, 94, WUBO). De Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940-1945 en de daarbij behorende regelingen werden ingetrokken. Evenals de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers (WUV) is de Wet Uitkeringen Burgeroorlogsslachtoffers gebaseerd op een verzorgingsgedachte. In tegenstelling tot de buitengewone pensioenen heeft men recht op een uitkering. Er is bovendien recht op een vergoeding voor medisch en medisch-sociale kosten.
In Nederlands-Indië had men al voor de Japanse bezetting een algemene regeling voor oorlogsslachtoffers getroffen. Bij ordonnantie op 21 februari 1942 werd deze Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) afgekondigd. In beginsel kon ieder die door oorlogsletsel was getroffen evenals diens nabestaanden aanspraak maken op uitkering. De Algemene Oorlogsongevallenregeling beoogde een verzorgingsregeling te zijn. Na de Japanse capitulatie is de regeling uitgebreid in die zin dat onder oorlogsletsel tevens werd begrepen het geestelijk dan wel lichamelijk letsel, opgelopen tijdens internering, gevangenschap of gedwongen tewerkstelling. Bij een aparte ordonnantie werd eveneens het zogenaamde terreurletsel, opgelopen tijdens de ongeregeldheden na de Japanse capitulatie, onder de Algemene Oorlogsongevallenregeling gebracht.
Sinds 1990 is de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) de enige organisatie die van overheidswege belast is met de toepassing en de uitvoering van de wetten voor Oorlogsgetroffenen: de Wet Buitengewoon Pensioen 1940–1945 (1947), de Wet Buitengewoon Pensioen Indisch verzet (1986), de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (1973) en de Wet Uitkeringen Burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (1984).
Bij de uitvoering van bovengenoemde wetten zijn ook (belangen)organisaties betrokken die daartoe door de overheid zijn aangewezen, zoals Stichting 1940–1945, Stichting Pelita, Stichting Joods Maatschappelijk werk en de Stichting Burgeroorlogsgetroffenen (SBO). Deze Stichtingen nemen direct contact op met de aanvragers en verzorgen het merendeel van de sociale rapportages.
Na 1990 kan gesproken worden van een groeiend aantal personen dat een beroep op een van de wetten (WBP, WUV, WUBO en WIV) voor Oorlogsgetroffenen doet. Dit heeft enerzijds te maken met het gegeven dat velen die als jongvolwassene de oorlog hebben meegemaakt de pensioengerechtigde leeftijd bereikten en toen pas geconfronteerd werden met hun oorlogsverleden. Anderzijds nam het aantal aanvragen ook toe omdat de voorlichting via de PUR verbeterde en de overheid wetenschappelijk onderzoek naar bepaalde groepen oorlogsgetroffenen, waar weinig over bekend was, liet uitvoeren. Een belangrijke rol bij het informeren van de oorlogsgetroffenen over de bestaande wetten heeft naast de PUR ook de in 1980 opgerichte Stichting Informatie- en Coördina-tieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen (ICODO) gespeeld door het verzorgen van publicaties, het uitgeven van het tijdschrift ICODO INFO (1983) en de juridische uitgave Oorlogsgetroffenen en Recht (vanaf 1991). Het beleid ten aanzien van de WUBO werd in de onderhavige periode verruimd. Steeds meer groepen oorlogsgetroffenen werden na juridische aanpassingen van de wet onder de WUBO gebracht. Genoemd kunnen worden de verruiming voor Nederlandse ex-dwang-arbeiders die door de Duitse bezetter gedwongen werden om in Duitsland te gaan werken en voor Nederlanders die in Indië de bersiap- en revolutietijd hebben meegemaakt.
De WUV werd daarentegen na jarenlange discussies in 1994 gesloten voor de tweede generatie, dat wil zeggen dat aanvragers die tot de tweede generatie behoorden niet langer als vervolgde werden aangemerkt en alleen aanspraak konden maken op immateriële hulpverlening. Een andere ontwikkeling betreft het instellen van overheidswege van verschillende commissies eind jaren negentig voor het doen van onderzoek naar de Tegoeden Tweede Wereldoorlog.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief stond opgeslagen in het depot aan de Dinteloordseweg 28 te Steenbergen, in verrijdbare stellingkasten. Het archief is gestructureerd volgens de Basis Archief Code. Er heeft geen eerdere bewerking of vernietiging plaatsgevonden. Het duurde lang voordat de behandelende afdelingen het archief aan het semi-statisch archief wilden overdragen.
Volgens de zorgdrager is het archief compleet. Er worden geen gedeeltes van dit archief door andere partijen bewerkt. Een kweek van het archief is uitgevoerd door Firma Hoogduin in 2007 en men trof het archief in goede staat aan.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2009 door Ministerie van VWS overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bevat dossiers over het aanvragen van een uitkering door slachtoffers, overleg met stichtingen en organisaties op het terrein oorlogsgetroffenen, uitvoering van regelingen en vaststelling van beleid en wetgeving. Er kunnen een aantal series worden onderscheiden, namelijk onderzoeken van de Nationale Ombusdman inzake uitkeringen, commissies en beleid. Ook bevat de inventaris enkele stukken van stichtingen en organisaties ( geen zelfstandige bestuursorganen) die betrokken waren bij de advisering inzake het verlenen van een uitkering alsook het uitvoeren daarvan. Deze stichtingen en organisaties waren uitvoerders van de diverse ‘buitengewoon pensioen’-wetten en richten zich op een bepaalde doelgroep (bijvoorbeeld slachtoffers van de oorlog met Japan). Deze stichtingen voerden beleid uit bepaald in meerdere van deze wetten, bijvoorbeeld: de stichting Pelita had onder andere als taak het begeleiden van aanvragen op zowel de WUBO als WUV-uitkeringen. Het archief is zowel beleidsvormend als uitvoerend van aard.
In deze inventaris zitten een aantal hiaten. Volgens het ministerie van VWS is het archief compleet aangeleverd. De hiaten zijn waarschijnlijk deels te wijten aan onduidelijke archiefvorming in het verleden bij VWS en taakvoorgangers.
Selectie en vernietiging
Bij de selectie van het archief zijn de volgende basisselectie documenten (BSD's) gebruikt:
  • BSD 3, Oorlogsgetroffenen, Stcr. 2007/98;
  • BSD 56, Nationale Ombudsman, Stcr. 2007/204;
  • BSD 101, Adelsbeleid, adelsrecht en het decoratiestelsel, Strc. 2007/142;
  • BSD 143 Organisatie van de rijksoverheid, Stcr. 2005/245.
Dit archief bevat geen bescheiden die bewaard worden op grond van de hardheidsclausule art. 5 lid e van het Archiefbesluit.
Verantwoording van de bewerking
Het archief van de Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsslachtoffers is in 2008 door het Project Wegwerken Archief Achterstanden te Rotterdam bewerkt.
Van de 82,7 meter die door het Project Wegwerken Archief Achterstanden bewerkt werden, zijn er 13,25 meter te bewaren, 69,375 meter te vernietigen en 0,125 meter te vernietigen op termijn.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Daarna zijn de stukken genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Van de te vernietigen stukken is een vernietigingslijst opgesteld. De bewerkte archiefbescheiden zullen worden overgedragen aan het Nationaal Archief.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Van de te vernietigen stukken zijn vernietigingslijsten opgesteld en deze zijn aan het ministerie van Volksgezondheid overgedragen.
Ordening van het archief
Bij het opstellen van de voorliggende inventaris werd onderscheid gemaakt tussen stukken van algemene aard inzake de organisatie (onder andere de begroting van de Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen; stukken inzake voorlichting en onderzoek); stukken inzake wet- en regelgeving; en stukken inzake de samenwerking met externe stichtingen en organisaties. Secundaire ordening geschiedde op onderwerp en datering.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens auteursrecht
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
In het Nationaal Archief ligt reeds materiaal van het Ministerie van Maatschappelijk Werk wat ook materiaal over oorlogsgetroffenen bevat. Dit materiaal is terug te vinden via toegang 2.72.02: Inventaris van het archief van het Ministerie van Maatschappelijk Werk, 1952-1965.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen (DVVB), nummer toegang 2.27.23, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, VWS: Verzetsdeelnemers, 2.27.23, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Uit dit archief is eerder overgedragen aan het Nationaal Archief door de CAS: 2.27.02 - Inventaris van het archief van het Ministerie van Maatschappelijk Werk, (1936) 1952-1965 (1970). Het gaat hierbij om het archief van het Ministerie van Maatschappelijk Werk, over de gehele periode dat het ministerie bestond. Het materiaal over oorlogsgetroffenen dat overlapt met dit archiefblok bevat stukken over de uitkeringswetten en de Algemene Oorlogsongevallenregeling. Deze stukken lopen tot en met 1965.

Bijlagen

Lijst van gebruikte afkortingen
ABP
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
AmvB
Algemene Maatregel van Bestuur
AOW
Algemene Ouderdomswet
AOR
Algemeene Oorlogsongevallenregeling Indonesië
AWW
Algemene Weduwen- en Wezenwet
BPR
Buitengewone pensioensraad
BWUV
Beleidingscommissie
CAOR
Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië
CIDI
Centrum Informatie en Documentatie Israël
CIV
Commissie Indisch Verzet
CJO
Centraal Joods Overleg
COM
Stichting Collectieve Marorgelden Nederland
CRM
(Minister van) Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
DVV
Directie Verzetsdeelnemers en Vervolgden
DVVB
Directie Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen
FNZ
Federatie Nederlandse Zionisten
ICODO
Informatie- en Coördinatieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen
JMW
(Stichting) Joods Maatschappelijk Werk
KB
Koninklijk Besluit
KNIL
Koninklijk Nederlands-Ind(ones)isch Leger
LVVS
Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat
MB
Ministerieel Besluit
Maror
Morele Aansprakelijkheid roof en rechtsherstel
MaWe
(Minister van) Maatschappelijk Werk
NJJ
Nederlands Joodse Jeugd (NJJ)
NIK
Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap
OCW
(Minister van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
PBOG
Projectgroep behandeling oorlogs- en geweldsgetroffenen
PIK
Portugees-Israëlitisch Kerkgenootschap
PUR
Pensioen- en Uitkeringsraad
RUBO
Raad Uitkeringen Burger-Slachtoffers
SAIP
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen
SAMO
Stichting afhandeling Marorgelden Overheid
SCMI
Stichting Collectieve Marorgelden Israël
SIB
Stichting Individuele Bankaanspraken
SIE
Stichting Individuele Effectenaanspraken
SIV
Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken
SJHF
Stichting Joods Humanitair Fonds
SMO
Stichting Maror-gelden Overheid
SOTO
Stichting Onderzoek Terugkeer en Opvang
Uwuv
Uitvoering Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
VBV
Verbond Belangenbehartiging Vervolgensslachtoffers
VVRA
Vermögensverwaltungs- und Renten-Anstält
VWS
(Minister van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAC
Werk- en Adviescollege immateriële hulpverlening aan verzetsdeelnemers en door de bezetters vervolgden wegens ras, geloof of wereldbeschouwing, alsmede aan hen die tengevolge van bombardementen, ordemaatregelen, tewerkstelling en dergelijke, schade aan hun gezondheid hebben opgelopen.
WBP
Wet buitengewoon pensioen
WBPZ
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers
WIV
Wet buitengewoon pensioen Indisch Verzet
WRN
Interdepartementale werkgroep rapport Van Namen
WUBO
Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945
WUV
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
WVC
(Minister van) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

Archiefbestanddelen