Plantagekaart Suriname (1737)

Kolonisatie, verwoesting en strijd op de kaart

Kaart van Suriname door Alexander de Lavaux (1737)
Alles uitklappen

De geschiedenis van Suriname wordt vaak geschreven vanaf het moment van kolonisatie door Europeanen in de 17e eeuw. Vanaf dat moment zijn er geschreven bronnen over het gebied beschikbaar. Maar de geschiedenis begint niet zodra een Europeaan erover schrijft. Het gebied dat nu Suriname heet, wordt begin 17e eeuw al duizenden jaren bewoond door verschillende volken, zoals de Lokono, de Kari’na, de Akuriyo, de Trio en de Wayana. 

Deze mensen bewonen in kleine groepen het gebied, zowel aan de kust, als meer in het binnenland. Ze hebben diepgaande kennis van de natuur en nemen uit hun omgeving enkel wat ze nodig hebben. Op die manier leven zij in harmonie met de natuur. Het gebied waarin zij leven bestaat uit tropisch regenwoud, moerassen en savannes, waar de biodiversiteit zeer hoog is. 

Rond 1600 ziet de oorspronkelijke bevolking van dit gebied de eerste Europeanen voet aan wal zetten. In 1613 vestigen de Nederlanders er een handelspost. In 1650 beginnen de Engelsen met kolonisatie van het gebied. Ze leggen ongeveer 50 suikerplantages aan en beginnen met de mensenhandel vanuit West-Afrika. Tot slaaf gemaakte West-Afrikanen moeten onder onmenselijke omstandigheden de plantages draaiende houden.  
In 1667 neemt een Zeeuwse vloot het gebied in. In de Vrede van Breda (1667) spreken Engeland en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden af dat Suriname in Nederlandse handen blijft.
De Nederlanders breiden de hoeveelheid plantages aanzienlijk uit, en zetten de mensenhandel en slavernij in het gebied voort. In zeventiende-eeuwse bronnen wordt het gebied Suriname genoemd, een naam die vermoedelijk overgenomen wordt van de oorspronkelijke bevolking.

Een kleine eeuw later maakt de cartograaf Alexander de Lavaux een kaart van het gekoloniseerde Suriname. De kaart maakt goed duidelijk hoe de plantagekolonie functioneert: de grote Nederlandse schepen blijven in de baai, waarna kleinere schepen de rivieren op kunnen varen om bij de plantages aan te leggen. Ook toont De Lavaux onderaan de lijst van plantage-eigenaren.

Wat de kaart ook duidelijk maakt, is dat Suriname in enkele decennia drastisch is veranderd. De Engelsen en Nederlanders importeren gewassen die er van nature niet voorkomen, waaronder suikerriet en koffie. Om deze in Suriname op plantages te verbouwen, worden grote hoeveelheden natuur, waaronder veel tropisch regenwoud, verwoest. Hoe de kolonisten omgaan met de natuur is totaal anders dan de oorspronkelijke bewoners, die de natuur alleen gebruiken om te overleven. De kolonisten willen zoveel mogelijk verbouwen, tegen zo laag mogelijke kosten, om zoveel mogelijk winst te maken. Deze aanpak verandert Suriname in korte tijd onherkenbaar en onomkeerbaar. Rond 1650 bestaat het ongerepte en groene gebied nog uit zeer biodiverse ecosystemen. Een kleine eeuw later is Suriname veranderd in een lappendeken van plantages, zoals afgebeeld op de kaart van De Lavaux.  

Alexander de Lavaux maakt de kaart in opdracht van de Sociëteit van Suriname. Natuurlijk niet om het verlies van natuur in kaart te brengen, maar met een ander doel. Op het eerste gezicht lijkt het doel misschien om simpelweg te laten zien hoeveel plantages er inmiddels in Suriname zijn. Maar er gaat meer achter schuil. 
Wanneer De Lavaux deze kaart maakt, strijden groepen vrijgevochten tot slaaf gemaakte mensen al jarenlang tegen de machthebbers. Deze groepen, die nu vaak Marrons worden genoemd, leven in het regenwoud en vallen vanuit daar regelmatig plantages aan. De strijd van deze vrijheidsstrijders is erg succesvol. Alleen al in 1730 en 1731 moet het koloniale leger er zeven keer op uit trekken om de groepen vrijheidsstrijders op te sporen, met het doel hen terug in slavernij te brengen. Het leger slaagt hier amper in. In het ontoegankelijke regenwoud komen de Nederlanders continu in de problemen. De machthebbers in Suriname vrezen dat zij de kolonie zelfs kunnen verliezen aan deze groepen strijders. 

Geruchten hierover bereiken ook de aandeelhouders van plantages, die in de Republiek wonen. Om hen gerust te stellen, krijgt Alexander de Lavaux de opdracht om de expedities te verbeelden in kaartmateriaal. Een belangrijk deel van de opdracht is om op de kaart te laten zien dat het koloniale leger succesvol is in het opsporen en oppakken van de vrijheidsstrijders, hoewel dit dus niet zo is. De kaart wordt een propagandamiddel van de koloniale macht. 
Om de kaarten te kunnen maken, gaat De Lavaux mee op enkele expedities. Op deze kaart zijn momenten uit de veldtochten verwerkt in het groen van het oerwoud. Er zijn meerdere brandende dorpen te zien, die ‘wegloopersdorpen’ worden genoemd. De term ‘weglooper’ is een koloniale term voor de vrijheidsstrijders. Met de brandende dorpen wil De Lavaux de indruk wekken dat het koloniale leger succesvol is in de strijd. 

Of de aandeelhouders in Nederland echt gerustgesteld raken door de kaarten die De Lavaux maakt is onbekend. Rond 1760 verandert het koloniaal bestuur in ieder geval de aanpak. In plaats van vechten, kiezen zij vanaf dan voor het sluiten van vredesverdragen met de verschillende groepen Marrons.
Op de kaart wijzen enkele details ook nog op de aanwezigheid van de oorspronkelijke bevolking. In het groen is linksonder bijvoorbeeld een dorpje te zien, waarbij ‘Arawaka’ staat.