Deel 2. Jaap wordt ingeschakeld bij de Duitse oorlogsvoering

1942 tot 01-1945

In het vorige deel zagen we hoe een gewone Nederlandse jongen bij de Hitlerjugend kwam.

Rond 1942 wordt Jaap door de Bannführer van de HJ, de hoogste functionaris van de HJ-Behelfsstelle “Niederlande in Den Haag, aangewezen om zich te melden in Scheveningen om dienst te doen bij de Wehrmachtbegleitungsstelle. Het is onduidelijk of dit een onderdeel van de HJ was of van het Duitse leger. In ieder geval moeten jonge jongens, zeg van 13, 14 jaar, als bewakers in een groep van 5-6 “man” mee op treinen die wapenonderdelen vanuit Nederlandse fabrieken naar Duitse bedrijven in Hamburg en Porta bij Bremen vervoeren. Naar Porta worden gebracht stalen platen en staven die op open goederenwagons geladen zijn. De bewakers zitten gewoon tussen de vracht, gehuld in groene regenjassen van de Wehrmacht, gedragen over het HJ-winteruniform met lange pofbroek. Op de laatste wagon van de trein staat luchtafweergeschut. Dat door Hitlerjongens begeleide vervoer vindt plaats gedurende een maand tot anderhalve maand in de zomervakantie van school. Ze krijgen onderweg op stopplaatsen verzorging. Meerdere malen reizen Jaap en een makker ook per personentrein naar Hamburg. Opdracht: telkens twee loodzware koffers met voor hen onbekende inhoud naar Hamburg brengen.

Jaap komt in een nacht rond 12 uur op het station van Deventer aan, na één van de reizen naar Hamburg. Hij wordt vanaf het viaduct bij de Beestenmarkt aangeroepen door een wachtpost. Die roept “Werda” (wie ben je) en vraagt om “die Parole”, het wachtwoord dus. Jaap kan dat uiteraard niet geven, want hij komt net terug van een dienstreis. Nadat hij met een zaklamp beschenen is, kan hij doorlopen naar huis. Een jongen van 13, 14 jaar, midden in de nacht …

Op eigen verzoek is Jaap van deze dienst ontslagen omdat hij naar de Reichsschule in Valkenburg wil, de middelbare opleidingsschool voor kader van nationaal-socialistische organisaties. Jaap doet toelatingsexamen voor de Reichsschule, slaagt maar moet het vak Engels overdoen. Hij keert terug naar de ULO, in afwachting van een oproep uit Valkenburg. Die blijft uit omdat te Reichsschule inmiddels naar Duitsland geëvacueerd is. Wij schrijven zomer 1944. Dan wordt het 5 september 1944, de dag die de geschiedenis ingaat als Dolle Dinsdag. Jaap vertrekt al gauw met zijn moeder en jongste zus per trein naar Lüneburg op de Lüneburger Heide, een streek zo’n 30 km ten zuidoosten van Hamburg, die aangewezen is als opvangstreek voor evacués uit Nederland. De oudste zuster is 25 en ”anti” en ging niet mee. In de plaats van aankomst wordt overnacht en dan wordt doorgereisd naar het barakkenkamp van Ritterhude, vlak ten noorden van Bremen. Jaap meldt zich daar met een makker aan als “Kriegsfreiwilliger”. Dat geschiedt na zachte aandrang van de kampleiding. Dat kun je “vrijwillig gedwongen” noemen. Duitsland is verzeild geraakt in een situatie dat iedereen die ertoe in staat is, dienstbaar moet zijn aan de oorlogsinspanning. Jaap en zijn maat vertrekken naar een plaats ten noorden van Ritterhude, genaamd Osterholz. Na registratie gaan ze terug naar Ritterhude. Vervolgens is hij opgehaald en naar Klein Krankow gebracht, een plaats in Mecklenburg-Schwerin tussen Lübeck en Rostock. Ter plekke kan hij kiezen uit drie mogelijkheden: Wehrmachtshelfer, Luftwaffehelfer of deelnemer aan de Germanischen Landdienst. Jaap kiest het laatste omdat hem dat het veiligste lijkt en hij voldoende te eten kan krijgen. Het werk bestaat uit arbeid bij boeren, oostwaarts, in de richting van Polen. Na veel omzwervingen komt hij uiteindelijk terecht in een dorp in de omgeving van Marienwerder, ten zuiden van Danzig dat nu Polen is en Gdansk heet. Opgemerkt zij dat Polen na de Tweede Wereldoorlog de helft van zijn grondgebied aan de oostkant aan de Sovjet-Unie verloor en er in het westen ongeveer evenzo veel “bij kreeg” aan Duits gebied. Hij verblijft daar in een klein kamp met drie houten barakken. ‘s Morgens vroeg wordt er aangetreden en worden door de Oberleiter de jongens aangewezen die in de paardenstal of de koeienstal moeten werken. Of anders op het land of meehelpen met dorsen enz.

Jaap blijft met zijn makkers boerenwerk doen van ongeveer oktober 1944 tot begin januari 1945. Zij zijn geüniformeerd en dragen een grijs jack, een pofbroek en een zwarte pet zonder kenteken die ook door de HJ gedragen wordt. Op een dag veel lawaai van motoren. Ze blijken bereden te worden door Duitse militairen die als kwartiermakers optreden voor de terugtrekkende legereenheden. Het gebulder van kanonnen, Duitse en Russische artillerie, komt steeds naderbij. Elke dag verdwijnen een paar Poolse dwangarbeider naar het door de Russen veroverde gebied. De jongens van de Germanischen Landdienst vallen van de ene op de andere dag onder de Germanische Jugend en worden ingelijfd bij de Wehrmacht. Hun uiteindelijke bestemming wordt de 12. SS-Panzer-Division “Hitlerjugend”, een eenheid die bij de overgave aan Amerikaanse troepen nog maar 455 man telde van de oorspronkelijk sterkte van 21.300 {zie blz. 16, M. Windrow en J. Burn,The Waffen-SS (revised edition), Osprey, 1985}. Zover komt het echter niet. Over de periode van inlijving zwijgt Jaap, want hij wil die voor zichzelf houden. Bij de jongens overheerst een gevoel van angst en vrees. Zij vrezen door het oprukkende Russische leger krijgsgevangen te worden gemaakt en als Nederlanders in een slechte uitzonderingspositie te komen.

Als de frontlinie steeds naderbij komt, klinkt op een dag het bevel “aantreden”. Onder leiding van een Landdienst-kaderlid gaat het op een paard en wagen richting Stüblau, naar het voormalige Lager van de Landdienst. De bewoners van dit kamp zijn al geëvacueerd. Na een paar dagen verblijf aldaar gaan de jonge knullen met hetzelfde vervoermiddel richting Danzig. Het genoemde kaderlid is een jongen die al 20 is en ook uit Deventer komt. Een eerdere leider van hetzelfde niveau is bij de Rotterdamse Motor-Jeugdstorm geweest.

In de buitenwijken van Danzig krijgen ze samen met Duitse jongens midden januari onderdak in een klein barakkenkamp. Daar kunnen ze bijkomen en ook nog gaan passagieren in het schitterende centrum met zijn mooie middeleeuwse gevels. Die worden in een latere fase, als Danzig opgegeven is en Pools is geworden, door Polen in overwinningsroes gebrandschat. Oud Duits cultuurbezit moet in hun ogen vernietigd worden. Later zijn die huizen gerestaureerd en is Danzig in oude glorie herrezen. Inzichten kunnen veranderen …

Maar terug naar de realiteit. Die Duitse jongens van ongeveer dezelfde leeftijd als Jaap moeten dienen bij de Volkssturm, de militaire organisatie van het Duitse leger die oude mannen en jonge jongens aan het einde van de oorlog opnam om het vaderland te verdedigen. Het is immers een totale oorlog geworden. Sommige knapen worden uitgeloot (er moet dus een loting gehouden zijn) en die worden bij de buitenlandse jongens van de Germanischen Landdienst gevoegd.