Het oude dorp Sloten

07-05-1945, Amsterdam

Wij woonden aan de Zuid Akerweg in Amsterdam, het vroege dorp Sloten. Mijn vader was tuinder. Mijn moeder stierf in 1934. Mijn vader bleef achter met zeven kinderen.

Story Archive

De twee oudste zussen van dertien en elf bleven bij mijn vader. Wij, mijn jongere broertjes en zusjes gingen naar een soort tehuis op de Amstelveenseweg. Ik was toen negen jaar. Daar waren wij van 1934 tot de zomer van 1939. Toen mijn oudste zus achttien werd, vroeg mijn vader aan haar of ze het aandurfde om ons weer thuis te halen.

Zij deed de huishouding en kookte enz. Ik was net van school af, veertien jaar. Ik hielp in de tuin werken en soms met slecht weer in de huishouding. Het eerste jaar weer thuis deed ik het vast niet goed denk ik, want ik moest de huishouding maar leren bij een mevrouw.

Mijn oudste zus trouwde in september 1944, want de bevrijding kwam eraan. Zij ging met haar man in de Noorder Akerweg wonen, een soort houten bouwkeet, op een tuinderij.

Toen kwam ik in de huishouding, koken heeft mijn vader me geleerd. Vooral vlees braden was moeilijk voor mij, het was alleen er alleen op zondags. De Hongerwinter was heel erg; geen elektra, gas en warmte. De ramen waren afgeplakt met zwart papier, dat was voorschrift van de Duitsers. Mijn vader was heel inventief. Onder andere ving hij brongas op uit een welput, We moesten gaskousjes verzamelen, overal vandaan. Die waren nergens te koop.

Het café op Sloten had er nog een paar met een bijpassende gaslamp. We hadden prachtig licht, als er genoeg gas was. Kon ik ook een brood bakken zelf van de tarwe die we maalden op zolder. Dat was zwaar werk en je kreeg er blaren in je handen van.

In januari 1945 kwam er een meisje van drie jaar bij ons in huis via de pastoor in Sloten. Zo iel en mager! Ansje is lang bij ons geweest. We waren allemaal gek met haar.

In mei 1945 was ik bijna 20 jaar. We hoorden geruchten dat het afgelopen was, maar ik geloofde het nog niet. De moffen zaten nog in de school in Sloten. Maar op 7 mei kwam er een lange rij met soldaten lopend over de Osdorperweg. Sommige met pakken, een enkele duwde een fiets. Wij liepen naar de Klucht, dat noemden we zo. Want de Osdorperweg lag hoger dan de polder.

Toen mocht ik ’s middags naar Sloten en daar was muziek. De elektrawinkel had ineens een geluidswagen en platen en er werd muziek gespeeld. Iedereen was aan het dansen. De onderduikers en tuindersjongens, alles was zo gezellig en blij. Ik heb natuurlijk meegehost, heerlijk was dat. Dat was wel twee middagen achter elkaar, echt een feest.

Er werden vanuit vliegtuigen pakketten uitgestrooid bij Schiphol en ook een paar op een tuinderij vlakbij ons. Op een dag kregen we zomaar twee pakjes margarine, eipoeder en biscuit in een groot blik. Alles was nog op de bon, maar dit was echt extra voedsel.

Ik heb ook nog in het dorp gezien dat de moffen vrouwen in een kring stonden en een werd geschoren. Ik werd zo misselijk daarvan, ben weer gauw naar huis gegaan. Ik vond het toch wel zielig allemaal, 1 meisje kende ik wel maar wist niet dat ze omging met Duitsers.

Met Ansje heb ik nog steeds contact. Voor mijn vijfentachtigste verjaardag kreeg ik van haar en haar man Gilles een ticket naar mijn jongste zus in Canada, die tachtig werd. Wij zijn nog de enigen van de zeven kinderen die nog in leven zijn.