NSB
De Nederlandse politieke partij ‘Nationaal-Socialistische Beweging’ werd in 1931 door Anton Mussert opgericht. Voor de naam en het programma had de partij van Hitler model gestaan. Tijdens de bezetting was de NSB een belangrijke steun voor de Duitsers. Veel NSB-leden kwamen op belangrijke bestuursfuncties terecht en hielpen bij de vervolging van de joden. Na de bevrijding werden alle NSB- leden gearresteerd en onder vreselijke omstandigheden in kampen gestopt. De NSB werd verboden en er vielen enkele doodvonnissen, zoals in het geval van Mussert.
Inval in PolenHet gezin ging in 1939 op vakantie naar Duitsland. Juist in die vakantie viel Duitsland Polen binnen. Een tante van Anneliese moest huilen toen Duitsland Dantzig binnen viel en als kind begreep ze toen al dat oorlog iets erg moest zijn. Op de terugweg was het heel moeilijk om aan benzine te komen. Er was geen benzine meer. Op 10 mei 1940, de dag van de Duitse inval werd haar vader door Nederlandse militairen opgehaald voor een verhoor, een paar uur later was hij weer terug. Toen de Duitse troepen Haarlem binnentrokken, ging Anneliese met haar vader kijken op de Grote Markt. Anneliese vond dat eigenlijk wel interessant en het maakte veel indruk op haar.
Waar of niet waarAnneliese herinnert zich dat veel mensen dachten dat je als NSB-er extra bonkaarten kreeg, maar dat is niet waar. Voor Jeugdstormkleding moesten ook gewoon textielpunten worden ingeleverd. Wel mocht het gezin hun radio houden en haar vader kreeg zijn fiets terug, omdat hij hem nodig had voor zijn werk. Hij werkte bij de Rijksdienst ter Inspectie van de uitvoering van de Zuiderzee steunwet. Dat was een omscholingsproject voor werkloze vissers na de afsluiting van de Zuiderzee. Na de spoorwegstaking ging hij op de fiets naar Wieringermeer en kwam met eten terug. Hij ging, net als vele anderen, op ‘hongertocht’. Tot aan de bevrijding heeft haar vader salaris gekregen.
DistributieOp 29 september 1938 kwam de eerste distributiewet tot stand. In de loop van het najaar van 1939 begon het distributieapparaat te draaien. Eind 1939 kreeg elke Nederlander een distributiestamkaart. Hiermee konden bij de gemeentelijk distributiediensten bonnen en bonkaarten worden gehaald. Op 11 oktober 1939 ging de suiker op de bon. Er was nog geen schaarste, het was meer bedoeld om te kijken of de distributie wel goed werkte. Na mei 1940 ontstond er werkelijke schaarste. Eind 1943 werd besloten tot de invoering van een nieuwe, tweede distributiestamkaart, om de controle die behoorlijk was verslapt, weer in handen te krijgen. Gebrek aan kleding leidde ook wel tot ludiek protest, zoals de naaktloper op het Leidseplein in Amsterdam. Als gevolg van de schaarste kwamen er ook veel vervangende producten, surrogaten, op de markt.
VangnetAnneliese werd lid van de Jeugdstorm. De kinderen op school pestten haar wel, maar met de kinderen van de Jeugdstorm had ze weer goede contacten. De directeur van de school werd in het begin van de oorlog vervangen door een NSB-er, de heer Seton uit Drenthe. Iedereen vond het een aardige man. Corrie was haar beste vriendin. Ze kenden elkaar van de Jeugdstorm. Dat was een goed vangnet, het gaf een prettig gevoel daar bij elkaar te zijn en samen dingen te doen. Ze zongen er liedjes, deden veldspelen en allerlei sporten, vergelijkbaar met de padvinderij. Plichtsbetrachting en zelfdiscipline waren zeer belangrijk. Alles moest worden uitgevoerd met fier opgeheven hoofd. De enige groep waarmee ‘gevochten’ werd waren de kinderen van de Duitse school. Tussen de Jeugdstormers en deze Duitse jongeren, die lid waren van de Hitlerjugend, bestond een soort rivaliteit. Leuk was het ‘Stadsspel’; een speurtocht door de stad. Dat werd gedaan in uniform, naar school droeg ze nooit een uniform. Na Dolle Dinsdag was er geen Jeugdstorm meer. Het gezin bleef in Haarlem. Veel andere NSB-ers vluchtten naar Duitsland.
JeugdstormDe jeugdorganisatie van de NSB, de Nationale Jeugdstorm, was vrijwillig en alle jongens en meisjes tussen 10 en 18 konden lid worden. Joodse kinderen waren van lidmaatschap uitgesloten. Op het hoogtepunt, in 1942, had de organisatie zo’n 16.000 leden, vooral kinderen van NSB-ers. De organisatie kende allerlei regels en rangen. Van je 10e tot je 14e werd je ‘Meeuw’of ‘Meeuwke’ genoemd, daarna werd je ‘Stormer ‘ of ‘Stormster’. Elke week moest je ‘diensten’ bijwonen. Naast een soort padvinderdiensten kregen de jongens ook een soort para-militaire training.
Dolle DinsdagDinsdag 5 september 1944 meldde Radio Oranje dat de Britse troepen Breda hadden bereikt en de bevrijding op handen was. De dag daarvoor had Rijkscommissaris Seyss Inquart de noodtoestand afgekondigd. Het gerucht dat de bevrijders al over de grote rivieren waren getrokken. Veel NSB-ers raakten in paniek en vluchtten. Bij de overige bevolking bracht het grote vreugde te weeg. Ze stroomden in groten getale naar invalswegen om de bevrijders binnen te halen. Tevergeefs, want de informatie bleek onjuist.
NSB, maar niet anti-joodsTijdens de laatste oorlogsjaren hadden de buren een joodse onderduikster. Andere buren luisterden naar de Engelse zender. Dit was ook bekend bij de familie van Anneliese, maar ze deden daar niets aan. En haar moeder kocht wel sinaasappels en dekens van de ‘sinaasappeljoden’ en ze hoort haar vader nog zeggen: “de arme joden (sloebers) kunnen niet vluchten, die komen om in de kampen”. Dat de joden weggevoerd werden, wisten ze dus wel en dat er in de pers niet al te gunstig over hen werd bericht wisten ze ook, maar dat ze vergast werden wisten ze niet.
“Geen moordenaars”Na de bevrijding moesten haar ouders en zus Bea zich melden bij de HBS op het Santpoorterplein in Haarlem. Bea werd al snel teruggestuurd. Haar ouders hadden in hun argeloosheid hun beste spullen meegenomen, zoals een mooie leren tas en goede schoenen. Deze werden hun bij binnenkomst direct afgenomen. Ze werden opgesloten in de HBS. De oma van moeders kant zorgde voor Bea en Annelies. Er werden een paar huiszoekingen gedaan en in september moest Anneliese weer naar school. Dat was niet zo leuk. Ze kwam in de tweede klas van de meisjes-HBS aan de Tempelierstraat. Een leerkracht, de heer Mellink, zei een keer voor de klas: “Alle NSB-ers zijn moordenaars en verdienen de doodstraf.” Anneliese is toen opgestaan en zei: “Mijn ouders zijn NSB-ers, maar geen moordenaars.” Een week later werd Anneliese een klas teruggezet. Volgens haar had dat alles te maken met haar ‘brutale’ opmerking.
OntmoetingsplaatsHaar ouders werden overgeplaatst naar een oude kazerne, de Koudenhorn in Haarlem. Elke week moest Anneliese daar de vuile was halen en de schone brengen. Er waren daar uiteraard meer NSB-ers opgesloten en ook hun kinderen moesten de was verzorgen. Het werd zo een ontmoetingsplaats voor NSB-kinderen. Haar moeder kwam vrij in juli 1946 en haar vader in oktober van dat jaar, precies op zijn verjaardag.
GevolgenAnneliese merkte in haar latere leven nog lang de gevolgen van het NSB-lidmaatschap. Na de HBS ging ze op het kantoor van een bedrijf werken. Een baan bij de overheid was voor haar onmogelijk. Haar verleden bepaalde bovendien mede haar keuze van huwelijkskandidaten, want, vond iedereen: “Je vrijt niet met een NSB-er.” De vader van haar verloofde was arts geweest aan het Oostfront. Ze trouwden in 1959. Er was geen schaamte, ook niet net na de oorlog. Ze was opgevoed als het edelste wat bestond en dat gaf ze niet gauw op. Ze had haar trots. Pas in 1960 viel het kwartje en begreep ze welke negatieve rol veel NSB-ers hadden gespeeld.
Werkgroep HerkenningAlle spulletjes die Anneliese nog uit haar tijd bij de Jeugdstorm had bewaard en die nu in het Museon te zien zijn, heeft ze aan het Museon geschonken. Ze wil ze niet meer in haar eigen huis bewaren. Ze sloot zich aan bij de Stichting werkgroep Herkenning die zich bezighoudt met hulp aan (klein-) kinderen van mensen die hebben gecollaboreerd met de bezetter. Dit heeft Anneliese erg geholpen om haar verleden te accepteren.
Anneliese wilde liever niet met haar achternaam in dit boek, omdat niet iedereen in haar omgeving haar verhaal kent.
Dit verhaal is oorspronkelijk gepubliceerd in het boek: Joke van Grootheest en Gert-Jan van Rijn, Kind in oorlog. Persoonlijke verhalen (Den Haag 2009). ISBN 9789087410186