Verhaal van Colette van Leent

Colette werd geboren in Den Haag op 26 juli 1931. Toen de oorlog uitbrak was zij negen jaar oud. Tot haar zesde woonde ze in Frankrijk, omdat haar vader daar een bedrijf had. Daarna verhuisde ze naar Den Haag om daar naar school te gaan. Haar ouders gingen scheiden en zo kwam het dat Colette van haar zesde tot haar achtste jaar ’s zomers in Frankrijk bij haar vader en ’s winters in Nederland bij haar moeder woonde. Colette was acht jaar toen haar vader een eind aan zijn leven maakte.

Colette en haar moeder

Fascinatie

Colette groeide verder bij haar moeder op. Haar moeder werkte als secretaresse bij verschillende bedrijven, eerst in Den Haag en later bij een bedrijf in Oosterbeek. Colette ’s moeder was een energieke en aantrekkelijke vrouw. Ze las veel, had prachtige kleren en een groot gevoel voor humor. Er ging voor haar moeder, zoals bij veel vrouwen, een grote fascinatie uit van Adolf Hitler. De zwarte uniformen en hoge laarzen en het marcheren maakten indruk. Eigenlijk heeft ze zich door die mannen over laten halen om bij de NSB te gaan.

De enige van de school

Ze woonden in een pension in een villa in Oosterbeek. Daar woonden allemaal verschillende mensen, maar geen kinderen. Wel mocht Colette zoveel vriendinnetjes meenemen als ze maar wilde. Ze vroeg haar moeder of er oorlog ging komen. “Nee!” antwoordde ze. Toen de oorlog toch uitbrak, merkte Colette er eigenlijk niet zo veel van. Maar vanaf het moment dat haar moeder lid werd van de NSB ging de oorlog wel een grote rol in haar leven spelen. Ze zat toen nog op de lagere school en werd het enige “NSB-kind” van de school. De meeste NSB-kinderen gingen naar een Duitse school. Colette wilde dat niet, ze vond gepest worden minder erg dan naar school met van die rotjochies van de Jeugdstorm en Hitlerjugend.

Speldje

Colette ’s lievelingsboeken waren onder andere Afke’s tiental en boeken van Winnie the Pooh, het meest lieve en geliefde beertje ter wereld. Dit maakt het ook begrijpelijker dat ze een enorme hekel had aan het overdreven, stoere en agressieve gedrag van de NSB, vooral dat paraderen en die laarzen. Ze smeekte haar moeder om geen lid te worden. Dat speelde al in 1940. Haar moeder beloofde haar dat, maar toen ze op een avond thuis kwam, ontdekte Colette toch een NSB-speldje aan de achterkant van haar revers. De wereld stortte voor Colette in en ze heeft het haar moeder nooit vergeven en ze vindt het nog steeds één van de verschrikkelijkste dingen die ze ooit heeft meegemaakt. Colette denkt dat het grotendeels erotische motieven waren om lid te worden van de NSB. Haar moeder was gek op mannen die zich als grote, wijze, stoere leiders voordeden. Ze hadden meer invloed op haar moeder dan Colette. Colette voelde zich verraden. Het was toen intussen 1942. Het is trouwens vreemd dat haar moeder uitgerekend NSB-lid werd toen de Duitsers begonnen te verliezen.

NSB

De Nederlandse politieke partij ‘Nationaal-Socialistische Beweging’ werd in 1931 door Anton Mussert opgericht. Voor de naam en het programma had de partij van Hitler model gestaan. Tijdens de bezetting was de NSB een belangrijke steun voor de Duitsers. Veel NSB-leden kwamen op belangrijke bestuursfuncties terecht en hielpen bij de vervolging van de joden. Na de bevrijding werden veel NSB- leden gearresteerd en onder vreselijke omstandigheden in kampen gestopt. De NSB werd verboden en er vielen enkele doodvonnissen, zoals in het geval van Mussert.

Uitgestoten

Veel mensen kwamen er snel achter dat Colette’s moeder lid was van de NSB. Veel vriendjes en vriendinnetjes kwamen niet meer langs, de vriendschappen gingen voorbij. Ze werd niet meer op partijtjes gevraagd en ze mocht niet meer met haar boezemvriendin omgaan. Colette en haar moeder moesten vanwege het lidmaatschap van de NSB weg uit het pension waar ze woonden. Ze kwamen in een ander pension, eigendom van een NSB-familie. Ze hadden twee kinderen, die lid waren van de Jeugdstorm. Colette’s moeder vond dat ook wel leuk voor haar. Colette ging na wat aandringen mee. Ze heeft het precies zes weken vol gehouden, ze vond het er verschrikkelijk. Ze wilde het niet, ze voelde zich er absoluut niet thuis. Ze vond het een stelletje mormels die de hele tijd stoer moesten doen. Colette ging er weg en hoorde vanaf toen nergens meer bij, ze heeft zich de hele oorlogsperiode een paria gevoeld.

In gevaar

Een gewoon leven met kinderen van haar eigen leeftijd was er voor haar niet meer bij. Ze was vaak ’s avonds alleen thuis. Haar moeder ging tot diep in de nacht naar NSB vergaderingen. Colette was bang en lag in bed te wachten tot ze het tuinhekje hoorde dichtslaan en dan wist ze dat haar moeder niet was doodgeschoten. Er waren namelijk heel wat mensen die haar moeder haatten omdat ze zich nogal etaleerde als NSB-er. Ze was een erg actief lid en werd zelfs secretaresse bij overste Feenstra van de marechaussee in Arnhem. Feenstra was één van de eersten die na de oorlog ter dood werd veroordeeld als oorlogsmisdadiger. Door voor hem te werken heeft Colette’s moeder dus ook haar eigen leven in gevaar gebracht. Begin 1943 ging ze voor hem werken en ze is dat twee en half jaar blijven doen. Het was dus niet zo gek dat Colette bang was. Want ook al was ze het niet eens met wat haar moeder deed, het bleef wel haar moeder.

HBS

Op de lagere school kreeg Colette altijd negens en tienen op haar rapport. Na de lagere school had ze eigenlijk direct naar de middelbare school moeten gaan, maar omdat ze slecht sliep en erg mager was vond haar moeder het beter als zij eerst naar de zevende klas, een soort brugklas ging. Na die brugklas ging ze in september 1944 pas naar de HBS, een soort Havo. Ze is maar twee dagen naar die HBS geweest, toen was het namelijk Dolle Dinsdag en was het plotseling afgelopen met school. Colette wist dat er iets gaande was: “Vanuit Oosterbeek konden we de zoeklichten aan de andere kant van de Rijn zien. Ik hoorde ’s nachts ook de bombardementen op Duitsland, maar opeens zaten we zelf midden tussen de parachutisten. Eigenlijk vond ik het een prachtig gezicht. Heel Oosterbeek stond te juichen toen de Engelse soldaten het dorp binnenkwamen, ik ook. Mijn moeder heeft me daar niet van proberen te weerhouden.”

Dolle Dinsdag

Dinsdag 5 september 1944 meldde Radio Oranje dat de Britse troepen Breda hadden bereikt en de bevrijding op handen was. De dag daarvoor had Rijkscommissaris Seyss Inquart de noodtoestand afgekondigd. Het gerucht dat de bevrijders al over de grote rivieren waren getrokken. Veel NSB-ers raakten in paniek en vluchtten. Bij de overige bevolking bracht het grote vreugde te weeg. Ze stroomden in groten getale naar invalswegen om de bevrijders binnen te halen. Tevergeefs, want de informatie bleek onjuist.

De slag om Arnhem

Van 17 tot 26 september 1944 vond de operatie ‘Market Garden’ plaats. Geallieerde Luchtlandingstroepen landden rond Arnhem en Nijmegen met als doel de rivierovergangen te bezetten. Meer dan 3000 transport- en zweefvliegtuigen namen er aan deel. Slechte verbindingen en onvoldoende planning waren oorzaak van een geallieerd fiasco, waarbij duizenden – zowel Duitsers als geallieerden – slachtoffers vielen.

‘Ik ga niet’

Net na Dolle Dinsdag waren er een heleboel mensen die opbelden en vroegen of we meegingen naar Duitsland. Colette heeft toen heel duidelijk gezegd: “Ik ga gewoon niet mee, ik wil niet naar Duitsland.” Haar moeder is toen ook gebleven. Ze werd wel als een van de eerste gearresteerd door de Engelsen en overgebracht naar Hartenstein, het hoofdkwartier van de Engelsen. Daar werd haar moeder in een soort loopgraaf gestopt en hoorde ze twee Engelse officieren praten over die ‘Quislingwoman’ en dat ze eigenlijk doodgeschoten zou moeten worden. Eén van de twee hoorde ze ook zeggen dat je dat niet kon doen “because she is a lady.” Hij vond dat je vrouw van haar allure niet kon doodschieten.

Quisling

Quisling is een ander woord voor verrader of collaborateur. Het woord komt voor in veel talen, waaronder het Nederlands. Het woord is afgeleid van de naam van de Noorse politicus Vidkun Quisling (1887 - 1945). Zijn nationaalsocialistische partij werkte na de bezetting van Noorwegen in 1940 samen met de Duitsers. In 1943 werd Quisling benoemd tot minister-president van Noorwegen. Na de oorlog werd hij ter dood veroordeeld.

Schuil

De Stationsstraat, waar Colette woonde, werd een Engelse vesting. Hun huis werd in beslag genomen en de achtergeblevenen, Colette en haar oma die al een tijdje bij Colette en haar moeder inwoonde, vluchtten naar de kelder van het huis. Boven het huis barstte de hel los, er werd keihard gevochten. De Engelsen in het huis waren waarschijnlijk al dood op het moment dat een Duitse tank het huis in brand schoot. Colette en haar oma konden door een klein raampje gelukkig naar buiten ontsnappen. Toen ze buiten kwamen bleek alles in brand te staan. Bijna alle huizen waren kapotgeschoten, toen ze bij een huis dat nog intact was naar binnen wilden gaan zeiden Duitsers dat ze weg moesten. Ze brachten uiteindelijk de nacht door op de trap van een kapotgeschoten huis. Colette had op dat moment ook nog kinkhoest. Het was dus ontzettend moeilijk om stil te blijven. Toch moest dat want de Duitsers konden bij elk geluid gaan schieten.

Op de vlucht

Bij het aanbreken van de dag kwamen de meeste mensen uit hun schuilplaats. Ze hoorden dat er een Rode Kruispost was. Bij het Rode Kruis kregen ze te eten en hoorden dat er een vluchtelingenkamp was in Ede. Met een hele stoet vluchtelingen gingen Colette en haar oma daar lopend naartoe. Onderweg werd er door Engelse vliegtuigen op de groep mensen geschoten. Daarbij kwam een vrouw in een rolstoel om het leven. Aangekomen in Ede gingen ze naar ‘tante Jane’, een vriendin van Colette’s moeder. Zij had een zoon die een fanatiek verzetsman was en dat was de reden dat ze daar niet konden blijven. Ze zijn toen een tijdje bij andere mensen in huis gekomen. Colette’s oma ging er vanuit dat Colette’s moeder dood was. Maar op een dag zei Colette: “Daar komt mamma.” Ze was door de Duitsers bevrijd uit Hartenstein. Via het Rode Kruis had ze gehoord waar de overlevenden naartoe waren gegaan. Zo verscheen ze opeens bij Colette, op de fiets.

Feenstra

Haar oma is via het Rode Kruis teruggegaan naar Den Haag en Colette ging bij haar moeder achter op de fiets naar Hoenderloo, waar ze door anti-Duitse mensen werden opgevangen. Die mensen wisten niet dat haar moeder lid van de NSB was. Iedereen dacht dat Colette’s moeder een ondergedoken jodin was. Ze had namelijk donker krullend haar en een typisch joodse neus. Er was dus geen vuiltje aan de lucht totdat een marechaussee, een medewerker van Feenstra, voor de deur stond. Feenstra was namelijk teruggekomen uit Duitsland en had zijn hoofdkwartier in Bathmen bij Deventer. Hij wilde zijn oude secretaresse terug. Colette bleef bij de familie in Hoenderloo.

Slappe lach

Ondertussen waren de Engelsen toch steeds meer aan de winnende hand en kwam haar moeder Colette halen. Colette heeft even in Bathmen gewoond voordat het NSB gezelschap daar uiteindelijk wegvluchtte. Daar zag Colette ook hoe de marechaussees mensen oppakten en op allerlei vreemde manieren pestten. Zo moesten sommige mannen zonder reden door weilanden rennen en in sloten even kopje onder gaan. Colette kreeg er de slappe lach van. Achteraf vindt ze het wel heel raar dat helemaal niemand tegen haar heeft gezegd dat ze moest stoppen met lachen omdat het zielig was voor die mensen. Ze weet niet wat er met hen is gebeurd. Feenstra en zijn mannen namen uiteindelijk van alles in beslag en sloegen op de vlucht naar Amsterdam. Hij vertrok samen met zijn vrouw en zijn grote hond, een Deense Dog. Die hond was in Bathmen eigenlijk de enige vriend van Colette.

Kees Boeke

Colette en haar moeder werden in de Amsterdamse Tulpkazerne ondergebracht, dat was namelijk één van de laatste SS bolwerken. Toen ze daar aankwamen kregen Colette en haar moeder rantsoenen van de pantserdivisie. Hierin zat ook pervetine [een amfetamine] in de vorm van snoepjes. Feenstra vluchtte nu naar Duitsland en gaf zijn hond aan Colette. Met de pervetinepillen op ging Colette met haar moeder naar Bilthoven fietsen. Toen ze Bilthoven binnenreden werd haar moeder herkend en opgepakt. Ze werd daarna tot zeven jaar kamp veroordeeld, waarvan ze bijna drie jaar heeft uitgezeten. Colette bleef in Bilthoven bij kennissen van haar moeder. In september 1945 kon ze eindelijk naar school. Ze ging naar de school van Kees Boeke en heeft die periode ervaren als één van de meest prettigste periodes uit haar leven. Kees Boeke was een heel bijzonder mens die veel joodse kinderen heeft gered. De kinderen op die school kwamen vaak ook van buiten Bilthoven. Het waren kinderen met leerproblemen, met progressieve ouders en ook joodse kinderen die geen familie meer hadden.

Smet

Colette heeft haar moeder nooit kunnen vergeven dat zij heeft geheuld met een regime dat vreselijke dingen heeft gedaan. Dat zorgde voor een smet op de familie en ook op Colette zelf. Toen haar moeder al heel oud was heeft Colette haar in huis genomen en haar tot haar dood verzorgd. Colette had het idee dat haar moeder altijd een enorm schuldgevoel heeft gehad. Nooit omdat ze de nazi’s heeft gesteund, maar wel tegenover Colette. Daar heeft ze over proberen te praten, maar Colette heeft het altijd afgekapt. Colette heeft haar gezegd dat ze nooit zal kunnen vergeven dat ze lid was van de NSB, omdat ze altijd is blijven ontkennen dat de NSB fout was. Colette wilde en kon niet met haar praten over wat er gebeurd was.

Dit verhaal is oorspronkelijk gepubliceerd in het boek: Joke van Grootheest en Gert-Jan van Rijn, Kind in oorlog. Persoonlijke verhalen (Den Haag 2009). ISBN 9789087410186