Vrijwilliger vertelt: Sander Heemskerk

Het verhaal van mijn opa

In 1943 kreeg mijn opa Kees Heemskerk de oproep om zich te melden voor de Arbeitseinsatz in Duitsland, en hij ging; vrijwillig. Wij, als familie, wisten tot voor kort alleen dat hij tijdens de oorlogsjaren dwangarbeider is geweest en dat hij in die periode in Duitse ijzermijnen heeft gewerkt. Tot twee jaar geleden. Avond na avond verzamelde ik informatie over mijn opa. Voor mij werd al gauw duidelijk dat het onderzoek langer werd dan twee A4’tjes. Daarop besloot ik alle informatie te verwerken in een boek, wat ik vervolgens aan al mijn familieleden heb aangeboden.

Gezin

Mijn opa is geboren op 26 april 1924 in een gezin van vier kinderen. Zijn vader was erg overheersend en dominant, wat ervoor zorgde dat mijn opa elke kans om zijn vader uit de weg te gaan aangreep. Toen in 1943 zijn jaargang op moest komen voor de Arbeitseinsatz meldde hij zich dan ook vrijwillig. Hier zullen thuis wel woorden over zijn geweest. Toch weerhield hem dit er niet van om zijn ouderlijk huis te verlaten en te vertrekken naar een onbekende bestemming.

Tewerkstelling in Eibelshausen

Op 22 juni 1943 kwam hij in Eibelshausen in de deelstaat Hessen aan. Wat voor werk hij precies heeft gedaan is onbekend, maar ik heb zijn naam teruggevonden op een lijst met arbeiders tewerkgesteld in de fabriek van Buderus. Daar heeft hij mogelijk in de barakken op het fabrieksterrein gewoond. Voor mijn gevoel had hij het daar langer kunnen uithouden, maar ik ben erachter gekomen dat hij op enig moment heeft besloten dat het mooi was geweest. Hij kneep er tussenuit, terug naar Nederland.

In het plaatsje Rees, vlak bij de Nederlandse grens, werd mijn opa opgepakt. Vanwege zijn vluchtactie moest hij voor de rechtbank verschijnen. Het vonnis luidde 40 Reichsmark boete of een aantal dagen in hechtenis. Blijkbaar had hij voldoende geld en kon hij de boete betalen. Maar hiermee was de kous nog niet af: omdat er een proces-verbaal tegen hem was opgemaakt was hij hiermee ‘vluchtgevaarlijk’ geworden. Daarom werd besloten om hem dwangarbeid te laten verrichten op een plek dieper in Duitsland met slechtere arbeidsomstandigheden. Twee dagen later is hij overgeplaatst naar Gräveneck in Hessen.

Tewerkstelling in Gräveneck

Op 12 november 1943 kwam hij aan in Gräveneck. Hier werd hij tewerkgesteld in de Grube Georg-Joseph. Uit deze mijn werd ijzererts gedolven, wat nodig was voor het maken van wapens en voertuigen. Tijdens zijn verblijf woonde hij bij Wilhelm Kröner, een Duitse mijnbouwer. Volgens de weinige verhalen die mijn opa heeft verteld, heeft hij bij Wilhelm een goede tijd gehad. Mijn opa maakte hier het einde van de oorlog mee. Volgens de literatuur hebben zowel Duitse soldaten als de autoriteiten in deze regio nog flink en gewelddadig huisgehouden onder de Ostarbeiter, de dwangarbeiders en krijgsgevangenen. Dit moet een spannende tijd voor hem zijn geweest, aangezien hij door zijn eerdere vluchtpoging in de gaten werd gehouden.

Na de bevrijding

Het moet toch bijzonder zijn geweest dat zijn dwangarbeid van de een op de andere dag afgelopen was. Hoe zal dat zijn geweest? Wat moet hij hebben gedacht? Uit de archieven blijkt dat hij vanuit Gräveneck is overgeplaatst naar een Displaced Persons-Camp in Brauweiler. Op deze plek werden zijn persoonlijke gegevens zoals naam, familieleden en bezittingen genoteerd op een DP-card. Vanuit DP Brauweiler is hij over de grens gezet in Limburg en heeft hij zich gemeld bij het Ontvangstcentrum in Maastricht (klooster Maria Virgo). Hierna is hij overgeplaatst naar de Verzamelplaats voor Vertrekkenden (V.V.) in de Dominicanenkerk in Maastricht.

Omdat het westen van Nederland nog niet bevrijd was, is hij daarna in een klooster in Meerssen  gehuisvest waar hij moest wachten totdat de oorlog in heel Nederland voorbij was. In dit klooster was het ‘Repatrieringskamp’ gevestigd. Op een gegeven moment wilde mijn opa niet meer wachten en rond 5 mei 1945 is hij, zonder zich af te melden, naar huis gaan lopen vanuit Meerssen, Limburg naar Katwijk, Zuid-Holland. Dit was strafbaar, maar hij meende zich daar niet aan te storen. Het moet toch een vreemd beeld zijn geweest op het moment dat hij de keukendeur opendeed en zijn ouderlijk huis binnenstapte. Ik kan mij daar alleen maar een voorstelling van maken.

Oorlog voorbij en het leven gaat door

En dan is de oorlog voorbij, het leven gaat verder. Hij sprak er niet over. Zelfs mijn oma heeft hij nooit het hele verhaal verteld. Rond 1970, zo’n 25 jaar ná de oorlog, hebben mijn opa en oma een onverwacht bezoek gebracht aan Wilhelm Kröner, de Duitse man die hem tijdens de oorlog in huis had gekregen. Volgens de verhalen was deze man in alle opzichten een betere ‘vader’ voor hem geweest dan zijn eigen vader. Het schijnt dat mijn opa bij het huis van Wilhelm kwam en dat Wilhelm stomverbaasd, maar tegelijkertijd uitzinnig van blijheid was om hem te zien; hij herkende mijn opa direct.

Het fotoalbum van mijn oma was een bron van informatie. Jaren geleden zou ik niets achter de foto’s hebben gezocht, omdat het gewoon foto’s waren van mensen. Maar tijdens het onderzoek kwam ik erachter dat er in het album foto’s zaten van twee Nederlandse, een Poolse en een Franse man waar hij mee samengewerkt heeft in zowel Eibelshausen als Gräveneck. Ook zat er een foto van Wilhelm in het album. Blijkbaar waren deze foto’s voor hem erg belangrijk dat hij ze altijd bewaard heeft. Ik vond het persoonlijk erg bijzonder om te ontdekken dat foto’s niet zomaar foto’s zijn en dat mijn familie en ik er na zoveel jaren eindelijk achter kwamen wie de personen op deze foto’s waren.

Helaas heb ik mijn opa nooit gekend: hij overleed in 1975 aan de gevolgen van longkanker en liet acht kinderen achter, waarvan de jongste toentertijd acht jaar was. Hoogstwaarschijnlijk heeft deze ziekte te maken gehad met zijn onbeschermde dwangarbeid in de ijzermijnen tijdens de oorlog.

Het was een verhaal dat mij jarenlang bezighield. Niemand kon mij iets over zijn tijd in Duitsland vertellen en degenen die met hem daar hebben gezeten waren overleden of mij onbekend. Totdat ik op een gegeven moment op de website van het Nationaal Archief kwam en daar een aanvraag kon indienen voor informatie uit het NRK-archief. Vanwege corona en personeelstekorten kreeg ik een jaar later een verlossend antwoord: er waren documenten gevonden met de naam van mijn opa erop. Vanaf dat moment begon mijn zoektocht.

Verwerken van informatie

Door de hulp van het Rode Kruis, de onderzoekers van het Nationaal Archief, het NIOD, oude digitale kranten die een schat aan informatie herbergen, een Duitse amateur genealoog die het hele dorp Gräveneck mobiliseerde naar aanleiding van mijn verhaal en contact met de burgemeester van Eibelshausen heb ik zover kunnen komen.

De generatie van personen die de oorlog daadwerkelijk hebben meegemaakt wordt steeds ouder en er zal een moment komen dat er niemand meer is om dit het verhaal te vertellen.

Ik ben blij dat ik mijn zoektocht heb mogen doen en heb mogen afronden. Daarom is dit project zo belangrijk, om mensen de kans te geven om onderzoek te doen naar hun familielid, om te achterhalen waar iemand heeft gezeten en in welke omstandigheden hij/zij heeft geleefd. Op zo’n moment is het niet eens belangrijk als er flarden van een verhaal zijn, áls er maar informatie naar boven komt over je familie, zodat je íets te weten komt.

Betekenis van 4 en 5 mei

Wat ik wel weet, is dat 4 en 5 mei voor mij en mijn familie voor altijd is veranderd. Mijn vader en ik zeiden afgelopen jaar op 4 mei tegen elkaar: ‘Nu wij het verhaal van opa eindelijk kennen, beleven wij deze dagen op een hele andere manier’.

En ik denk dat dat een mooie manier is om mijn opa en de duizenden andere dwangarbeiders te gedenken.

Sander Heemskerk (kleinzoon)