De broers en Gea waren op een club, waar spelletjes werden geleerd, die ze dan weer met kleine kinderen konden spelen. “O”, vond Like, “dat zijn volksdansjes, dat kan ik ook”. Maar voor de kinderen was er ook een groepje, daar mocht Like op komen. De club heette de Jeugdstorm, de groepen van de grote meisjes en de jongens heette de Stormsters en Stormers, naar de Sturm und Drang periode, waarin de toenmalige jeugd waren. De kleine jongens en meisjesclub heetten de Meeuwen en Meeuwkes, die in en uit vliegen. Maar de groep, waar Like eerst in kwam, waren nog Jongmaatjes. De Jeugdstorm was een jongens- en meisjesclub van de NSB., een politieke beweging, waar de ouders lid van waren. Bij de jongmaatjes zaten de kinderen, onder de 10 jaar. Ze kregen een uniform, een lichtblauw bloes, een zwart klokrokje, donkerblauwe kniekousen en zwarte schoenen. En een petje, zwart Astrakan met een oranje middenstukjes. Zaterdagsmiddags was er altijd club in een grote oude villa in een riante buitenwijk. Elke groep had een eigen onderkomen. Like zag tot haar verbazing, dat ook haar nichtjes Truitje en Elsje op de club waren, Elsje zelfs bij haar in de groep. Er werd altijd begonnen met vlaghijsen in de grote voortuin met alle groepen bij elkaar. Een van de oudere jongens of meisjes, mocht de vlag hijsen en om vijf uur werd de vlag weer gestreken. Iedereen was op die tijd bij elkaar, waarna men in de eigen groepen aan het werk ging, of aan het eind, naar huis. Like zag dan haar broers en zus bij de vlag, maar ging met vriendinnetjes en soms met Elsje mee naar huis. De vriendinnetjes woonden aardig bij elkaar in de buurt. Er werd gezongen, gesport, spelletjes gedaan en wandeltochten over de hei gemaakt. Like vond het erg fijn. Hier waren ze allemaal vriendjes van elkaar en ze werden niet gepest. En met estafette of balspelen werd ze wel uitgekozen, anders dan op school gebeurde. Like had nooit zo goed begrepen, waarom zij altijd zo gepest werd en nooit uitgekozen, maar op club waren veel kinderen van hun oude school weggegaan, omdat ze zo gepest werden, omdat de ouders bij de NSB. waren. Alleen de kinderen op de Katholieke school werden niet gepest, omdat het niet mocht van de Paus, die het hoofd van de Katholieke kerk over de hele wereld was, als opvolger van de discipel van Jezus, die Petrus heette en later Apostel was. Een jaar later kwamen Like en Els bij de Meeuwkes, bij Truitje. Dat was de groep van 10-12 jaar. Ineke, haar vriendinnetje in de straat, die met Like altijd naar dezelfde school ging, had aan Like gevraagd, of zij niet naar de andere school ging, en Like, trouw als ze was, liet zich het gepest over haar heen gaan. Ook was ze bang om op een andere school in een lagere klas te komen, om dat ze steeds zulke slechte rapporten had. Like kon helemaal niet meer meekomen op school, zoals vroeger. Moe dacht, dat ze er haar best niet meer deed, maar Like beweerde bij hoog en bij laag, dat ze alleen zulke slechte cijfers kreeg, omdat de meesters en juffrouwen een hekel aan haar hadden. Maar ze wilde niet, dat Moe naar de bovenmeester ging, want die zou haar niet geloven. Maar als Like bij Ineke speelde, vroeg die altijd aan Like, of die Ineke wilde helpen met lezen en sommen maken, omdat ze het zo goed kon uitleggen, Ineke zat een klas lager, omdat die echt niet goed kon leren. Ineke had een grote broer, die net zo oud was, als Job, en die schold Like altijd uit, maar dat wilde zijn moeder niet hebben, want wie had zoveel geduld om Ineke goed te leren lezen? Hij wilde zijn zusje niet helpen, nou dan! Like kon toch niet helpen dat haar vader bij de NSB. was? Like begreep er niets van, Pa was toch elektricien, Loodgieter en Gasfitter? Dat stond bij hun huis op de muur, dus dat kon Like altijd goed onthouden, Trouwens, Ineke was haar beste vriendin. Ze speelden samen met poppen, gingen samen zwemmen, en samen naar het Badhuis op vrijdag, omdat dan de schoolkinderen goedkoop mochten douchen. ‘s Winters gingen ze samen met de slee naar de vijver en probeerden elkaar het schaatsen te leren, maar dat liep op niets uit, omdat Like haar polsen verstuikte met het steeds maar weer vallen. Ze verdiende zo veel dubbeltjes, plaagde Tonnie haar. Maar Moe was bang voor haar arm, die ze vroeger gebroken had. Die losse schaatsen bleven niet zitten, de veters gingen steeds los. En haar enkels zwikten steeds door. Eens was er een feest in de schouwburg, voor de Meeuwkes en Meeuwen. Het ging over een meneer die gepest werd door kwajongens, ze noemden hem de Boze Buurman. Like moest erom huilen, ze wilde niet, dat die meneer zo geplaagd werd. Els zei, dat het maar een toneelstukje was, dat het niet echt gebeurde. Maar Like wist wel beter, ze werd toch ook altijd gepest? In de pauze nam een ander meisje Like mee om haar te troosten en ze speelden in de gangen krijgertje. Like werd er helemaal opgewonden van. Na de pauze mocht een Stormster, die op zangles zat, een lied zingen. De kinderen moesten er erg om lachen, omdat ze speelde dat ze een pop was, die net een echt mens leek, maar dan steeds opgewonden moest worden, als ze heel hoog ging zingen. De kinderen vonden wel, dat ze zo erg gilde. Dat konden zij wel zonder zangles, maar Gea zei, dat het een hele moeilijke aria was. Er werd ook een zangkoor opgericht van de Meeuwkes en die mochten voor de radio zingen. Like mocht er ook heen van Moe, omdat ze op woensdagmiddag met de trein naar de Radiostad gingen. Truitje mocht zelfs een solo zingen. Veel mooier dan zo’n aria, vond Like. Like had op school een meester, die erg goed kon voorlezen, over Ketelbinkie, en Paddeltje. Op een morgen werd er het verhaal verteld uit de Bijbel, over Daniël, die aan het hof van een Koning in een vreemd land eten moest, wat de Koning voorschreef en die Daniël niet mocht eten van hun priester, omdat God dat had verboden, ze mochten geen varkensvlees eten. Daniël weigerde dat. Like vond dat erg dapper van Daniël, want het was toch ook nog maar een jongen, zo oud als Ton, die op de ambachtschool zat. Zo mijmerde Like erover. Zij zou nooit zo ongehoorzaam durven zijn, dacht ze. Opeens bulderde de meester, dat ze op de gang moest staan, omdat ze niet luisterde. Ze stond op de gang te huilen van ellende. Na het verhaal moest ze weer binnen komen. Later zei een van de meisjes, die medelijden had met haar, dat je wel ongehoorzaam mocht zijn tegen mensen en soldaten, die voor de Duitsers waren, maar dat ze alleen gehoorzaam moesten zijn aan God. Duitsers en NSB-ers waren slecht, dus mocht je daar niet aan gehoorzamen. “Ben jij ook slecht, omdat je bij de Jeugdstorm zit?”vroeg ze. Maar Like zei, dat ze alleen maar spelletjes deden bij de Meeuwkes en dat het fijn was op de club, omdat ze daar niet gepest werd, zoals op school. Het was in de winter vaak erg koud en op school kon niet zo hard gestookt worden, dus had Moe een blauwe lange broek gegeven, die ze bij de Meeuwkes aanhadden, als ze gingen sporten. Ze droeg er een rode trui op, die ze van haar nichtje Mineke had gekregen, waar witte ijssterren op waren geborduurd. Like vond hem erg mooi en de broek was lekker warm. Nu heb ik rood, wit, blauw aan, net als de vlag, grapte ze. Maar de meester stuurde haar met een brief je naar de tweede klas, waar de juffrouw vroeg, of ze geen rok aan kon trekken, omdat een lange broek voor jongens was. “Mag jij wel rood-wit-blauw dragen,” zei ze misprijzend. Like liepen de tranen over de wangen, toen ze weer in haar eigen klas kwam. Ze had het gevoel of ze er in getuind was. Dat zeiden haar broers altijd, als ze haar voor het lapje hielden, maar ze maakten het altijd weer goed. Nu was ze blij dat ze ook eens een boodschapje voor de meester mocht doen en nog wel naar die nare juffrouw, die haar in de tweede klas zoveel strafwerk had gegeven, dus was ze er triomfantelijk heengegaan. Meester vroeg nog of ze een boodschap van de juffrouw mee terug had gekregen, maar Like gaf geen antwoord en ging stil op haar plaats zitten en maakte haar sommen af. De meester had de tranen wel op haar wangen gezien en hield maar wijselijk zijn mond. Thuis vertelde ze, dat ze niet in een lange broek op school mocht komen. Moe zei korzelig, dat ze niet overal om moest huilen. Like ging met de hakken over de sloot over naar de vijfde klas. Ze was net 11 jaar geworden. Moe probeerde of Like niet liever naar de andere school wilde gaan, nu ze toch in een andere klas kwam, maar Ineke, haar vriendinnetje begon zo te huilen, dat Like voor haar vriendin koos en op die school bleef. Moe ging toen maar eens een hartig woordje met de hoofdmeester praten, of het kind nu niet eens was ontzien kon worden, want dat ze door de school een aardige zenuwpees geworden was, maar persé om haar vriendinnetje op deze school wilde blijven. Moe vond dat verregaande trouw en hoewel ze haar liever op de andere school deed, was ze toch voor dat argument gezwicht. Nu had Like het wat rustiger op school. Als ze geplaagd werd, stak deze meester er wel een stokje voor. Op school word niet geplaagd, zei hij kortaf. Dan keek hij zo donker, dat niemand ertegenin durfde gaan. Hoewel de zomervakantie al voorbij was, werd Like toch weer met de kinderen naar Duitsland gestuurd van Kinderhulp. Corrie ging ook mee, dat had de moeder van Corrie bekokstoofd. Like was in de zomervakantie al eens blijven logeren bij Corrie. Corrie haar Vader maakte zulke mooie figuurzaagmodellen met een heel fijn handzaagje en verfde die heel mooi met lakverf. Corrie en Like mochten met waterverf op papier verven. Corrie had nog een klein zusje, die had zo’n mooie naam. Violetta, heette ze. Ze was vijf jaar en ze kliederde naar hartelust mee, maar had wel een oude handdoek omgeknoopt om haar nekje. Corrie vond dat niet zo leuk, maar Like vond het zo’n leuk zusje. Voor het slapen gaan mocht ze de kleine meid een verhaaltje voorlezen. Maar Corrie zei, dat ze haar vriendinnetje was en dat ze juist zo blij was, dat ze mocht komen logeren, maar dan moest ze niet met haar zusje spelen, want dan had ze er nog niets aan. “Ja maar, ik heb geen klein zusje,” vond Like en ze vond kleine kinderen juist zo leuk. “Je mag haar hebben,” grapte Corrie, maar Violetta klemde zich aan Corrie vast, ze wilde bij haar zusje blijven hoor, zei ze verontwaardigd. Corrie zei maar gauw dat het een grapje was. “Vind Viola niet leuk," pruilde die. Like aaide haar blonde haartjes, "jij blijft lekker hier, hoor” zei ze. Die nacht had Like weer een ongelukje in bed. Moe had nog zo gezegd, dat ze ‘s avonds niets meer mocht drinken, omdat het haar nog steeds een keertje overkwam en ze had al doodsangsten uitgestaan. Nu was het toch weer gebeurd. “Mama,” kreet Corrie, “Ik ben helemaal nat.” Corrie’s moeder troostte Like, die erom begon te huilen. “Daar kun je niets aan doen,” zei Corrie’s moeder. Thuis vertelde Like het aan Moe en die ging met haar naar de dokter, die haar een drankje gaf. Ze moest elke nacht wakker gemaakt worden om op de po te gaan. Like ging voor geen goud naar de wc beneden in het donker, dus als Gea bij haar in bed kroop, maakte ze Like eerst wakker, dat ze een plas moest doen. ‘s Morgens moest ze zelf de po mee naar beneden nemen, leeg. en schoonmaken. Like haatte dat ding. Dus toen ze weer mee ging met Corrie, hoopte ze maar, dat het in Duitsland goed zou gaan. De Meester van de vijfde klas had Like huiswerk mee gegeven. Sommen, jaar tallen en nog wat nieuws: ‘Catechismus’! Like wist niet wat dat was. Meester pakte een psalmboek. Achterin stond je catechismus, een serie vragen: ‘Wat is uw troost in leven en sterven?’ en dan stond er een moeilijk antwoord onder. Ze moest vraag 1 tot 6 leren, voor elke week een. En de rivieren en zeeën en landen van Europa! Like stopte haar atlas en andere boeken in haar koffer. Van Mineke had ze weer een heel mooi jurkje gekregen, van lichtgroen linnen met geborduurde rondjes erop. En Gea had van organza een mooi roze jurkje genaaid met een haarband erbij. Corrie en Like kwamen samen in een dorpje Lautlingen terecht. Corrie in een gezin met een dochter van 18 jaar en Like bij een fabrikantenfamilie. Het huis stond aan de fabriek. Er werd ondergoed voor het leger gemaakt. Er werkten veel Franse krijgsgevangenen, die Fransozen werden genoemd. Like en Corrie liepen wel eens naar binnen, om te zien hoe dat gemaakt werd. Groot was de fabriek niet. Er was een kamer, waar de modellen geknipt werden en een kamer, waar het aan elkaar gestikt werd. Ze vonden het maar raar, dat er ondergoed van gaatjes stof gemaakt werd. Dat was voor het leger in Afrika, waar het warm was. Dan doen ze toch geen hemd aan, vond Like logisch, maar dan zou het uniform te veel schuren. Like sliep in een grote logeerkamer, in een groot bed Er stond een bureau, waar ze haar huiswerk kon maken. Onder dat bureau stond haar koffer, nog met haar kleren erin. Dan kon ze zelf haar kleren pakken, die ze nodig had. Corrie en Like waren helemaal op elkaar aangewezen. De kinderen van het dorp zaten op school. Ze speelden dan veel bij de fabriek. Een dienstbode zorgde voor Like. Ze at in de keuken bij Trudl, die haar op haar vrije avond dan meenam naar een vriendin. Wat was Like dan bang, om door de donkere straten te lopen. Op een zondag mochten Corrie en zij een bergtocht maken. Met Gertrud, de dochter waar Corrie logeerde. Like deed haar nieuwe witte gymschoenen met witte sokjes aan. En ze trok haar mooie organza jurkje aan. Ze wilde er netjes uitzien. Het was toch zondag. Gertrud sloeg haar handen ineen, wat moest ze daar nu mee aan .Op een bergtocht trek je een korte zomerbroek aan en stevige schoenen. “O”, zei Like, “dat wist ik niet.”De bergtocht ging tot haar verbazing over een smal steil pad omhoog. Like was in de veronderstelling dat ze tussen de bergen in het dal zouden wandelen, naar een leuk dorpje of zo. “Waarom lopen we daar niet?” zeurde ze en wees naar een weg door het dal. Maar dat was een weg voor auto’s. Corrie had haar Meeuwkesrokje aan met een blauwe bloes en flinke bruine stappers. Die kon overal tegen. Maar de meisjes waren niet voor niets met Kinderhulp meegestuurd. Ze moesten toch aansterken. Er was te weinig eten in Holland. Dus Like werd niet alleen gauw moe, Corrie zakte al gauw op een stukje bemoste grond neer en verklaarde dat ze even uit moest rusten. Maar Like bleef staan. Stel je voor haar mooie jurkje zou helemaal groen worden. Gertrud ging dus maar met de twee slappe kinderen terug. Corrie kwam niet elke dag bij Like spelen en dat miste Like erg. Er was immers niemand anders, waar ze op terug kon vallen. Ze kreeg heimwee en speelde op een mondharmonica treurige liedjes. Die mondharmonica had ze van Job gekregen. Ton had haar geleerd, hoe ze er opmoest spelen. Like kon er al gauw de liedjes uit haar boek van het meisjeskoor op spelen. Als de noten in je boek omhoog gaan, dan moet je naar rechts spelen en als ze omlaag gaan, dan moet je naar links spelen, had hij gezegd. Zo eenvoudig was dat! Ze speelde: ‘Muss i denn’ en ‘Kindlein mein’, twee liedjes, die ze toen in Ochsenbach had geleerd. Op andere zondagen mocht Like wel eens in de salon komen. Daar kwamen haar nieuwe jurkjes goed van pas. Ze las dan in een boek, dat ze had meegenomen. En er was eens visite, die plat Duits sprak en dat leek heel erg op Nederlands. Dat vond Like grappig. Ze kon gewoon Nederlands praten met die mevrouw. Die vertelde Like, dat ze gewoon de: Nederlandse liedjes op de radio kon horen. Like vertelde dat zij op een meisjeskoor van de radio was en dat ze dan liedjes voor de microfoon mochten zingen. Op een nacht had Like tot haar grote schrik weer een ongelukje in bed. Ze waste midden in de nacht haar nat te nachtpon uit, trok schoon ondergoed aan en legde allemaal blaadjes van haar kladblok van haar huiswerk tussen de natte lakens. De volgende morgen kwam Trudl dood gemoedereerd met een po aanlopen en zette dat in het nachtkastje. Ze verschoonde het bed. Dat alles onder het fluiten van vrolijke wijsjes. “Das ist nicht schlimm," zei ze. Een getrouwde dochter van de familie was erg aardig en Like hechtte zich erg aan haar. Ze nam Like dan wel eens mee naar haar eigen huis. Dan liet ze een foto zien van een klein jongetje. Like smolt meteen weg bij het zien van zo’n klein jochie. Het was een pleegzoontje, die alleen in de schoolvakanties bij haar in huis logeerde. Like mocht boeken bekijken, maar die kon ze niet lezen. We hebben alleen Duits leren praten in Ochsenbach, legde Like uit. Ook had Like gemerkt, dat ze kennelijk in de trein ongedierte had opgelopen. Thuis was ze heel goed door Moe nagekeken, omdat er op school wel eens kinderen mee rond liepen en ze dan wel luis had opgelopen, maar Moe wist er altijd goed raad mee. Haar haren werden met groene zeep gewassen en flink kort geknipt, net op het randje van een jongenskopje, wat haar erg pittig stond. En nu had ze weer zon jeuk op haar hoofd, vertrouwde ze Trudl toe. Die stopte haar in de badcel van de fabrieksarbeiders en waste haar haren grondig en had bij de apotheek een middeltje gehaald. Oei, Oei, wat schaamde Like zich. In haar bed plassen en luizen hebben, ze leek wel een achterbuurtkind. Teen Corrie en Like eens op straat speelden, kwam er een fotograaf langs, die Corrie en Like vroeg of ze op de foto wilden. Laten we dat doen, stelde Corrie voor, dan hebben we een foto van elkaar, als we weer thuis zijn. Dat vond Like een aanlokkelijk idee. Ze proestten het uit en vertelden, dat de foto bij de fabriek afgegeven moest worden .Die zouden dan betalen. Like liep naar binnen om te vragen aan Trudl of dat mocht. Die zou hem dan naar Holland toesturen. Toen de vakantie weer voorbij was en Like thuis kwam, zei Like, dat ze voortaan niet meer naar Duitsland wilde met kinderhulp. Ze had er niet zo leuk gevonden, omdat alleen Corrie en zij naar Lautlingen waren gestuurd en dat ze helemaal geen andere kinderen hadden gezien en ook niet naar een club konden. Ze hadden zich vaak verveeld en dan duurde zes weken wel erg lang. Bovendien zat Like nog erg dwars, dat ze in bed had geplast en dat ze luizen had. Op de hei was een vliegtuig neer gestort, vlak bij hun stadje. Kinderen, die er op een vrije woensdagmiddag waren wezen kijken, vertelden enge verhalen van losgerukte handen en voeten. En Like was ‘s avonds al zo bang. Als ze de vliegtuigen in de lucht hoorde, terwijl ze in bed lag, kroop ze diep onder de dekens en ze bad aan de Heer of Hij de vliegtuigen weg wilde sturen. En of er geen bommen zouden vallen, of Duitsland de oorlog mocht winnen, want dan zou zij niet meer uitgescholden worden op school. Ze durfde gewoon niet meer alleen naar bed te gaan, dan moest ze langs die enge zoldertrap met dat donkere gat eronder. Ook durfde ze nooit onder haar bed te kijken, want ze was bang dat er onderduikers zouden zitten. Haar broers plaagden haar met haar angsten. En Gea sneerde, dat ze zich niet zo aan moest stellen, want dat ze daar te groot voorwas, met haar 11 jaar. Maar dat hielp niet veel. Ze bleef bang, maar durfde dat thuis niet meer te zeggen. Van Corrie uit Haarlem had ze nog een keer een briefje gekregen, dat ze de foto gekregen had. Like had hem ook. Maar dat was dan ook alles wat Like van haar hoorde. Op school werd er les gegeven in telefoneren en Like was ook opgegeven om mee te doen. Ze moesten daarom goed het Nederlandse Alfabet leren. Dat deden ze met touwtje springen op het schoolplein of op straat bij huis, met de buurkinderen, die wel met Like wilden en mochten spelen. En dan moesten ze ook namen spellen. Hun eigen naam eerst: de L..., van Leo, de I van Ineke, de K van Karel, de E van Eduard. Maar toen Like aan de beurt was voor de telefoon, zei de telefoniste, dat de meester haar niet had opgegeven, want aan NSB. kinderen werd geen les gegeven. Wat lachten de andere kinderen haar uit. En Like? Die huilde natuurlijk weer. Maar thuis zei ze er niets van. Op een dag kwam Moe met een vreemd verhaal thuis. Zij was lid van de vrouwenvereniging van de NSB. Ze hebben haar als voorzitster hadden gekozen, omdat ze altijd precies zei, wat ze vond dat er moest gebeuren. Zij was nu de presidente. Like keek erg hoog tegen Moe op. Dat was een voornaam woord. Nu moesten al die vrouwen van de vereniging naar Moe luisteren. De jongens hadden echter grote lol. Dan moet Moe lange redevoeringen houden, zeiden ze. Maar Moe had daar wel adressen van 'prekers’ voor. Zoals Mussert en van Geel van de Jeugdstorm, om te vertellen wat Moeders met brutale knapen moesten doen, plaagde Moe terug. Toen Moe dan ook thuis kwam van de eerste vergadering als presidente, waren de jongens en Gea erg benieuwd, hoe Moe dat er af had gebracht. Nou gewoon, vond Moe. Zij was dus Gerrie Flinter, zoals ze wel wisten, want ze hadden haar immers zelf uitgekozen en daarom gaf ze het woord nu maar aan de spreekster die uitgenodigd was om voor hen een lezing te houden. De jongens lagen slap van het lachen, die Moe toch. Met Kerst moest Moe voor een diner zorgen voor de Kwekkwekclub, zoals de jongens oneerbiedig zeiden. Dat had Moe ook vlug voor elkaar. Iedereen moest wat meenemen. De één een halfje brood, belegd met jam. De ander een paar aardappels, die ze missen kon, want veel was er niet te koop. Zij zou voor een slaatje zorgen, ze had slakroppen in de tuin. En een hazelnootgebakje nam iemand mee voor toe, om dat ze een hazelnotenboom in de tuin had. De koffiemolen is goed voor het malen. Gea hielp Moe met het maken van een slaatje, zoals ze dat op de huishoudschool geleerd had. Moe had daarvoor een mooie platte schaal van haar servies gebruikt. Na afloop bleef de schaal bij een mevrouw, die met het overgebleven eten naar huis ging! Zij zou die schaal een volgende keer wel mee nemen naar de vergadering. Maar na het nieuwe jaar was de schaal nog niet terug, steeds was ze die vergeten. Geen nood, zei Moe, ik stuur wel een van de kinderen naar je huis. Ja, maar dan ben ik niet thuis, hoor. Dat vond Moe wel raar. Like moest in de vakantie die schaal ophalen, als ze met Ineke naar de bevroren vijver ging om te sleeën, dan kon die mooi gedragen worden door Ineke, als ze op de slee naar huis gingen. Met Ineke en de slee gingen ze op pad. Toen was er gewoon altijd sneeuw in de winter. Like had van Moe een brief meegekregen, dat de schaal met de kinderen mee terug moest geven, zoals afgesproken was. Maar tot Like’s verontwaardiging, zei die mevrouw, dat ze die schaal al lang terug gegeven had, dat haar Moeder zich vergiste. Dus kwamen ze zonder schaal terug, met een huilend Ineke, omdat die het zo koud had op de slee. Like trok de slee de straat over, toen er om de hoek een auto aan kwam rijden. De automobilist zag de slee niet in de laagte. Like gaf een ruk aan het touw zodat Ineke nog net voor de auto langs schoot. Gelukkig op het nippertje gered! Boze voorbijgangers mopperden op Like, dat ze zo onvoorzichtig had gedaan, maar de auto had ze toch echt niet zien aankomen, want die kwam de hoek om toen zij al aan het oversteken was. Dus haar trof geen schuld. Moe wilde, dat ze nog eens terug ging naar die mevrouw: “Hoe kun je je zo laten terug sturen” zei ze. Maar Ineke ging naar huis, die had er genoeg van. Like trouwens ook. Ze weigerde koppig, ook al dreigde Moe: "Ga de stok van Pa maar pakken, dan zal ik eens zien, of je niet gaat.” Maar Like was niet gek, ze haalde de stok niet. Voor acht uur in de avond, ging Job op zijn fiets met houten banden naar die mevrouw toe en was erg kwaad ophaar, dat ze de kinderen voor niets had laten komen, zo dichtbij woonde ze ook niet en de kinderen hadden dat hele eind door de sneeuw moeten ploeteren, zodat er al een zat te huilen op de slee. Mevrouw verweerde zich nog, dat ze toch niet kon weten, of het niet een smoes was van twee vreemde kinderen, maar Job zei, dat hij dat erg gemeen vond, omdat de kinderen toch al door de oorlog de dupe waren. Hij kwam kwaad bij Moe met de schaal aan. Dat moest Moe niet weer doen, vond hij. Moe wist toch dat het zo’n naar mens was. Job was na de Mulo aan werk gekomen op een kantoor in de villawijk. Ton werkte bij de radio in Hilversum, de Radiostad. Dat was een heel eind fietsen van hun stadje. Hij had de ambachtschool doorlopen en werkte bij de technische dienst. Klaas was in dienst gegaan bij het leger, omdat hij niet kon slagen met werk. Hij zou Pa opgevolgd zijn in de zaak van opa en had zich daar helemaal op voorbereid. Dat was dus niet doorgegaan en zat hij met zijn handen duimen te draaien, niemand wilde zo’n kind van NSB. ouders. Pa was uitgestuurd naar de Oekraïne, naar Kiev. Hij woonde bij een aardig gezin. De mensen waren erg aardig in die streek. Hij moest het loopgraven maken voorbereiden, omdat er telefoonverbindingen in moesten worden aangebracht. Na een paar maanden kwam hij weer thuis. Met allemaal gedroogde tabaksbladeren. Die moesten heel fijngesneden worden om shag van te maken. Pa en de jongens rookten veel sigaretten. Maar als die door de oorlog niet te koop waren, was Pa flink chagrijnig, vond Moe. Pa dacht, hier een handeltje mee te kunnen beginnen. Die iedereen had hij wel vaker, dan had hij kippen in de tuin om eieren te kunnen verkopen. Dan weer eenden, of konijnen. Moe liet de dieren dan maar slachten bij een poelier, omdat het altijd op niets uitliep. Dan smulde het gezin van een lekker boutje. Ton had zich al een keer misselijk gegeten aan een groot stuk eend. Maar dat kon hem niets schelen. Het eten was nu eenmaal erg schaars en dan wilde hij toch wel eens zijn buik goed vol eten. Op een mooie dag in de maand mei gingen Job en Ton naar de Betuwe om kersen te plukken. Ze namen Like mee. Ze hadden een grote teil bij zich, die mochten ze helemaal vol plukken in een boomgaard in Bunnik. Er reden nog wel lokale treintjes. De teil werd gewogen en als ze het gewicht betaald hadden, konden ze die meenemen naar huis. Er werd gefluisterd, dat er Duitse soldaten op de loer lagen, om jonge jongens mee te nemen voor het leger. Like werd erg bang, dat Job en Ton ook opgepakt zou worden. Hoe moest zij dan met die zware teil thuis komen? En ze wist toch de weg niet naar huis. Maar Job zei, dat hij dan wel zou vertellen, dat Klaas, hun broer al in het leger zat en dat zij dus een vrijstelling hadden. En omdat ze brutaalweg naar de Duitsers toeliepen en hen in het Duits toespraken en de houzee-groet brachten, werden ze niet eens aangehouden. Nee, anders waren ze toch niet zo dom geweest, om midden op de dag op stap te gaan. “Bovendien heb jij je Meeuwkesuniform toch aan, om je kleren niet vuil te maken.” Moe liet haar dat vaak dragen, het was sterk goed en kon vaak gewassen worden, dus liep Like er trots mee rond. In dat uniform voelde ze zich veilig Dan durfden de kinderen haar niet te pesten. Moe was blij met de kersen, die kon den geweckt worden. De drie hadden zelf al weer buikpijn van het snoepen onderweg, maar daar lachte Moe om. Ze waren door het slechte eten niet veel meer gewend, en dus hadden ze nog al eens buikpijn. Vooral Like had er veel onder te lijden, slap als ze was. Dat kind kon ook nergens tegen en was erg zenuwachtig, jammer, dat ze niet meer met Kinderhulp meewilde naar Duitsland, ze kwam er zo opgeknapt van terug. Maar ze werd ook al bijna twaalf jaar, dus zou ze toch al niet meer mee mogen. Pa stuurde Like eens naar een schoolgebouw, die door de Duitsers in beslag waren genomen. Ze moest aan de deur vragen, of er ook oud brood was voor de konijnen, een beetje beschimmeld mocht wel voor de dieren. De school was vlak bij het huis waar Ineke woonde dus dat durfde Like wel, hoewel ze niet graag op boodschappen werd uitgestuurd na de geschiedenis met de schaal. Ze had toevallig haar uniform aan, dus konden de Duitsers zien, dat ze bij de Jeugdstorm was. Dan zou ze vast wel brood krijgen. Toen ze aanbelde werd ze door een soldaat binnen gelaten, er werd een kapitein gehaald die heel aardig was tegen haar en zijn arm om haar schouder legde. Dat was Like niet gewend, dat ze zo aangehaald werd, dus ze liep blij mee, met de kapitein. Hij nam haar mee naar het gymnastieklokaal, zag ze. Nu stonden overal strobalen tegen de klimrekke. De klimtouwen hingen nog tegen het plafond. Opeens begon de kapitein haar op haar mond te zoenen. Ze moest hem ook zoenen, maar toen ze aarzelde, perste hij zijn tong tussen haar lippen. Hij duwde zijn lichaam tegen haar aan en hield haar billen stijf vast. Ze voelde zijn plasser als een stijve bobbel tegen zich aangedrukt. Hij zei tegen haar, dat hij haar zo lief vond en dat hij maar wilde dat ze wat ouder was. Like durfde hem niet van haar weg te duwen, ze bleef stijf van angst staan. Ze werd ook stevig vastgehouden. Het duurde heel lang. Hij wilde dat ze haar broekje uit zou doen en zat onderhaar te korte rokje te friemelen. Ze moest lekker gaan liggen op de grond op het stro, maar Like schudde van nee. Toen duwde hij haar van zich weg en verdween uit het gymnastieklokaal. Like vloog de gang op maar toen een soldaat de buitendeur voor haar open deed, herinnerde ze zich, dat ze om brood moest vragen. Ze kreeg een heel brood mee. Like kwam thuis, vloog naar Moe en zei in haar oor dat de kapitein vies met haar had willen doen. Moe zat aardappels te schillen en trok haar mee naar de gang, en vroeg dringend, wat er precies was gebeurd. Like vertelde, dat ze haar broekje uit moest doen, maar dat ze dat niet wilde en dat hij haar heel stijf had vast gehouden en zo vies gezoend had. Moe was al bang geweest, dat er iets was gebeurd want ze was zo lang weggebleven. Jopie, een meisje uit haar klas, had eens gevraagd, of ze eens bij Like mocht komen spelen, omdat ze helemaal geen vriendinnetjes had. Like had ja gezegd, maar geen dag afgesproken, omdat ze dat eerst aan haar Moeder moest vragen. Juist die middag had ze aangebeld en tegen Moe gezegd, dat ze van Like bij haar mocht spelen. Moe liet haar met een leesboek in de voorkamer zitten, want het kind zag er niet al te schoon uit. Moe siste tegen Like, hoe kom je aan dat kind, ze zegt dat jij met haar had afgesproken, hoor ik dat niet eerst te weten? Like zei verbouwereerd, dat ze alleen maar gezegd had, dat ze het thuis zou vragen, maar niet gezegd, dat ze nu al mocht komen. Moe zei, dat ze niets aan haar mocht vertellen. Nou, Like keek wel uit, zo aardig leek Jopie haar niet. Trouwens, ze zei er ooit niemand iets van, ze schaamde zich zo! Jopie zei tegen Like, waarom ze zo lang was weggebleven, zij zou toch komen spelen. Dat was helemaal niet waar, ze zou het aan haar Moeder vragen of dat mocht, en dat had ze nog niet gedaan. Jopie was een kind, dat ook altijd werd gepest, maar gewoon keihard terugschold. Ze was altijd erg vies en ze moest bij het fonteintje eerst haar handen wassen, voordat ze haar schrift mocht pakken. En ze had hoofdluis. Like was eerst bij haar in de bank geplaatst, twee kneusjes bij elkaar, had Meester gezegd. Hij bedoelde het als een grapje en Like wist helemaal niet, wat dat woord betekende, totdat Ton haar thuis uitlegde. Dat twee appels, die bijna verrot waren, kneusjes werden genoemd. Natuurlijk werd het in de klas stiekem als een scheldwoord gesist. Jopie spijbelde ook van school, ook alweer iet nieuws, wat Like niet begreep, maar dat werd toen duidelijk uitgelegd, dat als je spijbelde van school, je niet naar school ging, maar gezegd had, dat je wel ging, dan werd je door de politie opgepakt en naar school gebracht, waar je dan strafwerk kreeg. Toen meester vroeg, waarom ze spijbelde, zei ze glashard, omdat Like me gevraagd heeft om mijn vriendinnetje temogen zijn, plagen de kinderen mij ook. “Oh”zei Like, wat gemeen, ze kwam gewoon bij mijn moeder aanbellen en ze zei, dat ze van mij thuis mocht komen spelen, maar ik was niet eens thuis! Ik was een boodschap aan het doen en toen zat ze binnen, omdat mijn Moeder het zielig vond voor haar, dus mocht ze wachten, en toen heb ik gezegd, dat ik het thuis eerst moest vragen.” Toen ze thuis het hele verhaal in geuren en kleuren vertelde, zei ze verontwaardigd, dat ze helemaal geen vriendin wilde zijn met dat liegbeest en ze had nog luizen ook Daar schrok Moe van en ging ‘s avonds Like haar hoofd grondig nakijken. En ja hoor, die beesten waren weer present. “Ik wil mijn haar eraf” gierde Like huilend, "dat rotkind, nou heb ik nog luis ook!” Moe ging de volgende dag naar school, om te bedanken voor de ereplaats naast Jopie. Dat kind zal het ook niet kunnen helpen, maar zet die dan apart in een bank. Moe kende de reputatie wel van Jopie haar Moeder. Ze verwaarloosde haar kinderen, Jopie had ook nog een jonger zusje, maar dit ging te ver. Later hoorde Like, dat de twee kinderen naar een kinderhuis waren gebracht, ze kwam dus niet meer op school. De gemeentezuster kwam op school en er werden nog meer luizenkopjes ontdekt. De zuster maakte er een grapje van, en vond dat die diertjes bij de verkeerde huizen waren aangekomen, en dat ze die de weg wel zou wijzen. De kinderen kregen een briefje mee met excuses, maar dat er een epidemie was losgebroken, waar de kinderen niet aan schuldig waren, maar dat het een gevolg was van te weinig weerstand van het lichaam. Like mocht naar de kapper om haar haren zo kort mogelijk te laten knippen. Gea had het haar heel stevig gewassen met groene zeep en toen met olie tegen luis ingesmeerd voor ze de volgende dag naar de kapper ging. Toen ze op woensdag naar het kinderkoor ging met het busje mee, nam de dirigent Like bij de hand, toen ze wat verlegen binnen kwam. Hij zei, voor dat ze begonnen te zingen: “Like ziet er een beetje ondeugend uit, met dat pittige jongenskopje, maar vinden jullie het niet leuk staat?”De kinderen knikten braaf en Like hoefde niet bang te zijn, om raar aangekeken te worden. Ze mocht zelf een liedje zingen voor de radio. Dat vond ze erg leuk. En zaterdag bij de Meeuwkes was de leidster erg aardig, ze streelde Like over haar haar. "Wat heb jij mooi zacht haar” zei ze .Nichtje Els een reuze bijdehandje, trok Like mee achter de leidster aan, die beide kinderennaast zich op de stoelen liet zitten en haar armen om hen heen sloeg. Ze hield veel van kinderen, en knuffelde hen elke zaterdag een beetje, ze werd dan ook aanbeden door de hele groep. Like was niet gewend, geknuffeld te worden. Moe had thuis wel wat anders te doen en Gea was niet zo aanhalig, ze vond dat Like daar te oud voor was. Like hield veel van hun leidster, net als de andere Meeuwkes. Iedereen vocht om een plaatsje naast haar, maar de leidster ging trouwen, en ze gaf een receptie, waar de Meeuwkes ook bij mochten zijn. Die stonden met mooie erebogen, versierd met crêpe papieren bloemen, die Gea gemaakt met de kinderen had. Ze was nu leidster van de Meeuwkes. Like mocht met Truitje, haar andere nichtje, die ook op het radiokoor was samen een liedje zingen. Ze had de lederhosen van Ton aan, die hem allang te klein was. Nu zag ze er echt als een jongetje uit. Truitje had een mooie lange jurk aan van haar oudere zus, Lotte, die ook naar oma was vernoemd. Like zong eerst een coupletje van een oud lied: “Als ik groot ben, lieve Moeder, hoef jij ‘s morgens niet uit huis, want dan ga ik voor jou werken en dan blijf jij lekker thuis, Moeke, als ik sterk en groot ben en ik heel veel geld verdien, wil ik zoveel voor je kopen en jou heel gelukkig zien.” Truitje zong dan:
“als jij groot bent, lieve jongen, komt er zoveel op je aan, en er zijn wel sterker benen, dan waar op jij denkt te gaan, als je groot bent, lieve jongen en je ook nog geld verdient, moet je zelf een huis gaan kopen, ik wil jou gelukkig zien.”
Like vond het een heel mooi liedje, maar toen ze de bruid in haar bruidsjapon zag zitten, vergat ze te zingen. De bruid kwam naar haar toe en gaf haar een kusje en zei, je kunt het wel, wist Like opeens weer wat ze moest zingen. De mensen klapten voor hen beiden. De leidster kwam niet meer terug bij de Meeuwkes en Like had het toen heel erg moeilijk. Gea stuurde haar met een briefje naar de villa, waar ze woonde bij haar schoonfamilie. Like had een mooie tekening gemaakt van de trouwerij, toen ze de trappen van het Stadhuis afkwamen en de Meeuwkes aan de kant stonden met de erebogen. Die moest Like maar even brengen, vond Gea. Dus huppelde Like vrolijk naar de villawijk. Maar toen ze voor het grote witte huis stond, werd ze erg verlegen. Moest ze hier zomaar de tuin inlopen en aanbellen? Zacht trok ze aan de koperen trekbel. Een klein klingelt je klonk in de hal. Niemand kwam. Dus moest Like nog eens bellen. Ze trok heel hard en schrok van het kabaal die de bel toen gaf. Een deur ging open. Een dienstmeisje liet Like in de grote hal staan. Like gaf haar de brief en stond van haar ene been op haar andere te wiebelen in de wit marmeren hal. Toen kwam de leidster de hal in. Like vond haar vreemd. Geen bruidsjurk aan, natuurlijk niet, maar wat zag ze er deftig uit in een deftige japon, net een deftige mevrouw, vond Like. Verlegen gaf ze de tekening. De leidster vond hem erg mooi, en ze zou Like noot vergeten, zei ze. Ze vond het 1ammer, dat ze niet meerbij de Meeuwkes kon komen, nu ze getrouwd was. Like stond even later weer buiten zonder een knuffel of een arm om haar heen. Like vond het raar dat ze niet meer terug kwam bij de Meeuwkes. De hoofdleidster, die Kompane werd genoemd, was toch ook getrouwd en ze had nog een dochter ook die bij hen op de groep zat. De leidster was niet meer de lieve juf van de Meeuwkes, maar een deftige mevrouw, vond Like. Ze was helemaal niet blij, dat ze er heengegaan was. Gea liet Like de hoofdrol spelen in een sprookje, dat ze met de Meeuwkes instudeerde: “Zwaan, kleef aan” heette het. Het ging over een man, die een zwaan gekocht had op de markt en ermee naar huis liep. Er kwam een dief aan die de zwaan wilde afpakken, maar de man riep: “Zwaan kleef aan” en de dief kon niet meer los komen. “Nu moet je met mij mee,” zei de man met de zwaan. De dief schreeuwde moord en brand. Er kwamen mensen aanhollen, die de dief wilden bevrijden, maar dan riep de man weer “Zwaan, kleef aan!” en dan kon die man ook niet meer loskomen. Telkens als er iemand kwam, die met veel kabaal de mensen wilden los trekken bleef die ook vast zitten en zo werd het een lange rij. De man kwam thuis en deed het hek open, maar moest de zwaan op de grond zetten. Toen was de betovering verbroken en waren alle mensen weer los. Die rolden over elkaar heen op de grond. Ze probeerden zo vlug mogelijk op te staan en het werd een heel geduw en gedrang voor dat iedereen er vandoor kon gaan. Het stuk was een groot succes. En Like’s heimwee was over, ze had geen verdriet meer. Maar het gebeurde met die soldaat raakte ze niet kwijt. Na schooltijd stond hij vaak op de hoek van de straat te wachten. Of nog dichter bij school. Like durfde niet meer de gewone weg naar huis te lopen, ze wachtte niet op Ineke, maar sloop stiekem een steegje in en liep hele einden om, zodat ze die man niet meer tegen zou komen. Aan Ineke vertelde ze gewoon, dat ze bang was voor soldaten. Op een dag liep ze met Pa en Moe langs een straat en Like zag die man opeens staan. Ze wilde zich losrukken, maar Moe pakte haar strak vast terwijl Like fluisterde: “dat is die kapitein.” “Zie je nou, wat je hebt aangericht,” zei Moe tegen pa," je wilde het niet geloven, maar het kind is doodsbang. Maar Pa wilde niet geloven, dat er kerels bestonden, die kinderen misbruikten. Hij had er nog nooit van gehoord. Het duurde nog een heel jaar, voordat Like van school afkwam. Omdat ze toch naar de huishoudschool zou gaan, mocht ze overgaan naar de zesde klas. Ze zat weer achteraan, want vooraan kwamen de kinderen te zitten, die naar de HBS zouden gaan, dan de kinderen voor de Mulo en achteraan de kinderen, die naar de ambachtschool of, zoals Like, naar de huishoudschool gingen. Dat moest wel zo, want de school was te klein, om klas zes te verdelen in twee of drie groepen. Soms was Like dan vrij van school als die knappe kinderen een moeilijke proef moesten maken, die meester hen moest leren. Dan moest Like Moe helpen met leren afstoffen. Wat een hekel had Like daaraan, want Moe ging overal langs met haar vinger of ze alles wel had afgestoft. Zelfs de plinten langs de muren moesten een beurt hebben. Dat moet je op de huishoudschool ook doen, hoor, zei Moe. Gea vond de tijd gekomen, dat Like nu maar eens de vaat moest wassen na het eten en Ton, was het vegen van de kruimels onder de tafel ook allang vergeten. Like dacht stiekem, dat ze later maar nooit ging trouwen, als je zoveel nare werkjes moest doen. Op handwerk les mochten ze met kruissteekjes een boekenlegger borduren. Het was een leuk werkje en nu eens niet zo saai, als een broddellapje breien. Ze koos rode, blauwe en oranje zijde uit. De stof was wit en zo kon ze de Nederlandse kleuren van de vlag borduren, dat vond ze leuk. Maar een van de andere meisjes die dat zag, sneerde, dat ze niet hoefde te denken, dat ze die kleuren mocht gebruiken. Hevig verontwaardigt vond ze dat ze dat zelf moest weten. Zij keek toch ook niet welke kleuren zij uitkoos? Neem zwart rood, zei een ander, dat dragen mannen toch zo graag bij jullie. Like schoten de tranen in de ogen, toen de meisjes haar de zijde uit haar handen wilde trekken. De juffrouw keek wat er aan de hand was, en Like zei dat de meisjes haar garen uit de handen pakten. De meisjes zeiden brutaal, maar dat ze die kleuren wilden hebben. Like werd tot haar verontwaardiging de gang op gestuurd. Ze stampvoette, moest zij weer weg. Maar juf kwam achter haar aan en zei haar, dat ze even met de kinderen wilde praten en dat ze Like zo weer zou binnenlaten, of ze even wilde wachten. Like wist wel, waarom ze gezegd hadden, dat ze maar zwart-rood moest nemen. Dat waren de kleuren van het uniform van een oom van haar, die bij de WA hoorde. Like werd door een meisje weer binnen geroepen. De juffrouw had met de kinderen gepraat, dat het gevaarlijk werd om zulke dingen te zeggen, dat Like het thuis zou vertellen en dat er dan wel ergere dingen konden gebeuren. Maar tegen Like zei ze allen maar, dat de meisjes niet meer zouden plagen. Op weg naar huis nam ze nog steeds de omweg naar huis en een meisje uit haar klas liep met haar mee en vroeg haar of ze het fijn vond op de jeugdstorm, en Like vertelde haar, dat ze er leuke volksdansjes leerden en spelletjes deden en dat ze nooit ruzie hadden met elkaar. Ze scholden elkaar ook nooit uit en op andere scholen mochten ze de NSB. kinderen ook niet zo pesten, als hier. Dan is het net zoiets, als de padvinderij, zei het meisje, maar daar mochten ze van de Duitsers niet meer naar toe. Bij Like op de Meeuwkes waren ook kinderen op padvinderij geweest. “Ik vind jou best aardig,” zei het meisje “als je maar niet op de jeugdstorm zat.” “Mijn broer Job is eraf gegaan,” vertelde Like. ”Hij werkt nu op een Kantoor.” Wat Like niet wist, was dat het kantoor bij de illegaliteit was betrokken en dat Job als afleiding gebruikt werd, omdat zijn familie bij de NSB. was. Job had beloofd, dat hij nooit thuis wat zou laten meloen, maar dat hij dus ongestraft, naar de radio kon luisteren, dus ook naar radio Oranje. Zo kon hij hen ook voor onraad waarschuwen, hij kreeg alles te horen van zijn oudste broer, die immers bij het leger zat. Niemand wist dat thuis. Zij waren de enigen in de straat, die nog een radio in de huiskamer had staan. Ze luisterden dan naar ‘De klok heit negen, negen heit de klok' en naar Snip en Snap en naar de ‘bonte dinsdagavondtrein’ van de AVRO, waar Like altijd met het meisjeskoor voor zong. Job luisterde naar Radio Oranje, waar de Koningin voor sprak, helemaal uit Londen, waar ze heen gevlucht was. Moe waarschuwde Job wel, maar ze vond het wel leuk om de koningin te horen. Jammer, dat ze het nieuws niet door kon vertellen aan de buren, die voor zover zij wist, niet meer naar een radio konden luisteren. Zo hoorden ze ook, dat er in Canada, een Nederlands prinsesje geboren was, waar de kroonprinses, die later koningin zou worden, nu woonde met de andere twee prinsesjes en dat Prins Bernard soms in Canada was en soms bij de koningin in Londen. Het prinsesje heette Margriet. Buiten liepen mensen met een Margriet in een knoopsgat als protest tegen de Davidsster, die de Joden moesten dragen, als die nog de straat op durfden. Ineke had haar verteld, dat de Joden opgepakt werden en in een Concentratiekamp werden gestopt en gedood. Like vertelde het hevig verontwaardigd aan Moe dat lneke het zelf gehoord had van haar broer Jan, die niet wilde, dat Ineke nog met Like speelde. Dat kon Moe maar niet geloven. Dat word alleen maar gezegd om de NSB. zwart te maken, vond ze. Op school werd er een briefje doorgegeven, dat er een prinsesje geboren was, en dat werd expres bij Like op tafel gegooid, om te zien, wat ze ermee zou doen. Like gaf het gewoon door aan een jongen voor haar, die Like erin had willen laten lopen en extra liet zien, dat Like dat briefje had doorgegeven, zonder het eerst te lezen. Natuurlijk zag de meester het gebeuren en pakte het briefje af. “Wat staat erin?” vroeg hij Like. "Dat wist ik allang, dat er een prinses je geboren is,” antwoordde Like. Meester vroeg: "Heb jij dat briefje dan geschreven?” “Nee,” knikte Like, " het werd op mijn bank gegooid.” Dus kreeg ze deze keer eens geen straf. Thuis moest Like wel eens een boodschap doen voor Moe, als ze een bon voor eieren had. Ze ging dan in een andere straat, want toen ze eerst argeloos die boodschap deed in hun eigen straat, werd haar gezegd, dat er aan NSB’er niet werd verkocht. Zo stond Like eens in de rij bij een groentewinkel, waar wel aardappels werden verkocht. Een meneer stond in de rij te wiebelen, Like keek ernaar, omdat het wel leek, dat hij om zou vallen, wat dan ook gebeurde. Like schrok, toen hij voor haar voeten viel en deed van schrik een sprongetje achteruit. “Kijk toch uit, NSB kind,” sprak een mevrouw waar ze tegen aan botste, werd de rij uitgestuurd door mensen die haar begonnen weg te duwen. “Door jouw soort komt het, dat die man dood gaat,” riepen ze. Like kwam zonder aardappelen thuis. Ze was helemaal van streek. “Niet huilen” zei Moe, “niet laten merken dat je bang bent.” Voor Klaas moest Like om eieren uit. Klaas had difterie en lag beneden in de voorkamer om de anderen niet te besmetten. Like kreeg weer geen eieren mee. "Jij laat je ook altijd ineen hoek duwen,” zei Moe, voortaan doe ik de boodschappen zelf wel.” Like was blij, dat ze er vanaf was, ze kon het ook niet helpen. Ze was altijd zo bang, als de mensen begonnen te schelden, en Ineke durfde dan niet mee. Maar Moe merkte nu zelf wel, dat het niet meeviel, om in de winkels het eten te krijgen. Meestal was het net op, als zij de winkel binnenkwam, of er werd binnensmonds een lelijk woord tegen haar gezegd. Soms zeiden de mensen openlijk tegen haar, dat ze na de oorlog nog wel anders zou piepen, dan kwam zij in de gevangenis. “Dan moet toch eerst de oorlog over zijn, en ik doe geen mens kwaad, ik wil gewoon ook eten hebben voor mijn gezin, net als jullie,” zei ze dan. Maar Moe merkte wel, dat de stemming steeds grimmiger werd, en dat er een invasie op komst was. .Ze hoorde berichten over een bijltjesdag. Ze vond het tijd worden om maatregelen te nemen. Pa had wel werk, waar hij niet mee op kon houden, hij werkte als electro-insta11ateur op het vliegveld bij hen in de buurt, verdiende goed. Hij zag geen moeilijkheden, hij deed toch neutraal werk. Toen Like van de lagere school afkwam, zei een ouder meisje uit de straat: “Nu is je meisjestijd voorbij, het spelen op straat is nu afgelopen.” Ja, dat had Like wel gemerkt. De poppenwieg was al verhuisd naar zolder, daar had ze geen belangstelling meer voor. Wel verdiepte ze zich, meer in het feit, van geboorte en seks, hoewel ze dat laatste woord niet kende, het werd aangeduid met woorden, als dan doe je ‘HET’ met elkaar, dat was dus een jongen met een meisje. Like dacht bij zichzelf, ik word wel iets bij kinderen, dan hoef ik dat enge allemaal niet. Ze was de schrik nog steeds niet te boven van die aanranding, al wist ze dat ook niet bewust zo te noemen. De kinderen in de straat deden zo flauw, vond Like. Er waren andere meisjes, die haar na het avondeten kwamen halen, om met jongens van hun leeftijd gekheid uit te halen. Ze was nu immers dertien jaar en dan speelde je niet meer met lagere schoolkinderen, dat was een soort straatregel, en Like wilde niet laten blijken, dat ze die spelletjes met de jongens maar stom vond .Ze wilde er ook bij horen, nu die kinderen opeens belangstelling voor haar toonden. De jongens liepen expres tegen de meisjes aan, wat een gegil veroorzaakte, want sommigen begonnen al borstjes te krijgen, en dat deed pijn, als de jongens daar tegenaan botsten. En toen er een van de buren een baby kreeg, werd Like uitvoerig voorgelicht hoe zo’n geboorte in zijn werk ging, en de complicaties ervan. “Nee hoor,” Like griezelde ervan, thuis hoefden ze niet te weten, wat er op straat besproken werd Aan voorlichting werd niet gedaan. Zoiets leerde je alleen op straat. Als het erg warm weer was, mocht ze van Pa wel eens een ijsje kopen. Er was een ijswinkel in hun straat en nog meer winkels, een kruidenier, een groenteboer, een slager, maar daar kwam Like niet meer. Maar de ijscowinkel verkocht aan iedereen. Hoewel, bij de bakker haalde Like wel eens schuimtaartjes voor de zondag, die waren toch lekker! Pa was blij, dat hij nu eens lekkere dingen kon trakteren aan het eind van de week. Gea was al een tijdje in dienst bij een mevrouw, voor halve dagen, ‘s middags ging ze naar een handelsschool, daar leerde ze Engels en Duits en Frans. Toen Like na de vakantie naar de huishoudschool ging, vond ze het daar erg fijn. Ze werd niet meer gepest! En ze mochten zulke leuke dingen leren. Ze mochten iets van hout mee nemen, dat geverfd kon worden, een houten klerenhanger of zoiets. Toen Ton dat hoorde, kreeg ze van hem twee miniatuurklompjes, of ze die voor hem wilde schilderen. Dat vond ze erg leuk. Like verfde ze lichtblauw. Ze leerde er gebruiksvoorwerpen van te maken. In het ene klompje kwam een kussentje, dat vastgelijmd werd en in het andere een klosje garen. Op het kussentje werden een paar spelden geprikt en naalden. Like was erg trots op haar werk. Van lege aspirine buisjes leerde ze een bloemenhangertje maken. Van raffia werd er een hangertje omheen gehaakt met een lusje, zodat het aan de muur kon hangen. Er kon een bloempje met een kort steeltje in elk buisje met water gevuld in en van oude grijze kousen van Moe, maakte ze ‘Uilen op een stokje’, dat vond zelfs Moe knap gedaan, hoewel die liever had, dat ze behoorlijk leerde naaien, of breien. Maar dat geknutsel met borduurgaren en een haaknaald, dat gaf haar de kriebels, Like trouwens ook. Ze heeft er een hele lange tijd over gedaan, tot aan de herfst en toen had ze het kleinste kleedje gehaakt wat maar mogelijk was. De juffrouwwilde dat ze ook nog wel wat anders op handwerkles leerde maken, maar dan moest ze niet zo teuten. En toen was de herfst ook weer bijna voorbij. Op straat werd gefluisterd, dat de oorlog bijna ten einde liep. Duitsland zou de oorlog verliezen. En dan zouden alle NSBers opgepakt worden. Er kwamen familie besprekingen. Tante Mijntje en tante Lydia kwamen met Moe praten. Klaas was weer in het leger, hij stuurde een foto van hem in uniform en naast hem een meisje uit Brussel. Daar zou hij wel veilig zijn, schreef hij. Gea had haar dienstje opgezegd, ze ging bij het Rode Kruis werken achter het oorlogsfront. Dat Rode Kruis was neutraal, zei ze. Ton ging bij de trans portdienst werken, om verband te brengen en alles wat nodig was bij de ziekenhuis legers aan medicijnen .Zo had hij toch ook het idee, om iets voor de gewonde soldaten te doen. Alleen Job bleef thuis. Op een dag moest Like op school vertellen, dat ze die week voor het laatst op school was. Dat vond ze jammer, ze vond het er juist zo fijn!