Terug naar zoekresultaten

2.06.107 Inventaris van het archief van het Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen, 1945-1995

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.107
Inventaris van het archief van het Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen, 1945-1995

Auteur

Centrale Archief Selectiedienst / Doc Direct

Versie

24-10-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2006, 2022 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen
EZ / BEB

Periodisering

archiefvorming: 1945-2003
oudste stuk - jongste stuk: 1933-2006

Archiefbloknummer

E20236

Omvang

10083 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Daarnaast zijn er stukken in heten het.
Nederlands
Frans
Engels

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen.

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat voornamelijk stukken betreffende economische aangelegenheden, zoals industrie en handelspolitiek, stukken betreffende buitenlandse aangelegenheden en internationale verhoudingen, zoals de Verenigde Naties, de Economische Commissie voor Europa (ECE), de Economische en Sociale Raad (ECS), het Internationaal Monetair fonds (IMF), de Raad van Europa, de Benelux, de EEG, het Schumannplan, het Europese Defensiegemeenschap (EDG), de NAVO, de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) en de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT). Daarnaast vinden we nog stukken betreffende verkeer en vervoer, de organisatie en inrichting van het Departement, sociale zorg en landsverdediging.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1 (Politieke) achtergrond
Voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie zijn internationale economische ontwikkelingen altijd van groot belang geweest. Een klein land met weinig grondstoffen heeft, wil het zijn rol meespelen in de wereldeconomie, vrijwel geen andere keus dan oriëntering op de wereldmarkt. Een voordeel daarbij is de gunstige geografische ligging. Vrije toegankelijkheid van de binnen- en buitenlandse markt is daarom van groot belang; met andere woorden, protectionisme is zeer ongewenst. Deze twee constanten - verbondenheid met de wereldeconomie en streven naar vrijhandel - zijn in de geschiedenis van de Nederlandse staatshuishouding, zij het met de nodige variaties, het meest opvallend. ( De Vries, blz. 115 ) Vanaf 1945 heeft deze tendens zich in versterkte mate voortgezet. Omdat het land echter economisch vrijwel uitgeput was, kon toch een sterke invloed van de overheid op het economisch (en sociaal) beleid, die tot dan vrij bescheiden was, niet uitblijven, vooral in de eerste na-oorlogse jaren. ( De Vries, blz. 105 ) De doelstellingen die daarbij werden gesteld, namelijk volledige werkgelegenheid, prijsstabiliteit, evenwicht op de betalingsbalans en een rechtvaardige inkomensverdeling, noopten eveneens daartoe. ( De Vries, blz. 110 ) De passieve en defensieve vooroorlogse handelspolitiek veranderde langzamerhand, met behulp van de nodige wettelijke middelen, in een actieve. ( Tien jaar, blz. 188-190 ) Zoals reeds genoemd, was bij dit alles van groot belang een groeiende verbondenheid met de wereldeconomie. Door middel van uitgebreide en strikte regelgeving en vergunningstelsels met betrekking tot in- en uitvoer of andere verrichtingen die buitenlandse valuta kostten, waren het buitenlandse handelsverkeer en de overige economische betrekkingen in handen van de overheid. Dit instrumentarium verschafte haar de mogelijkheid het herstellen van de buitenlandse economische betrekkingen ter hand te nemen. Begonnen werd met een handelsakkoord met de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) op 1 oktober 1945. ( Tien jaar, blz. 191 ) Met meer of minder moeite kwamen andere belangrijke betrekkingen, zoals met West-Duitsland, het toenmalig Nederlands-Indië en het Verenigd Koninkrijk ( Tien jaar, blz. 195-200 ) tot stand. Vele andere bilaterale handels- en betalingsakkoorden volgden. ( Tien jaar, blz. 191 ) Van zeer grote betekenis voor het economisch herstel was de Amerikaanse hulpverlening, het Marshallplan. Dit plan versterkte de Europese samenwerking, omdat verdeling van de hulpbedragen in onderling overleg diende te geschieden. ( Tien jaar, blz. 206-207 ) Dat leidde onder andere tot de oprichting van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES), een samenwerkingsverband tussen zestien Europese landen. ( Tien jaar, blz. 207 ) Het gevolg was meer liberalisatie van een groot deel van het intra-Europese handelsverkeer. Ter bevordering daarvan dienden de onderlinge betalingsmogelijkheden verruimd te worden. De OEES richtte daartoe in 1950 de Europese Betalingsunie (EBU) op. Deze hield in een automatische wederzijdse kredietverlening binnen vastgestelde limieten. ( De Vries, blz. 188 ) Uit de OEES ontstond in 1960 de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Binnen Europa zagen verschillende andere belangrijke economische samenwerkings-organisaties het levenslicht:
  • in 1946 werd een eerste naoorlogs officieel begin gemaakt met de Belgisch-Nederlands-Luxemburgse samenwerking op economisch gebied (Benelux); de voorbereidingen waren reeds tijdens de Tweede Wereldoorlog begonnen;
  • op 19 maart 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht, een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal, omvattende West-Duitsland, Frankrijk, Italië en de Benelux. De EGKS is het resultaat van het (Franse) Schumannplan: een voorstel om de kolen- en staalproductie van Duitsland en Frankrijk onder één gemeenschappelijke autoriteit te plaatsen, met de mogelijkheid voor andere Europese landen aan het plan deel te nemen; ( Historische Archieven, blz. 89, 100 )
  • de Europese Economische Gemeenschap (EEG), gericht op economische integratie, werd ingesteld op 25 maart 1957;
  • daarnaast ontstonden organisaties die meer omvatten dan (een deel van) Europa, maar wel van direct belang waren voor de economische ontwikkeling daarvan, onder andere het Internationaal Monetair Fonds (een met de Verenigde Naties verbonden instelling), de Wereldbank en het General Agreement on Tariffs and Trade (GATT). ( De Vries, blz. 187-188 )
De nauwere samenwerking tussen de Europese landen en de 'uitputting', als gevolg van het vorderend herstel, van de voordelen van bilaterale betrekkingen, vereisten wijziging van bi- in multilaterale contacten en overeenkomsten. Tevens was dat nodig omdat, mede door de mogelijkheden die bilaterale overeenkomsten daartoe boden, protectionistische verschijnselen (weer) de kop opstaken, vooral voor Nederland een zeer ongewenste omstandigheid. ( Tien jaar, blz. 211-212 ) Echter, juist door verruiming van handels- en betalingsmogelijkheden kwamen ook de tegenstellingen, binnen Europa en daarbuiten, aan het licht, hetgeen eveneens voornoemde verschijnselen in de hand werkte. ( Tien jaar, blz. 212 ) In dit kader namen de Oostbloklanden een aparte plaats in. Zij weigerden Marshallhulp en gingen een eigen weg. ( Tien jaar, blz. 225 ) De handelsbetrekkingen met deze landen, meestal in de vorm van bilaterale overeenkomsten, zijn altijd beperkt gebleven. ( Tien jaar, blz. 214 ) Daarbij speelde een rol dat strategisch belangrijke goederen niet in het Oostblok (en in China), het zogenaamde Sino-Sovjetblok, mochten geraken. Een aantal categorieën van goederen werd daarom, al of niet onder voorwaarden, uitgesloten van de handel met dit blok, ook wel oost-westhandel genoemd. De landen, aangesloten bij de in 1949 opgerichte NAVO en Japan coördineerden hun embargopolitiek door middel van de Coördinatiecommissie (COCOM). ( Inventarisnummers 263, 267 ) Op 27 mei 1952 werd door Frankrijk, Italië, West-Duitsland, Nederland, België en Luxemburg het EDG-verdrag ter oprichting van een Europese Defensiegemeenschap ondertekend. Dit verdrag beoogde de instelling van een supra-nationaal Europees leger waarin West-Duitsland kon deelnemen, zodanig dat de militaire risico's daarvan werden uitgeschakeld. Het verdrag werd echter niet door Frankrijk geratificeerd en in 1954 verwierp de Franse Assemblée het plan. Daarna werd West-Duitsland opgenomen in de NAVO. ( Winkler Prins, deel 7, blz. 311 )
2 Organisatie
Ter coördinatie van de expanderende buitenlandse handelspolitiek werd in 1945 een Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen (BEB) ingesteld op het Ministerie van Handel en Nijverheid, per 18 juli 1946 Ministerie van Economische Zaken geheten. ( Staatsblad 1946, KB nr. G 186 ) Directe aanleiding was een nota van de minister, ir. H. Vos, aan de Raad voor Economische Aangelegenheden uit de Ministerraad. Daarin werd onder andere gesteld dat het noodzakelijk was het economisch beleid zo strak mogelijk te coördineren. ( Inventarisnummer 5 ) Het directoraat-generaal is te beschouwen als opvolger van de Afdeling Handelsakkoorden, op haar beurt in 1936 voortgekomen uit de Afdeling Buitenland van de Directie van Handel en Nijverheid van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. ( Blom, blz. 2 )
Was de omvang van het directoraat-generaal aanvankelijk beperkt, reeds in 1947 volgde onderverdeling in een relatief groot aantal afdelingen, overwegend zogenaamde landenafdelingen. Deze waren noodzakelijk vanwege de voornamelijk bilaterale handelspolitiek van de eerste na-oorlogse jaren. Met de overgang naar een multilaterale handelspolitiek wijzigde eveneens de organisatie van het directoraat-generaal. De landenafdelingen verdwenen, in hun plaats kwamen in 1949 onder andere een Directie Bilaterale Zaken en een Directie Multilaterale Zaken (c.q. Samenwerking). Daarnaast ontstonden de Directie Integratie, Directie Economische Samenwerking met Ontwikkelingslanden en Directie Overzeese Rijksdelen/Algemene Zaken. Deze directies c.q. directoraten waren onderverdeeld in (hoofd)afdelingen en bureaus. Met de nodige naamswijzigingen heeft deze organisatiestructuur tot 1969 bestaan.
Gedetailleerde organisatieoverzichten en -schema's
Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image Embedded Image
De originele papieren toegang bevatte op dit punt vier organisatieschema's die wegens onleesbaarheid van de originele versies niet gereproduceerd konden worden. De titels luidden als volgt:
1. Directie Bilaterale Zaken, 1965-1969
2. Directie Multilaterale Zaken en Koninksrijksaangelegenheden, 1965-1969
3. Directie Economische Samenwerking met Ontwikkelingslanden, 1965-1969
4. Overzeese Rijksdelen / Algemene Zaken, ca. (1952) 1957-1969
3 Taakuitvoering
De volledige taakomschrijving van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen luidde aldus: 'Coördineren van de belangen, onder verschillende departementen ressorterende, op het gebied van de handelspolitiek. In verband met het feit dat het hierbij als interdepartementaal orgaan optreedt, wordt het directoraat-generaal bijgestaan door een 'Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek', waarin alle terzake belanghebbende ministeries zijn vertegenwoordigd, met inbegrip van dat van Handel en Nijverheid. De directeur-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen treedt op als voorzitter van de Interdepartementale Raad. ( Staatsalmanak 1946, blz. 472 ) De 'terzake belanghebbende ministeries', naast dat van Handel en Nijverheid, waren die van Financiën, van Sociale Zaken en van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. ( Inventarisnummer 5 )
In de loop van de jaren werd de taakstelling regelmatig gewijzigd. De aanvullingen, (nog) geldend voor de periode 1966 - 1969, waren:
  • 1948 - Behandeling van vraagstukken en het deelnemen aan internationale besprekingen betreffende internationale handelspolitiek en handelsverdragen; ( Staatsalmanak1949, blz. 632 )
  • 1951 - Coördinatie van buitenlandse economische betrekkingen en het toezicht op in-, uit- en doorvoer; ( Staatsalmanak 1952, blz. 669 )
  • 1954 - Behandeling economische integratievraagstukken, en uitvoeringskwesties betreffende bestaande supra-nationale organisaties; ( Staatsalamanak 1955, blz. 706 )
  • 1964 - Behandeling van vraagstukken betreffende de economische samenwerking met ontwikkelingslanden; ( Staatsalmanak 1965, blz. 303 )
  • 1969 - Behandeling van de economische betrekkingen met Suriname en de Nederlandse Antillen. ( Staatsalmanak 1970, blz. 357 )
Bij de taakuitvoering was van direct belang de lijn met de Centrale Dienst voor de In- en Uitvoer. Deze voerde instructies uit van BEB ten aanzien van het handelspolitiek beleid.
In de bijlagen bij de inleiding is een meer uitgebreid takenoverzicht opgenomen.
Geschiedenis van het buitenlands economisch beleid op hoofdlijnen
( De volgende tekst is afkomstig uit toegangnummer 2.06.107.04 "Inventaris van het archief van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het ministerie van Economische Zaken, (1949) 1976-1983 (1986)", de inventaris op het vierde deelarchief, dat in 2009 afzonderlijk is overgedragen. De inhoud overlapt tot op zekere hoogte de voorgaande hoofdstukken. )
Het economisch beleid ten aanzien van het buitenland werd aangestuurd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken kende tot 1945 een afdeling consulaire en handelszaken, die volgens de Staatsalmanak van 1946 zaken behandelde behandelen ‘op handels-, landbouw-, algemeen economisch of financieel gebied, welke de betrekkingen van het Koninkrijk met vreemde landen betreffen.’ Voorts behoorden tot de formele taken: tentoonstellingen op economisch gebied en jaarbeurzen in het buitenland, internationale zaken van industrieel eigendom, internationale petroleumzaken en internationale opiumzaken. Deze zaken vallen thans (mede) onder beleidsterreinen die door het ministerie van Economische Zaken worden aangestuurd en komen gedeeltelijk ook in dit rapport ter sprake. In ieder geval was het reeds bij de oprichting van het ministerie van Economische Zaken de bedoeling dat dit zich ook met buitenlandse betrekkingen zou bemoeien.
Rond deze taak en de uitleg die verschillende ministeries er aan gaven, speelde zich een jarenlange competentiestrijd af. Ook de variant dat de buitenlandse economische betrekkingen onder het ministerie van Buitenlandse Zaken zou komen te ressorteren kwam daarbij ter sprake. Het Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (DG BEB) werd bijgestaan door de Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek (IRHP), waarvan ook het ministerie van Buitenlandse Zaken lid was. Het DG BEB stond onder instructie van de Raad voor Economische Aangelegenheden (REA) uit de Ministerraad. ‘De meeste problemen ontstonden rond de organisatie en contacten met de posten in het buitenland. Daarbij werd er door het DG BEB naar gestreefd om in de economische afdelingen van ambassades en gezantschappen een soort eigen tegenhanger te creëren.’ De andere departementen ‘waren meer geporteerd voor een coördinatie op de posten door Buitenlandse Zaken (...) Zolang het DG BEB nog geen vast statuut had, poogden zij hun contacten dan ook veelal over de Directie Economische Zaken van BZ te laten lopen, dat zo in sommige opzichten een doublure van het DG BEB dreigde te worden.’Het Statuut of Mandaat van het DG BEB werd in 1946 vastgesteld. De vertegenwoordigingen in het buitenland werden hiervan in november 1946 in kennis gesteld. Het statuut regelde:
  • de coördinerende functie van het DG BEB inzake de handelspolitiek in interdepartementaal verband onder verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken;
  • de noodzakelijkheid van contacten tussen het DG BEB en Buitenlandse Zaken i.v.m. de eenheid van het buitenlands beleid;
  • dat het DG BEB werd belast met de voorbereiding, uitvoering en interdepartementale coördinatie van de richtlijnen van de REA;
  • dat de Directeur-Generaal BEB werd bijgestaan door de IRHP, waarvan deze voorzitter was;
  • dat de overige departementen de coördinerende functie van het DG BEB accepteerden en dat bij geschillen de REA zou beslissen;
  • de Directeur-Generaal BEB zich tot de REA kon wenden voor goedkeuring van de IRHP-conclusies;
  • handelsbesprekingen in beginsel door het DG BEB worden gevoerd;
  • de samenstelling van en instructies voor onderhandelingsdelegaties werden door de REA opgesteld;
  • dat handelsaangelegenheden zonder politieke component rechtstreeks tussen BEB en posten konden worden afgedaan;
  • dat BEB en het ministerie van Buitenlandse Zaken elkaar op de hoogte stellen van de met buitenlandse vertegenwoordigers van vreemde mogendheden in Den Haag gevoerde besprekingen;
  • dat indien een Chef de Poste bezwaar had tegen verkregen instructies van het DG BEB hij het ministerie van Buitenlandse Zaken hiervan op de hoogte kon stellen en dat verder overleg in Den Haag plaats zou vinden;
  • wetsontwerpen en kamerstukken met betrekking tot handelsverdragen en overeenkomsten door het ministerie van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken zouden worden ondertekend;
  • Economische Zaken zorg zou dragen voor de contacten met en verantwoording aan de Staten-Generaal met betrekking tot de buitenlandse economische betrekkingen.
Voor de rechtstreekse buitenlandse economische betrekkingen van het bedrijfsleven zorgde een tijd lang het Centraal Orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland. Dat is een stichting, opgericht op 6 november 1946 door hoofdgroepen van de Woltersomse organisaties, die optrad als vertegenwoordiging van het bedrijfsleven bij regeringsonderhandelingen over betrekkingen met het buitenland. De Woltersonse organisatie had tot aan de oprichting van de SER voor een gedeelte verordenende bevoegdheden voor de bedrijfstakken. Veel bedrijfsgroepen zijn later nog particuliere brancheorganisaties geworden. Het Centraal Orgaan zond delegaties mee op vanuit de landbouw en vanuit industrie en handel. Het is met name betrokken geweest bij Benelux-onderhandelingen, maar niet in de reguliere delegaties bij de Europese gemeenschappen. Op 1 augustus 1990 werd dit in tussen particulier geworden orgaan opgeheven.
In 1945 karakteriseerde het buitenlandse economische beleid zich in een streven van de Nederlandse regering om volledige greep te krijgen op de handel met het buitenland. Door de afkondiging van een in- en uitvoerverbod zonder toestemming vulde de regering een reeks maatregelen aan die reeds vóór en tijdens de bezetting waren genomen met betrekking tot de productie en distributie van goederen. Er moesten goederen worden geïmporteerd om de nood in Nederland te lenigen. Om tot goede afspraken met het buitenland te komen werd gestreefd naar een netwerk van bilaterale handels- en betalingsafspraken waarbinnen in- en export werd geregeld. Wij zullen zien dat deze hulp mede leidde tot Europese samenwerkingsverbanden die naar alternatieve uitwegen zocht voor dit op protectie gebaseerde stelsel.
Het EEG-verdrag van 1957 legde de grondslag voor een streven naar vrije markteconomie binnen de Europese Gemeenschap en naar een gemeenschappelijke markt die in internationale organen zoveel mogelijk communautair werd vertegenwoordigd. Tegenwoordig stelt het ministerie zich – aldus een formulering van de missie van het Directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen – tot taak ‘het stimuleren [van] een goed draaiende Nederlandse economie met een krachtige en dynamische marktsector, die naar internationale maatstaven concurrerend is.’
Benelux
Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Economische Unie
BLEU
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie
CCEIA
Coördinatiecommissie voor de Europese Integratie- en Associatieproblemen
CDIU
Centrale Dienst voor In- en Uitvoer
COCOM
Coördinatiecommissie
COVAL
Commissie voor Aangehouden Ladingen
EBU
Europese Betalingsunie
ECE
Economische Commissie voor Europa
ECO
European Coal Organization
EDG
Europese Defensiegemeenschap
EECE
Emergency Economic Committee for Europe
EEG
Europese Economische Gemeenschap
EGKS
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
EPG
Europese Politieke Gemeenschap
Euratom
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
EVA
Europese Vrijhandelsassociatie
GATT
General Agreement on Tariffs and Trade
NAVO
Noordatlantische Verdragsorganisatie
NSHC
Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie
OEES
Organisatie voor Europese Economische Samenwerking
OESO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
REU
(Benelux-)Raad van de Economische Unie
UNCTAD
United Nations Conference on Trade and Development
VN
Verenigde Naties
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief bestaat deels uit zogenaamd werkarchief, gevormd door de behandelende ambtenaren. Het andere deel is 'PAZ-archief' (of secretariearchief), gevormd door de Afdeling Post- en Archiefzaken.
De structuur van het archief is niet eenduidig. De ordening van het werkarchief was voornamelijk naar onderwerp, hetgeen echter niet altijd correct en consequent geschied is; de ordening liet daardoor nogal eens te wensen over. Het werkarchief is het resultaat van een jarenlange versnippering en versplintering van het ministerie van Economische Zaken over verschillende gebouwen. Hierdoor hield vrijwel elke afdeling een eigen archief bij.
Het PAZ-archief was zoveel mogelijk zaaksgewijs geordend, waarbij een archiefcode werd gebruikt (zie onder verantwoording van de bewerking).
Beide archieven bestaan naast elkaar en zijn even belangrijk om de geschiedenis, taken en organisatie van het directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen zo volledig mogelijk in beeld te brengen.
Het merendeel van de beleidsstukken van BEB is te vinden in het zogeheten Centraal Archief van het ministerie; de desbetreffende stukken zijn derhalve niet in deze inventaris verwerkt.
Aanvulling 2009
De structuur van het deelarchief IV (1949) 1976 – 1983 (1986) is niet eenduidig. Dit is het gevolg van het feit dat het archief bestaat uit twee onderdelen. Enerzijds is er een werkarchief en anderzijds een algemeen secretariearchief. Het werkarchief is het resultaat van een jarenlange versnippering en versplintering van het ministerie van Economische Zaken over verschillende gebouwen. Hierdoor hield vrijwel elke afdeling een eigen archief bij. Beide archieven bestaan naast elkaar en zijn even belangrijk om de geschiedenis, taken en organisatie van het directoraat – generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen zo volledig mogelijk in beeld te brengen. Aan het werkarchief is geen (eenduidige) ordening toegekend, maar het is veelal geordend op basis van onderwerp.
Het algemeen secretariearchief is geordend op basis van het archiefplan voor het ministerie van Economische Zaken. Dit archiefplan bestaat uit onderwerpen waar het ministerie van Economische Zaken bemoeiing mee kan krijgen. De onderwerpen zijn systematisch bijeengebracht. Per onderwerp is een code toegekend met een nadere onderverdeling in decimale notaties.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De inventaris bestaat voor een groot deel uit dossiers die betrekking hebben op het sluiten van verdragen en overeenkomsten met het buitenland. Voorbeelden hiervan zijn de dossiers welke betrekking hebben op het sluiten van investeringsovereenkomsten (IBO’s) tussen twee landen. Hierbij worden bindende afspraken gemaakt over de behandelingen van investeringen van investeerders van het ene land op het grondgebied van het andere land. Verder zijn in het te bewaren archief verschillende dossiers aangetroffen die betrekking hebben op het vaststellen danwel wijzigen van in- en uitvoerbesluiten. Daarnaast bestaat een groot deel van het archief uit stukken die de neerslag vormen van voorbereidingen en deelname aan overleggen en vergaderingen op nationaal en internationaal niveau. Als laatste bevat de inventaris een aanzienlijk deel met stukken welke betrekking hebben op de in- en uitvoer van (strategische) goederen en de wet- en regelgeving daaromtrent.
Selectie en vernietiging
Archief 1945-1965 (-1975)
Bij de selectie werd gebruik gemaakt van de 'Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken, behorende tot het archief van het Ministerie van Economische Zaken, nr. 465/878 M & H 14 juni 1965; nr. 117173 OKN 7 sept. 1965', zoals later gewijzigd. In gevallen waarin deze niet voorzag, werden categorieën van incidenteel te vernietigen archiefbescheiden gevormd. De incidentele machtiging tot vernietiging van deze bescheiden werd verleend bij brief van het Ministerie van Economische Zaken van 3 mei 1989 nr. AS/89030134. De te vernietigen stukken werden afgevoerd naar Lignac & Levison BV te Apeldoorn.
De omvang van het archief bedroeg 337 meter. Afgescheiden werd 138 meter en vernietigd 156 meter (= 78%), zodat 43 meter te bewaren archief resteerde.
Archief (1945) 1966-1969 (1975)
Bij de selectie werd de 'Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken, behorende tot het archief van het Ministerie van Economische Zaken', toegepast. In gevallen waarin deze niet voorzag, werden categorieën van incidenteel te vernietigen archiefbescheiden gevormd. De te vernietigen stukken werden afgevoerd naar Lignac & Levison BV te Apeldoorn.
De omvang van het archief bedroeg vóór bewerking 117 meter. Vernietigd werd 90,5 meter (= 77%), zodat 26,5 meter te bewaren archief resteerde.
Archief (1945) 1970-1975 (1976)
Voor de bewerking van het archief is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het beleidsterrein Overheidsinformatievoorziening vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S/031692 d.d. 11 juli 2003 (Stcrt. 20 oktober 2003, nr. 202/pag. 11).
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945-1999 vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/05/1199 d.d. 5 juli 2005 (Stcrt. 16 december 2005, nr. 245 / pag. 25), rekening houdend met de publicatie in de staatscourant op 14 juni 2007 (nr. 112 / pag.10)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken op het beleidsterrein In- en uitvoerregelingen vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/1939 d.d 15 augustus 2006 (Stcrt. 2 oktober 2006, nr. 191 / pag. 7)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein binnen het beleidsterrein Exportbevordering, internationaal ondernemen en de samenwerking over de periode van 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/1903 d.d. 11 augustus 2006 (Stcrt. 9 oktober, nr. 197/pag. 17)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren binnen het beleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/2008 d.d. 22 augustus 2006 (Stcrt. 10 oktober 2006, nr. 197/pag. 10).
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het persoondossier, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/1514 d.d. 16 augustus 2007 (Stcrt. 20 november 2007, nr. 225/pag. 15), rekeninghoudend met de geplaatste rectificatie geplaatst in de Staatscourant 2007, nr. 245.
Archief (1949) 1976 – 1983 (1986)
Voor de vernietiging van het archief is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein formatiebeleid, arbeidsmarkt beleid en personeelsontwikkeling en mobiliteit over de periode 1945-1996, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. R&B/OSA/2001/865 d.d. 30 juli 2001 (Stcrt. 17 oktober 2001, nr. 201 / pag. 10). Bij het gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het Basisselectiedocument voor de Minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2007, nr. 225 / p. 15 en gerectificeerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr.245 / p. 26
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het persoondossier, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/1514 d.d. 16 augustus 2007 (Stcrt. 20 november 2007, nr. 225/pag. 15), rekeninghoudend met de geplaatste rectificatie geplaatst in de Staatscourant van 18 december 2007, nr. 245 / p.26
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945–1999 vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/05/1199 d.d. 5 juli 2005 (Stcrt. 16 december 2005, nr. 245 / pag. 25), rekening houdend met de publicatie in de Staatscourant op 14 juni 2007 (nr. 112 / pag.10)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, als vakminister en als vakminister in Londen, binnen het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting (periode 1940–1993), vastgesteld bij beschikking van de minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, nr. 98.28.RWS/JW d.d. 8 januari 1998 (Stcrt. 1998, nr. 142), rekening houdend met de actualisatie nr. C/S&A/06/1946, d.d. 16 augustus 2006 (Stcrt. 11 september 2006, nr. 176 / pag. 13).
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein binnen het beleidsterrein Exportbevordering, internationaal ondernemen en de samenwerking over de periode van 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/1903 d.d. 11 augustus 2006 (Stcrt. 9 oktober, nr. 197/pag. 17)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken op het beleidsterrein In- en uitvoerregelingen vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/1939 d.d. 15 augustus 2006 (Stcrt. 2 oktober 2006, nr. 191 / pag. 7)
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren binnen het beleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/2008 d.d. 22 augustus 2006 (Stcrt. 10 oktober 2006, nr. 197/pag. 10).
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het beleidsterrein Overheidsinformatievoorziening vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S/031692 d.d. 11 juli 2003 (Stcrt. 20 oktober 2003, nr. 202/pag. 11).
De omvang van het archief bedroeg vóór bewerking 145m1. In totaal kwam 45m1 archief in aanmerking voor bewaring en overbrenging en 100m1 kwam voor vernietiging in aanmerking.
Archief (1945) 1984-1995
Voor de vernietiging van het archief is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  1. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken binnen het beleidsterrein Economische Mededinging en Industrieel Eigendom vanaf 1946, vastgesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/2939 d.d. & december 2007 (Stcrt. 8 januari 2008, nr. 5 / p. 28)
  2. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren binnen het deelbeleidsterrein formatiebeleid, arbeidsmarkt beleid en personeelsontwikkeling en mobiliteit over de periode 1945-1996, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. R&B/OSA/2001/865 d.d. 30 juli 2001 (Stcrt. 17 oktober 2001, nr. 201 / pag. 10). Bij het gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het Basisselectiedocument voor de Minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2007, nr. 225 / p. 15 en gerectificeerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr.245 / p. 28
  3. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het deelbeleidsterrein Arbeidsverhoudingen bij de overheid over de periode 1945 – 1995 (1997) van het deelbeleidsterrein Overheidspersoneel, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. R&B/OSA/2001/865 d.d 30 juli 2001 (Stcrt. 16 oktober 2001, nr. 200 / pag. 10). Bij het gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het Basisselectiedocument voor de Minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2007, nr. 225 / p. 15 en gerectificeerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr.245 / p. 28
  4. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het persoondossier, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/1514 d.d. 16 augustus 2007 (Stcrt. 20 november 2007, nr. 225/pag. 15), rekeninghoudend met de geplaatste rectificatie in de Staatscourant van 18 december 2007, nr. 245 / p. 26
  5. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en binnen het beleidsterrein Herverzekering van export- en importkredieten en investeringsgaranties vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/1474 d.d. 12 juni 2007 (Stcrt. 12 juli 2007, nr. 132 / pag. 9)
  6. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945–1999 vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/05/1199 d.d. 5 juli 2005 (Stcrt. 16 december 2005, nr. 245 / pag. 25), rekening houdend met de publicatie in de Staatscourant op 14 juni 2007 (nr. 112 / pag.10)
  7. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en binnen het beleidsterrein Industrie- en Technologiebeleid vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/2200 d.d. 12 september 2006 (Stcrt. 17 oktober 2006, nr. 202 / pag. 16)
  8. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren binnen het beleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/2008 d.d. 22 augustus 2006 (Stcrt. 10 oktober 2006, nr. 197/pag. 10).
  9. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren binnen het beleidsterrein Exportbevordering, internationaal ondernemen en de samenwerking over de periode van 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/1903 d.d. 11 augustus 2006 (Stcrt. 9 oktober, nr. 197/pag. 17)
  10. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken op het beleidsterrein In- en uitvoerregelingen vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/1939 d.d. 15 augustus 2006 (Stcrt. 2 oktober 2006, nr. 191 / pag. 7)
  11. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, als vakminister en als vakminister in Londen, binnen het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting (periode 1940–1993), vastgesteld bij beschikking van de minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, nr. 98.28.RWS/JW d.d. 8 januari 1998 (Stcrt. 1998, nr. 142), rekening houdend met de actualisatie nr. C/S&A/06/1946, d.d. 16 augustus 2006 (Stcrt. 11 september 2006, nr. 176 / pag. 13).
  12. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het beleidsterrein Overheidsinformatievoorziening vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S/031692 d.d. 11 juli 2003 (Stcrt. 20 oktober 2003, nr. 202/pag. 11).
  13. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken
    m.b.t. de SER 1970 – heden, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S/03/1128 d.d. 12 juni 2003 (Stcrt. 23 juli 2003, nr. 139 / pag. 17)
Archief 1996-2003
Voor de vernietiging van het archief is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:
  1. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken binnen het beleidsterrein Economische Mededinging en Industrieel Eigendom vanaf 1946, vastgesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/2939 d.d. & december 2007 (Stcrt. 8 januari 2008, nr. 5 / p. 28)
  2. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren binnen het deelbeleidsterrein formatiebeleid, arbeidsmarkt beleid en personeelsontwikkeling en mobiliteit over de periode 1945-1996, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. R&B/OSA/2001/865 d.d. 30 juli 2001 (Stcrt. 17 oktober 2001, nr. 201 / pag. 10). Bij het gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het Basisselectiedocument voor de Minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2007, nr. 225 / p. 15 en gerectificeerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr.245 / p. 28
  3. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het deelbeleidsterrein Arbeidsverhoudingen bij de overheid over de periode 1945 – 1995 (1997) van het deelbeleidsterrein Overheidspersoneel, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. R&B/OSA/2001/865 d.d 30 juli 2001 (Stcrt. 16 oktober 2001, nr. 200 / pag. 10). Bij het gebruik van deze lijst is rekening gehouden met de publicatie van het Basisselectiedocument voor de Minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2007, nr. 225 / p. 15 en gerectificeerd in de Staatscourant van 18 december 2007, nr.245 / p. 28
  4. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het persoondossier, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/1514 d.d. 16 augustus 2007 (Stcrt. 20 november 2007, nr. 225/pag. 15), rekeninghoudend met de geplaatste rectificatie in de Staatscourant van 18 december 2007, nr. 245 / p. 26
  5. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en binnen het beleidsterrein Herverzekering van export- en importkredieten en investeringsgaranties vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/07/1474 d.d. 12 juni 2007 (Stcrt. 12 juli 2007, nr. 132 / pag. 9)
  6. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945–1999 vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/05/1199 d.d. 5 juli 2005 (Stcrt. 16 december 2005, nr. 245 / pag. 25), rekening houdend met de publicatie in de Staatscourant op 14 juni 2007 (nr. 112 / pag.10)
  7. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en binnen het beleidsterrein Industrie- en Technologiebeleid vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/2200 d.d. 12 september 2006 (Stcrt. 17 oktober 2006, nr. 202 / pag. 16)
  8. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren binnen het beleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/2008 d.d. 22 augustus 2006 (Stcrt. 10 oktober 2006, nr. 197/pag. 10).
  9. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren binnen het beleidsterrein Exportbevordering, internationaal ondernemen en de samenwerking over de periode van 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/1903 d.d. 11 augustus 2006 (Stcrt. 9 oktober, nr. 197/pag. 17)
  10. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken op het beleidsterrein In- en uitvoerregelingen vanaf 1945, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S&A/06/1939 d.d. 15 augustus 2006 (Stcrt. 2 oktober 2006, nr. 191 / pag. 7)
  11. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, als vakminister en als vakminister in Londen, binnen het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting (periode 1940–1993), vastgesteld bij beschikking van de minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, nr. 98.28.RWS/JW d.d. 8 januari 1998 (Stcrt. 1998, nr. 142), rekening houdend met de actualisatie nr. C/S&A/06/1946, d.d. 16 augustus 2006 (Stcrt. 11 september 2006, nr. 176 / pag. 13).
  12. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken, binnen het beleidsterrein Overheidsinformatievoorziening vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Economische Zaken, nr. C/S/031692 d.d. 11 juli 2003 (Stcrt. 20 oktober 2003, nr. 202/pag. 11).
  13. Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Economische Zaken
    m.b.t. de SER 1970 – heden, vastgesteld bij beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken, nr. C/S/03/1128 d.d. 12 juni 2003 (Stcrt. 23 juli 2003, nr. 139 / pag. 17)
Verantwoording van de bewerking
Archief 1945-1965 (-1975)
Als toegang op het archief waren plaatsingslijsten aanwezig.
Alleen in die gevallen waarin het niet mogelijk was, is in de beschrijving geen handeling aangegeven.
Niet alle (deel)beschrijvingen zijn wederzijds exclusief. Dit is voornamelijk het gevolg van de niet optimale oorspronkelijke ordening. Het was praktisch niet goed mogelijk in alle gevallen de stukken zodanig te herordenen dat dit probleem zich niet zou voordoen.
Als uitgangspunt voor de herordening werd de archiefcode van het 'Archiefplan voor het Ministerie van Economische Zaken' genomen; waar nodig werden aanpassingen gemaakt.
Naar aanleiding van een eerste beoordeling van deze inventaris door het Nationaal Archief is deze ter aanpassing aangeboden aan de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten. Het gevolg van een en ander is geweest dat de oorspronkelijke inventarisnummers 20, 40 en 57 in eerste instantie zijn vervallen omdat ze zijn samengevoegd met andere beschrijvingen. Deze inventarisnummers zijn later weer hergebruikt bij splitsing van bestanddelen. Ook moest een aanvulling op dit bestand worden geïntegreerd. Deze beschrijvingen zijn doorgenummerd vanaf het laatste inventarisnummer en op de goede plaats in de inventaris opgenomen. Er is een concordantie van inventarisnummer naar paginanummer aangemaakt.
Archief (1945) 1966 - 1969 (1975)
Organisatie- en taakverschillen met het gelijknamig archief over de periode 1966 - 1969 zijn er vrijwel niet. Vandaar de welhaast identieke inleiding en de parallellie met de inventaris in enge zin.
Als toegangen op het archief waren plaatsingslijsten en fiches aanwezig.
Alleen in die gevallen waarin het niet mogelijk was, is in de beschrijving geen handeling aangegeven.
Niet alle (deel)beschrijvingen zijn wederzijds exclusief. Dit is voornamelijk het gevolg van de niet optimale oorspronkelijke ordening van met name het werkarchief. Het was praktisch niet goed mogelijk in alle gevallen de stukken zodanig te herordenen dat dit probleem zich niet meer zou voordoen. Als uitgangspunt voor de herordening werd de archiefcode van het 'Archiefplan voor het Ministerie van Economische Zaken' genomen; waar nodig werden aanpassingen gemaakt.
(Series van) bestanddelen waarvan de datering eindigt na 1969 en/of aanvang voor 1966, zijn in het archief gelaten.
In 2006 is op verzoek van het Nationaal Archief de lay-out van de inventaris aangepast. De bijlagen zijn achter de inleiding geplaatst. Er is een inventarisnummer vervallen (oud inventarisnummer 604). Het betreft een videoband die niet meer raadpleegbaar is.
De nummering in deze inventaris is opgehoogd met 1000, aangezien dit blok een vervolg is op de Inventaris van de archieven van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen 1945 - 1965, toegangsnummer 2.06.107.1.
Daarnaast is de materiële verzorging van het archiefbestand aangepast aan de laatste eisen van het Nationaal Archief.
Archief (1945) 1970-1975 (1976)
Het ministerie van Economische Zaken heeft de Centrale Archief Selectiedienst opdracht gegeven het werkarchief en het algemeen secretariearchief van directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen opdat dit archief kan worden overgebracht naar het Nationaal Archief. Dit archief beslaat de periode (1945) 1970 - 1975 (1976). De reden voor het aanmerken van 1975 als eindcesuur ligt in het feit dat dit archief is bewerkt in het kader van het Project Wegwerken Archiefachterstand (PWAA). Het PWAA heeft als doelstelling al het archief van vóór 1976 prioriteit in de bewerking te geven opdat deze archieven voor 1 januari 2009 overgebracht kunnen worden naar het Nationaal Archief.
De omvang van het archief bedroeg vóór bewerking 150 strekkende meter. Tijdens een voorselectie is gebleken dat 70 strekkende meter archief niet aanmerking kwam voor bewerking in het kader van het Project Wegwerken Archiefachterstanden aangezien dit archief een einddatum had die later was dan 1975. In totaal kwam 17,5 strekkende meter archief in aanmerking voor bewaring en overbrenging en 62,5 m1 kwam voor vernietiging in aanmerking.
Archief (1949) 1976 – 1983 (1986)
Het ministerie van Economische Zaken heeft de Centrale Archief Selectiedienst opdracht gegeven het werkarchief en het algemeen secretariearchief van directoraat–generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen opdat dit archief kan worden overgebracht naar het Nationaal Archief. Dit archief beslaat de periode (1949)1976 – 1983 (1986).
De materiële verzorging heeft plaats gevonden conform de vigerende regelgeving
Het werkarchief en het algemeen secretariearchief zijn samengevoegd in een klassieke inventaris. Deze inventaris is geordend op basis van het Archiefplan van het ministerie van Economische Zaken. Hier is voor gekozen omdat een deel van het archief reeds op deze code geordend was. Daarnaast zijn eerder opgestelde inventarissen van voorgaande archiefblokken ook op deze wijze geordend.
Het archief 2.06.107.04 is in 2012 samengevoegd met de voornoemde archieven met toegangsnummer 2.06.107.
Archief (1945) 1984 - 1995
Het ministerie van Economische Zaken heeft de Centrale Archief Selectiedienst opdracht gegeven het werkarchief en het algemeen secretariearchief van het directoraat–generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen opdat dit archief kan worden overgebracht naar het Nationaal Archief. Dit archief beslaat de periode (1945)1984 – 1995. Het werkarchief en het algemeen secretariearchief zijn samengevoegd in een klassieke inventaris.
Alle dossiers zijn op basis van selectielijsten geselecteerd en voor vernietiging dan wel bewaring aangemerkt. Elke selectielijst bestaat uit verschillende handelingen die door de archiefvormer uitgevoerd worden of uitgevoerd zijn. Deze handelingen zijn gebonden aan een vastgestelde periode, gebaseerd op onder meer wet- en regelgeving. In de selectielijst met betrekking tot het beleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen zijn handelingen vastgesteld welke betrekking hebben op het sluiten van bilaterale verdragen inzake economische, industriële en technische samenwerking met andere landen, met als cesuur 1945 – 1985. In het archief zijn echter meerdere dossiers aangetroffen die deze handeling als kern omvatten, maar jonger waren dan 1985. Deze dossiers zijn bewaard gebleven op basis van eerder genoemde handeling, ondanks dat de datering van de dossiers niet correspondeert met de cesuur van de handeling.
Het archief 2.06.107.05 is in 2016 samengevoegd met de voornoemde archieven met toegangsnummer 2.06.107.
Samenvoeging
De archieven 2.06.107.01, 2.06.107.02, 2.06.107.03 2.06.107.04 en 2.06.107.05 zijn samengevoegd tot één archief met het uiteindelijke toegangsnummer 2.06.107.
Deze archiefinventaris omvat de vervallen archiefinventarissen:
Oud nummer Titel
2.06.107.01 Inventaris van het archief van het Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen, 1945-1969 (-1975)
2.06.107.02 Inventaris van het archief van het Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen, (1945) 1966-1969 (1975)
2.06.107.03 Inventaris van het archief van het Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen, (1945) 1970-1975 (1976)
2.06.107.04 Inventaris van het archief van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het ministerie van Economische Zaken, (1949) 1976-1983 (1986)
2.06.107.05 Inventaris van het archief van het Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken(1945) 1984 - 1995
Archgief VI 1996-2003
Het ministerie van Economische Zaken heeft Doc-Direkt opdracht gegeven het werkarchief
en het algemeen secretarie archief van het directoraat–generaal voor de Buitenlandse
Economische Betrekkingen in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen opdat dit
archief kan worden overgebracht naar het Nationaal Archief. Dit archief beslaat de periode
1996 – 2003. Het werkarchief en het algemeen secretarie archief zijn samengevoegd in een
klassieke inventaris.
Alle dossiers zijn op basis van selectielijsten geselecteerd en voor vernietiging dan wel
bewaring aangemerkt. Elke selectielijst bestaat uit verschillende handelingen die door de
archiefvormer uitgevoerd worden of uitgevoerd zijn. Deze handelingen zijn gebonden aan een
vastgestelde periode, gebaseerd op onder meer wet- en regelgeving. In de selectielijst met
betrekking tot het beleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen zijn handelingen
vastgesteld welke betrekking hebben op het sluiten van bilaterale verdragen inzake
economische, industriële en technische samenwerking met andere landen, met als cesuur 1945
– 1985. In het archief zijn echter meerdere dossiers aangetroffen die deze handeling als kern
omvatten, maar jonger waren dan 1985. Deze dossiers zijn bewaard gebleven op basis van
eerder genoemde handeling, ondanks dat de datering van de dossiers niet correspondeert met
de cesuur van de handeling. Het archief 2.06.107.06 is in 2022 samengevoegd met de
voornoemde archieven met toegangsnummer 2.06.107
Vanwege de oorspronkelijke archiefvorming is ervoor gekozen om, als dit niet anders kan,
enkel de handeling van de archiefvormer te beschrijven en voor zover mogelijk het onderwerp
van het volledige dossier daarin terug te laten komen.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in
zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de
inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Van de te vernietigen stukken
zijn vernietigingslijsten opgesteld en deze zijn aan het ministerie van Economische Zaken en
Klimaat overgedragen
Ordening van het archief
Het werkarchief en het algemeen secretariearchief zijn samengevoegd in een klassieke inventaris. Deze inventaris is geordend op basis van het Archiefplan van het ministerie van Economische Zaken. Hier is voor gekozen omdat het grootste gedeelte van het archief van het directoraat-generaal op deze code geordend was. Ook zijn de eerder opgestelde inventarissen van voorgaande archiefblokken op deze wijze geordend.
Het Archiefplan van het ministerie van Economische Zaken is gebaseerd op de standaardcode. De inventaris in onderverdeeld in de hoofdrubrieken Organisatie en Taakuitvoering. Onder deze hoofdrubrieken zijn de rubrieken uit het Archiefplan geplaatst. Hierbij zij opgemerkt dat alleen die rubrieken uit het Archiefplan gebruikt zijn die gekoppeld zijn aan dossiers. Dit betekent dus dat de inventaris niet een totaal overzicht biedt van het Archiefplan.
Verder zij opgemerkt dat de meeste dossiers voorzien waren van een archiefcode. Indien deze code correspondeerde met de inhoud van het dossiers, is deze code gebruikt om het dossier te plaatsen in de nieuwe inventaris. Indien de code van het dossier niet overeenkwam met de inhoud van het dossier, is er voor gekozen het dossier onder een meer passende rubriekscode te plaatsen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B), deels niet openbaar. Voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken natuurlijke personen dan wel van derden
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Economische Zaken: Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen, nummer toegang 2.06.107, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, EZ / BEB, 2.06.107, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties Blom, F., Rapport van het onderzoek naar organisatie, taken en personeel van het Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken . Winschoten: CAS, september 1989 Openstelling van de Historische Archieven van de Europese Gemeenschappen voor het publiek , Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 1983. Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden . 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1946, 1949, 1952, 1955. 's-Gravenhage: Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, 1965 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden . s.l.: s.n., 1946 Tien jaar economisch leven in Nederland. Herstelbank 1945 - 1955 . 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1955 Vries, prof.dr. Joh. de, De Nederlandse economie tijdens de 20ste eeuw. Een verkenning van het meest kenmerkende . Haarlem: Fibula-Van Dishoek, 1978 Grote Winkler Prins , Hoofdred: prof.dr. A.J. Wiggers e.a. Amsterdam/Brussel: Argus Elsevier, 1977
Oud nummerTitel

Archiefbestanddelen