Terug naar zoekresultaten

2.08.40.17 Inventaris van het archief van de Inspecteur van de Waarborg, 1795-1984

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.08.40.17
Inventaris van het archief van de Inspecteur van de Waarborg, 1795-1984

Auteur

G. Beks / RvIHH

Versie

26-09-2025

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2005 / 2024 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Financiën: Inspecteur van de Waarborg / Kantoor van de Waarborg Den Haag
Fin / Isp. Waarborg / Waarborg Den Haag

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1795-1984

Archiefbloknummer

F23616

Omvang

111 inventarisnummer(s) 3,70 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Inspecteur van de Waarborg (1813-1987)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Inspecteur van de Waarborg bevat onder ander stukken betreffende de herzieningen van Waarborgwetgevingen van 1852 en 1927 zoals concepten en nota's, stukken betreffende meestertekens, betreffende de overtredingen van de Waarborgwet zoals vonnissen, arresten en processen-verbaal tegen handelaren in goud en zilver wegens het in bezit hebben van niet gewaarmerkte goederen. Daarnaast bevat het archief ook stukken van onderzoeken naar aanleiding van Tweede Wereldoorlog zoals ingekomen stukken van het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schadeuitkeringen (CADS) en taxatierapporten van gouden en zilveren voorwerpen die zijn opgesteld naar aanleiding van verzoeken van het CADS.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Inleiding
( Deze inleiding is gebaseerd op G. Beks, Echt goud, echt zilver? Een rapport institutioneel onderzoek naar de handelingen het waarborgen (platina), gouden en zilveren werken over de periode 1940-1995 en in het bijzonder de Rijksgebouwendienst ('s-Gravenhage 1996). PIVOT-rapport nr. 36. Voor een uitgebreidere inleiding wordt u verwezen naar dit rapport. )
Historisch overzicht belangrijkste wet- en regelgeving
Bij Koninklijk besluit van 26 december 1813 (Stb. 18) werd bepaald dat de Franse wet van 17 brumaire an VI (9 november 1797) van kracht bleef. Deze wet regelde de controle op de fabricage van en handel in gouden en zilveren voorwerpen. Hiertoe werden in Amsterdam, Arnhem, Breda, 's-Hertogenbosch, Groningen, 's-Gravenhage, Leeuwarden, Middelburg, Rotterdam, Utrecht en Zwolle waarborgkantoren ingesteld. De eerste kantoren waren reeds in 1798 in Maastricht en Roermond gevestigd. Vanaf 1811 volgden andere plaatsen. Tot eind 1813 ressorteerden zij onder de Administration des Monnaies te Parijs, daarna tot 1851 onder het Kollegie van Raden en Generaal Meesteren der munt. Vervolgens vielen de waarborgkantoren tot 1987 onder Financiën.
Bij hetzelfde besluit van 26 december 1813 werd vastge­steld dat buitenlandse voorwerpen van een stempelmerk moesten zijn voorzien. Het waarborgrecht werd geheven over het brutogewicht van de voorwerpen, exclusief eventueel aanwezige stenen, email en dergelijke. Voor het eerst werden in 1815
Nederlandse voorschriften voor de invoer van gouden en zilveren werken gegeven. ( Besluit van 10 maart 1815 (Stb. 25), rakende den opheve der belasting op de gouden en zilveren werken. ) Deze wet bevatte slechts een uitbreiding van de nog geldende Franse wetgeving. Op grond van de Grondwet en de artikelen
1 en 2 der Algemene wet 1822 was de minister van Financiën bevoegd tot het (mede-) voorbereiden, wijzigen, en intrekken van het tarief van rechten op in-, uit- en doorvoer en van (bijzondere) wetten van accijnzen. Zo kwam op grond hiervan in 1852 de eerste Waarborgwet tot stand, waarin het keuren van gouden en zilveren werken en het van stempelmerken voorzien van deze voorwerpen geregeld werd.
De in-, uit- en doorvoer van deze goederen werd geregeld in diverse artikelen van de Algemene wet 1822.
Op grond van de Grondwet en de artikelen 1 en 2 van de Algemene wet over de heffing der rechten van in-, uit- en doorvoer uit1822 ( Bedoeld wordt de algemene wet van 26 augustus 1822 (Stb. 38), over de hef­fing der rechten van in-, uit- en door­voer en van de ac­cijnzen, alsmede van het tonnengeld der zeeschepen. ) was de minister van Financiën bevoegd tot het (mede-) voorbereiden, wijzigen, en intrekken van het tarief van rechten op in-, uit- en doorvoer en van (bijzondere) wetten van accijnzen. Zo kwam op grond hiervan in 1852 de eerste Waarborgwet tot stand. Onder waarborgen wordt verstaan "de aangeboden werken op hun gehalte aan (platina) goud en zilver keuren en van stempelmerken voorzien." Dit wordt gedaan door ambtenaren welke in dienst zijn van de zgn. waarborgkantoren. Toen in 1896 het Wetboek van Strafrecht ingevoerd werd, werden de meeste strafbepalingen uit de Waarborgwet geschrapt omdat deze in het Wetboek van Strafrecht waren opgenomen. In 1915 werd een voorstel tot herziening van de Waarborgwet 1852 afgekondigd, het wetsvoorstel Treub. ( Wet van 18 septem­ber 1852 (Stb. 178), omtrent de waarborg en de belasting van gouden en zilveren werken. (Wet gouden en zilveren werken). ) Dit wetsvoorstel werd in 1921 door de minister van Financiën ingetrokken. In datzelfde jaar werden de bedragen van de waarborgbelasting, het essaailoon ( Voor gehalteproeven, welke geen waarborg ten gevolge hadden, werd essaailoon vastgesteld. ) en de boetes verdubbeld. ( Wet van 15 oktober 1921 (Stb. 1123), tot verhooging van de belasting der gouden en zilveren werken en wijziging der wet van 18 september 1852. ) Deze verhoging is toe te schrijven aan het toenemend aantal ambtenaren van de waarborg en aan de hogere salarissen. Zes jaar later kwam het wel tot een herziening van de wet uit 1852. Deze herziening had onder andere betrekking op: 1. de opheffing van de beperking, dat alleen in Nederland vervaardigde werken kunnen worden voorzien van een merk dat het gehalte waarborgt, en 2. de uitbreiding van de gehalten. Het doel van deze herziening was tweeledig: "te geraken tot bezuiniging en vereenvoudiging." ( G.M. van Kaam, De Dienst van de Waarborg en de Belasting van gouden en zilveren werken [1813 - 1987], (s.l.1991), 39. ) De opheffing van deze beperking kwam echter pas in september 1924 door middel van de importeurstekens, waardoor buitenlandse werken ook op gehalte gestempeld konden worden. In het begin betrof het alleen gouden werken. Ook nu waren de ambtenaren van de Waarborg ondergeschikt aan de directeuren der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. Ondertussen was de 'bijl' als erkenningsteken afgeschaft en op 1 juni 1927 ingetrokken. ( Wet van 27 december 1926 (Stb. 415), tot wijziging der wet van 18 september 1852 omtrent den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken. De 'bijl' was een erkenningsteken dat de authenticiteit van "vroeger gangbare keurteekenen" bevestigde en het feit dat er waarborgbelasting betaald was. Het was geen voorschreven teken maar een toegelaten teken. Met de bijl gestempelde werken, mochten dan ook in de uitstalkast voor 'gewaarborgde' werken tentoongesteld worden. ) De Waarborgwet 1927 voorzag in de volgende reeds bestaande rijksstempelmerken:
  • het gehaltemerk voor goud of zilver;
  • het merk tot aanwijzing van het waarborgkantoor, waar de stempeling plaatsvond;
  • het jaarlettermerk;
  • het merk voor de kleine goudwerken;
  • het merk voor de kleine zilverwerken;
  • het merk voor de werken, welke aan geen der vermelde gehalten voldeden, doch waarvan het goud- of zilvergehalte boven de 250 duizendsten lag;
  • het merk voor vreemde werken;
  • het merk voor de werken, welke onder genot van teruggave der betaalde rechten werden uitgevoerd. ( Vgl. Van Kaam, 41. )
In 1950 werd tussen Nederland, België en Luxemburg een verdrag gesloten dat unificatie van accijnzen en van waarborgrecht inhield. Dit verdrag leidde tot de Waarborgwet 1950, welke op 1 september 1953 in werking trad. Naast gouden en zilveren werken moesten voortaan ook platina werken gewaarborgd worden. Voor de vaststelling van het waarborgrecht werden platina en gouden werken naar boven afgerond op hele grammen, terwijl bij zilveren werken een afronding naar boven plaats vond op 5 gram. In deze wet werd niet langer gesproken van 'schatplichtige' maar van 'ondernemer'. Het verrichten van controlebezoeken aan ondernemers (visitatie) was voortaan te onderscheiden in:
  1. visitaties binnen het district van het waarborgkantoor, voor wat betreft de jaarlijks aan te wijzen gemeenten;
  2. visitaties binnen het district van het waarborgkantoor, voor wat betreft de overige gemeenten;
  3. visitaties in gemeenten buiten het district.
In 1957 heeft de Bondsrepubliek Duitsland het Bundesrückerstattungsgesetz (BRüG) afgekondigd, op grond waarvan het mogelijk werd slachtoffers van het Nazi-regime een schadevergoeding voor de van hen geroofde goederen te verlenen voorzover zou kunnen worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat die goederen in Berlijn of in (het gebied van het naoorlogse) West-Duitsland waren terechtgekomen. Wat de sieraden betreft is toen op grond van voorstellen van de Inspecteur van de Waarborg van Platina, Gouden en Zilveren Werken een redelijke vervangingswaarde bepaald.
Tenminste één maal per jaar dienden de ondernemers bezocht te worden; hiervan werd een registratie bijgehouden. In 1962 werd de wet aangepast aan de Algemene wet douane en accijnzen. ( Wet van 26 januari 1961 (Stb. 31), algemene wet inzake de douane en de accijnzen. ) In 1983 werd door de toenmalige minister van Financiën de Werkgroep Onderzoek privatisering van de Dienst van de Waarborg ingesteld. Zij had tot taak "het onderzoeken van de mogelijkheid tot privatisering van de Dienst van de Waarborg met inachtneming van de door de minister van Financiën aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gerichte brief van 25 mei 1983 gegeven richtlijnen en onderzoeksleidraad." ( Rapport van de Werkgroep onderzoek Privatisering van de Dienst van de Waarborg ([Den Haag] 1984), 2. ) In 1986 werd de Waarborgwet herzien. Voortaan was de minister van Economische Zaken verantwoordelijk voor de Waarborg. Vanaf 1 maart 1987 waren er slechts drie kantoren, te weten te Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam. Artikel 7 van de Waarborgwet 1986 gaf de minister van Economische Zaken de bevoegdheid (publiek- of privaatrechtelijke) rechtspersonen aan te wijzen voor de verrichting van de werkzaamheden. Bij Besluit van 26 februari 1987 (Stcrt. 1987, 41) van de staatssecretaris van Economische Zaken werd de Waarborg, Platina, Goud en Zilver N.V. te Gouda aangewezen als de rechtspersoon, die tot taak heeft, met inachtneming van het bij of krachtens de Waarborgwet 1986 bepaalde, aangeboden werken op hun gehalte aan platina, goud en zilver te keuren en van stempelmerken te voorzien, alsmede toezicht te houden op de naleving van het bij en krachtens de Waarborgwet 1986 bepaalde. Deze N.V. werd opgericht door de Federatie Goud en Zilver ( Een samenwerkingsverband van particuliere ondernemingen in de goud- en zilverbranche. ) en de Stichting Ontwikkeling Waarborg. Ingaande 1 maart 1987 werd de waarborg geprivatiseerd, dit hield tegelijkertijd een centralisatie van de werkzaamheden in. Er is sindsdien één waarborgkantoor, dat te Gouda is gevestigd. Het (direct) toezicht op de (buitengewoon) opsporingsambtenaren Waarborg Platina, Goud en Zilver berust dan ook bij het politiekorps Hollands-Midden in Gouda. In 1993 is Nederland toegetreden tot het op 15 november 1972 te Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelemetalen werken. ( Voor de Nederlandse tekst van dit Verdrag zij verwezen naar: Tractatenblad 1991, 16. )
Hiertoe behoorden ook de invoerrechten op gouden en zilveren werken als ook de zogenaamde Waarborgbelasting en het essaai-loon.
Taak van de Dienst van de Waarborg/waarborgkantoren
Vanaf 1852 is de Dienst van de Waarborg belast met het waarborgen van gouden, zilveren (en sedert 1950 platina) voorwerpen, die in Nederland vervaardigd zijn of ingevoerd. Daarnaast moeten edelmetalen afkomstig uit particulier bezit, die in de handel worden gebracht, gewaarborgd worden. ( Het gaat hierbij om het zogenaamde oud goud en oud zilver. ) Het waarborgen van gouden en zilveren werken geschiedt door het gehalte aan edelmetaal vast te stellen, het zogenaamde keuren. Daarna wordt, nadat vastgesteld is dat de voorwerpen aan de eisen voldoen, op deze voorwerpen een voor dat gehalte vastgesteld stempelmerk (keurteken of gehaltekeurmerk) aangebracht dat een van de wettelijke vastgestelde gehalten aangeeft. Door essayeurs en de technici van de stempelkamer werden de edelmetalen gecontroleerd. De Waarborgbelasting is een belasting welke betaald wordt voor het laten waarborgen van platina, gouden en zilveren werken "welke hier te lande worden vervaardigd, worden ingevoerd of uit het bezit van anderen in de handel worden gebracht." ( Vgl. art. 6 Waarborgwet 1986. ) De Waarborgwet 1950 sprak voortaan van 'waarborgrecht' in plaats van 'waarborgbelasting'.
Ook visitatie aan schatplichtigen behoorde tot de taak van de ambtenaren van de directe belastingen of de ambtenaren van de in- en uitgaande rechten en accijnzen. In een register van renseignementen werd door de controleur aantekening gehouden van de aard en de grootte van de te visiteren bedrijven en de hoeveelheid ter keuring aangeboden voorwerpen. Wanneer nieuwe gouden en zilveren werken uitgevoerd werden werd de betaalde waarborgbelasting teruggeven.
Het opsporen van overtredingen was voorbehouden aan ambtenaren van de waarborg en aan ambtenaren der directe belastingen, invoer­rechten en accijnzen. Bij constatering van overtredingen werd een proces-verbaal opgemaakt. Deze werden, wanneer geen transactie plaatsvond, aan de officier van Justitie bij de arrondissementsrechtbank van het ressort waarin de bekeuring plaats had opgestuurd.
Ingevolge de Waarborgwet 1950 hield de Waarborg zich bezig met de controle op de naleving van de in deze wet aan de betrokken ondernemers opgelegde verplichtingen. Bij invoering van de Waarborgwet 1950 werd tevens bepaald dat naast gouden en zilveren werken voortaan ook platina werken gewaarborgd moesten worden. Het heffen van belasting naast het keurloon kwam te vervallen terwijl het waarborgrecht als keurloon gehandhaafd bleef. Tenslotte verstrekt de Waarborg informatie op het terrein van edelmetaal aan ondernemers, het publiek, de politie en de belastingdienst. Het beheer van en het toezicht op de Waarborgkantoren berustte sedert 1970 bij de directeur der Rijksbelastingen in het district Utrecht. Deze situatie duurde voort tot aan de privatisering in 1987.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Financiën: Inspecteur van de Waarborg / Kantoor van de Waarborg Den Haag, nummer toegang 2.08.40.17, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Fin / Isp. Waarborg / Waarborg Den Haag, 2.08.40.17, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Nationaal Archief:
2.01.33, Inventaris van het archief van de Essayeur-Generaal van ''s Rijks Munt, 1795-1813
5.036.5236, Ministerie van Financiën: Directie Verbruiksbelastingen / Institutionele Toegang op de gegevensbestanden van het Ministerie van Financiën m.b.t. het beleidsterrein Waarborgen van Platina, Gouden en Zilveren Voorwerpen, 1945-1987
5.036.5237, Ministerie van Financiën: Directie Douane en Verbruiksbelastingen / Institutionele Toegang op de gegevensbestanden van het Ministerie van Financiën m.b.t. het beleidsterrein Waarborgen van Platina, Gouden en Zilveren Voorwerpen, 1945-1987
Waarborgkantoren:
  • 3.06.13, Rotterdam, 1814-1986
  • 3.06.14, Schoonhoven, 1837-1952
  • 3.06.15, 's-Gravenhage, 1814-1957
De archieven van de waarborgkantoren Groningen, Leeuwarden, Zwolle, Arnhem, Utrecht, Alkmaar, Amsterdam, Middelburg, Breda, 's Hertogenbosch, Roosendaal en Maastricht zijn overgebracht naar de betreffende Rijksarchieven in de provincie/Regionaal Historische Centra.

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen
Zie ook de websites http://www.waarborg.nl en http://www.federatiegoudzilver.nl G. Beks, Echt goud, echt zilver? Een rapport institutioneel onderzoek naar de handelingen het waarborgen (platina), gouden en zilveren werken over de periode 1940-1995 ('s-Gravenhage 1996). PIVOT-rapport nr. 36. G.M. van Kaam, De Dienst van de Waarborg en de Belasting van gouden en zilveren werken [1813 - 1987] , ([Den Haag] s.l. 1991). F. van Schaik, 'Verlengstuk van belastingdienst met succes geprivatiseerd' in: Privatisering (1988) nr. 5 (juni) p. 18-20. A.T.L.M. van de Ven, J.G. Bicker Kaarten, 'Bedrijfsvoering verloopt weer rendabel en efficiënt: Waarborg Platina, Goud en Zilver nv' in: Privatisering (1990) nr. 7 (sept.) p. 4-6. A.T.L.M. van de Ven, 'Regulering bij privatisering en externe verzelfstandiging' in: Financieel overheidsmanagement jrg. 4 (1991) nr. 9 (sept.) p. 8-11.

Archiefbestanddelen