Terug naar zoekresultaten

2.10.21 Inventaris van het archief van prof. dr. W.H. de Vriese [levensjaren 1806-1862]: Commissie van Onderzoek naar de Cultures in Nederlands-Indië, (1817) 1857-1862

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.10.21
Inventaris van het archief van prof. dr. W.H. de Vriese [levensjaren 1806-1862]: Commissie van Onderzoek naar de Cultures in Nederlands-Indië, (1817) 1857-1862

Auteur

A.M. Tempelaars

Versie

24-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1977 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Commissie W.H. de Vriese tot Onderzoek der Cultures in Nederlands-Indië
Cie. Cultures Ned.-Ind.

Periodisering

archiefvorming: 1857-1862
oudste stuk - jongste stuk: 1817-1862

Archiefbloknummer

K23043

Omvang

297 inventarisnummer(s); 2,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Vriese, prof. dr. W.H. de

Samenvatting van de inhoud van het archief

Prof. W.H. de Vriese werd in 1857 belast met een onderzoek naar de landbouw in Nederlands Indië en de middelen tot verbetering en uitbreiding daarvan. Het archief bevat de neerslag van zijn werkzaamheden in deze commsisie bestaande uit reis- en inspectieverslagen, politieke en cultuurverslagen. Het bevat verder gegevens over de productie van cacao; cochenille; gommen; harsen; hout; indigo; katoen; kina;koffie; olie ; palmproducten; rubber; rijst; specerijen; suiker; tabak; vezels en zijde. Voorts gegevens over grondbewerking en bemestingsmethoden onder andere met kunstmest. Het archief bevat kaarten.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Willem Hendrik de Vriese, geboren 11 augustus 1806 te Oosterhout (N-Br), werd in 1834 benoemd tot hoogleraar in de botanie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1834 tot 1845 verzorgde hij in samenwerking met prof. J. van der Hoeven de uitgave "Tijdschrift voor Natuurlijke Historie en Physiologie". Hij was een van de oprichters van de Nederlandsche Botanische Vereeniging. ( Uit: Flora Malesiana, deel I, pagina 552, Djakarta 1950. ) Bij K.B. van 15 juli 1845 vond zijn benoeming plaats tot hoogleraar aan de wis- en natuurkundige faculteit van de Universiteit van Leiden, waar hij prof. C.G.C. Reinwardt opvolgde. Zijn onderwijs betrof: kruidkunde, natuurlijke historie en scheikunde. ( Uit: Album Scholasticum Academiae Lugduno-Batavae 1575-1940, Leiden 1941. ) De Vriese hield zich intensief bezig met de Indische flora. Zijn publicaties hierover verschenen grotendeels vóór de aanvang van de reis naar de Indische archipel, zodat deze niet berusten op eigen waarneming van de plant in zijn natuurlijke omgeving. Wel trof hij veel materiaal aan in de Leidse hortus, wat blijkt uit zijn "Descriptions et figures de plantes nouvelles et rares du Jardin Botanique de Leyde" (1847-1851). ( Uit: Encyclopedie van Nederlandsch Oost-Indië, deel I, pagina 397, Den Haag 1917. Andere publicaties: "Illustrations d'Orchidées des Indes Orientales Néerlandaises" (1854); "Mémoire sur le Camphrier de Sumatra et Borneo" (1856); "De handel in getah-pertja door den oorsprong van den stof toegelicht" (1856); "Tuinbouwflora van Nederland en zijne overzeesche bezittingen" (1856, 3 delen). ) Tevens omvatte zijn arbeid de ordening en uitwerking van de wetenschappelijke erfenis van zijn voorganger Reinwardt, oprichter van 's-Lands Plantentuin te Buitenzorg in 1817. ( "Plantae Indiae batavae orientalis, quas in itinere per insulas Archipelagi Indici Javam, Amboinam, Celebam, Ternatam, aliasque annis 1815-1821 exploravit C.G.C. Reinwardt" (1856); "Reis naar het oostelijk gedeelte van den Indischen Archipel in het jaar 1821, door C.G.C. Reinwardt, uit zijne nagelaten aantekeningen opgesteld, met levensbericht en bijlagen vermeerderd" (1858). ) De kontakten van De Vriese met het ministerie van Koloniën dateren van ver voor zijn aanstelling als hoogleraar belast met een onderzoek der kultures in Nederlands-Indië. Voordien bracht hij adviezen uit betreffende de aanplant van kultuurgewassen in Oost- en West-Indië. ( Zie hiervoor de indices op het archief van het ministerie van Koloniën. ) De teruggang van verscheidene kultures in Indië en de gedachte alle bronnen van welvaart op de doelmatigste wijze ontwikkeld te zien, brachten minister Mijer tot de overtuiging, dat een wetenschappelijke benadering van het probleem noodzakelijk was. Voor een uit drie personen bestaande commissie werden aangezocht de hoogleraren Mulder te Utrecht, Miquel te Amsterdam en De Vriese te Leiden. De beide eerstgenoemden werden niet bereid gevonden. De Vriese stemde evenwel toe. Op voorstel van de minister van Koloniën werd hij door de koning benoemd bij K.B. van 17 juli 1857 nr. 57. ( Ministerie van Koloniën, verbalen dd. 19 mei 1857 nr. 253 (geheim); 11 juli 1857 nr. 14; 24 juli 1857 nr. 46. )
Het besluit bepaalde, dat hem voor de tijd van drie jaar een onderzoek werd opgedragen naar de landbouw in Indië, in het bijzonder op Java. Het onderzoek diende ingesteld te worden naar middelen ter verbetering en uitbreiding van bestaande kultures, de geschiktheid van de gronden en de mogelijkheid tot verbouw van uitheemse gewassen. Hij stond direkt onder de bevelen van de gouverneur-generaal met de rang van resident.
De Vriese ving zijn reis aan in oktober 1857 in gezelschap van dr. J.E. de Vrij, de zojuist benoemde inspecteur voor scheikundige onderzoekingen in Indië. Allereerst informeerde hij zich in Frankrijk over de rode kina, de zijderups en de olijfboom, tevens kocht hij een hoeveelheid zaden om deze op Java te laten uitplanten. In Egypte besprak hij de katoenkultuur met de Nederlandse consul.
Eind november bracht hij een bezoek aan Ceylon, waar hij de koffie-, kaneel- en kokoskultuur bestudeerde. Op 20 december vertrok hij naar Singapore, waar hij ook enige dagen verbleef.
Op 8 januari 1858 bereikte hij Batavia, waar besprekingen volgden met de gouverneur-generaal en de direkteur der kultures. Een ernstige ziekte met een slechts geleidelijk herstel dwong hem tot medio maart in Batavia te blijven. Zijn slechte gezondheid zou tijdens zijn missie in Indië constant een probleem vormen.
Tot eind 1859 reisde De Vriese op Java rond, waarbij de volgende residenties werden aangedaan:
Preanger Regentschappen, Cheribon, Krawang (maart-augustus 1858); Tagal, Pekalongan, Semarang (september-december 1858); Batavia en Cheribon (januari 1859); Pekalongan, Semarang, Japara (februari-april 1859); Soerakarta (april-mei 1859); Madioen, Kediri, Pasoeroean (mei-juni 1859); Soerabaja (juli 1859); Madoera (augustus 1859); Pasoeroean, Probolinggo en Bezoeki (tot eind 1859).
Vervolgens bezocht hij de "Buitenbezittingen", te weten:
Zuid-Celebes, Timor en de Banda-ei landen (december 1859-januari 1860); diverse eilanden van de residentie Amboina (januari-februari 1860) en Ternate (maart-april 1860); Menado (april-juni 1860).
Hierna zette hij zijn onderzoek op Java voort in de Vorstenlanden en in de residenties Bagelen, Banjoemas en Kedoe (juli-september 1860). Na een kort verblijf te Batavia sloot hij de rondreis af met een bezoek aan de Westerafdeling van Borneo (oktober-november 1860) en de Westkust van Sumatra, in het bijzonder de Padangse Bovenlanden (december 1860 tot begin 1861).
Tijdens een groot deel van deze reizen werd hij vergezeld door A.H. Servatius, assistent bij de gouvemements-koffiekultures.
In de jaren 1857-1861 bracht hij diverse adviezen, nota's van bevindingen en reisverslagen uit, merendeels gericht aan de gouverneur-generaal en de direkteur van kultures.
Hij keerde in maart 1861 als een ziek man naar Nederland terug, waar hij het ambt van hoogleraar gedeeltelijk hervatte. Hij overleed op 23 januari 1862. Het eindverslag van zijn missie werd nooit uitgebracht. Zijn naam wordt herdacht in verscheidene plantenamen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van prof. W.H. de Vriese werd in een ongeordende staat aangetroffen als bijlage bij het verbaal van het ministerie van Koloniën dd. 24 april 1862 nr. 40. Dit verbaal handelt over de aankoop van het archief na het overlijden van De Vriese. Door notaris H. Obreen te Leiden werd bij de boedelbeschrijving een lijst van aangetroffen archivalia opgemaakt. ( Archief van notaris H. Obreen te Leiden, jaar 1862 nummer 39, Gemeentearchief Leiden. )
Dit archief moet gezien worden als een persoonlijk archief van prof. De Vriese, waarvan de eigendomsrechten door aankoop zijn overgegaan op het ministerie van Koloniën. Deze verzameling heeft een omvang van twee strekkende meter.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
De Vriese maakte in een 4-tal registers afschriften van zijn uitgaande brieven. Deze registers vormen met de reisverslagen de kern van het archief. De verzameling bevat bovendien een groot aantal kultuurverslagen en andere rapporten, oorspronkelijk uitgebracht aan het Indisch bestuur, die hem ter informatie werden toegezonden. Aangezien het duidelijk is, dat het hier om afschriften gaat is deze vermelding in vele gevallen niet bij de beschrijving opgenomen.
De originele ordening van De Vriese -een agendastelsel- bleek voor de inventarisatie niet doelmatig en bovendien zeer moeilijk te herstellen, zodat gekozen werd voor een indeling naar inhoud.
Aan de rubriek Algemeen "A" ligt een chronologische opbouw ten grondslag. Algemene verslagen (kultuurverslagen etc.), handelend over diverse produkten, werden opgenomen onder "B1"; doch extracten uit kultuurverslagen betreffende één concreet produkt werden ondergebracht in de rubriek "B2". De rubrieken "B1" en "B2" zijn als volgt opgebouwd: 1. Indië algemeen 2. Indië per residentie, alfabetisch ingedeeld 3. Overigen.
Een aantal van zijn verslagen bevinden zich eveneens in het archief van het ministerie van Koloniën; deze werden in afschrift door de gouverneur-generaal naar de minister gezonden.
Ingekomen stukken en adviezen, die dateren van vóór zijn benoeming zijn eveneens in deze inventaris opgenomen, omdat ze gezien moeten worden als retroacta van zijn onderzoekingen in Indië.
Bij de beschrijvingen werden de spelling van namen en de bestuurlijke indeling van die dagen zo veel mogelijk aangehouden.
Van het Rijksherbarium te Leiden werden een aantal stukken betreffende de kinakultuur ontvangen, die afgedwaald bleken te zijn van het archief. Een tweetal tekeningen en enige omslagen met gedroogde bladeren van de kinaplant en de Japanse wasboom werden aan het Rijksherbarium overgedragen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Commissie W.H. de Vriese tot Onderzoek der Cultures in Nederlands-Indië, nummer toegang 2.10.21, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cie. Cultures Ned.-Ind., 2.10.21, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar

Bijlagen