Terug naar zoekresultaten

2.21.369 Inventaris van het persoonlijk archief van Mr. W. Scholten, (1950) 1952-2000 (2005)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.369
Inventaris van het persoonlijk archief van Mr. W. Scholten, (1950) 1952-2000 (2005)

Auteur

Dick Kaajan m.m.v. Anne-Marie Kwakernaak

Versie

22-10-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
(c) 2008 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

W. Scholten [levensjaren 1927-2005]
Scholten

Periodisering

archiefvorming: 1952-2000
oudste stuk - jongste stuk: 1950-2005

Archiefbloknummer

C27033

Omvang

; 509 inventarisnummer(s) 4,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Scholten, W.
, , 1927-2005

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van politicus Willem Scholten (1927-2005) bestaat voornamelijk uit stukken met betrekking tot zijn werkzame leven in de periode 1950-2000 als onder meer Tweede Kamerlid voor de CHU, staatsecretaris van Financiën, formateur van het kabinet Lubbers I en Minister van Defensie: met verkiezingsmateriaal van het CHU en CDA, krantenartikelen inzake beleid van Scholten , teksten van redevoeringen , brieven en nota's inzake kabinetsformaties en regeerakkoorden, correspondentie met Ministers en fractieleden, en al dan niet vertrouwelijke stukken met betrekking tot belastingvraagstukken, de verhouding tussen kerk en staat, en zijn rol bij het kernwapenbesluit uit 1979.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Persoonlijk leven
Willem Scholten werd op 1 juni 1927 te Deventer geboren als zoon van Gerhard Scholten en Wilhelmina Hendrika Berends. Als kind was hij het liefst banketbakker of begrafenisondernemer geworden. Tot aan zijn overlijden in 2005 volgde hij als één van de grootste voetballiefhebbers in de politiek de club van zijn geboorteplaats, Go Ahead Eagles. Na in 1944 de HBS-B te hebben afgerond, liet hij zich vanwege de oorlog meer pro forma inschrijven op de kweekschool. Na het afleggen van een vergelijkend examen volgde hij van 1945 tot 1950 de opleiding aan de in 1939 opgerichte Rijksbelastingacademie te Rotterdam. Zijn belangstelling voor dit terrein was mede gewekt door een oom, die ook bij de Belastingdienst werkte, terwijl zijn vader daar ooit ook was begonnen.
Direct na de bevrijding was hij stadsverslaggever voor de editie Deventer van het voormalige, illegale blad Trouw: een ervaring die hem later bij zijn publicitaire activiteiten nog goed van pas kwam. Veel later werd hij lid van het bestuur van de protestants-christelijke persvereniging 'Trouw'.
In 1953 ontmoette Scholten op de bibliotheek van het departement van Financiën, waar hij toen werkte, zijn latere echtgenote, mevrouw C.M. van der Eijk, naast wie hij in 1948 al eens tijdens een bustocht van christelijke-historische jongeren had gezeten. Zij trouwden het jaar daarop en gingen in een flat aan de Meppelweg in Den Haag wonen. Zelf omschreef hij dit huwelijk eens als volgt: "'t Leukste in mijn leven is gelukkig getrouwd te zijn ... Ik had nimmer mijn functie kunnen uitoefenen zoals ik dat gedaan heb, als ik haar steun niet zou hebben gehad." ( Elseviers Weekblad, 18 november 1978. ) Zij kregen een zoon, Gerhard (1956), en een dochter, Wijnandien (1958). Scholten had van huis uit belangstelling voor de politiek doordat zijn vader hem meenam voor het verspreiden van verkiezingspamfletten. Zelf was hij al vroeg actief in de politiek. In 1946 werd hij lid van de afdeling Rotterdam-Oost van de organisatie van de Christelijke Historische Jongeren (CHJO), welke was opgericht door zijn medestudiegenoot van de Rijksbelastingacademie T. Rademaker. Als voorzitter van de groep Rotterdam-Oost wist hij zich op te werken tot voorzitter van de afdeling Rotterdam. Vanwege het vinden van een vaste werkkring verhuisde hij in 1953 naar Den Haag. Daar werd hij binnen twee maanden voorzitter van de plaatselijke afdeling. Nog dat zelfde jaar werd hem gevraagd of hij kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen wilde worden. Hij raakte in deze tijd al betrokken bij het landelijke werk, o.a. in de buitenlandse commissie en in de Politieke Jongeren Contact Raad. In de jaren vijftig heeft Scholten enige landelijke functies vervuld in de jongerenorganisatie. Daarnaast bezocht hij de algemene ledenvergaderingen van de Christelijk Historische Unie (CHU) en was hij voorzitter van de kiesvereniging in Den Haag. ( Zie voor een goed overzichtsartikel over de CHU: G. Voerman, ``Een unie, niet een partij'. Over de partijcultuur van de Christelijk-Historische Unie', in: C.C. van Baalen, A.S. Bos, W. Breedveld e.a. , Jaarboek 2005. Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Den Haag 2006, 206-218. ) Verder richtte hij toen in de nieuwe Haagse Wijk Mariahoeve een afdeling van de CHU op, waarvoor hij onder meer de vader van de later bekende CHU-politicus Wim Deetman als nieuw lid wierf. Tot 1961 was hij naast de politiek in zijn avonduren vooral actief met kerkenwerk. In 1965 werd hij adjunct-secretaris van de CHU om een jaar later al secretaris te worden. Begin jaren zeventig begon Scholten aan een fiscaal proefschrift over de verpachtingen tijdens de Republiek, dat hij echter niet afrondde. Kort voor zijn vertrek bij de Raad van State in 1997 besloot hij een biografie te gaan schrijven over de CHU-er jhr. mr. D.J. de Geer, die verschillende keren minister van Financiën was geweest en als oud-premier vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voor het eerst sociaal-democraten in het kabinet had gehaald. Deze biografie was bij Scholtens overlijden nog niet af. ( Hans Spanning, `Herinneringen aan mr. W. Scholten (1927-2005)', in: Van Baalen, Bos, Breedveld e.a. , a.w., 140-143; 142. Trouw, 3 januari 2005. Inmiddels verscheen H. van Osch, Jonkheer D.J. de Geer. De teloorgang van een minister-president, Amsterdam 2007. ) Na een arbeidzaam leven, waarin hij tot het laatst van zijn leven actief was, overleed Scholten geheel onverwacht op 1 januari 2005. ( Necrologieën in: NRC, Trouw, Volkskrant, Staatscourant, 3 januari 2005 en ter State. Personeelsmagazine voor de medewerkers van de Raad van State, 6e jrg. nr.2 (februari 2005), waarin alle toespraken zijn opgenomen, die tijdens de afscheidsdienst in de Kloosterkerk in Den Haag op 7 januari 2005 werden gehouden (zie inv.nr. 11). ) De avond daarvoor had hij traditiegetrouw met zijn vrouw het jaar nog afgesloten met het lezen van de Oudejaarspsalm, Psalm 90. Het was ook deze psalm, die de familie boven de rouwkaart zette.
Ambtelijke loopbaan
Functies bij de Belastingdienst
In 1950 kreeg Scholten een vaste baan bij de Belastingdienst, waar hij tot 1963 werkzaam was bij de Directie Directe Belastingen. Aanvankelijk reisde hij als surnumerair ( Adjunct-inspecteur. ) door het land om in het kader van de opleiding wisselende functies op zich te nemen. Als zodanig werkte hij achtereenvolgens in Zaandam, Hogezand, Venlo en Tiel. In 1953 kwam daaraan een einde toen hij tot Inspecteur 's Rijks belastingen in Den Haag werd benoemd. ( D. Slijkerman, In Dienst van de Kroon, Vice-presidenten van de Raad van State (1814-2001), Zutphen 2002, 231. Van 5 januari tot aan zijn kamerlidmaatschap op 1 juni was Scholten nog hoofd tweede bureau van de Directie der Directe Belastingen. )
Naast zijn ambtelijke werkzaamheden volgde hij van 1964 tot 1965 de fiscaal-juridische studierichting aan de Universiteit van Amsterdam. Afgestudeerden van de Belastingacademie konden namelijk krachtens een nieuwe wettelijke regeling met vrijstellingen de rechtenstudie volgen. Scholten schreef toen een scriptie over de kanalisatiegedachte ten aanzien van kansspelen in het oud-vaderlands recht. Belastinggeschiedenis bleef hem zijn verdere leven boeien.
Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
In 1956 werd Scholten voor een zetel in de Tweede Kamer gevraagd. Hij ging hier niet op in, omdat hij liever bij de Belastingdienst bleef werken en hij de minimumleeftijd voor het kamerlidmaatschap van 30 jaar nog niet had bereikt. Toen hij zich in 1962 wel beschikbaar stelde voor de landelijke verkiezingen, werd hij in 1963 gekozen. Scholten was hiervoor benaderd omdat de toenmalige financiële specialist van de CHU, F.H. van de Wetering, was overleden. Binnen de CHU-fractie werd hij woordvoerder voor financiële zaken, alsmede voor ambtenaren- en middenstandszaken. In deze tijd moest hij bij de behandeling van nieuwe wetten op de loonbelasting, de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting zijn oordeel geven. In dat verband introduceerde hij bij de behandeling van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 door middel van een amendement een extra-belastingaftrek voor de thuiswerkende dochter in de éénouder- of grote gezinnen (in de fiscale literatuur bekend als de Scholtens-dochter). Verder wist hij in 1965 een tegemoetkoming in de premielasten van kleine zelfstandigen te bewerkstelligen. Ten slotte kwam er door zijn toedoen een drievoudige bijslag voor studerende kinderen. Af en toe nam hij een minderheidsstandpunt binnen zijn partij in. Zo stemde hij in 1964 met D.F. van der Mei tegen de ontwerp-Drank-en Horecawet.
In 1967 wilde de toenmalige minister van Financiën, dr. H.J.Witteveen, hem voordragen als zijn staatssecretaris maar Scholten gaf er de voorkeur aan kamerlid te blijven. Drie jaar later behoorde hij tot de minderheid binnen zijn fractie, die met zijn partijgenoten C.F. van der Peijl en de freule C.W.I. Wttewaall van Stoetwegen tegen de afschaffing van de opkomstplicht voor het leger stemde. Het was ook de Freule die Scholten veel parlementaire ervaring bijbracht. Toen zij later gehuldigd moest worden was hij de voorzitter van het comité.
Staatssecretaris van Financiën
Bij de formatie van het kabinet Biesheuvel (6 juli 1971-11 mei 1973) kreeg Scholten alsnog de functie van staatssecretaris. Hij aanvaardde dit ambt hoewel hij ook hoogleraar Belastingrecht in Leiden kon worden. Het was voor het eerst dat dit ministerie twee staatssecretarissen kreeg. Scholten werd belast met de behandeling van fiscale aangelegenheden, terwijl zijn collega A.P.J.M.M. van der Stee de aangelegenheden van het Directoraat-Generaal van het Kadaster en Domeinen, de financiering van publiekrechtelijke lichamen, verzekerings- en muntwezen kreeg toegewezen. Het werd een succesvolle ambtstermijn waarin Scholten onder andere de inkomstenbelasting inzichtelijk maakte door het schijventarief te introduceren. Op grond daarvan was relatief eenvoudig te bepalen in welke mate bepaalde inkomensgroepen werden belast. ( Slijkerman, a.w., 233 ) Toen het kabinet Den Uyl (11 mei 1973-17 december 1977) aantrad, werd Scholten weer lid van de Tweede Kamer, waar hij naast financiële zaken ook justitie en defensie ging behandelen. Als het aan Scholten en A.D.W. Tilanus had gelegen was de CHU toen niet in de oppositie gegaan, maar had deze vanwege het proces van christendemocratische eenwording evenals de ARP en de KVP voor regeringsdeelname gekozen. ( H. van Spanning, De Christelijk-Historische Unie (1918-1980). Enige feiten uit haar geschiedenis, z.pl. 1988, dl. II, 381-383. M. ten Hooven en R. de Jong, Geschiedenis van de Christelijk-Historische Unie, 1908-1980, Amsterdam 2008, 94, 302-303. ) Scholten heeft later getracht de indruk weg te nemen dat andere regeringspartijen hem een ministerspost wilden geven. ( Slijkerman, a.w., 233-234. ) In de periode van zijn staatssecretariaat was Scholten op eigen verzoek tevens tot aan zijn benoeming als vice-president van de Raad van State in 1976 lid van het Europees Parlement.
Lid van de Raad van State
In 1976 gingen de drie confessionele partijen, t.w. de CHU, de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Katholieke Volkspartij (KVP) nauwer met elkaar samenwerken wat in 1980 zou resulteren in het ontstaan van het Christen Democratisch Appel (CDA). Op 1 maart 1976 werd hij benoemd tot lid van de Raad van State. Dit zou echter door onvoorziene omstandigheden maar voor twee jaar zijn. Toen hij een jaar later in december 1977 gevraagd werd als staatssecretaris van Financiën in het kabinet Van Agt/Wiegel zitting te nemen, weigerde hij dit.
Minister van Defensie
Op 8 maart 1978 verwisselde hij alsnog het lidmaatschap van de Raad van State voor het onzekere ambt van minister van Defensie in het kabinet Van Agt I (1977 december 19-1981 september 11). Een besluit waarin hij zich gesteund mocht weten door de vice-president van de Raad, mr. M. Ruppert, ( Elseviers Magazine, 18 maart 1978. ) en waartoe R. Lubbers het initiatief had genomen. ( A. Koster, De eenzame fietser. Insiders over de politieke loopbaan van Dries van Agt (1971-1982), Culemborg 2008, 168. ) Mede uit plichtsbesef en om te voorkomen dat het zo juist aangetreden kabinet binnen drie maanden na zijn aantreden door een ministerscrisis in problemen zou komen, volgde hij zijn partijgenoot, de 'vredesapostel' R.J.H. Kruisinga, op. Naar later bekend werd moest die in werkelijkheid vanwege contacten met het communistische Oostblok of zijn alcohol-verslaving aftreden. ( Slijkerman, a.w., 235. Desondanks vermelden verschillende necrologieën over Scholten dat Kruisinga vanwege gewetensnood vertrok. ) Dientengevolge waren Scholten en zijn collega op Buitenlandse Zaken, dr. C.A. van der Klaauw, in december 1979 de verantwoordelijke ministers voor de besluitvorming over de modernisering van nucleaire middellange afstandswapens. ( Zie voor de rol van Scholten daarbij bijvoorbeeld: Johan van Merriënboer e.a., Van Ag Biografie. Tour de force, Amsterdam 2008, 396-414; 398-400, 404-405. ) Scholten was hier vanwege de Koude Oorlog van die tijd in het belang van de vrede voorstander van een politiek van afschrikking als tegenwicht tegenover de productie van SS-20 raketten door Rusland. Verder was hij van mening dat Nederland hier door het lidmaatschap van het Noord Atlantisch bondgenootschap solidair moest zijn. Gehoopt werd dat dit tot aan weerszijden tot wapenvermindering zou leiden. Als lidmaat van de Nederlands Hervormde Kerk kwam hij daardoor in conflict met het standpunt van zijn eigen synode, die hierover een Handreiking uitgaf. Het Interkerkelijk Vredesberaad nam hij kwalijk dat dit alleen uit gelijkgezinden bestond. Maar naast dit onderwerp kreeg Scholten tijdens zijn ambtsperiode tot 1980 met nog enkele belangrijke zaken te maken. In de eerste week van zijn ministerschap bezetten Molukkers het provinciehuis te Assen. Om hier een einde aan te maken moesten er mariniers worden ingezet. Verder besloot hij begin 1980 na de staatsgreep in Suriname van 25 februari 1980 een Militaire Missie in te stellen. Eerder die maand had Scholten voor het eerst als lid van de ministeriële werkgroep troonswisseling op 30 april vergaderd over de daarvoor in de hoofdstad te nemen maatregelen. ( Ibidem, 365. ) Doordat een maand daarvoor het kraakpand 'De Groote Keijzer' in deze stad met behulp van het leger was ontruimd ( Ibidem, 371. ) , hadden er op de dag van de troonswisseling veel krakersrellen plaats.
Vice-president van de Raad van State
Vermoedelijk werd Scholten mede vanwege zijn ingenieuze wijze, waarop hij als minister van Defensie met het politiek en maatschappelijk debat omging per 1 oktober 1980 als opvolger van Ruppert tot vice-president van de Raad van State benoemd. Een functie die hij tot 1997 zou vervullen. Deze benoeming was nogal omstreden omdat de fractieleiders van de PvdA en het CDA eerder waren overeengekomen dat er deze keer een sociaal-democraat zou worden benoemd. Reden voor Den Uyl om minister-president Van Agt hierover te interpelleren en vervolgens een motie van afkeuring tegen het kabinet in te dienen. Naar later bekend werd heerste er in werkelijkheid binnen de Raad van State verdeeldheid over de twee voorgedragen kandidaten, zodat scheidend vice-president M. Ruppert in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken H. Wiegel de benoeming van Scholten regelde. ( Zie voor de motie-Den Uyl: inv.nrs. 240-243. Slijkerman, a.w., 237. Desondanks vermelden de necrologieën van Scholten dat het CDA zich niet aan de afspraken met de PvdA had gehouden. ) Minister-president Van Agt vond het 'een uitmuntende keuze', maar 'wel een offer voor het kabinet'. ( Koster, a.w., 190. Van Agt typeerde Scholten later als 'integer, wijs, helder inzicht', die als vice-president van de Raad van State 'aan de hoge verwachtingen beantwoord'. Zie: Koster, a.w., 282. ) Omdat onpartijdigheid voor het vervullen van deze functie een sleutelwoord was, bezocht hij vanaf zijn benoeming geen bijeenkomsten meer van zijn partij. Zelf zei hij daarover:"De politicus Scholten bestaat niet meer". ( Toespraak van mevr. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (CDA) in de Eerste Kamer der Staten-Generaal op 18 januari 2005. ) Daarom nam hij artikelen, die in concept gereed waren, terug. ( Zie inv.nrs. 431 en 470. ) Als vice-president was Scholten eindverantwoordelijke voor het leiding geven aan de Raad. Zijn belangrijkste taak was het adviseren van de Regering over wetsvoorstellen en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur voordat deze bij het parlement werden ingediend. "Als [voormalig] fiscalist drukte hij een grote stempel op de adviezen die de Raad van State onder zijn leiding uitbracht." ( De Volkskrant, 3 januari 2005. ) De rechtspraak van de Raad van State werd tijdens zijn ambtsperiode gereorganiseerd. Verder moest hij de koningin aan het begin van kabinetsformaties adviseren. In die functie was Scholten in een politiek gecompliceerde situatie van 1-29 oktober 1982 informateur van het eerste Kabinet-Lubbers (1982 november 4-1986 juli 14). ( Scholten was in 1981 bij de formatie van het tweede Kabinet-Van Agt ook al als informateur genoemd. Zie: Merriënboer e.a., a.w., 424. ) Door zijn dossierkennis en zijn fenomenale redactionele vaardigheid overbrugde hij verschillen van inzicht. Bij deze formatie was nieuw dat hij de werkgroepen A en B, die bestonden uit Kamerleden van de beoogde coalitiegenoten van de CDA en de VVD, aan het regeerakkoord liet werken. Hierdoor leerden zij al vooraf elkaars standpunten over relevante kwesties kennen. ( Slijkerman, a.w., 240. Marja Wagenaar, de Rijksvoorlichtingsdienst. Geheimhouden, toedekken en openbaren, Den Haag 1997, 433. ) Daarna adviseerde hij de koningin om CDA-fractievoorzitter Lubbers tot formateur te benoemen. "Dit was de stilste formatie ooit", aldus M.J.D. van der Voet, raadadviseur van het ministerie van Algemene Zaken. "Dat kwam voort uit het trauma van de formatie van wat het tweede Kabinet-Den Uyl had moeten worden in 1977". ( Wagenaar, a.w., 361, 434, 436, 450. ) Toen koningin Beatrix in 1994 - tegen het advies van informateur H.D. Tjeenk Willink - PvdA-voorman W. Kok als nieuwe informateur aanwees, deed zij dit volgens de Rijksvoorlichtingsdienst op advies van Tweede Kamervoorzitter W.J. Deetman en vice-voorzitter van de Raad van State W. Scholten. ( Wagenaar, a.w., 453. )
Tijdens Scholtens ambtsperiode vonden er enkele heugelijke feiten bij de Raad van State plaats, waarbij de Koningin ook aanwezig was. Op 1 oktober 1981 herdacht de Raad in de Ridderzaal met een symposium zijn 450-jarig bestaan. Op 14 juni 1983 werd het nieuwe gebouwencomplex aan de Kneuterdijk in gebruik.
Minister van Staat
Toen Scholten op 1 juli 1997 op 70-jarige leeftijd afscheid nam als vice-president van de Raad van State werd hij tot minister van Staat benoemd. ( Scholten wijdde zelf in 1985 een uitgebreid artikel aan dit ambt in: 'In alle bescheidenheid moge ik opmerken'. Bundel opstellen opgedragen aan mr. H. Bruinsma, Raad van State: Den Haag 1985, 7-26. ) In deze functie heeft hij de regering diverse malen vertegenwoordigd, o.a. in Chili en Argentinië bij de beëdiging van democratisch gekozen presidenten en in Japan naar aanleiding van het overlijden van premier Obuchi, die verantwoordelijk was voor het bezoek van de keizer Hirohito aan Nederland en in dat verband een verklaring opstelde over de houding van Japan jegens de Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog. ( Slijkerman, a.w., 240. )
Nevenactiviteiten
( Zie voor een volledig overzicht van Scholte's nevenfuncties http://www.parlement.com/9291000.bio/01219 ) Naast zijn drukke ambtelijke leven bekleedde Scholten talrijke nevenfuncties. ( Slijkerman, a.w., 237-238. Zie voor een volledig overzicht: www.parlement.com ) Op het departement van Financiën hadden collega's hem gevraagd toe te treden tot de redactie van het Weekblad der Belastingen, het latere Weekblad voor Fiscaal Recht. Verder nam hij in 1954 de wekelijkse kolom over belastingzaken in het Financieel Dagblad van zijn superieur over. Daarnaast schreef hij onder meer over het parlementaire werk ('Links en rechts op het Binnenhof') in de "Jonge Nederlander", het blad van de CHJO, waarvoor hij de indrukken opdeed tijdens zijn lunchpauzes. ( CDActueel 17 nr 14 (29 september 1997). Geciteerd naar de Toespraak van de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op 18 januari 2005. ) Toen Scholten kamerlid was bekleedde hij meer maatschappelijk getinte nevenfuncties. Hij hield er een vrij uitgebreide portefeuille aan commissariaten en andere bestuursfuncties op na. Als minister moest hij zijn nevenfuncties neerleggen. Na zijn benoeming als vice-president van de Raad van State werd Scholten onder andere commissaris bij het internationaal opererend handelsbedrijf Steenkolen Handelsvereniging (SHV), eigenaar van de Makro. Omdat de Limburgse middenstand hem daarom van belangenverstrengeling beschuldigde, werd besloten alle nevenfuncties van de leden van de Raad van State openbaar te maken. ( NRC, 3 januari 2005. ) Verder was hij onder meer penningmeester respectievelijk voorzitter van het bestuur van de Stichting Papefonds.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief bevat hoofdzakelijk ambtshalve opgemaakte stukken, waaronder opvallend veel over zijn ministerschap van Defensie en de kabinetsformatie. De archivalia zijn aangevuld met krantenknipsels over het handelen van Scholten, waaronder ook interviews. Verder bestaat het archief uit de nodige neerslag van verschillende functies van Scholten binnen de CHU en het CDA. Omdat Scholten zijn werk bij de Raad van State niet politiek vond, heeft hij de stukken daarover niet overgedragen. Dit geldt in feite ook voor de documenten betreffende de vele nevenfuncties, waarvan er maar weinig in dit archief zijn terug te vinden. Het archief is in 2000 bij het Nationaal Archief in bewaring gegeven. Op dat moment had het een ordening in mappen met een globale inhoudsomschrijving. Verder bestond het uit veel losse kranten en dergelijke, die al of niet bij de mappen zaten. Na het overlijden van Scholten werden er in 2005 en 2006 nog enkele dossiers aan het archief toegevoegd.
De verwerving van het archief
Schenking (van een niet overheidsarchief)
Het archief is in 2000 bij het Nationaal Archief in bewaring gegeven. Na het overlijden van Scholten werden er in 2005 en 2006 nog enkele dossiers aan het archief toegevoegd.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking Voor de datering is voor het beginjaar uitgegaan van een artikel van Scholten, dat hij in 1952 schreef. De brief die Scholten van de journalist M. Schraal voor een interview ontving is voor het eindjaar aangehouden. ( Inv.nrs. 314 en 437. ) Het tussen haakjes toegevoegde jaar 2005 heeft betrekking op de stukken inzake het overlijden van Scholten. ( Inv.nr. 11. )
Na de bewerking beslaat het archief 4,5 meter.
Ordening van het archief
Tijdens de eerste globale inventarisatie van het archief waren de mapopschriften van nut. Voor de definitieve ordening is uitgegaan van de gebruikelijke onderverdeling bij particuliere archieven in 'Stukken betreffende zijn persoonlijke leven' en 'Stukken betreffende zijn openbare leven'. Aan het slot is ook nog een rubriek 'Documentatie' opgenomen. De tweede en grootste rubriek 'Stukken betreffende zijn openbare leven' is onderverdeeld naar de verschillende functies die Scholten achtereenvolgens bekleedde.
Wanneer er een duidelijke relatie bestond tussen krantenknipsels en archiefbescheiden zijn deze ondanks voorschriften van de archivistiek niet in de rubriek 'Documentatie' opgenomen, maar in de rubriek waar de archiefstukken over dat onderwerp zijn ingedeeld, een indeling die Scholten zelf ook gedeeltelijk had aangebracht. Voor de onderzoeker heeft dit het voordeel dat hij meteen alle stukken bij elkaar aantreft. ( Dick Kaajan, `Het belang van particuliere archieven van politici', in: Archievenblad, 106e jrg. no. 7 (september 2002), 28-31; 31. )

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A+B), deels niet openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, W. Scholten [levensjaren 1927-2005], nummer toegang 2.21.369, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Scholten, 2.21.369, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
In de navolgende archieven kan de onderzoeker ook stukken aantreffen met betrekking tot het politieke leven van Scholten.
  • Archief van de Christelijk-Historische Unie, 1942-1980 (nummer toegang 2.19.046.01);
  • Archief van de Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohmanstichting, 1953-1980 (nummer toegang 2.19.046.02);
  • Archief van de Federatie van Christelijk-Historische Jongerengemeenschappen en van de Christelijk-Historische Jongeren Organisatie, 1925-1980 (nummer toegang 2.19.06.04);
  • Archief van het Christen Democratisch Appel, 1971-2002 (nummer toegang 2.19.112);
  • Archief van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, (1849) 1945-1980 (1994) (nummer toegang 2.02.28);
  • Archief van de Begeleidingscommissie Onderzoek Financiële Tegoeden Wereldoorlog II in Nederland (Commissie Scholten), 1997-2000 (nummer toegang 2.08.43).

Archiefbestanddelen