Terug naar zoekresultaten

2.21.382 Inventaris van het archief van Ch. A.van der Klaauw [levensjaren 1924-2005], 1926-1995

Het archief bevat stukken uit zijn loopbaan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, waaronder dagboeken, memoires, fotoalbums plakboeken en een uitgebreide correspondentie vanuit de diverse diplomatieke posten. De brieven geven een indruk van het diplomatenleven.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.382
Inventaris van het archief van Ch. A.van der Klaauw [levensjaren 1924-2005], 1926-1995

Auteur

J.A.M.Y. Bos-Rops

Versie

19-10-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2008 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ch. A. van der Klaauw [levensjaren 1924-2005]
Klaauw, van der

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1926-1995

Archiefbloknummer

C55

Omvang

; 283 inventarisnummer(s) 5,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ch. A. van der Klaauw
, , 1924 - 2005

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken uit zijn loopbaan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, waaronder dagboeken, memoires, fotoalbums plakboeken en een uitgebreide correspondentie vanuit de diverse diplomatieke posten. De brieven geven een indruk van het diplomatenleven.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
C. A. van der Klaauw (1924-2005)
Opleiding en diplomaat
Dr Christoph Albert (Chris) van der Klaauw, geboren op 13 augustus 1924, groeide als oudste van vier kinderen op in een gezin dat door hemzelf gekarakteriseerd is als liberaal, vrijzinnig en intellectueel ( De gegevens in deze en de volgende paragraaf zijn grotendeels ontleend aan Van der Klaauw, Een diplomatenleven. Amsterdam 1995 ) . Zijn vader was hoogleraar dierkunde in Leiden, zijn moeder was eveneens biologe. In Leiden bezocht Van der Klaauw de lagere school ('een buitenbeentje', 'verlegen en onhandig, ook door een oogafwijking') en het stedelijk gymnasium. Na het behalen van zijn diploma was hij, om te ontkomen aan de arbeidsinzet in Duitsland, enkele maanden werkzaam in de Noordoostpolder en later bij een boer in Uitgeest. Na de oorlog ging hij geschiedenis studeren in Leiden. Tijdens zijn studie was Van der Klaauw actief in het verenigingsleven, onder meer als secretaris (abactis) van het Leids Studenten Corps, als penningmeester en voorzitter van de literaire studentenfaculteit en lid van enkele disputen (Robert Fruin, Artes). Tijdens een conferentie van de Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond (VCSB) in Hollandse Rading ontmoette hij rechtenstudente Hans van Everdingen, met wie hij op vrijdag 13 maart 1952 in het huwelijk trad. Op 25 april 1950 behaalde hij het doctoraal examen geschiedenis, met als bijvakken staatsinrichting en kunstgeschiedenis. Daarna werkte Van der Klaauw eerst een jaar fulltime aan zijn dissertatie over de Nederlands-Belgische verhoudingen tijdens het interbellum. Vanaf de zomer van 1951 bereidde hij zich voor op het attaché-examen, de entree tot een carrière in de Buitenlandse Dienst. Hij slaagde in mei 1952 en werd als elfde van de dertien kandidaten aangesteld tot aspirant-ambtenaar van de Buitenlandse Dienst. Vanaf dat moment volgt de gebruikelijke loopbaan van een diplomaat, met regelmatige wisselingen van standplaats en een gestage opmars in de ambtelijke hierarchie. ( Zie inv. nrs. 87-92. ) . Van juli 1952 tot september 1953 werkte hij bij het Nederlands gezantschap in Boedapest. Bij terugkeer in Nederland voor een overleg bleek echter dat hij een tuberculose-infectie had opgelopen, waarvoor hij een jaar moest kuren. Zijn proefschrift, dat hij vlak voor het vertrek uit Boedapest had afgrond, verdedigde hij op 3 december 1953 in een zaaltje in het Academisch Ziekenhuis Leiden. ( C.A. van der Klaauw, De politieke betrekkingen tussen Nederland en België 1919-1939 (Leiden 1953). ) Na zijn herstel werd hij op het ministerie in Den Haag geplaatst bij het bureau voor Atlantische en Europese veiligheidsvraagstukken van de Directie Westerse Samenwerking. In deze periode behaalde hij het secretarisexamen en kreeg hij een aanstelling als ambtenaar van de Buitenlandse Dienst. De volgende buitenlandse post was de Nederlandse ambassade in Noorwegen, waar hij drie jaar bleef (1956-1959); gevolgd door een periode van vier jaar bij de Permanente Vertegenwoordiging van de NAVO te Parijs (1959-1963). Na een periode van drie jaar in Den Haag, als hoofd van het bureau NAVO en WEU aangelegenheden (1963-1966), was zijn werkterrein achtereenvolgens de ambassade in Rio de Janeiro (1966-1970), de Permanente Vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties in New York (1970-1974) en de Permanente Vertegenwoordiging bij het bureau van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties te Genève (1975-1977). In augustus 1977 werd hij door minister dr. Max van der Stoel gevraagd voor de functie van Directeur-generaal Europese Samenwerking (DGES), een van de drie directoraten-generaal van Buitenlandse Zaken en het directoraat dat hij het minst ambieerde. ( De andere directoraten-generaal waren Internationale Samenwerking (DGIS) en Politieke Zaken (DGPZ). ) Deze functie heeft hij echter koud twee maanden bekleed. Hij begon op 17 oktober 1977 als directeur-generaal; op maandag 17 december van datzelfde jaar legde hij de eed af als minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet Van Agt. Zijn interesse voor de binnenlandse politiek van Nederland - hij was lid geworden van de VVD - was vanaf medio 1972 gegroeid - in zijn dagboek is in 1973 al sprake van een staatssecretariaat. ( J.W. Brouwer, 'De diplomaat als-minister-in-de-dop. Uit de dagboeken van C.A. van der Klaauw, 1969-1974' in: B. de Graaf en D. Hellema red., Instrumenten van buitenlandse politiek: achtergronden en praktijk van de Nederlandse diplomatie (Amsterdam 2007) p. 46-47. )
Minister en daarna
Van der Klaauw was als minister van buitenlandse zaken in het eerste kabinet Van Agt geen eerste keus. ( De gegevens voor deze paragraaf zijn voor een groot deel ontleend aan J. van Merriënboer e.a., Van Agt Biografie. Tour de force (Amsterdam 2008); D. Bosscher, 'Chris van der Klaauw (1977-1981). Een onwennig minister', in: D. Hellema e.a. ed., De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in de twintigste eeuw (Den Haag 1999) en R. Kuethe, 'Met mij gaat altijd wat mis' Bij het afscheid van Van der Klaauw', in Elsevier 29 juli 1989, p. 25-27. ) VVD-leider Wiegel had grote moeite kandidaten te vinden. Mr. E. Toxopeus weigerde omdat hij dacht dat zijn vrouw het niet wilde en diplomaat jhr. mr. J A. de Ranitz had geen zin zich in de Tweede Kamer te laten uitschelden. Uiteindelijk verkoos Wiegel Van der Klaauw boven de diplomaat mr. J.G.N. de Hoop Scheffer, omdat hij eerstgenoemde beter kende. ( Van Merriënboer, Van Agt, p. 288. ) In de beeldvorming staat minister Van der Klaauw bekend als veel te aardig voor het harde politieke bedrijf. Vooral zijn optredens in de Tweede Kamer waren, ook naar eigen zeggen ('mijn eerste Kamerdebatten waren natuurlijk disasters'), geen succes. ( R. Kuethe, 'Met mij gaat altijd wat mis', p. 25. ) Toch is het een feit dat hij, naar de historicus Bosscher heeft aangetoond, 'weinig echte nederlagen' heeft geleden. ( Bosscher, 'Chris van der Klaauw (1977-1981). ) De omstandigheden waren ook niet gunstig. Het kabinet Van Agt werd geconfronteerd met harde oppositie in de Tweede Kamer, vooral uit de hoek van de PvdA, die het na de gewonnen verkiezingen van 1977, moeilijk kon verkroppen dat het buiten het kabinet was gebleven. Van der Klaauw verhaalde dat hij eens tegen PvdA-leider dr. J. den Uyl opmerkte dat het zweet door zijn handen liep als Den Uyl in de kamer opstond. Waarop den Uyl antwoordde: 'zo moest het ook zijn'. Van een aangekondigd gesprek tussen beiden is het door het overlijden van Den Uyl in 1987 niet meer gekomen. ( Kuethe, 'Met mij gaat altijd wat mis', p. 26. ) Naast de oppositie had het kabinet ook last van CDA-loyalisten, die het beleid toetsten aan hun geweten.
Buitenlandse aangelegenheden waren tijdens de regeerperiode van het kabinet van Agt, vaker dan bij andere kabinetten, onderwerp van discussie in de Tweede Kamer. Dan kon het gaan over incidentele gevallen, zoals de oproep tot een boycot van het WK voetbal in Argentinië in 1978 (wat niet doorging) of van de Olympische Spelen in Moskou vanwege de inval in Afghanistan in 1980 (die er wel kwam) of van de olie-export naar Zuid-Afrika eveneens in 1980. In dat laatste geval overleefde de regering, die tegen een eenzijdige boycot was, mede omdat Nederland nauwelijks olie naar Zuid-Afrika exporteerde, ternauwernood een motie van wantrouwen van PvdA-leider Den Uyl (die werd met 72 tegen 74 stemmen verworpen). Andere spannende Kamerdebatten vonden plaats over de invoering van de neutronenbom, de plaatsing van kruisraketten, de levering van verrijkt uranium aan Brazilië en de levering van twee onderzeeboten aan Taiwan.
Bij het debat over de neutronenbom werd al kort na het aantreden van het kabinet een onderlinge tegenstelling zichtbaar. Minister van defensie dr. R.J.H. Kruisinga beweerde in februari 1978 in de Tweede Kamer dat Nederland tegen de invoering van de neutronenbom zou pleiten. Dit in tegenstelling tot Van der Klaauw, die juist tevoren had gemeld dat de regering nog geen standpunt over productie en invoering wilde innemen zolang het overleg in de NAVO nog voortduurde. Het debat werd daarop geschorst. In het kabinet kreeg Kruisinga geen gelijk en trad af. De Kamer nam later een motie aan waarin de productie van de neutronenbom ongewenst werd genoemd en de regering werd uitgenodigd dit standpunt aan de NAVO-bondgenoten kenbaar te maken. Het tweede bewapeningsdebat, dat over de plaatsing van kruisraketten in Nederland, waartegen groot verzet bestond, eindigde met een vergelijkbaar compromis: de toezegging dat Nederland de plaatsing zou accepteren als eind 1981 (dus onder een volgend kabinet) zou blijken dat onderhandelingen met de Sovjet Unie over het verminderen van het aantal op het westen gerichte SS-20 raketten geen bevredigend resultaat zouden hebben opgeleverd. In het geval van het verlenen van een exportvergunning voor de levering van verrijkt uranium aan Brazilië, een bestaand contract, eiste de kamer meer garanties voor vreedzaam gebruik. In dit dossier trok Van Agt, zoals hij dat overigens wel vaker deed, het initiatief naar zich toe, 'de vriendelijke Van der Klaauw terzijde schuivend'. ( Van Merriënboer, Van Agt p. 385 ) De leverantie ging door.
De meest pijnlijke affaire voor Van der Klaauw was die van de export van onderzeeboten aan Taiwan. Het noodlijdende Rijn-Schelde-Verolme concern kon een order krijgen voor de levering van twee onderzeeboten. Minister drs. G.M.V. van Aardenne van economische zaken was voorstander van het verlenen van een exportvergunning - goed voor de werkgelegenheid en de toekomst van het RSV-concern. Van der Klaauw, die kort tevoren met Van Agt een succesvol officieel bezoek aan China had gebracht, was tegen. Hij wilde de opgebouwde goede relaties met China, dat Taiwan niet erkende als zelfstandige staat, maar beschouwde als een opstandige provincie, niet in gevaar brengen. Bij de bespreking in het kabinet vertolkten beide VVD-ministers diametraal tegenover elkaar staande standpunten. In het overleg van VVD bewindslieden dreigden zowel Van Aardenne als Wiegel met aftreden als de levering niet zou doorgaan. Van der Klaauw wilde niet de verantwoordelijkheid nemen voor een kabinetscrisis en besloot, nadat hij ook had overwogen om zelf af te treden, aan te blijven als minister. In het NOS-journaal verklaarde hij dat bij een tegenstelling tussen buitenlands beleid en werkgelegenheid het laatste had gewonnen.
Ook tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU kreeg Van der Klaauw niet de kans te een eigen stempel op het beleid te drukken. Er waren daarvoor geen geschikte onderwerpen op de politieke agenda en zelfs bij het bepalen van de plaats waar de Europese top gehouden zou worden (de traditionele keus van Buitenlandse Zaken was Den Haag), legde hij het af tegen Van Agt, die met een keuze voor Maastricht Limburg aan zich hoopte te verplichten.
Eigen aan het ministerschap van Buitenlandse Zaken is het grote aantal reizen voor collegiaal overleg en officiële bezoeken aan collega's en regeringsleiders in andere landen en voor internationale vergaderingen. Van der Klaauw was veel onderweg; de grote collectie foto's in zijn archief is daarvan een mooie illustratie. ( Zie inv. nrs. 173-188 en 253-281. ) Toen hem aan het eind van zijn loopbaan werd gevraagd naar de meest emotionele momenten van zijn ministerschap noemde hij het spelen van het Wilhelmus toen hij als eerste minister van buitenlandse zaken sinds de tachtigjarige oorlog Spanje bezocht en het bezoek met Van Agt aan Polen, waar hij werd geconfronteerd met het nog steeds bestaande antisemitisme. Bij het opmaken van de balans bleef Van der Klaauw bij zijn eigen vak: 'ik denk dat ik een hele goede diplomaat ben geweest voor dit land. Dat deel van het vak van minister van BZ beheerste ik natuurlijk totaal'. ( Kuethe, 'Met mij gaat altijd wat mis', p. 26. ) Het politieke spel was hem 'als ervaren diplomaat vreemd en eigenlijk vaak zelfs onaangenaam' geweest.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Van der Klaauw na het ministerschap opteerde voor een terugkeer naar de Buitenlandse Dienst. Hij werd ambassadeur in Brussel, waar hij, naar eigen zeggen, heel aangename jaren beleefde. In 1986 kreeg hij het verzoek van minister Van der Broek om in te stemmen met overplaatsing naar Lissabon, een verzoek waar Van der Klaauw, na vier dagen bedenktijd, loyaal maar ongaarne mee instemde. Hij bleef ambassadeur in Lissabon tot zijn pensionering in 1989.
Van der Klaauw had tijdens zijn werkzaam leven weinig nevenfuncties. Na zijn ministerschap werd hij door prins Dadruddin Aga Khan, die hij tijdens zijn verblijf in Genève had leren kennen, gevraagd lid te worden van een commissie voor internationale humanitaire vraagstukken, maar daarvoor kreeg hij geen toestemming van de Nederlandse regering. Ook na zijn pensionering bleef het aantal nevenfuncties bescheiden. In het archief zijn stukken te vinden over het voorzitterschap van de Raad van Toezicht van Instituut Clingendael (1989-1998) en het covoorzitterschap van het comité van wijzen inzake de Nederlands-Vlaamse culturele samenwerking (1990-1991). Hij was ook nog lid van de board of trustees van het European Centre for Work and Society in Maastricht en curator bij de Stichting Oostenrijkse Studies. Voor het overige vulde hij zijn tijd met schrijven, onder andere van zijn memoires, en werd hij incidenteel gevraagd voor een diplomatieke klus zoals in 1995, toen hij Nederland vertegenwoordigde bij de installatie van de president van Brazilië. Van der Klaauw overleed op 16 maart 2005 in Den Haag.
In jaartallen
Datum Gebeurtenis
1924 Geboren te Leiden, 13 augustus
1943 Diploma gymnasium a
1943-1944 Werkzaam in Schokland en Uitgeest
1945-1950 Studie geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden
1952 Huwelijk met Henriëtte Charlotte (Hans) van Everdingen (1926-1988), 13 maart
1952 Aspirant ambtenaar van de Buitenlandse Dienst bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag, na te zijn geslaagd voor het attaché-examen
1952-1953 Gezantschapsattaché te Boedapest
1953-1954 Ziekteverlof wegens tuberculose
1953 Promotie tot doctor in de letteren en wijsbegeerte, Leiden
1954-1956 Werkzaam bij het bureau voor Atlantische en Europese veiligheidsvraagstukken van de Directie Westerse Samenwerking bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag
1956 Ambtenaar van de Buitenlandse Dienst
1956-1959 Tweede ambassadesecretaris in Oslo
1959-1963 Ambassadesecretaris bij de Permanente Vertegenwoordiging bij de NAVO en de OESO in Parijs
1963-1966 Hoofd van het bureau NAVO en WEU bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag
1966-1970 Ambassaderaad bij de Nederlandse ambassade in Rio de Janeiro
1970-1974 Plaatsvervangend gevolmachtigd minister bij de Permanente Vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties te New York
1975-1977 Permanent vertegenwoordiger (ambassadeur) bij het bureau van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties te Genève
1977 Directeur-generaal voor Europese Samenwerking bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag
1977-1981 Minister van Buitenlandse Zaken
1978 Eredoctoraat politieke wetenschappen Kuala Lumpur
1981-1986 Ambassadeur in Brussel
1986-1989 Ambassadeur in Lissabon
1988 Overlijden van zijn echtgenote H.C. van Everdingen, 1 januari
1989 Huwelijk met Leontien van Noort (1928-), weduwe Van Rees, 17 maart
2005 Overlijden in Den Haag, 16 maart
Geschiedenis van het archiefbeheer
De geschiedenis van het particulier archief van Van der Klaauw is de gebruikelijke. Het werd het waarschijnlijk aanvankelijk bij zijn ouders, later bij hem thuis bewaard. Het is opmerkelijk dat de series correspondentie niet alleen de door Van der Klaauw en zijn vrouw ontvangen brieven bevatten, maar ook de originele brieven die zij beiden hebben verzonden. Naar Van der Klaauw wel eens heeft verteld heeft hij op zijn post in Boedapest bewust uitvoerige brieven geschreven en aan zijn ouders gevraagd die te bewaren. Het tijdsbeeld van een communistische hoofdstad kort na de Tweede Wereldoorlog leek hem de moeite van het vastleggen waard. Ook van latere posten zijn veel brieven geschreven en bewaard gebleven. Vanaf het moment dat alle ouders overleden zijn (1975) is de inhoud van de correspondentie echter de gebruikelijke: ingekomen brieven en doorslagen of aantekeningen van het antwoord.
Het archief Van der Klaauw is in 2005 overgedragen aan het Nationaal Archief.
De verwerving van het archief
Schenking van een niet-overheidsarchief.
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bevat zowel persoonlijke stukken als stukken betreffende het openbare leven van Van der Klaauw en zijn echtgenote. In beide gevallen vormen de ingekomen en verzonden brieven hiervan de kern. In de series brieven bevinden zich ook de originele exemplaren van brieven die door Van der Klaauw en zijn echtgenote zijn verzonden aan familieleden. Deze zijn door de geadresseerden bewaard en later weer in het archief gevoegd. Onder de persoonlijke stukken bevinden zich ook de dagboeken van Van der Klaauw uit de jaren 1969-1974 en de handgeschreven memoires van zijn leven tot en met zijn ministerschap (1981). Deze tekst is uitvoeriger dan het deel dat in 1995 werd gepubliceerd. In totaal werden op 136 plaatsen stukken tekst weggelaten, in omvang variërend van enkele zinnen tot een complete beschouwing van zeven bladzijden over de Verenigde Naties. In het handschrift zijn de omissies herkenbaar aan ballpointstrepen in de marge. De hoofdrubriek openbaar leven bevat naast de correspondentie en de officiële documenten over het verloop van de diplomatieke carrière, niet veel inhoudelijke dossiers. Lezingen betreffende de NAVO en vergaderstukken van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vormen hierop een uitzondering. Uit de jaren vanaf het ministerschap (1977) bevat het archief, naast de correspondentie, ook veel foto's en documentatie in de vorm van een serie van 22 plakboeken met krantenknipsels en - incidenteel - ingeplakte foto's en teksten. Van twee nevenfuncties (voorzitter van de Raad van Toezicht van Instituut Clingendael en covoorzitter van het comité van wijzen inzake de Nederlands-Vlaamse culturele samenwerking) zijn vergaderstukken bewaard.
Selectie en vernietiging
Er zijn geen stukken vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
Het archief bestond uit 31 ordners, voornamelijk met correspondentie, 22 ringbanden met ingeplakte berichten uit kranten en tijdschriften, 22 fotoalbums, vier schriften met dagboekaantekeningen, een aantal mappen met stukken en een stapel enveloppen met losse foto's. Bij de inventarisatie is uitgegaan van het in het Nationaal Archief gebruikelijke schema 'privéleven - openbaar leven. Bij de verdere bewerking is de oorspronkelijke orde zoveel mogelijk intact gelaten. Dat bracht met zich mee dat de hoofdrubriek 'privéleven' niet alleen de stukken bevat die afkomstig zijn van Van der Klaauw, maar ook stukken van zijn echtgenote en stukken (vooral originele brieven) die de wederzijdse ouders van hen hebben ontvangen en voor hen hebben bewaard. Vanwege de aard van het diplomatenbestaan, waarin de echtgenote een actieve rol speelt, lag een splitsing van de stukken niet voor de hand. Bij de correspondentie in beide hoofdrubrieken moet bedacht worden dat, vooral in de latere jaren, de scheiding tussen zakelijke correspondentie en meer persoonlijke brieven niet altijd een strakke is: zakelijke brieven kunnen een persoonlijke toon hebben (diplomaten onder elkaar) en omgekeerd. In alle gevallen zijn de brieven gelaten in het verband waarin ze zijn aangetroffen.
Ordening van het archief
De inventaris van het archief kent uit twee hoofdrubrieken: privéleven en openbaar leven. De stukken zijn geordend naar de functies die Van der Klaauw heeft vervuld.
De documentatie, bestaande uit plakboeken met krantenknipsels, fotoalbums en foto's, is vanwege het gemak voor de gebruiker geplaatst in de rubriek waarbij deze qua onderwerp hoort. Het zal opvallen dat de nummering van de foto's niet aansluit op de nummering van de andere stukken waar de foto's tussen staan. Vanwege de specifieke eisen aan de berging van fotomateriaal is bij het nummeren van de foto's begonnen met het inventarisnummer dat volgt op het laatste nummer van de overige stukken.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ch. A. van der Klaauw [levensjaren 1924-2005], nummer toegang 2.21.382, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Klaauw, van der, 2.21.382, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken tot 1955 wordt bewaard in het Nationaal Archief; het gedeelte over de jaren 1955-1974 wordt in 2009 overgedragen.
Verder zijn in het Nationaal Archief aanwezig, of worden in 2009 overgedragen, de archieven van:
  • de Nederlandse ambassade in Hongarije (Boedapest), 1946-1974 (toegangsnummer 2.05.184);
  • de Nederlandse ambassade in Noorwegen (Oslo), 1955-1974 (toegangsnummer 2.05.217);
  • de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) te Parijs, 1955-1974 (toegangsnummer 2.05.277)
  • de Nederlandse ambassade, later consulaat-generaal in Brazilië te Rio de Janeiro en te Soa Paolo, 1955-1974 (toegangsnummer 2.05.151);
  • de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties te New York,
  • 1955 - 1974 (toegangsnummer 2.05.273);
  • de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij van de Verenigde Naties (VN) te Genève, 1955-1964 (toegangsnummer 2.05.279).
De archieven van de ambassades in België (Brussel) en Portugal (Lissabon) over de jaren 1991-1998 (de tijd dat van der Klaauw daar ambassadeur was), zijn nog niet overgedragen.
Het persoonlijk archief van minister-president mr. A.A.M. van Agt berust in het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) in Nijmegen (nr. 1049).
In het Nationaal Archief berusten de persoonlijke archieven van:
  • H. Wiegel, 1948-1982 (toegangsnummer 2.21.303); zie voor de periode 1977-1981: inv. nrs. 205-280;
  • drs. G.NM.V. van Aardenne, (1954) 1959-1995 (toegangsnummer 2.21.312); zie voor de RSV-affaire: inv. nrs. 141 en 147;
  • mr. W. Scholten, (1950) 1952-2000 (2005) (toegangsnummer 2.21.369); zie voor de periode als minister van defensie: inv. nrs. 136-238.
Overzicht van geraadpleegde bronnen
Eigen publicaties C.A. van der Klaauw, De politieke betrekkingen tussen Nederland en België 1919-1939 (Leiden 1953) Hierover: G. Puchinger, 'C.A. van der Klaauw als geschiedschrijver' in: Ontmoetingen met historici (Zutphen 1979), p. 191-197. C.A. van der Klaauw, Een diplomatenleven (Amsterdam 1995) C.A. van der Klaauw, 'Nederlandse cultuur in den vreemde: samenwerking met een gefederaliseerd België' in : Internationale Spectator 45 (1991) p. 647-648.
Korte biografische overzichten W.F. van Eekelen, 'In memoriam dr. Ch. A. van der Klaauw (1924-2005)' in: Jaarboek parlementaire geschiedenis 2005 , p. 152-155. 'Dr. Ch.A. van der Klaauw', Biografisch archief van het Parlementair Documentatiecentrum ,www.parlement.com
Overige publicaties D. Bosscher, 'Chris van der Klaauw (1977-1981). Een onwennig minister', in: D. Hellema e.a. ed., De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in de twintigste eeuw (Den Haag 1999) J.W. Brouwer, 'De diplomaat als-minister-in-de-dop. Uit de dagboeken van C.A. van der Klaauw, 1969-1974' in: B. de Graaf en D. Hellema red., Instrumenten van buitenlandse politiek: achtergronden en praktijk van de Nederlandse diplomatie (Amsterdam 2007)

Archiefbestanddelen