Terug naar zoekresultaten

3.02.33 Inventaris van de archieven van de Hollandse Staatscommissies tot de Zaken van de Oost-Indische Compagnie

Het Comité van de Oost-Indische Zaken had tot taak toezicht uit te oefenen op de Oost-Indische Compagnie en met name het gebruik van door de gewesten Holland en Zeeland verstrekte subsidies. Het archief bevat notulen en bijlagen.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.02.33
Inventaris van de archieven van de Hollandse Staatscommissies tot de Zaken van de Oost-Indische Compagnie

Auteur

Th.H.P.M. Thomassen

Versie

25-10-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1985 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Comité van de Oost-Indische Compagnie
Comité Oost-Indische Compagnie

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1790-1796

Archiefbloknummer

32928

Omvang

; 26 inventarisnummer(s) 3,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Comité van de Oost-Indische Compagnie

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het Comité van de Oost-Indische Zaken had tot taak toezicht uit te oefenen op de Oost-Indische Compagnie en met name het gebruik van door de gewesten Holland en Zeeland verstrekte subsidies. Het archief bevat notulen en bijlagen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De Hollands-Zeeuwse Staatscommissie van 1790 en het Committé van de Provisionele Representanten van het Volk van Holland tot de zaken van de Oost-Indische Compagnie van 1795 zijn staatsrechterlijke curiositeiten, vooral omdat ze als Hollandse of - naar het lijkt- Hollands-Zeeuwse commissies controle hebben uitgeoefend op de VOC, die haar octrooi had van de Generaliteit. Hun merkwaardige status heeft aanleiding gegeven tot onduidelijkheden over de status van hun archieven.Hieronder wordt een poging gedaan om de sluier die bijna twee eeuwen over deze archieven heeft gehangen, weg te nemen. Achtereenvolgens zal aandacht worden besteed aan de ontstaansgeschiedenis van de commissie, hun inrichting, werkwijze en activiteiten, zal worden beschreven wat er in de loop der tijden met hun archieven is gebeurd en zullen over de inventarisatie en de huidige staat van die archieven mededeling worden gedaan.
a. Holland en de achteruitgang van de Compagnie
De Vierde Engelse oorlog bracht de VOC, die haar jaarrekening vanaf het tweede kwart van de 18e eeuw al niet meer met een batig saldo had kunnen afsluiten, op de rand van het bankkroet.
Haar bezittingen overzee, werden een prooi van de Engelsen, haar retourschepen konden de Republiek niet meer bereiken en haar crediteuren vroegen alle op korte termijn opeisbare voorschotten (de zgn. anticipatiepenningen) op. Om een faillissement te voorkomen moesten de provincies uitstel van betaling (handlichting) verlenen, grote leningen verstrekken en zich garant stellen voor de terugbetaling van leningen die door anderen werden gegeven.
Vooral Holland, dat bij het voortbestaan van de Compagnie van alle provincies het meeste belang had, moest diep in de buidel tasten.
Drie kwart van de compagniesleningen werd in de jaren na 1780 door deze provincie gegeven of gegarandeerd (wat uiteindelijk op hetzelfde neerkwam). Natuurlijk verlangde Holland zekerheden. In mei 1782 kreeg het alle goederen, koopmanschappen en inkomsten van de maatschappij in onderpand en sinds juni van hetzelfde jaar liet het personele commissies controle uitoefenen op het gebruik van de voorgeschoten en gegarandeerde gelden. Hiertoe werden achtereenvolgens ingesteld de personele commissie tot de zaken van de Oost-Indische Compagnie (1782-787), de personele commissie tot onderzoek naar de tegenwoordige staat van financiën der Oost-Indische Compagnie en haar militair en mercantiel vermogen (1788-1789), de Hollands-Zeeuwse Staatscommissie tot de zaken van de Oost-Indische Compagnie (1790-1795) en het Committé tot de zaken van de Oost-Indische Compagnie (1795-1796).
Behalve met de controle van de uitgaven van de Compagnie hielden deze commissies zich vanaf het eerste begin ook bezig met de zo noodzakelijke verbetering van het bestuur van de maatschappij en de vergroting van de invloed van de provincie daarin. Plannen in die richting (toevoeging aan het bewind van meerendeels door Holland benoemde commissarissen of beëdigde hoofdparticipanten) stuitten echterop hardnekkige tegenstand van het bewind zelf, dat van overheidsbemoeinis niet gediend was, en van Zeeland, dat zich tegen een nog grotere Hollandse overheersing verzette. De inspanningen van de eerste personele commissie leverden niet meer op dan de toevoeging in 1786 van zes Hollandse bewindhebbers aan de kamer Amsterdam, die als het Vijfde Departement controle moesten uitoefenen op het bestuur van de compagnie en verplicht waren ook aan de Staten van Holland hierover verslag uit te brengen. De beslissing hierover werd door de Staten-Generaal met de kleinst mogelijke meerderheid genomen en de uitvoering ervan aanvankelijk door de Staten van Zeeland geboycot. ( Res. SG 1786 mei 1; res. Zeel. 1786 mei 12; res. SG 1786 nov. 9. )
b. Samenwerking tussen Holland en Zeeland en instelling van de Hollands-Zeeuwse Staatscommissie
Toen het bewind in 1788 bij Holland en Zeeland opnieuw om financiële steun aanklopte, benoemden de Staten van Holland een nieuwe personele commissie, die de financiële staat van de Companie en haar militaire en commerciële vermogen moest onderzoeken. ( Res. Holl. 1788 mei 8. ) Samenwerking bleek noodzakelijk met de personele commissie die de Staten van Zeeland met hetzelfde doel had benoemd. Er moesten namelijk schikkingen worden getroffen met betrekking tot de financiële verhouding tussen de Hollandse kamers en de kamer Zeeland. Zeeland was hierbij van de medewerking van Holland afhankelijk; Holland wilde zo snel mogelijk een evenredige bijdrage van Zeeland aan de Financiële ondersteuning van de Compagnie. ( Res. Zeel. 1788 mei 22, juli 17; res. Holl. 1788 juli 23. ) Op basis van het rapport van de besprekingen tussen beide personele commissies besloten Holland en Zeeland de Compagnie opnieuw financieel te steunen. Ze kwamen overeen dat in het vervolg Holland drie vierde en Zeeland één vierde deel subsidies voor hun rekenig zouden nemen. Ze hechtten hun goedkeuring aan de instelling van een personele commissie met zes Hollandse en twee Zeeuwse leden, die namens beide provincies toezicht moest houden op het bestuur van de Compagnie. Ze werden het eens over een voorstel aan de Staten-Generaal om het Vijfde Departement, dat na de omwenteling beschouwd werd als een middel om opperbewindhebber Willem V zijn invloed te ontnemen en dat nauwelijks had gefunctioneerd, tot na een preparatoir besogne, belast met het opstellen van het voorbereidend rapport aan de vergaderingen van de Zeventienen, te degraderen. ( Res. Holl. 1789 juni 4; res. Zeel. 1789 november 26. ) De provincies wilden voor hun plan om een personele commissie in te stellen de goedkeuring krijgen van de Staten-Generaal om "bewindhebberen, die onder octrooi van hun Hoog Mogende het bestuur voeren, alle huiverigheid te beneemen om die Politique Commissie te erkennen". ( Res. Holl. 1789 juni 4; res. Zeel. 1789 november 26. ) Niet alle bondgenoten waren echter even enthousiast. De Utrechts gedeputeerden verklaarden op 23 maatr 1790 dat zij het redelijk en billijk vonden dat aan de Staten van Holland en Zeeland, in verband met de grote bedragen die zij de Compagnie hadden voorgeschoten, "alle mogelijke gerustheid werde bezorgt", maar dat zij nooit zouden instemmen met "zoodanige schikkingen, waar door die Maatschappij met de daad zou ophouden een Generalitiets Etablissement te weezen, maar veel eer het eigendom van die twee Provincien zoude uitmaaken, en alleen aan dezelve verantwoordelijk zoude worden". Meer dan het recht op informatie wilden zij Holland en Zeeland niet toestaan. ( Res. SG 1790 maart 23. ) Maar de meerderheid had er geen bezwaar tegen dat beide provincies de Compagnie onder curatele stelden. De opposanten wisten slechts te bereiken, dat in de resolutie van 14 mei 1790 waarbij de Staten-Generaal hun instemming betuigden met het plan van Holland en Zeeland, uitdrukkelijk werd bepaald, dat de commissie zou ophouden te bestaan als de voorgeschoten gelden aan Holland en Zeeland waren terugbetaald en dat haar bestaan geen inbreuk zou betekenen op de soevereiniteit van de Staten-Generaal over de VOC en hun bevoegdheid om van het bewind te allen tijde opening van zake te krijgen. ( Res. SG 1790 mei 14. )
c. Samenstelling, taken en bevoegdheden van de Comissie
Een dag nadat de Staten-Generaal hun goedkeuring aan het plan gegeven hadden werden de Hollandse gecomitteerden door de prins benoemd en door de Staten van Holland aangesteld. Het waren Gerlach Jan Doys van der Does, lid van de Ridderschap en gecommitteerde ter Provinciale Rekenkamer, Pieter Hendrik van de Wall, oud-burgemeester van Dordrecht, Joachim Rendorp, burgemeester van Amsterdam, en Hendrik van Stralen, secretaris van Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier. ( Ress. Holl. 1790 mei 14, 15; not. SC 1790 mei 14. ) Rendorp, die eind 1792 overleed, werd op 5 april 1793 opgevolgd door de Amsterdamse burgemeester Willem Gerrit Dedel. ( Res. Holl. 1793 april 5. ) De Zeeuwse gecommitteerden, Jacob Hendrik Schorer, pensionaris van Middelburg, en Daniël Pieter de Mauregnault, burgemeester van Veere, werden pas op 16 juni dooor Willem V aangewezen en op 21 juni door de Staten van Zeeland aangesteld. ( Res. Zeel. 1793 juni 14, 21. ) Op 12 februari 1794 nam Jacob van Houtte, secretaris van de Provinciale Rekenkamer, de plaats in van De Mauregnault, die toen al twee jaar vacant was. ( Res. Zeel. 1793 april 25; not. SC 1794 februari 12. ) Alle staatsgecommitteerden kregen van hun provincies geloofsbrieven als extraordinaris gedeputeerden ter Staten-Generaal. ( Ress. Holl. 1790 mei 15; res. Zeel. 1790 juni 21. ) De Staatscommissie werd belast met het toezicht op het bestuur van de Oost-Indische Compagnie in het algemeen en het behoorlijk gebruik van de Hollandse en Zeeuwse subsidies in het bijzonder. Bewindhebbers moesten over alle belangrijke zaken met haar overleggen en haar inzage geven in alle stukken. Haar leden moesten regelmatig rapport uitbrengen aan de Staten van hun provincies. ( Res. SG 1790 mei 14. ) Desgevraagd dienden zij hun lastgevers van advies.
d. Huishoudelijke zaken en besluitvorming
De Hollandse gecommitteerden gingen meteen na hun aanstelling aan de slag. Op hun voorstel besloten de Staten van Holland op 23 juli 1790 voor de Hollandse kamers een nieuwe lenig van tien miljoen te garanderen. ( Res. Holl. 1790 juli 23. ) Overleg met de nog maar net aangestelde Zeeuwse gecommitteerden had niet plaatsgevonden. De Staten van Zeeland, voor een voldongen feit geplaatst, protesteerden tegen de gevolge procedure, maar waren verplicht voor de kamer in Middelburg een lening naar evenredigheid te garanderen. ( Not. SC 1790 augustus 12; res. Zeel. 1791 februari 3. ) Pas op 12 augustus 1790 hielden de Hollandse en Zeeuwse gecommitteerden hun eerste gemeenschappelijke vergadering. Daar werden onder meer de huishoudelijke zaken geregeld. De Hollanders hadden tot dan toe voor het schrijfwerk de klerken gebruikt die de commissie tot de quoten hadden bediend. ( Not. SC 1790 mei. ) Nu werd besloten uit de klerken van de compagnie een amanuensis te kiezen. Nadat de eerste kandidaat, Albertus Arend Hoefhamer, die zich "in de vorige troubles" bleek te hebben "misdragen", was afgevoerd nog voordat hij zijn werkzaamheden had kunnen beginnen, werd op 24 september 1790 Willem Abeleven als amanuensis aangesteld. Als VOC-klerk bleef hij toegang houden tot de archieven van de Compagnie. ( Not. SC 1790 juli 23, augustus 12, 13, 18, 19; september 24, 25; oktober 13; december 17. ) De voormalige compagnieasadvocaat Boers trad op 13 oktober 1790 in functie als advocaat-consulent van de commissie. ( Not. SC 1790 oktober 13; zie ook: augustus 12, 19; september 24; december 17. )
De Staatscommissie was, ook na augustus 1790, niet meer dan een overlegorgaan van een Hollandse en een Zeeuwse personele of staatscommissie. Deze commissies dienden hun eigen staatsrapporten in bij de Staten van hun gewesten, beschikten over enkele gemeenschappelijke faciliteiten en kwamen alleen bij elkaar als er zaken van groot gemeenschappelijk belang aan de orde waren. Hun samenwerking was niet meer dan een institutionalisering van de samenwerking die tussen hun voorgangsters van 1788 had bestaan. Holland, dat tweemaal zoveel gecommitteerden leverde als Zeeland, domineerde. De Hollander Van der Does was het eerste lid van de Staatscommissie en Den Haag was haar standplaats. De notulenregisters bevatten voor het overgrote deel de besluiten van de vergaderingen van de Hollandse gecommitteerden en voor een gering deel de besluiten die samen met de Zeeuwen waren genomen. Vrijwel altijd ging het initiatief van de Hollanders uit.
Idealiter verliepen de communicatielijnen tussen de gecommitteerden en de Statenvergaderingen als volgt. Waren subsidieaangelegenheden aan de orde, dan stelden de Hollandse gecommitteerden eerst een plan op tot steunverlening door de Staten van Holland aan de Hollandse kamers. Ze verzochten dan hun Zeeuwse collega's de Staten van Zeeland voor te stellen hun kamer naar evenredigheid te subsidiëren en dienden hun plan in bij de Staten van Holland. De Staten van Holland keurden het plan goed en schreven de Staten van Zeeland dat zij van hen een evenredige subsidie verwachtten. De Staten van Zeeland tenslotte, door hun gecommitteerden inmiddels van de plannen op de hoogte gebracht, sloten zich bij de Hollandse resolutie aan.
In veel gevallen vond tussen de Hollandse en de Zeeuwse gecommitteerden geen overleg plaats. De Hollandse gecommitteerden deden in die gevallen een voorstel aan de Staten van Holland, die hierop een resolutie namen en deze aan de Staten van Zeeland overbrachten. Na advies van hun gecommitteerden te hebben ingewonnen sloten de Staten van Zeeland zich bij de Hollandse resolutie aan of stelden zij hun Hollandse collega's van hun bezwaren op de hoogte. Na advies van zijn gecommitteerden nam Holland dan een finale resolutie.
Overleg met de Heren Zeventien werd in principe door de voltallige commissie gevoerd. Met de Hollandse kamers en de kamer Zeeland daarentegen werd respectievelijk door de Hollandse en Zeeuwse gecommitteerden afzonderlijk beraadslaagd. Uitgaande brieven werden door Abeleven namens de hele commissie ondertekend, ook al gingen ze in feite alleen van de Hollanders uit.
e. Middelen tot herstel van de Compagnie
De Staatscommissie bereidde niet alleen financiële steunmaatregelen voor, maar ook structurele hervormingen van de leiding en de werkwijze van de Compagnie. In hun rapporten van januari en juli 1791 stelden de Hollandse gecommitteerden een groot aantal vergaderingen voor in de administratie in de Republiek, de wijze van handel drijven en het beheer van bezittingen overzee, waar commissarissen-generaal orde op zaken zouden moeten stellen. De aanbevelingen waren grotendeels ontleend aan memories die hoofdparticipant Guill. Titsingh en de Amsterdamse bewindhebbers Falck, Craeyvanger en Scholten bij het bewind en de commissie hadden ingediend. ( Zie in het repertorium de rubriek A 4, pp. 574-576. )
Ook beraamde de commissie maatregelen om de verkopingen van de Compagnie te reguleren. De retouren moesten voortaan bij afslag worden verkocht en de onverkocht gebleven goederen zouden niet langer alleen op vastgestelde tijden opnieuw in openbare veiling worden gebracht, maar te allen tijde en ook onderhands mogen worden verkocht. Een commissie van de bewindhebbers werd benoemd om de verkopingen te leiden.
Deze veranderingen, die op zich al hevige protesten van de handel leidden, vormden de basis van een plan tot verregaande prijsregulering. Om dit plan in het diepste geheim te kunnen doorvoeren werden de gecommitteerden eind 1791 door Holland en Zeeland gemachtigd onder bepaalde voorwaarden "uit te denken en dadelijk in te voeren zodanige Poincten van bezuiniging hier te lande, en nuttige schikkingen tot het welzijn van de Oost-Indische Compagnie als zij ten meesten nutte van dezelve Compagnie...zullen oordeelen te behooren". Enkele maanden later liet de Staatscommissie de commissie tot de verkopingen een geheime conventie sluiten met Cohen & Cie, waarbij dit handelshuis zich tegen ruime betaling verplichtte bodemprijzen vast te stellen en goederen eventueel tegen die bodemprijzen uit de markt nemen. ( Zie in het repertorium de afdeling C, pp. 598-600. )
De doorvoering van de hervormingen werd vertraagd door corrupte en incompetente bestuurders van de compagnie in de Republiek en overzee en leverde, evenals de zending van de commissarissen-generaal, niet de resultaten op die ervan waren verwacht. Nieuwe geldleningen leken in een bodemloze put te verdwijnen en de provincies bleken steeds minder bereid en in staat hun financiële steun voort te zetten. Vanaf eind 1793 gaf Holland alleen nog subsidies die er specifiek op waren gericht om de retouren op de compagniesveilingen te brengen. Zeeland was toen al niet meer in staat aan eerder aangegane subsidieverplichtingen te voldoen. De Staatscommissie, die als buffer en trait d'union tussen de Compagnie en de Staten had gefunctioneerd, nam afstand van de Compagnie. De Hollands gecommitteerden beraadden zich op last van de Staten op maatregelen om het bewind nog vóór de val van de maatschappij te concentreren en om de oostindische handel en bezittingen van de Compagnie, die het onderpand vormden van de kapitalen die de provincie had voorgeschoten, te redden als de val van de maatschappij niet meer was uit te stellen.
f. Het Comitté tot de zaken van de Oost-Indische Compagnie, 1795-1796
Kort na de omwenteling, op 30 januari 1795, vervingen de Provisionele Representanten van het Volk van Holland (de opvolgers van de Staten) de gecommitteerden Van der Does, Van de Wall, Dedel en van Stralen door Brouerius van der Velden, Johan du Tour, Titsingh en Christiaan Beresteyn, die de werkzaamheden van hun voortgangers als Committé van de Provisionele Representanten tot de zaaken van de Oost-Indische Compagnie voortzetten. ( Decr. P.R. Holl. 1795 januari 30. ) Ook Abeleven moest het veld ruimen. De nieuwe gecommitteerden stelden Hoefhamer, die in 1790 vanwege zijn patriottische sympathieën was afgevoerd, weer als amanuensis aan. ( Not. SC 1795 februari 15. ) Van de diensten van advocaat-consulent Boers besloten zij geen gebruik meer te maken. ( Not. SC 1795 februari 15 en maart 2. ) Het Comitté nam van Abeleven het archief van de Staatscommissie over en van de commissie tot de verkopingen een verzegeld kistje met 38 documenten. Dat kistje was door deze commissie in het VOC-logement in Den Haag in een eveneens verzegelde kast geplaatst en tijdens de omwenteling door de kastelein van dit logement in een appartement in de tuin in een ton met hooi verstopt. Omdat openbaarmaking van de stukken, die voor een belangrijk deel betrekking hadden op de geheime maatregelen ter regulering van de prijzen, een storm van verontwaardiging zou veroorzaken, besloot het Committé ze buiten de openbaarheid te houden en in zijn eigen archief te incorporeren. ( Idem 1795 februari 14, maart 6-15. Voor de stukken van de commissie tot de verkopingen zie het repertorium onder C. Hoe geheim de activiteiten van deze commissie waren, blijkt o.m. uit het boek van Van Berckel, die zich afvraagt of de commissie wel daadwerkelijk heeft gefunctioneerd: G.J.A. van Berckel, Bijdrage tot de Geschiedenis van het Europeesch opperbestuur over Nederlands Indië 1780-1806, (Leiden 1880) 37. ) Het Committé kreeg soortgelijke bevoegdheden als de Staatscommissie had gehad. ( Decr. P.R. Holl. 1795 februari 6. ) Met de Zeeuwse gecommitteerde Schorer en Van Houtte, die in functie waren gebleven, bleef het schriftelijk contact onderhouden, maar gemeenschappelijke vergaderingen werden ondanks Zeeuwse protesten niet meer gehouden. Zeeland kon de Compagnie al enige tijd niet meer naar evenredigheid subsidiëren. De schulden van de kamer Zeeland aan de andere kamers groeiden daardoor tot zo'n hoogte, dat deze in 1796 zelf overwogen bij de Staten-Generaal op maatregelen aan te dringen. Omdat Holland noch bereid noch in staat was aan Zeeland de subsidiegelden voor te schieten, kwam aan de Hollands-Zeeuwse samenwerking de basis te ontvallen. Het Committé stond dichter bij de compagnie dan zijn voorgangster in 1794. De éminence grise van de VOC, hoofdparticipant Titsingh, de belangrijkste inspirator van de hervormingsvoorstellen van de Staatscommissie, was "het roer van het schip". ( Du Tour aan Pieter Paulus 1795 oktober 11, Archief VOC Commissies, inv.nr. 24, p.583. ) Hij vond evnals zijn collega's het oude bewind "nutteloos"en "hinderlijk" ( COIC aan P.R. Holl. 1795 april 3, Archief VOC Commissies, inv.nr. 24, p. 554. ) en streefde naar concentratie van het bestuur door afschaffing van de kamers. De torenhoge schuldenlast van de Compagnie weet hij echter niet aan het onvermogen van het incompetente bewind om de huishouding aan te passen aan de veranderde internationale commerciële verhoudingen, maar uitsluitend aan de gevolgen van de Engelse oorlog en hij wilde van haar opheffing niets weten. De Provisionele Representanten, wie het nu juist om de wijze van opheffing van de Compagnie te doen was, konden zich dan ook niet verenigen met het rapport dat Titsingh en zijn collega's op 15 juni 1795 uitbrachten,. Ze stelden zes toegevoegde leden aan en gaven het aldus uitgebreide Committé opdracht een voorstel te formuleren tot onmiddellijke vernietiging van het college van bewindhebbers en vervanging daarvan door een generaal committé. ( Decr. p.R. Holl. 1795 juni 15. ) Op grond van het meerderheidsrapport van het uitgebreide Comittée (de drie oorspronkelijke leden waren tegen) deden de Hollandse gedeputeerden op 17 september 1795 in de staten-generaal het voorstel onder handhaving van het octrooi de colleges van bewindhebbers af te schaffen en een (generaliteits-) Committé tot de zaaken van de Oostindische Handel en Bezittingen in te stellen dat voor het merendeel uit Hollanders zou bestaan. De provincie verklaarde zich niet bereid de Compagnie verder te ondersteunen voordat de bondgenoten dit voorstel hadden aanvaard. ( Res. SG 1795 juni 15. ) Ondanks vele bezwaren ging de meerderheid met dit plan accoord, zodat het generaliteitscommitté op 1 maart 1796 met zijn werkzaamheden kon beginnen. ( Decr. P.R. Zeel. 1795 november 3; ress. SG 1795 november 6, 16, 30; december 3, 24; 1796 januari 28; februari 4. ) Het leek het (provinciaal) Committé voegzaam, "daar deeze commissie ten einde liep, dezelve met een kort rapport te sluiten". Maar verder dan een conceptrapport kwam het niet. ( Not. COIC 1796 februari 1, 12. ) Op 5 februari bepaalden de Provisionele Representanten, dat, in verband met de nieuwe bestuursinrichting, "alle qualificatiën en lasten op eenigerhande Committé's door de Provisionele Representanten gegeeven, en alle personeele Commissies uit hun midden gedecerneerd, nu voor als dan, gehouden (worden) op den Eersten April deezes Jaars te cesseeren en buiten effect te zijn". ( Decr. P.R. Holl. 1796 februari 5. )
Geschiedenis van het archiefbeheer
g. Archieven overgedragen aan de staat en ingevoegd in de koloniale archieven.
Het algemene Committé tot de zaken van de Oostindische Handel en Bezittingen was in de archieven van het provinciale Committé zeer geïnteresseerd. Al op 10 maart 1796 benoemde het een commissie die "van de burgers Titsingh en verdere leden van de geweezene personeele commissie van Holland tot de Oost-Indische zaken...de papieren tot hunne commissie behoort hebbende" moest overnemen. ( Res. OI Committé 1796 maart 10. ) Maar Titsingh gaf de papieren die hij in bewaring had niet graag uit handen. Op 13 januari had hij zijn collega's Du Tour en Beresteyn, die om afgifte van de kist met de papieren van de vorige Staatscommissie waren komen vragen, ook al met lege handen naar huis gestuurd. Hij had hen er toen op gewezen, "dat deeze papieren meede toebehoorden aan de leeden der Zeeuwsche Staats Commissie" en hen "daar deselve thans onder de custodie waaren van iemand, die niet konde geconsidereert worden van alle relatiën dienaangaande ontbloot te zijn, zoo lang zijn demissie niet bij de provisioneele Representanten van 't Volk van Holland aangenomen was", in consideratie gegeven "of het thans wel voegzaam zoude zijn, om die verplaatzing te doen op een ogenblik dat deeze Commissie door een nieuw bewind stond vervangen te worden". ( Not. COIC 1796 januari 13. ) Nu verklaarde hij dat hij, als enig present lid van van de voormalige Staatscommissie, "geene papieren konde overhandigen die niet de zijne, maar het eigendom van de Commissie waren", maar dat hij de wens van het Oostindische Committé aan zijn medeleden zou overbrengen. ( Res. OI Committé 1796 maart 24. ) Toen ook herhaalde verzoeken niets opleverde, liet het Oostindische Comitté het er verder maar bij zitten. ( Res. OI Committé 1796 mei 12, juni 9, 16. ) In 1801 probeerde de Aziatische Raad, die het Oostindische Committé een jaar eerder was opgevolgd, het opnieuw. Bij Titsingh en de andere overblijvende leden van de voormalige "Staatscommissie uit het Gewest Holland" werd geïnformeerd of zij "zwarigheid zouden maken aan gemelden raad te cederen de onder hun berustende en voor de deliberatiën van de raad belangrijke papieren behoord hebbende tot de opgemelde Staats Commissie". Titsingh c.s. verklaarden zich hiertoe ten vole bereid, "mids zij alvorens, tot hunne decharge, daartoe met een speciale authorisatie van wegens het Bewind wierden gemunieerd". Na verlening van die autorisatie op 7 april 1801 droegen zij de archieven over aan het Departement tot de Indische zaken van de Aziatische Raad. ( NA, Tweede Afdeling, Archief van de Raad der Aziatische Bezittingen en Etablissementen, inv.nr. 30, ress. van 6 en 13 juli 1801 en inv.nr. 143, minuutnotulen van het Departement tot de Indische Zaken; NA, Tweede Afdeling, Archief van het Uitvoerend Bewind, inv.nr. 80, res. 7 juli 1801 nr. 19. ) Het Departement van Koloniën van het Ministerie van Koophandel en Koloniën (de opvolger van de Amerikaanse en Aziatische Raden) bracht zijn archieven en de archieven die het had overgenomen bijeen in het pakhuis "Batavia" in Amsterdam. Blijkens de inventaris die rond 1810 (het jaar waarin het ministerie werd opgeheven) werd opgemaakt, bevonden zich daar ook de archieven van de Oost-Indische Compagnie (die op 24 december 1795 aan het Oostindische Committé waren toegewezen) en de archieven van de staatscommissies van 1790 en 1795. ( De commissiebrieven worden daar vermeld op p.5 (in: oude inventarissen Eerste Afdeling doos XIX). ) In 1828 kreeg ambtenaar De Munnick van de minister van Marine en Koloniën opdracht de Oostindische archieven, die inmiddels waren overgebracht naar het West-Indisch Magazijn in Amsterdam, opnieuw te inventariseren. De archieven van de Staatscommissie en haar opvolger beschreef hij uitsluitend op de minuutbrieven van de kamer Amsterdam aan de Staatscommissie. ( Arch. Min. v. Marine en Koloniën 1828 dec. 6 La G en H nr. 46; inventaris De Munnick (in oude inventarissen Eerste Afdeling doos XIX ). ) Ook in het proces-verbaal dat in 1856 werd opgemaakt bij de overdracht aan het Rijksarchief (nu: Nationaal Archief) van deze archieven (die sinds 1832 in het West-Indisch slagthuis in Amsterdam berustten) werden de archieven van de commissies na de correspondentie van de kamer Amsterdam vermeld. ( Proces-verbaal, 1e aflevering, NA, archief van het NA, inv.nr. 17 nr. 157. )
h. De stukken krijgen hun zelfstandige status terug
Hierdoor in verwarring gebracht, beschreef H.T. Colenbrander, die tegen het einde van de vorige eeuw de herinventarisatie van de archieven van de VOC ter hand nam, de commissie-archieven als onderdeel van het archief van de kamer Amsterdam onder inv.nrs. 491-571. Maar al gauw zag hij zijn vergissing in. Op 10 juni 1898 schreef hij aan rijksarchivaris Van Riemsdijk: "Het is mij sedert gebleken dat dit geen bij het bestuur der Compagnie ingekomen stukken zijn, maar compleete archieven van twee Staatscommissies, waarvan de tweede de archieven van de eerste overnam, en deze, met haar eigene vermeerderd, weder naliet aan hen in 1796 opgetreden meervermelde Committé tot de Zaaken der Oost-Indische Handel en Bezittingen", dat in datzelfde jaar ook de archieven van de O.I.C. overnam. "Zoo zijn zij tegelijk met de archieven der OIC op het Rijksarchief (nu: Nationaal Archief) gekomen en ten onrechte als onderdeel van het archief der OIC geplaatst en behandeld". ( Colenbrander aan Van Riemsdijk 1898 juni 10, in: oude inventarissen Eerste Afdeling kamer 422, gewisselde nota's tussen Colenbrander en Van Riemsdijk. Zoals al eerder is opgemerkt, werden de archieven overgenomen door de Aziatische Raad en niet door het Oostindisch Committé. ) Toen de Hullu in 1905 de inventarissen van Colenbrander een doorlopende nummering gaf (de zgn. KA-nummering), liet hij de inventaris van de Hollandse commissies dan ook buiten beschouwing. Deze kreeg een eigen nummering, die tot dusver in gebruik is gebleven.
De archieven van de Staatscommissie en het Committé waren nog steeds achter de archieven van de VOC geplaatst, toen de Rijksarchivaris in Zuid-Holland naar aanleiding van de inventarisatie van L. Zoodsma van het archief van de Provinsionele Representanten van het volk van Holland in januari 1983 zijn collega van de Eerste Afdeling om overdracht van het archief van het Committé verzocht. De Rijksarchivarissen kwamen overeen, dat niet alleen het archief van het Committé zou worden overgedragen, maar ook het archief van de Staatscommissie, dat in feite gevormd was door de Hollandse gecommitteerden en vrijwel alleen van hun werkzaamheden de neerslag vormde.
Het werd uiteindelijk niet wenselijk geacht de commissie-archieven in de archieven van de Staten van Holland en die van de Provisionele Representanten in te voegen. Vast staat dat ze daarvan nooit deel hebben uitgemaakt. De commissie van 1790 was een personele commissie en had in die hoedanigheid vooral een adviserende functie. Het was haar lastgevers om haar rapporten te doen, niet om de bouwstoffen daarvan. Voor het archief van het Committé van 1795 geldt min of meer hetzelfde. In tegenstelling tot de andere Committé's die door de Provisionele Representanten werden ingesteld, had het niet het karakter van een uitvoerend orgaan of een departement van bestuur. Het was in feite net als zijn voorgangster een personele commissie en werd ook dikwijls als zodanig aangeduid. Dat zijn archief en dat van zijn voorgangster in handen van de overheid zijn gekomen is te danken aan de belangstelling van het Oostindische Committé en de Aziatische Raad, die de stukken bij hun deliberatiën konden gebruiken.
Voorts leek het zinvol het onderlinge verband tussen beide archiefjes te bewaren. Continuïteit in de werkzaamheden van de commissies en van de VOC vóór en na 1795 heeft een inhoudelijke en een chronologische overlapping tot gevolg gehad. Een voorbeeld hiervan is het archiefje van de commissie tot de verkopingen (1791-1792), dat in het archief van het Committé (1795-1796) is geïncorporeerd.
Het behoud van de zelfstandigheid en het onderlinge verband tussen beide archiefjes maakte het mogelijk bij de herinventarisatie (die vóór de overdracht op de Eerste Afdeling werd uitgevoerd) een grotere toegankelijkheid te verwezenlijken dan bij commissiearchiefjes gebruikelijk en bij incorporatie in een groter geheel mogelijk zou zijn geweest. Dit was van belang, omdat de archiefjes stukken bevatten die voor het onderzoek naar de Compagnie in haar nadagen van groot belang zijn en die voor een deel niet meer in de archievenvan de VOC zijn terug te vinden. Vergroting van de toegankelijkheid is bij die inventarisatie niet gezocht in een detaillering van de inventaris van deze seriearchieven (zij is ook in de nummering nagenoeg gelijk aan de bestaande) maar in de toevoeging van een systematisch repertorium. De systematiek daarvan wordt op p.568 toegelicht.
i. Huidige staat van de archieven
De Commissiearchiefjes, die een omvang hebben van 3 m', zijn in goede staat bewaard gebleven. Het archief van de Staatscommissie is vrijwel compleet. Van het archief van het Committé ontbreken een aantal stukken die in de notulen wel worden vermeld. Ik vermoed dat dat de positie van Titsingh, die veel zaken persoonlijk afdeed, hier debet aan is. Het archief van de commissie tot de verkopingen is fragmentarisch. Toen het Committé commissaris Scholten vroeg of er niet meer stukken waren dan de overgedragen achtendertig, verklaarde hij "dat zodanige papieren welke door hem zelvs wegens de verkopingen waren opgemaakt, niet konden worden aangemerkt als tot de voorsz commissie te behooren". ( Notulen COIC 1795 juli 11. ) Wie echter alleen op de overgebleven papieren van de Hollandse commissies een blik werpt, begrijpt ten volle de verzuchting door het Committé op 2 maart 1795 in een brief aan de kamer Amsterdam geslaakt: "Was de Compagnie met schrijven te redden geweest, hoe rijk zoude zij zijn!". ( COIC aan de kamer Amsterdam 1795 maart 2, Archief VOC Commissie, inv.nr. 24, p.548. )
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Comité van de Oost-Indische Compagnie, nummer toegang 3.02.33, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Comité Oost-Indische Compagnie, 3.02.33, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties Berckel, G.J.A. van, Bijdrage tot de geschiedenis van het Europeesch opperbestuur over Nederlandsch-Indië 1780 - 1806.
Leiden,
1880

Bijlagen

SYSTEMATISCH REPERTORIUM
HANDLEIDING
Dit repertorium is bedoeld als een onmiddellijke toegang tot de archieven van respectievelijk de Staatscommissie (A), het Committé (B) en de Commissie tot de verkopingen (C) en maakt het gebruik van de eigenlijke inventaris overbodig. Het bestaat uit systematisch geordende verwijzingen naar alle in deze archieven opgenomen stukken: notulen registers en exhibita (bijlagen). Bijlagen bij die exhibita zij niet gespecificeerd, met uitzondering van de vele belangrijke bijlagen bij de door de Staatscommissie uitgebrachte rapporten, die in hun oorspronkelijke vorm, dus als ingekomen stuk, meestal niet in het archief zijn bewaard.
Naar brievenboeken en de notulenregisters wordt in algemene termen verwezen. De verwijzingen naar de afzonderlijke brieven zijn correspondentgewijs geordend. De onevenwichtigheid in de beschrijving van de ingekomen en uitgaande brieven van het Committé is enigszins verholpen doordat verwijzingen naar uitgaande brieven waar mogelijk ook
zijn opgenomen onder de rubriek waarop zij bij uitsluiting betrekking hebben. In die gevallen is de verwijzing onder "algemeen" tussen haakjes geplaatst.
Een index op de notulen, die toch de ruggegraat van het archief vormen, is niet in dit repertorium geïntegreerd. Uitgangspunt van de inventarisatie is geweest, dat het archief voor de onderzoeker in de meeste gevallen als een verlengstuk van het VOC-archief zal dienen, wat het zwaartepunt bij de ontsluiting van de exhibita legt. Een index op de notulen van de Staatscommissie is echter voorhanden. Bovendien heeft amanuens is Abeleven in de notulenboeken van de Staatscommissie konsekwent naar de bijbehorende exhibita verwezen door in de marge de letters of nummers aan te tekenen waaronder deze in de bijlagen zijn opgenomen. In het notulenregister van het Committé heb ik hetzelfde gedaan. Omgekeerd wordt het opzoeken bij de exhibita van de bijbehorende notulen vergemakkelijkt doordat waar mogelijk de exhibititumdatum is vermeld.
De verwijzingen zijn voor het merendeel geordend naar de onderwerpen van bemoeienis of de taakonderdelen van de commissies zoals die uit hun rapporten kan worden gedestilleerd. Alle verwijzingen bestaan uit een beschrijving van het desbetreffende stuk, met, indien bekend, de exhibitumdatum, gevolgd door een cijfer- (en letter-) combinatie. Het eerste nummer is het inventarisnummer; de tekens die daarop volgen zijn paginacijfers of volgtekens.
A. ARCHIEF VAN DE STAATSCOMMISSIE, 1790-1795
1. Algemeen
  • Notulen, 1790 mei 18 - 1791 dec. 22: inv.nr. 1.
  • Notulen, 1792 feb. 7 - 1795 jan. 15: inv.nr. 2.
  • Alfabetisch-chronologisch repertorium op de notulen, minuut, (1795): inv.nr. 21.
Agenda voor een bespreking met de raadpensionaris, 1790 okt. 19: inv.nr. 10, UU. Register van uitgaande brieven, 1790-1794: inv.nr. 3, C en C1 (nrs. 1-475). Correspondenten:
  • Alting, Willem Arnold, gouverneur-generaal in Batavia, (1791) 151.
  • Besogne van finantie tot administrering van de penningen uit de negotiatie, (1792), 199, 206.
  • Blume, Johan Carel Lodewijk, onderkoopman in Houghly, Bengalen, (1794), 414.
  • Braam Houckgeest, van, eerste supercarga in Kanton, (1794) 404.
  • Commissie tot de directe vaart en handel op China (Chinase commissie): (1794) 443.
  • Commissie tot de directie en regulering van 's compagnies verkopingen (commissie tot de verkopingen): (1791) 133, 153, (1792) 273, 274, (1793) 340, 372. Zie ook: Cromhout, Van der Hoop, Pous, Scholten, Straalman.
  • Craeyvanger, E., bewindhebber van de kamer Amsterdam, lid van het besogne tot de financiën van die kamer, (1791) 145, 170, (1792) 188, 196, (1793) 376.
  • Cromhout, A., burgemeester van Hoorn, bewindhebber van de kamer aldaar, commissaris tot de verkopingen, (1793) 373.
  • Dedel, Willem Gerrit Sz., burgemeester van Amsterdam, gecommitteerde van Holland in de Staatscommissie, (1794) 445.
  • Frijkenius, S.H., commissaris-generaal, (1792) 278, 280, (1793) 357, (1794) 416.
  • Gecommitteerde Raden van Holland, (1793) 324.
  • Graaff, Cornelis Jacob van de, gouverneur van de Kaap (1791) 54.
  • Graaff, Willem Jacob van de, gouverneur van Ceylon, (1791) 58.
  • Guepin, P.J. (eerste) advocaat van de compagnie, (1791) 156, (1792) 187, 218, (1793) 299, 306, 321, 328, 336, 354, 375, (1794) 407, 409, 430, 450.
  • Hoop, Adriaan Salomon van der, bewindhebber van de kamer Amsterdam, commissaris tot de verkopingen, (1792) 197, 282, (1793) 303, 305.
  • kamer Amsterdam (1790) 1, 10, 14, 19, 21, (1791) 34, 42, 53, 62, 76, 78, 82, 91, 100, 104, 122, 128, 136, 141, 144, 146, 167, 169, (1792) 204, 213, 215, 264, (1793) 293, 295, 326, 328, 332, 338, 341, 366, 370, 386, 390, (1794) 400, 406, 410, 433, 436, 456, 469.
  • kamer Amsterdam, commissie financiële zaken, (1794) 465.
  • kamer Amsterdam, departement van commercie, (1792) 177, 208, 230.
  • kamer Amsterdam, departement van equipage, (1792) 208, 214, 230, (1794) 431, 468.
  • kamer Amsterdam, departement van ontvang, (1792) 208, 230.
  • kamer Amsterdam, opperboekhouder, (1790) 26.
  • kamer Amsterdam, rekenkamer, (1792) 208, 230.
  • kamer Delft, (1790) 14, 21, (1791) 34, 62, 76, 91, 100, 102, 128, 136, 144, 167, (1792) 183, 184, 204, 213, 232, 243, 246, 256, 264, 266, 267, 281.
  • kamer Delft, opperboekhouder, (1790) 26.
  • kamer Enkhuizen, (1790) 14, 18, 21, (1791) 34, 62, 76, 91, 100, 128, 136, 144, 167, (1792) 183, 186, 204, 213, 216, 248, 264, 266, 271, 285, (1793) 290, 293, 295, 328, 338, 342, 343, 347, 366, 370, 386, (1790) 397.
  • kamer Enkhuizen, opperboekhouder, (1790) 26.
  • kamer Hoorn, (1790) 12, 14, 17, 21, (1791) 34, 44, 49, 62, 76, 91, 100, 128, 136, 144, 167, (1792) 195, 204, 213, 264, 266, 268, 276, 284,(1793) 293, 295, 328, 338, 343, 344, 345, 364, 366, 370, 386, 391, (1794) 424, 451, 463.
  • kamer Hoorn, opperboekhouder, (1790) 26.
  • kamer Rotterdam, (1790) 14, 21, (1791) 34, 62, 76, 91, 100, 128, 136, 144, 166, 167, (1792) 182, 204, 213, 264, 266, 181, (1793) 288, 293, 295, 323, 328, 338, 343, 366, 370, 386, (1794) 392, 394, 398, 432.
  • kamer Rotterdam, opperboekhouder, (1790) 26.
  • kamer Zeeland, (1790) 3, 14, 21, (1791) 30, 46, 62, 76, 91, 93, 128, 136, 157, 167, (1792) 201, 202, 204, 213, 222, 224, 237, 258, 264, (1793) 293, 295, 308, 309, 319, 328, 338, 343, 349, 366, 370, 386, (1790) 435, 441.
  • kamer Zeeland, opperboekhouder, (1790) 26.
  • Ketwich, A. van, makelaar in Amsterdam, (1791) 83, 172.
  • Kraane, Willem, oud-secretaris van de Hoge Regering in Batavia, in Leiden, (1791) 68.
  • Kuvel, A., 's lands kapitein ter zee, (1791) 164.
  • Mauregnault, Daniël Pieter de, burgemeester van Veere, gecommitteerde van Zeeland in de Staatscommissie, (1790) 7, 11, (1791) 139, (1792) 190.
  • Nederburgh, Sebastiaan Cornelis, eerste advocaat van de compagnie, commissaris-generaal, (1791) 84, 81, 109, (1792) 278, 280, (1793) 357, (1794) 416.
  • Pous, Bonifacius Mathias, bewindhebber van de kamer Zeeland, commissaris tot de verkopingen, (1791) 121, (1792) 181, 194, 286, (1793) 292, 329, 389, (1794) 471.
  • preparatoir besogne, (1792) 179, 208.
  • Radermacher, Daniël, heer van Nieuwerkerk, bewindhebber van de kamer Zeeland, (1792) 240, (1793) 377, (1794) 402.
  • Rhenius, secunde hoofdadministrateur van de Kaap, (1791) 56.
  • Romswinckel, M.C., bewindhebber van de kamer Amsterdam in het departement van equipage, commissaris tot de handel op China, (1791) 140.
  • Ruyven, L.J. van, in Amsterdam, (1791) 175.
  • Saportas, Samuel David, makelaar in Amsterdam, (1791) 83.
  • Scholten, Jan Petrus, raad in de vroedschap van Amsterdam, bewindhebber van de kamer aldaar, commissaris tot de verkopingen, (1793) 337, 353, (1794) 423, 425, 449, 464, 475.
  • Schorer, Jacob Hendrik, pensionaris van Middelburg, Zeeuws gecommitteerde in de Staatscommissie, (1790) 7, 11, (1791) 139, (1792) 180, 191, (1793) 334, (1794) 426, 447, 452, 458, 462, 467, 470, 472, 473.
  • Stadnitski, Pieter, makelaar in Amsterdam, (1791) 83.
  • Staten van Holland, (1791) 84, 89, 147, (1793) 311.
  • Staten van Zeeland, (1791) 65, 125.
  • Staveren, C. van, opperboekhouder van de kamer Delft, (1794) 395. Zie ook: kamer Delft, opperboekhouder.
  • Stokkum, van, directeur-generaal in Batavia, (1791) 50, 151.
  • Straalman, Matthijs, bewindhebber van de kamer Amsterdam, commissaris tot de verkopingen, commissaris tot de handel op China, (1793) 317.
  • Stralen, Hendrik van, secretaris van Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier, Hollands gecommitteerde in de Staatscommissie, (1793) 388, (1794) 403.
  • Temminck, M., bewindhebber van de kamer Amsterdam, (1793) 376.
  • Voute, makelaar, (1792) 253.
  • Werff, Arend van der, makelaar in Dordrecht, (1791) 83.
  • Willem V, prins van Oranje, opperbewindhebber, (1791) 111-119, 134.
  • Zeventien, heren, (1790) 23, 28, 32, (1791) 95, 97, 99, 173, (1793) 378, 387, (1794) 411, 437.
Alfabetisch-chronologisch repertorium op de uitgaande brieven, minuut, (1795): inv.nr. 22. Register van ingekomen brieven, 1790-1794: inv.nr. 4, E1 en E2 (pp. 111-1811). Correspondenten:
  • Abeleven, Wm., amanuensis van de Staatscommissie, (1793) 1295.
  • Backer, W.C., hoofdofficier van Amsterdam, hoofdparticipant, commissaris tot de verkopingen, (1791) 767.
  • Commissarissen-generaal, (1791) 907, 935, (1792) 999. Zie ook Frijkenius en Nederburgh.
  • Commissie tot de directie vaart en handel op China (Chinase commissie), (1794) 1705.
  • Commissie tot de directie en regulering van de verkopingen, (1792) 1095, 1175, (1793) 1453, (1794) 1625.
  • Craeijvanger, E., bewindhebber van de kamer Amsterdam, lid van het besogne tot de financiën van die kamer, (1791) 823, 843, (1792) 945, 959, 967, 971, 1011.
  • Dedel, Willem Gerrit Sz., burgemeester van Amsterdam, Hollands gecommitteerde in de Staatscommissie, (1794) 1805.
  • Elias, P., bewindhebber van de kamer Amsterdam (departement van equipage), (1792) 1051.
  • Falck, O.W., bewindhebber van de kamer Amsterdam, (1791) 883, (1792) 919.
  • Guepin, P.J., (eerste) advocaat van de compagnie, (1791) 395, 331, 839, 847, 855, 859, (1792) 943, 1151, (1793) 1199, 1203, 1207, 1323, 1339, 1369, 1381, 1433, 1503, 1525, (1794) 1565, 1573, 1581, 1597, 1601, 1609, 1613, 1617, 1633, 1637, 1657, 1669, 1673, 1705, 1709, 1797, 1801.
  • Hoop, Adriaan Salomon van der, bewindhebber van de kamer Amsterdam, commissaris tot de verkopingen, (1792) 951, 963, (1793) 1291.
  • Houtte, Jacob van, secretaris van de Rekenkamer van Zeeland, Zeeuws gecommitteerde in de Staatscommissie, (1791) 1789.
  • kamer Amsterdam, (1790) 1, 113, 191, 283, (1791) 363, 617, 629, 683, 717, 815, 895, (1792) 975, 991, 1015, 1135, (1793) 1247, 1255, 1373, 1393, 1417, 1499, 1521, (1794) 1549, 1557, 1685, 1749.
  • kamer Amsterdam, commissie wegens de financie, (1794) 1757.
  • kamer Amsterdam, departement van commercie, (1792) 911, 1067.
  • kamer Amsterdam, departement van equipage, (1791) 715, 783, (1794) 1649, 1737.
  • kamer Amsterdam, departement van ontvangst, (1792) 1071.
  • kamer Amsterdam, departement van de rekenkamer, (1792) 1043.
  • kamer Delft, (1790) 163, 299, 331, (1791) 399, 469, 493, 517, 545, 577, 613, 641, 645, 671, 723, 735, 775, 799, (1792) 915, 1003, 1047, 1111, 1115, 1143, (1793) 1211, 1287, 1349, (1794) 1629, 1701, 1733.
  • kamer Enkhuizen, (1790) 171, 271, 279, 291, 311, 323, 339, (1791) 403, 485, 501, 525, 549, 581, 605, 633, 655, 659, 727, 755, 803, (1792) 923, 983, 988, 1007, 1091, 1139, 1155, 1167, (1793) 1191, 1235, 1357, 1441, 1461, (1794) 1545, 1773.
  • kamer Hoorn, (1790) 141, 287, 307, (1791) 351, 355, 423, 445, 449, 453, 461, 497, 521, 541, 558, 561, 597, 679, 731, 739, 759, 763, 779, 311, (1792) 955, 979, 1075, 1131, 1163, (1793) 1275, 1445, 1449, 1457, 1477, 1517, (1794) 1553, 1641, 1653, 1726.
  • kamer Rotterdam, (1790) 167, 267, 303, 327, (1791) 415, 473, 489, 509, 513, 537, 585, 601, 625, 751, 771, 807, 887, (1792) 1119, 1147, 1159, (1793) 1195, 1263, 1327, 1361, 1469, (1794) 1537, 1541, 1677, 1713.
  • kamer Zeeland, (1790) 121, 147, 275, 335, (1791) 441, 477, 529, 553, 593, 609, 621, 675, 791, (1792) 1019, 1027, 1031, 1083, 1123, 1219, (1793) 1279, 1303, 1307, 1311, 1485, (1794) 1681, 1689.
  • Kraane, Willem, oud-secretaris van de Hoge Regering in Batavia, in Leiden, (1791) 505.
  • Kuvel, A., kapitein van 's lands fregat Amazoon, (1791) 863, 875.
  • Laen, J. van der, van de kamer Amsterdam, (1793) 1509.
  • Nederburgh, Sebastiaan Cornelis, eerste advocaat van de compagnie, commissaris-generaal, (1791) 465, 533. Zie ook: commissarissen-generaal.
  • Pous, Bonifacius Mathias, bewindhebber van de kamer Zeeland, commissaris tot de verkopingen, (1792) 927, 939, 1171, (1793) 1187, 1215, 1343, 1389, (1794) 1781.
  • Romswinckel, M.C., bewindhebber van de kamer Amsterdam (departement van equipage), commissaris tot de Chinase handel, (1791) 787, (1793) 1473.
  • Scholten, J.P., raad in de vroedschap van Amsterdam, bewindhebber van de kamer aldaar, commissaris tot de verkopingen, (1794) 1645, 1661, 1761.
  • Schorer, Jacob Hendrik, pensionaris van Middelburg, Zeeuws gecommitteerde in de Staatscommissie, (1790) 133, (1791) 891, 931, (1793) 1437, (1794) 1729, 1777, 1809.
  • Staveren, C. van, opperboekhouder van de kamer Delft, (1791) 851.
  • Temminck, M., bewindhebber van de kamer Amsterdam, (1793) 1319, (1794) 1697.
  • Titsingh, Guill., hoofdparticipant in Amsterdam, (1791) 879.
  • Zeventien, heren, (1790) 295, 317, 347, (1791) 565, 589, 899, (1793) 1385, 1525, 1529.
Tafel op de bijlagen bij de notulen, minuut, (1795): inv.nr. 23.
2. Huishoudelijke zaken, taken en bevoegdheden
Resoluties van de Staten-Generaal tot verbetering van de directie van de compagnie en ter goedkeuring van de instelling van een Hollands-Zeeuwse staatscommissie, 1787 apr. 12 en 1790 mei 14, gedrukt: inv.nr. 3, A.
Extractresoluties van de Staten van Holland betreffende de benoemingen van de Hollandse en de Zeeuwse staatsgecommitteerden, 1790-1794: inv.nr. 3, B; inv.nr. 5, N; inv.nr. 18, 143; inv.nr. 20, 190.
Stukken betreffende de werkzaamheden van mr. Boers als advocaatconsulent en van Willem Abeleven als amanuensis van de Staatscommissie, 1790: inv.nr. 10, Z, PP.
Extractresolutie van de Staten van Holland tot een nadere kwalificatie op de Staatscommissie, met geleidebrief aan de Staatscommissie, 1791 dec. 16, exh. 1791 dec. 22: inv.nr. 16, 86.
Reglement van de Staten van Holland op de honorering van de leden van de staat en van de leden van colleges en personele commissies, 1791 dec. 16: inv.nr. 10, 92*.
3. VOC algemeen
Ingekomen rapporten over het verhandelde op de vergaderingen van de XVII, 1790 zomer - 1794 voorjaar, met punten van beschrijving en agenda's.
  • 1790 zomer, exh. 1790 okt. 19: inv.nr. 10, WW.
  • 1790 najaar, exh. 1791 jan. 18: inv.nr. 11, KKK; agenda, gedrukt. exh. 1790 dec. 15: inv.nr. 11, GGG.
  • 1791 apr. - aug., exh. 1791 sep. 29: inv.nr. 13, 31.
  • 1791 najaar, met bijlagen, exh. 1792 feb. 10: inv.nr. 16, 92; punten van beschrijving, exh. 1791 nov. 18: inv.nr. 15, 72.
  • 1792 voorjaar, met bijlagen, exh. 1792 juli 25: inv.nr. 17, 113; punten van beschrijving, exh. 1792 apr. 24: inv.nr. 16, 100.
  • 1792 najaar, met bijlagen, exh. 1793 jan. 23: inv.nr. 18, 135; punten van beschrijving, exh. 1792 okt. 30 en 31: inv.nr. 18, 126.
  • 1793 voorjaar, met bijlagen, exh. 1793 juli 5: inv.nr. 19, 164; punten van beschrijving, exh. 1793 mei 3: inv.nr. 18, 149.
  • 1793 najaar, exh. 1794 feb. 13: inv.nr. 20, 187; punten van beschrijving, exh. 1793 nov. 6: inv.nr. 19, 174; agenda, exh. 1793 nov. 11: inv.nr. 19, 178.
  • 1794 voorjaar, exh. 1794 aug. 20, met bijlagen: inv.nr. 20, 210; punten van beschrijving, exh. 1794 mei 2: inv.nr. 20, 199.
Afschriften van uitgaande nota's aan de XVII, 1792 nov. 6, 1793 mei 4 en 8, 1794 apr. 12, en ingekomen nota van de XVII, 1794 apr. 9 (exh. apr. 10): inv.nr. 2: inserties in de notulen van die data.
Memorie over het belang dat de Republiek heeft bij de oostindische handel in het algemeen en het bestaan van de VOC in het bijzonder, 1783, met bijlagen, gedrukt: inv.nr. 13, 19A Litt. Z (271-289).
4. Plannen tot steun en herstel
Rapporten van de Staatsgecommitteerden aan hun lastgevers, 1790 en 1791:
  • Provisioneel rapport van de Hollandse gecommitteerden aan de Staten van Holland, 1790 juli 8, concept, met bijlagen (hierna ook afzonderlijk gespecificeerd), exh. 1790 juli 7 en 8: inv.nr. 5, R.
  • Rapport van de Zeeuwse gecommitteerden aan de Staten van Zeeland, 1790 nov. 23, afschrift, exh. 1790 dec. 15: inv.nr. 11, FFF.
  • Secreet provisioneel rapport van de Hollandse gecommitteerden aan de Staten van Holland, 1791 jan. 21, met resolutie commissoriaal hierop genomen, 1791 jan. 28, gedrukt, exh. 1791 jan. 23: inv.nr. 11, NNN.
  • Secreet nader rapport van de Hollandse gecommitteerden aan de Staten van Holland, 1791 juli 14, met resolutie tot overneming en op het benoemen van commissarissen tot de verkopingen, 1791 juli 14, met bijlagen, exh. 1791 juli 14: inv.nr. 13, 19A, 19B.
  • Vervolg op het secreet nader rapport als boven, 1793 mei 15, met extractresolutie van de Staten van Holland hierop genomen en geleidebrief aan de Staatscommissie, 1793 mei 16, exh. 1793 mei 15, juni 26: inv.nr. 19, 153.
Memorie van Guill. Titsingh aan de andere hoofdparticipanten van de kamer Amsterdam over de oorzaken van de achteruitgang en de middelen tot verbetering van de VOC, 1790 juni 14, exh. 1790 juni 22 en 29: inv.nr. 5, E*.
Reflecties van N.N. op de memorie van Titsingh, met kanttekeningen van advocaat-consulent Boers: inv.nr. 13, 17.
Ingekomen secrete memorie van de Amsterdamse bewindhebbers O.W. Falck, E. Craeyvanger en J.P. Scholten over verbeteringen van het bestuur in Europa en Indië, exh. 1790 aug. inv.nr. 18: 10 Y.
Nadere memorie als boven, tevens memorie van repliek op de memorie van Titsingh, exh. 1790 sep. 23: inv.nr. 10, HH.
Memorie adstructief als boven, met bijlagen; inv.nr. 13, 19B Litt. R.
Ingekomen memorie van advocaat-consulent Boers over bovenstaande memories, 1791, exh. 1791 mrt. 8: inv.nr. 11, UUU.
Memorie van S.C. Nederburgh, eerste advocaat van de Compagnie, over de middelen die moeten worden aangewend om in de hopeloze toestand van de compagnie alle confusie te vermijden, 1791 mrt. 7, met geleidebrieven van Nederburgh aan de Staatscommissie, 1791 mrt. 7 en 17, exh. 1791 mrt. 7: inv.nr. 11, TTT.
Ingekomen brief van advocaat-consulent Boers over de financiële gesteldheid van de compagnie en de voorstellen van Nederburgh, 1791 mrt. 29, exh. 1791 apr. 6: inv.nr. 11, ZZZ.
Memorie van Willem Kraane, oud-secretaris van de Hoge Regering in Batavia, over de voorstellen van Nederburgh, met geleidebrief van Kraane aan de Staatscommissie, 1791 apr. 5, exh. 1791 apr. 6: inv.nr. 12, 1.
Resolutie van de XVII op de voorstellen van Nederburgh, 1791 mei 13, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. X.
Memorandum van de Staatscommissie aan gecommitteerden uit de XVII over het jaarlijkse profijt dat doorvoering van haar aanbevelingen m.b.t. de ingediende plannen zou kunnen opleveren, 1791 mrt. 23, afschrift: inv.nr. 11, WWW.
Aanmerkingen van bewindhebber Craeyvanger op het antwoord van hoofdparticipant Titsingh van 6 december 1790 op het advies van Falck, Craeyvanger en Scholten, exh. 1791 mrt. 28: inv.nr. 11, YYY.
Memories van Willem Kraane, oud-secretaris van de Hoge Regering in Batavia, over de memorie adstructief van Falck, Craeyvanger en Scholten, exh. 1791 apr. 9: inv.nr. 12, 3 en 3*.
Marginale aantekeningen van Craeyvanger op de aanmerkingen van Kraane, met raisonnement betreffende de particuliere handel en geleidebrief aan de Staatscommissie, 1791 mei 7, exh. 1791 mei 9: inv.nr. 12, 8.
5. Geldbehoeften van de VOC en financiële steun van de provincies
Ingekomen secreet rapport van de kamer Amsterdam over de actuele gesteldheid van de compagnie, 1790 juni 15, met bijlagen, exh. 1790 juni 21: inv.nr. 4, D.
Overige stukken ontvangen en opgemaakt ter adstructie van de zorgelijke financiële staat van de compagnie en betrekking hebbend op haar financiële administratie over 1779-1790, exh. 1790 juni 23, 25, 30, juli 7 en 8: inv.nr. 5, G, J*, K, L, P, Q, R eerste bijlage.
Stukken betreffende de negotiatie door de compagnie van een obligatielening van tien miljoen onder garantie van de Staten van Holland en Zeeland en het aangehouden voorstel van de Staatscommissie om de nog lopende recepissen van anticipatiepenningen in gegarandeerde obligaties te converteren, 1790 juli 1 - 1792 mrt. 2, exh. 1790 juli 7, 8, 29, 30, aug. 20, okt. 8, 14, 16, nov. 17, dec. 8, 15, 1791 mrt. 5: inv.nr. 5, R tweede en derde bijlage, S, T; inv.nr. 10, CC, LL, OO, YY; inv.nr. 11, QQQ.
Stukken betreffende de negotiatie door de compagnie van vijf miljoen onder garantie van de Staten van Holland wegens de verplichte aflossing in december 1791 van de opbrengst van de negotiatie van vijf miljoen door Holland ingevolge de resolutie van de Staten van 5 december 1783 voor de compagnie gedaan, 1791 mrt. 19 - sep. 28, exh. 1791 mrt. 7, 24, mei 5, juli 5, sep. 13, 23, 28: inv.nr. 11, SSS; inv.nr. 12, 5; inv.nr. 13, 28-30.
Extractresoluties van de Staten van Holland en Zeeland ter goedkeuring van de conversie van nog lopende recepissen van anticipatiepenningen van voor 1781 in gegarandeerde obligaties en ter verlenging van de handsluiting met een half jaar, 1791 nov. 16, 1792 feb. 9, exh. 1791 nov. 21, 1792 feb. 14: inv.nr. 15, 78; inv.nr. 16, 94.
Stukken betreffende de financiële staat van de compagnie over 1770-1791, dienende als feitelijke grondslag van de voorstellen van de Staatscommissie in haar rapporten van 28 januari en 14 juli 1791 aan de Staten van Holland gedaan om nog eenmaal hun garantie te geven op door de compagnie te negotiëren kapitalen, exh. 1790 aug. 20, 1791 jan. 18, mei 6, juli 12 en 14: inv.nr. 10, BB; inv.nr. 11, III, LLL; inv.nr. 12, 6, 15; inv.nr. 13, 19B Litt. A-C, V bijll. A (214) en H (222-223).
Stukken betreffende de negotiatie door de compagnie van zes à zeven miljoen onder garantie van de Staten ingevolge de voorstellen door de Staatscommissie in haar rapporten van 28 januari en 14 juli 1791 gedaan, 1794 nov., dec. 16, exh. 1791 nov. 21, dec. 22: inv.nr. 15, 79; inv.nr. 16, 86.
Resoluties van de Staten van Holland betreffende het bij de Staatscommissie ingewonnen advies over de maatregelen die zouden moeten worden genomen als zou blijken dat de compagnie zonder verdere negotiaties onder garantie van de Staten niet zou kunnen blijven bestaan, 1791 dec. 14 en 1792 mrt. 10, exh. 1791 dec. 22 en ?: inv.nr. 16, 85 en inv.nr. 17, 108.
Stukken betreffende de opneming door de compagnie van vier miljoen bij wijze van entreprise onder garantie van de Staten van Holland en Zeeland, 1792 nov. 2, 16, dec. 28, exh. 1792 okt. 31, nov. 20, 21, dec. 4, 1793 jan. 15: inv.nr. 18, 128, 129, 131.
Stukken betreffende de beschikbaarstelling door de Staten van Holland aan de Hollandse kamers van maximaal twee en later vier miljoen om tijdelijk te voorzien in de nijpende tekorten mede door het mislukken van de negotiatie van vier miljoen ontstaan, en de daadwerkelijke uitreiking door Gecommitteerde Raden van niet meer dan ƒ 500.000,-, 1793 feb. 18 - juni 28, exh. o.m. 1793 apr. 17, 18, mei 1, 15, juni 26, ?: inv.nr. 18, 142A, 144, 146, 147, 19 153, 161.
Extract secrete resolutie van de XVII op de nota van de Staatscommissie over de regelingen die zouden moeten worden getroffen als de compagnie in het geheel niet meer aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen, 1793 mei 28, exh. 1793 juni 26: inv.nr. 19, 158 eerste stuk.
Stukken betreffende de negotiatie door de Hollandse kamers van vier miljoen in de vorm van wisselbrieven en onder garantie van de Staten van Holland tot terugbetaling van door de provincie voorgeschoten gelden, 1793 juli 1 - aug. 1, exh. o.m. 1793 juli 1, 11, 13, 15: inv.nr. 2, inserties in de notulen van 15 juli 1793; inv.nr. 19, 163, 166-168*.
Stukken betreffende het verzoek van de Staten van Zeeland om de door Holland gegarandeerde wisselnegotiatie van vier miljoen te laten doorlopen tot zes miljoen voor het aandeel van Zeeland, 1793 dec. 16 - 1794 juni 25, exh. 1793 dec. 16, 1794 feb. 12 en juni 27: inv.nr. 2, inserties in de notulen van 1793 dec. 16; inv.nr. 20, 182, 203.
Memorie van adstructie in hoeverre is voldaan aan de verplichte geldzendingen naar Indië in 1791, 1793 okt. 1, exh. 1793 okt. 8: inv.nr. 19, 173.
Extract secrete resolutie van de XVII op een brief van de Staatscommissie over de regelingen die zouden moeten worden getroffen als de compagnie in het geheel niet meer aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen, 1793 dec. 20, exh. 1794 feb. 12: inv.nr. 20, 184.
Stukken betreffende de aanhoudende zorgelijke gesteldheid van de compagnie, de maatregelen die zouden moeten worden genomen als zij op de voet van het octrooi niet zou kunnen blijven bestaan, de voet van uitschrijving van een nieuwe negotiatie om althans de Republiek van retouren te blijven voorzien en de handel in Indië gaande te houden en de uitbreiding door de Hollandse kamers van de eerder door Holland gegarandeerde wisselnegotiatie met 3½ miljoen, 1794 mrt. 14 - okt. 21, exh. 1794 mrt. 17, apr. 11, 15, mei 1, juni 5, 25, juli 16, sep. 10, 12, 16, okt. 17, dec. 18: inv.nr. 2, inserties in de notulen van 1794 apr. 15, juli 18, aug. 6, sep. 30; inv.nr. 20, 194, 196-198, 201, 202, 207, 212-215.
Adres van de XVII aan de Staten van Holland om een bedrag van tenminste 1½ miljoen aan recepissen uit de negotiatie van 5 augustus 1794 tegen inwisseling van een gelijk bedrag aan reeds geaccordeerde wisselbrieven aan het bewind te doen afgeven, 1794 dec. 19: inv.nr. 2, insertie in de notulen van 1794 dec., 19.
6. Veranderingen in de directie van de handel
Stukken betreffende de verzending van goederen met schepen van de compagnie voor rekening van particulieren die niet in dienst staan van de compagnie onder betaling van last- en recognitiegelden, 1791 mei 11 - juni 9 en z.d., exh. o.m. 1791 mei 19 en nov. 21: inv.nr. 12, 10; inv.nr. 13, 19B Litt. K, O, P, P no. 1, P no. 2; inv.nr. 15, 70, 80.
Memorie van schout-bij-nacht Van Braam over de vroegere en tegenwoordige staat van de particuliere vaart en handel in Oost-Indië, 1790, met bijlagen en geleidebrief van Van Braam aan de Staatscommissie, 1790 dec. 11: inv.nr. 11, HHH 1e en 3e stuk.
Resolutie van de XVII ter arrestering van een plan inzake de handel in lijwaten, waarbij de handel in Bengaalse en Coromandelse lijwaten aan particulieren wordt overgelaten, 1791 apr. 23, met bijlagen betreffende de Bengaalse en Coromandelse handel, 1770-1780, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. V en V bijll. C en E.
Ingekomen memorie van Willem Kraane, oud-secretaris van de Hoge Regering in Batavia, over de Amfioensociëteit in Batavia en eventuele veranderingen in haar octrooi, met bijlagen, exh. 1791 mrt. 2: inv.nr.11, 000;
resolutie van de XVII op het advies van het preparatoir besogne op de voorstellen van Kraane, 1791 mei 14, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. AAA.
Memorie van Van Braam Houckgeest, eerste supercarga in Kanton, over bestrijding van de Engelse sluikhandel in Straat Banka, met geleidebrief aan staatsgecommitteerde Rendorp, 1792 dec. 24, auth. afschriften, exh. 1793 juni 26: inv.nr. 19, 159.
7. Regulering van de verkopingen van de retouren
Zie ook het archief van de commissie tot de verkopingen, gespecificeerd op pag. 52 e.v.
Brieven van de kamer Amsterdam en van zijn bewindhebber Severijn over de nadelen van een vervroegde of voorlopige theeverkoping, 1790 juli 5, afschrift en uittreksel, exh. 1790 juli 7: inv.nr. 5, 0.
Stukken betreffende de bekrachtiging van het in onbruik geraakte verbod van 1717 op de invoer en verkoop in de Republiek van goederen uit het octrooigebied van de compagnie door andere compagnieën en door particulieren, in het bijzonder van vreemde theeën, 1790 aug. 12 - 1791 aug., exh. 1790 aug. 13, okt. 13, okt. 18, okt. 19, 1791 mei 4, juli 5, aug. 11, aug. 17: inv.nr. 10, V, W, NN**, SS, VV; inv.nr. 12, 4; inv.nr. 13, 22 en 27.
Memorie over het verkopen van retouren bij afslag, exh. 1790 okt. 18: inv.nr. 10, TT.
Ingekomen brief van Andries Levie Cohen in Amsterdam over de door hem verlangde beloning voor het taxeren van porceleinen, 1791 juli 8, met bijlage, exh. 1791 juli 12: inv.nr. 13, 18.
Stukken betreffende de aanstelling van en de instructie voor de commissarissen tot directie en administratie van de compagniesverkopingen, 1791 juli 14, sep. 2 en sep. 7, exh. 1791 aug. 10, sep. 6 en sep. 7: inv.nr. 13, 20, 25 en 26.
Stukken betreffende de bezwaren door Willem van Brienen c.s. mede namens een groot aantal theehandelaren ingediend bij de Staten-Generaal tegen twee door de compagnie in augustus 1791 aangekondigde nieuwigheden bij de verkopingen, t.w. het recht om onverkochte en opgehouden goederen te allen tijde opnieuw ter verkoop aan te bieden en goederen niet alleen bij openbare veiling maar ook ondershands te mogen verkopen, 1791 okt. 20 - 1792 okt. 12, exh. 1791 nov. 2, nov. 19, dec. 7, dec. 14, dec. 15, 1792 mrt. 10, apr. 24, mei 3, mei 6, aug. 23: inv.nr. 14, 63 en 63 III; inv.nr. 15, 76, 82, 16 83, 84, 99*; inv.nr. 17, 102, 103, 105, 106, 114; inv.nr. 18, 124.
Secrete conventie tussen de commissie tot de verkopingen en Benjamin Cohen, Abraham Benjamin Cohen en Achard Ephraim, kooplieden in Amsterdam, ter regulering van de prijzen van de compagnies-retouren, 1792 mrt. 15, auth. afschrift, exh. 1792 okt. 4: inv.nr. 17, 120.
N.B. Origineel in inv.nr. 25, 3.
Nota waarin wordt bestreden dat de compagnie verplicht zou zijn bij contract salpeter aan de staat te verkopen, exh. 1793 mrt. 29: inv.nr. 18, 142.
Correspondentie tussen de kamers Zeeland en Amsterdam over de plaats van verkoop van de lading van het voor Zeeland bevrachte en op Texel binnengelopen retourschip Leiden, met resoluties van de kamer Amsterdam ter zake, 1794 aug. 4 - 15, afschriften, exh. 1794 aug. 20: inv.nr. 20, 208.
Carga's, verkoopbiljetten en prijscouranten, 1791-1795, gedrukt: inv.nr. 15, 81.
Rapporten van de commissie tot de verkopingen over de opbrengsten van de gewone voor- en najaarsverkopingen, 1791-1794.
  • najaar 1791, exh. 1792 feb. 16: inv.nr. 16, 95;
  • voorjaar 1792, exh. 1792 juli 25: inv.nr. 17, 111;
  • najaar 1792, exh. 1792 dec. 14: inv.nr. 18, 130;
  • voorjaar 1793, exh. 1973 juni 26: inv.nr. 19, 155;
  • najaar 1793, : inv.nr. 19, 179;
  • voorjaar 1794, exh. 1794 juni 3 : inv.nr. 20, 200;
  • najaar 1794, exh. 1794 dec. 18: inv.nr. 20, 217.
Calculatieve berekening van de opbrengst van de voorjaarsverkoping van de kamer Amsterdam op 21 mei 1792: inv.nr. 16, 99.
Rapporten van de commissie tot de verkopingen over de opbrengsten van de verkopingen van Chinase retouren, 1791, 1793 en 1794.
  • 1791 okt. 12, exh. 1791 nov. 2 : inv.nr. 14, 62A;
  • 1793 aug. 31, exh. 1793 sep. 2 : inv.nr. 19, 169;
  • 1794 aug. 19, exh. 1794 aug. 20: inv.nr. 20, 209.
8. Sanering van de huishouding in de Republiek en bezuiniging op de equipagekosten
Stukken betreffende de uniformering van de boekhouding van de kamers, de regulering van hun onderlinge financiële verhoudingen en de gelijke voet van uitbetaling van hun crediteuren, 1791, 1793 mrt. 1, exh. o.m. 1791 juli 14, nov. 18: inv.nr. 5, P*, inv.nr. 13, 19B Litt. CC, inv.nr. 15, 75; inv.nr. 18, 142A derde stuk.
Staat van de uitgaven van de Hollandse kamers over 1779-1790 en memorie over mogelijke bezuinigingen hierop, exh. 1790 juni 25 en 30: inv.nr. 5, J* en J.
Stukken betreffende de kosten van salarissen van hoofdparticipanten, bewindhebbers, beambten en werklieden, de periodieke uitdelingen, de Haagse besognes en de compagnieslogementen en de mogelijke bezuinigingen hierop, 1780-1791, exh. 1790 juni 30, nov. 23, dec. 10, dec. 14, dec. 20 en 1791 mrt. 25 en okt. 5: inv.nr. 5, M; inv.nr. 11, AAA, XXX; inv.nr. 13, 19B Litt. G-I; inv.nr. 13, 32.
Memories van de Staatsgecommitteerden Rendorp en Van Stralen over de organisatie van de verschillende departementen, exh. 1792 sep. 19 en nov. 1: inv.nr. 17, 118.
Kopieresolutie van de XVII tot het uniform fabriceren en centraal inkopen van kanonnen, snaphanen en ammunitie, 1794 juni 10, exh. 1794 juli 14: inv.nr. 20, 206.
Stukken betreffende de inkoop en aanbesteding van goederen en koopmanschappen, 1784 en 1791-1794, exh. o.m. 1791 mei 27: inv.nr. 13, 19B Litt. N, inv.nr. 40, 60; inv.nr. 18, 134.
Staat van de equipage voor Indië over 1770-1771 - 1779-1780 en lijst van de navale macht van de VOC per 15 feb. 1791, gedrukt: inv.nr. 13, 19A Litt. V bijll. B (215-218) en F (220).
Stukken betreffende de voor het najaar van 1790 geplande equipage en de begrote kosten daarvan, exh. 1790 aug. 19: inv.nr. 10, AA.
Staat van besparingen op de begrote equipagekosten tot eind dec. 1791 die mogelijk zouden worden wanneer de equipage naar Indië zich in dat jaar zou bepalen tot acht schepen, 1791: inv.nr. 13, 19B Litt. V bijl. K (229-230).
Stukken betreffende de voorgestelde vermindering van de equipage voor China, 1790:
  • Staat van het rendement van de verkoping van 10 maart 1789 van de Chinase retouren, exh. 1790 okt. 19: inv.nr. 10, XX.
  • Memorie van de Chinase commissie over de schade die de Chinase handel zou lijden als er in 1790 minder dan twee schepen voor China zouden worden geëquipeerd, exh. 1790 sep. 22: inv.nr. 10, EE.
  • Proces verbaal van het verhandelde op de vergaderingen van de Chinase commissie, 1790 juli 15 en 16, auth. afschrift: inv.nr. 10, XX*.
Resolutie van de XVII over het aan de gang houden van de compagnieswerf bij een uitstel van de aanbouw van nieuwe schepen, 1791 mei 27, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. D.
Plan van de equipagemeesters om op de scheepsequipage te bezuinigen en een nieuw equipageboek samen te stellen, 1790 dec. 7, met hierop gevolgde resoluties en adviezen, 1790 dec. 9 - mei 27, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. D-F 2.
Kopieresolutie van de kamer Amsterdam over een mogelijke vermindering van de eis van te verzenden commercie- en equipagegoederen, 1791 jan. 15, met een calculatieve lijst van producten waarop bij nog te verwachten eisen bezuinigd zou kunnen worden, exh. 1791 jan. 19: inv.nr. 11, MMM.
Rapport van gecommitteerden uit het Haagse Besogne tot het onderzoeken van de stuagelijsten van de in het najaar van 1793 en het voorjaar van 1794 binnengekomen retourschepen, 1794 okt. 24, exh. 1794 dec. 18: inv.nr. 20, 216.
Stukken betreffende het gebruik van gehuurde schepen en de daardoor betaalde vrachtkosten, 1783-1789 en 1793, exh. o.m. 1790 juni 30: inv.nr. 5, L en inv.nr. 18, 142A.
Memories van lector P. Nieuwland in Amsterdam en 's lands kapiteinen S.H. Frijkenius en A. Kuvel over verschillen in de koersen van Engelse en Nederlandse oostindiëvaarders, met bijlagen en geleidebrief van Nieuwland aan de Staatscommissie, 1790 dec. 10, en instructieboeken van de compagnie voor haar stuurlieden, gedrukt, exh. 1790 dec. 8: inv.nr. 14, 59.
Memories van de Zeeuwse bewindhebber Daniël Radermacher over de voordelen van de verdubbeling van schepen met een spijkerhuid i.p.v. een koperhuid en andere stukken ter zake, 1792 aug. - 1794 juli, exh. 1794 aug. 29, 1793 mei 15, nov. 6, 1794 feb. 14, mrt. 10, mei 1, juli 14, juli 17: inv.nr. 2, inserties in de notulen van 1794 mei 1 en juli 17, inv.nr. 17, 121; inv.nr. 19, 154, 175; inv.nr. 20, 183, 188, 193, 205.
Resoluties van de XVII over de reductie van het aantal pakketboten en een beter gebruik van de overblijvende, 1791 apr. 21 en mei 16, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. L en M.
Extractresolutie van de XVII betreffende particuliere koopmansgoederen die door bemanningsleden vrij mogen worden ingevoerd, 1791 mei 9: inv.nr. 15, 69.
Bijlagen bij de ingekomen brief van de XVII van 31 dec. 1793 betreffende de aanbouw, bekopering en convooiering van schepen, de werving, verzending en betaling van scheepsbemanningen en militairen en de zending van een eskader naar Indië, exh. 1794 feb. 12: inv.nr. 20, 186.
9. Vergroting van de opbrengsten en vermindering van de kosten in Indië
Memories van Johan Carel Lodewijk Blume in Houghli, Bengalen, over de inkomsten van de compagnie als souverein en als koopman in Indië, de middelen om die inkomsten te vergroten en de staat van de compagnie in Indië in het algemeen, 1774, met geleidebrieven van Blume aan gouverneur-generaal Alting, 1792 dec. 28 en 1793 mrt. 7, afschriften, en geleidebrieven van Blume aan de Staatscommissie, 1792 dec. 28 en z.d., exh. 1793 sep. 6 en 1794 feb. 20: inv.nr. 19, 170; inv.nr. 20 191.
Stukken betreffende de zending van Sebastiaan Cornelis Nederburgh en Simon Hendrik Frijkenius als commissarissen-generaal naar Indië, 1790-1792, exh. o.m. 1790 okt. 15, 1791 mrt. 2, apr. 8, mei 4, mei 5, aug. 12, aug. 17, 1793 juni 26: inv.nr. 10, RR, PPP; inv.nr. 12, 2; inv.nr. 13, 19B Litt. BB (289-302); inv.nr. 13, 23, 24; inv.nr. 19, 156.
Ingekomen memories van Willem Kraane, oud-secretaris van de Hoge Regering in Batavia, en van advocaat-consulent Boers over de invoering van ambtgeld in Indië, exh. 1790 dec. 8 en 1791 mrt. 22: inv.nr. 11, CCC en VVV.
Brieven van de XVII aan gouverneur-generaal en raden van Indië over de invoering van nieuwe en buitengewone belastingen, 1791 jan. 4, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. S (169-172).
Correspondentie van het gouvernement van de Kaap en de XVII over de invoering van een belasting op legaten en collaterale successies, 1792 apr. 7, mei 14 en z.d., uittreksels en afschrift, exh. 1792 aug. 30: inv.nr. 17, 117.
Staat van lasten, winsten en inkomsten van de afzonderlijke Indische comptoiren in 1786, 1787 en 1788: inv.nr. 13, 19B Litt. Q1 en Q2.
Memories van de Amsterdamse bewindhebbers Falck, Craeyvanger en Scholten aan de XVII over de hoge lasten van het gouvernement van de Kaap en de middelen om ze te verminderen, 1790 mei 3, auth. afschrift, exh. 1790 juni 24: inv.nr. 5, H.
Memorie van schout-bij-nacht Van Braam over Kaap de Goede Hoop, (1790), exh. 1790 dec. 20: inv.nr. 11, HHH 2e stuk.
Brieven en resoluties van de XVII over verbetering van de huishouding en de staat van directie van de Kaap, 1790 sep. 20 - okt. 2, met bijlagen, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. S (177-192) en T.
Beredeneerde calculatie der Kaapse lasten, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. U.
Correspondentie en verbalen van de commissarissen-generaal betreffende hun verrichtingen aan de Kaap, originelen en afschriften, 1792 juni - 1794 juni 28, exh. 1792 okt. 3, 1793 mrt. 4, sep. 30, dec. 11, 1794 aug. 20: inv.nr. 17, 122; inv.nr. 18, 122A, 122C; inv.nr. 20, 211.
Generale missive en secrete missiven van het gouvernement van de Kaap aan de XVII, 1790 dec. 31 en 1791 juli 29 - sep. 27, uittreksel en afschriften, exh. 1791 nov. 3 en 1792 feb. 7: inv.nr. 15, 65; inv.nr. 16, 87-90.
Stukken betreffende klachten tegen bestuursambtenaren aan de Kaap, 1790-1791 en 1793:
  • Brief namens de XVII aan P.H. Gilquin over zijn ontslag als directeur van de fortificaties en chef van de artillerie, 1790 okt. 2, afschrift, exh. 1790 okt. 13: inv.nr. 10, NN*;
  • Stukken betreffende het bestuur van gouverneur C.J. van de Graaff, 1791 mei 9 en 1793 mei 17, exh. 1791 nov. 3 en 1793 juli 6: inv.nr. 15, 64, inv.nr. 19, 165;
  • Stukken betreffende het geschil tussen de burgerkrijgsraad en independent-fiscaal Van Lynden, 1791 juni 24 en juli 5, exh. 1791 nov. 3: inv.nr. 15, 66 en 67.
Stukken betreffende de Ceylonese handel over 1781-1782 - 1788-1789, gedrukt: inv.nr. 13, 19B Litt. V bijll. C1 - C5 (218-219).
Stukken betreffende de bezittingen op de kust van Malabar in het algemeen en de eventuele verkoop van Koetsiem in het bijzonder, 1789 aug. 30 - 1792 feb. 27, exh. o.m. 1791 mei 9, 1792 aug. 29: inv.nr. 12, 9, inv.nr. 13, 19B Litt. V bijl. G (220-222), inv.nr. 15, 68, inv.nr. 17, 116.
Uittreksel uit de memorie van J. Greeve, raad extraordinair van Nederlands Indië en admiraal van de retourvloot, over de vermindering en inkrimping van de Bataviase huishouding, 1793 jan. 24, exh. 1793 mei 3: inv.nr. 18, 148.
10. Verbetering van de defensie te land en ter zee
Stukken betreffende de kosten en aanwending van de regimenten Meuron en Württemberg, 1790 okt. 2 en 1791 (exh. nov. 18): inv.nr. 13, 19B Litt. S (172-176), inv.nr. 15, 74.
Stukken betreffende het dreigende conflict van het gouvernement van Ceylon met het hof van Candia, 1791 nov. 12 - 1792 nov. 30, exh. 1792 juli 25 en 1794 mrt. 6: inv.nr. 17, 109; inv.nr. 20, 192.
Stukken betreffende de geheime voorstellen van William Eden baron Auckland, Engels gezant in de Republiek, over de verdediging van de Kaap en andere etablissementen in Oost-Indië tegen de Fransen, 1793 feb. 14, feb. 28 en apr. 15, exh. 1793 feb. 20, feb. 28 en apr. 17: inv.nr. 18, 136, 138, 145.
Stukken betreffende de convooiering van compagnieschepen door 's lands marine en de zending van een Staats eskader naar Oost-Indië, 1793 juni 11 - 1794 apr. 14, exh. o.m. 1794 feb. 12, mrt. 12, mrt. 17, apr. 15: inv.nr. 2, inserties in de notulen van 1794 mrt. 12 en apr. 15, inv.nr. 4, E2 bijll. bij Guepin aan de cie. 1794 mrt. 10, 12 en 16, inv.nr. 19, 160; inv.nr. 20 186, 195.
Verslag van J.S.L. Groevestein over de verrichtingen van de militaire commissie in Oost-Indië, 1793 juli 19, afschrift, exh. 1793 apr. 7: inv.nr. 19, 171.
11. Toezicht op het financieel beheer van de compagnie en haar kamers
Generale staten van de compagnie en verbalen van de commissies tot het vaststellen van die staten, 1786-1794, afschriften:
  • Generale staat per 31 mei 1791, exh. 1792 aug. 29: inv.nr. 17, 115.
  • Verbaal, 1792 feb. 20 en 22, exh. 1792 mei 6: inv.nr. 17, 107.
  • Generale staat per 31 mei 1792, exh. 1793 mei 10: inv.nr. 19, 151.
  • Verbaal, 1793 apr. 29 - mei 2, exh. 1793 mei 10: inv.nr. 19, 151.
  • Generale staat per 31 mei 1793, exh. 1793 dec. 13: inv.nr. 20, 181.
  • Verbaal, 1793 dec. 9 en 12, exh. 1793 dec. 17: inv.nr. 20, 181.
Maandstaten van inkomsten en uitgaven van de afzonderlijke kamers, 1790-1794:
  • Amsterdam
  • 1790 juni - 1790 nov.: inv.nr. 6, U.
  • 1790 dec. - 1792 dec.: inv.nr. 6, U1.
  • 1793 jan. - 1794 okt.: inv.nr. 8, U2.
  • Zeeland
  • 1790 juni - 1790 nov.: inv.nr. 6, U.
  • 1790 dec. - 1792 dec.: inv.nr. 6, U2.
  • 1793 jan. - 1793 dec.: inv.nr. 8, U2.
  • Delft
  • 1790 juni - 1790 nov.: inv.nr. 6, U.
  • 1790 dec. - 1792 dec.: inv.nr 6, U1.
  • 1793 jan. - 1793 nov.: inv.nr. 9, U2.
  • Rotterdam
  • 1790 juni - 1790 nov.: inv.nr. 6, U.
  • 1790 dec. - 1792 dec.: inv.nr. 7, U1.
  • 1793 jan. - 179 dec.: inv.nr. 8, U2.
  • 1795 jan. : 14 60.
  • Hoorn
  • 1790 juni - 1790 nov.: inv.nr. 6, U.
  • 1790 dec. - 1792 dec.: inv.nr. 7, U2.
  • 1793 jan. - 1794 dec.: inv.nr. 9, U2.
  • Enkhuizen
  • 1790 juni - 1790 nov. inv.nr. 6, U.
  • 1790 dec. - 1792 dec.: inv.nr. 7, U1.
  • 1793 jan. - 1794 dec.: inv.nr. 9, U2.
Calculatieve staten van inkomsten en uitgaven van de kamers, met memories van toelichting en bijlagen, 1790-1795:
  • 1790 okt. - 1791 feb.
    Calculatieve staat van de Hollandse kamers, exh. 1790 okt. 15, inv.nr. 10, QQ;
  • nadere en gereformeerde berekening van de afzonderlijke kamers, 1790 nov. 19, met geleidebrief van amanuensis Abeleven aan bewindhebber Romswinckel, 1790 nov. 19, minuut: inv.nr. 10, ZZ;
  • calculatieve staten van de Hollandse kamers en van de kamer Zeeland, met memorie van toelichting en bijlagen: inv.nr. 12, 13.
  • 1791 mrt. - 1791 dec.
    Calculatieve staat van de Hollandse kamers en calculatieve berekeningen van deze kamers met uitzondering van Amsterdam, exh. 1790 dec. 8, 10, 14 en 20, 1791 jan. 12 en mrt. 7: inv.nr. 11, BBB;
calculatieve staten van de kamers met uitzondering van Amsterdam, inv.nr. 12, 12.
1791 juni - 1792 mrt.
  • Calculatieve staten van de kamers; die van Enkhuizen vanaf mei 1791, inv.nr. 12, 11;
  • calculatieve memorie van Amsterdam over 1792 jan. - mrt., met bijlagen: inv.nr. 12, 14;
  • calculatieve berekening van Amsterdam over 1791 aug. - dec. en calculatieve balans van de Hollandse kamers over 1791 juni - dec., inv.nr. 12, 16;
  • calculatieve staat van Amsterdam over 1791 juni - dec. en nadere calculatieve staten van de andere Hollandse kamers over 1791 juni - dec. en 1792 jan. - mrt., met memorie van toelichting van de opperboekhouders van deze kamers: inv.nr. 13, 21;
  • calculatieve staat van de Hollandse kamers over 1791 juni - dec., exh. 1791 sep. 29: inv.nr. 14, 61;
  • calculatieve staten van Zeeland over 1791 juni - dec. en 1792 jan. - mrt., met geleidebrief van de kamer Zeeland aan zijn staatsgecommitteerden 1791 juni 16, afschrift, en een memorie van toelichting van die gecommitteerden, exh. 1791 nov. 2: inv.nr. 14, 62;
  • calculatieve berekening van Amsterdam over 1791 nov. - dec., exh. 1791 nov. 18: inv.nr. 15, 73.
1792 jan. - 1792 juni.
Calculatieve staten van de kamers, exh. 1792 feb. 7 en 10: inv.nr. 16, 91 (die van Rotterdam over juni 1792 in inv.nr. 17, 112);
1792 juli - dec.
Calculatieve staten van de kamers (die van Rotterdam vanaf juni), exh. 1792 juli 25, aug. 23 en 29: inv.nr. 17, 112;
generale calculatieve berekening van de kamers, exh. 1792 sep. 19: inv.nr. 17, 119.
1793 jan. - 1793 apr.
Calculatieve staten van Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen, exh. 1792 okt. 31, nov. 6 en dec. 4: inv.nr. 18, 127;
van Amsterdam, met bijlagen, en van Delft, Rotterdam en Enkhuizen, met generale calculatieve berekening van de Hollandse kamers, exh. 1793 jan. 19: inv.nr. 18, 132;
van Zeeland, exh. 1793 jan. 19: inv.nr. 18, 133, en feb. 27: inv.nr. 18, 137.
1793 mei - 1793 aug.
Calculatieve staten van alle kamers en generale calculatieve staat van de Hollandse kamers, exh. 1793 mei 8: inv.nr. 18, 150;
gerevideerde calculatieve staten als boven, exh. 1793 juni 26: inv.nr. 19, 158.
1793 sep. - 1793 nov.
Calculatieve staten van de kamers, exh. 1793 sep. 25 en 27, okt. 8: inv.nr. 19, 172.
1793 dec. - 1794 feb.
Calculatieve staten van de kamers, exh. 1793 dec. 11: inv.nr. 19, 180.
1794 mrt. - 1794 juli.
Calculatieve staat van Amsterdam (ook over feb. 1794), exh. 1794 feb. 12: inv.nr. 20, 185.
staat van calculaties van de kamers afzonderlijk en gezamenlijk, met memorie van toelichting van de commissie tot het waarnemen van de financiële conferenties in Den Haag, exh. 1794 feb. 15: inv.nr. 20, 189;
brief van de Staatscommissie aan de Staten van Holland ter zake, 1794 feb. 18, afschrift: inv.nr. 2, insertie in de not. van 18 feb. 1794.
1794 okt. - 1794 dec.
Staat van calculaties van de kamers afzonderlijk en gezamenlijk, inv.nr. 2, insertie in de not. van 10 okt. 1794.
1795 jan. - 1795 feb.
Generale calculatieve staat van alle kamers, inv.nr. 2, insertie in de not. van 14 januari 1795.
Memories betreffende de calculatieve staten van de compagnie over 1791 en 1792 in vergelijking met de generale staat per 31 december 1792, 1793 mrt. 22 en juli 1, exh. 1793 mrt. 22 en nov. 6: inv.nr. 18, 140, inv.nr. 19, 176.
Aantekeningen van bewindhebber Craeyvanger over de inkomsten en uitgaven van de kamer Amsterdam over de periode 1791 juni - dec. in vergelijking met de over die periode begrote inkomsten en uitgaven en over de begrote uitgaven over 1792, met bijlagen, exh. 1792 feb. 10: inv.nr. 16, 93.
Memorie over de inkomsten en uitgaven van de kamer Zeeland over de periode 1791 mrt. - dec. in vergelijking met de begroting over die periode, met bijlagen, exh. apr. 30: inv.nr. 17, 104.
12. Lopende zaken
Correspondentie van gouverneur C.J. van de Graaff en secunde Rhenius aan de Kaap inzake de verboden lading op het schip de Zaanstroom, 1791 mei - juni, auth. afschriften, met geleidebrief van Rhenius aan de Staatscommissie, 1791 juli 2, exh. 1791 nov. 18: inv.nr. 15, 71.
Stukken betreffende de plannen tot oprichting van een seminarium tot de vorming van jongelieden tot de Indische kerkdienst, exh. 1792 apr. 24 en okt. 12: inv.nr. 17, 101 en inv.nr. 18, 125.
Rekest van het handelshuis Hope en Co aan de Staten-Generaal om vrijelijk te mogen beschikken over de uit Mauritius afkomstige lading van het Amerikaanse fregatschip The Illustrious President, afschrift, en resolutie commissoriaal van de Staten van Holland op het advies van de kamer Amsterdam ter zake, met geleidebrief aan de Staatscommissie, z.d. en 1793 mrt. 28, exh. 1793 feb. 20 en mrt. 28: inv.nr. 18, 136* en 141.
Conceptinstructies van de Kamer Hoorn voor zijn equipagemeester en bootsman, exh. 1793 dec., 20: inv.nr. 2, insertie in de notulen van 1793 dec. 20.
Stukken betreffende het verzoek van Anthony Watering, burger van de Kaap, om toestemming voor het kopen van een schip om daarmee vrijelijk te navigeren, 1794 juni 25 - 27: inv.nr. 2, inserties in de notulen van 1794 juni 25, 26 en 27.
Stukken betreffende het verzoek van ingezetenen van de Kaap om een concessie voor de walvisvangst en de invoer van walvisbaarden met compagnieschepen, 1794 juni 20 en okt. 10: inv.nr. 2, inserties in de notulen van 1794 juni 26 en okt. 10.
B. ARCHIEF VAN HET COMMITTEE, 1795-1796
1. Algemeen
Notulen, 1795 feb. 10 - 1796 feb. 12: inv.nr. 24, 1-219.
Register van uitgaande brieven, 1795 feb. 14 - 1796 feb. 13: inv.nr. 24, 535-590.
Correspondenten (verwijzingen naar brieven waarnaar ook in een van de volgende rubrieken wordt verwezen zijn tussen haakjes geplaatst):
  • Elias, P., bewindhebber van de kamer Amsterdam (departement van equipage), 1795 (juni 29, juli 1,) juli 21: inv.nr. 24 (567, 568,) 575.
  • Gildemeester, Daniël, Nederlands consul-generaal in Lissabon, 1795 sep. 2: inv.nr. 24, 581.
  • (Glavemans, constructeur van het Committé der Marine, 1795 aug. 1: inv.nr. 24, 578).
  • Guepin, P.J., eerste advocaat van de compagnie, 1795 (mrt. 13, juli 17,) juli 18, 19: inv.nr. 24 (553, 571,) 572, 573.
  • (Halmaels & Co, Van, in Amsterdam, 1795 juli 23: inv.nr. 24 577).
  • Houtte, Jacob van, secretaris van de Zeeuwse Rekenkamer, Zeeuws gecommitteerde tot de zaken van de OIC, 1795 apr. 14, mei 9: inv.nr. 24, 564, 565.
  • (kamer Amsterdam, 1795 mrt. 2, juli 8, 15, aug. 21, 27 1796 jan. 29: inv.nr. 24, 547, 568, 569, 580, 580, 588. Zie ook: Elias en Romswinckel.)
  • kamer Delft, 1795 aug. 17: inv.nr. 24, 579.
  • kamer Enkhuizen, 1795 aug. 17, nov. 10, (1796 jan. 16): inv.nr. 24 579, 585 (, 587).
  • kamer Hoorn, 1795 aug. 17 (, 1796 jan. 25, feb. 13): inv.nr. 24, 579 (, 587, 589).
  • (kamer Rotterdam, 1795 juli 22, 1796 jan. 16: inv.nr. 24, 576, 587.)
  • Paulus, Pieter, president van de vergadering van Provisionele Representanten van het volk van Holland, 1795 (feb. 14, 21,) okt. 11: inv.nr. 24 (539, 542,) 583.
  • (Provisionele Representanten van het volk van Holland, 1795 feb. 16, 24, apr. 3, z.d.: inv.nr. 24, 541, 544, 554, 582. Zie ook Paulus en Scheffer.)
  • Romswinckel, M.C., bewindhebber van de kamer Amsterdam (departement van equipage), 1795 nov. 16: inv.nr. 24, 586.
  • Scheffer, C., secretaris van de vergadering van Provisionele Representanten van het volk van Holland, 1795 sep. 29: inv.nr. 24 583.
  • Schorer, Jacob Hendrik, pensionaris van Middelburg, Zeeuws gecommitteerde tot de zaken van de OIC, 1795 apr. 14, mei 9: inv.nr. 24 564, 565.
  • Smits, opperboekhouder van de kamer Rotterdam, 1795 nov. 10: inv.nr. 24, 585.
  • Staveren, C. van, opperboekhouder van de kamer Delft, 1795 nov. 10: inv.nr. 24, 585.
  • Tour, Joan du, Hollands gecommitteerde tot de zaken van de OIC, 1795 juli 18: inv.nr. 24, 574.
  • Velden, Brouerius van der, Hollands gecommitteerde tot de zaken van de OIC, 1795 aug. 28: inv.nr. 24, 582.
  • Wees & Cie, H. van, kooplieden in Amsterdam, 1795 aug. 1: inv.nr. 24, 578.
Ingekomen brief van P.J. Guepin, eerste advocaat van de compagnie, 1795 sep. 11: inv.nr. 24, 959.
2. Samenstelling en bevoegdheden
Extractdecreet van de Provisionele Representanten van het volk van Holland inzake de benoeming van de leden van het committé, 1795 jan. 30: inv.nr. 24, 1045, 1049.
Kopieresolutie van de XVII wegens de aanstelling door de prins van F.W. Boers tot advocaat-consulent van de Staatscommissie, 1790 nov. 30, exh. 1795 feb. 15, mrt. 2: inv.nr. 24, 801.
N.B. Het consulentschap werd als vervallen beschouwd in 1795.
Briefwisseling van het Committé met de Provisionele Representanten van het volk van Holland tot kwalificatie van het Committé om in belangrijke zaken de gewenste maatregelen te treffen, 1795 feb. 14, 16, exh. 1795 feb. 14, 17: inv.nr. 24, 539, 1091, 1093.
3. Plannen ter voorkoming van de val van de compagnie, in het bijzonder door invoering van een nieuwe bestuursvorm
Aantekeningen betreffende betalingen wegens verlenging van het octrooi vanaf 1602 gedaan, z.d.: inv.nr. 24, 797.
Extractresoluties van de Provisionele Representanten van het volk van Holland waarbij het Committé wordt opgedragen rapport uit te brengen over middelen om de val van de compagnie te voorkomen, 1795 feb. 9 en 12: inv.nr. 24, 1083, 1087.
Briefwisseling van het Committé en het bewind over middelen om de val van de compagnie te voorkomen, 1795 mrt. 2 - 12, exh. 1795 mrt. 2, 13, 14, mei 6: inv.nr. 24, 547, 553, 929; inv.nr. 25, 261, 263, 267, 237.
Ingekomen rapport van advocaat Guepin over het verhandelde op de voorjaarsvergadering van de XVII van 1795 over middelen om de val van de compagnie te voorkomen, met geleidebrief, 1795 mei 22: inv.nr. 25, 281, 285.
Extractresolutie van de Provisionele Representanten van het volk van Holland op het rapport van het Committé en tot toevoeging aan het Committé van zes leden om met haar een conceptresolutie te extenderen tot vernietiging van het oude en instelling van een nieuw bestuur van de compagnie, 1795 juni 15: inv.nr. 24, 1139, 1155.
Briefwisseling van de kamer Amsterdam en het Committé over het voorstel van de kamer Zeeland om n.a.v. het uitbrengen van het rapport door het Committé de vergadering van de XVII te doen hervatten, 1795 aug. 13, 21, exh. 1795 aug. 21: inv.nr. 24, 580, inv.nr. 25, 393, 395.
Conceptadres van de XVII aan de Staten-Generaal over de verdere voet van het bestaan van de compagnie i.v.m. een eventuele verlenging van het octrooi, exh. 1795 sep. 30, okt. 12: inv.nr. 25, 461.
Ingekomen brief van de kamer Amsterdam over de bijeenroeping van een buitengewone vergadering van de XVII n.a.v. de bijgevoegde resoluties van de Staten-Generaal van 24 dec. 1795 en 4 feb. 1796 inzake de opheffing van de VOC en de oprichting van een Committé tot de zaken van de Oostindische handel, 1796 feb. 2, exh. 1796 feb. 10: inv.nr. 25, 775, 777, 789, 793.
4. Geldbehoeften van de compagnie en financiële steun van de provincies
Briefwisseling van de Provisionele Representanten van het volk van Holland en het Committé over de voorwaarden door de Staten van Zeeland gesteld aan hun deelname naar evenredigheid aan de door Holland in 1794 toegestane uitbreiding van de wisselnegotiatie van vier miljoen met nog eens drie en een half miljoen, 1795 feb. 2, 24, exh. 1795 feb. 14, 22: inv.nr. 24, 544; 1055, 1061.
Stukken betreffende de financiële gesteldheid van de compagnie en in het bijzonder de hoogte en de oorzaken van haar schulden in de periode 1780-1794: inv.nr. 24, 701, 705, 769, 821.
Stukken betreffende de tekening en afgifte namens de Provisionele Representanten van het volk van Holland van de nog 400 ongetekende en ongedebiteerde wissels uit de wisselnegotiatie van 3½ miljoen waarmee in 1794 die van 4 miljoen werd uitgebreid, 1795 feb. 7, 9, 16, 17, mrt. 19, apr. 12: inv.nr. 24, 541, 789, 793, 1071, 1099.
Stukken betreffende de wisselnegotiatie van maximaal f 1.200.000,- onder garantie van de Provisionele Representanten van het volk van Holland tot betaling van leveranciers, 1795 apr. 11, 15, 25, exh. o.m. 1795 apr. 21, 25: Inv.nr. 24, 61 vv (insertie in de notulen), 971, 1119, 1121, 1123, 1129.
Stukken betreffende de financiële staat van de compagnie en haar geldbehoeften tot 1 augustus 1795, 1795 mei - juni: inv.nr. 24 877, 881, 889, 1023.
Stukken betreffende de financiële staat van de compagnie, exh. 1795 sep. 30: inv.nr. 25, 433, 441, 445, 449, 455.
Aantekening inzake de staat van de kas van de kamer Enkhuizen, 1795 nov. 17: inv.nr. 26, 12.
Stukken betreffende het vooral door de achterstallen van de kamer Zeeland veroorzaakte geldgebrek van de kamer Amsterdam en de likwidatie tussen beide kamers, 1796 jan. 24 - feb. 4, exh. 1795 jan. 27, 31, (feb. 4): inv.nr. 24, 588; inv.nr. 25 717, 725, 739, 741, 745, 749.
5. Maatregelen m.b.t. loonkosten en werkgelegenheid
Stukken betreffende het gebrek aan werk voor de compagnieswerklieden in Amsterdam, de ontoereikendheid van de voor hun betaling bestemde gelden en de pogingen om hierin te voorzien door het aanspreken van de geheime en particuliere fondsen van de departementen, de belening van specerijen, het aangaan van een banklening en de invoering van werktijdverkorting op de compagnieswerf, (1795):
Uitgaande brieven aan Pieter Paulus, president van de vergadering van Provisionele Representanten van het volk van Holland, 1795 feb. 14, 21, afschriften, exh. 1795 feb. 14, 21: inv.nr. 24, 539, 542.
Stukken betreffende de werklieden op het slachthuis, de wapenkamer, het wijnmagazijn en de pakhuizen en de hoogte van hun lonen, exh. 1795 feb. 23: inv.nr. 24, 649, 653, 661, 665.
Stukken betreffende de voorraden specerijen en hun eventuele belening, exh. o.m. 1795 feb. 23 en mrt. 26: inv.nr. 24, 669, 841, 45-46.
Staten van de geheime en particuliere kassen van de departementen, exh. 1795 feb. 23: inv.nr. 24, 673, 677.
Ingekomen brief van Adriaan Arend Titsingh, equipagemeester van de kamer Amsterdam, over de mogelijkheid om tegen contante betaling hennep en teer aan te kopen, exh. 1795 feb. 24: inv.nr. 24, 893.
N.B. Het geld voor de hennep, noodzakelijk om de compagnieswerf aan de gang te houden, werd voorgeschoten door Titsingh en Cie (not. 24 feb. en 15 juni 1795).
Lijst van tractementen en daglonen van het personeel van de compagniestimmerwerf per 31 mei 1795: inv.nr. 24, 1035.
6. Bezuinigingsmaatregelen
Stukken betreffende doorvoering van de bezuiniging op de uitdelingen van specerijen, (1795): inv.nr. 24, 681, 685, 689.
Memorie over de werkzaamheden en de kosten van de compagnies apotheek, (1795): inv.nr. 24, 925.
Conceptadvertentie van het departement van commercie voor de werklieden op de pakhuizen ter bestrijding van diefstal, exh. 1795 mrt. 28: inv.nr. 24, 47-48.
Stukken betreffende de verkoop van scheepsbeschuit door de kamer Delft aan het land, 1795 juni 8, afschriften: inv.nr. 24, 1031, 1033.
Correspondentie inzake de overdracht door de kamer Rotterdam van het op stapel staande schip De Jonge Willem aan het land, 1795 juli 22, 24, 26, exh. o.m. 1795 juli 27: inv.nr. 24, 576, 578; inv.nr. 25, 365.
Stukken betreffende de verkoop van de jachten van de kamers, 1795 nov. 2 - 1796 feb. 13, exh. 1796 jan. 16, 25, feb. 2, 5, 12: inv.nr. 24, 587, 589, inv.nr. 25, 489, 491, 497, 735, 759, 761, 807, 809, 811.
Stukken betreffende de verkoop van de compagnieslogementen, 1795 nov. 12 - 1796 jan. 21, exh. 1796 jan. 5, 8, 15, 25: inv.nr. 25, 693, 695, 703.
7. Regulering van de handel en van de verkopingen van de retouren
Stukken betreffende de theeverkoping van 1793 en betalingen in 1791 en 1792 wegens verrichte diensten bij het prijzen en verkopen van goederen gedaan, 1791-1793: inv.nr. 24 697, 717, 725; inv.nr. 25, 253, 257.
Stukken betreffende de vordering en verzegeling op 9 maart 1795 van een kistje met secrete papieren van de commissie tot de verkopingen, 1795 mrt. 9 - 14: inv.nr. 24, 729, 733, 845, 857, 865, 873, 1107.
N.B. De papieren zelf (gespetificeerd op pag. 52) in inv.nr. 25, 3-257.
Ingekomen rekesten van de commissarissen tot de verkopingen om hun ontslag, 1795 mrt. 25 en 29: inv.nr. 24, 825, 829, 831, 837.
Stukken betreffende de voorgestelde verlaging van de plokpenningen en de verhoging van de makelaarscourtage, met staten van plokpenningen wegens de verkopingen van 1791 en 1792 betaald, (1795): inv.nr. 24, 805, 809, 813, 817, 885.
Stukken betreffende de uitschrijving van en het toezicht op de najaarsverkoping van 1795, 1795 apr. 2, juli 8 (exh. juli 7), juli 14, 15 (exh. 15), 16 (exh. 17), 23: inv.nr. 24, 568, 569, 897; inv.nr. 25, 333, 335, 349, 357, 359.
Stukken betreffende de waarde van over 1792-1795 aangevoerde specerijen, rec. 1795 juni 20: inv.nr. 26, 8, 9.
Stukken betreffende het verbod op de invoer in Holland van Zweedse thee, 1795 aug. 5 - 25, exh. 1795 aug. 6, 10, 25: inv.nr. 24, 100 vv (insertie in de notulen), 118 vv (id.), 1187, 1189, 1195.
Extract uit een brief van bewindhebber Pous in Den Haag aan advocaat Guepin met berichten over oorlog en vrede waarvan bekendmaking de prijzen der specerijen op de a.s. verkoping zou kunnen beïnvloeden, 1795 aug. 2, met ingekomen geleidebrief van Guepin, 1795 aug. 3: inv.nr 25, 369, 371.
8. Bescherming van de overzeese bezittingen en de retourvloot tegen de vijand
Lijst van de navale macht van de compagnie over 1794: inv.nr. 24, 709.
Secreet extractdecreet van de Provisionele Representanten van het volk van Holland over de verdediging van de overzeese bezittingen van de compagnie tegen de vijand en het leggen van een embargo op Engelse schepen, 1795 feb. 18, exh. 1795 feb. 20: inv.nr. 24, 1103.
Stukken betreffende de zending door de Staten-Generaal van J.L. Vitriarius als commissaris naar Engeland ter bevordering van de opheffing van het embargo op Nederlandse schepen en de opening van de communicatie tussen beide landen d.m.v. paketboten, 1795 juni 29 en z.d.: inv.nr. 24, 582, 1159, 1161.
Brieven over de mogelijkheid om vrachten naar en retouren uit Indië en de Kaap door Amerikaanse schepen te laten vervoeren om confiscatie door de Engelsen te voorkomen, 1795 juni 29 - aug. 27, met bijlagen, exh. o.m. 1796 juli 7, aug. 27: inv.nr. 24, 567, 568, 580, 963, 967; inv.nr. 25, 401, 405. Correspondenten: het Committé; Herm. Hend. Damen, cargadoor in Amsterdam; P. Elias, bewindhebber van de kamer Amsterdam (departement van equipgage), kamer Amsterdam.
Brief van Jean van Maseyk, Nederlands consul in Aleppo, aan advocaat Guepin over zijn pogingen om de hem toegezonden brieven voor de Bengaalse en Suratse compagniesdienaren niet in handen van de Engelsen te laten vallen, 1795 juni 15, afschrift, met ingekomen geleidebrief van Guepin, 1795 aug. 27, exh. 1795 aug. 28: inv.nr. 25, 417, 419.
Brief van Christiaan Diederik Emerens Johan Bangeman Huygens, Nederlands gezant in Denemarken, aan de Staten-Generaal over de aankomst van enkele retourschepen in Kopenhagen, 1795 juni 20, met resoluties van de Staten-Generaal en de Provisionele Representanten van het volk van Holland hierop genomen, 1795 juni 29 en juli 7, afschriften: inv.nr. 24, 1175, 1177.
Correspondentie van J.C. Hartsinck, bewindhebber van de kamer Amsterdam, waarnemer van de belangen van de retourschepen Phoeniciër, Ceylon, Standvastigheid en Noordholland in Setubal, 1795 juni 23 - 1796 feb. 9:
  • Met het Committé tot de zaken van de Oostindische Compagnie, 1795 juni 23, aug. 7, met bijlage, exh. 1795 juli 7, sep. 2: inv. nr. 25, 329, 425, 427.
  • Met het geheime committé uit de kamer Amsterdam tot de retourschepen in Setubal, 1795 mei 15 - dec. 18, met bijlagen, afschriften, exh. 1796 jan. 25, exh. 1796 jan. 25: inv.nr. 25, 525, 533, 537, 541, 545, 549, 556, 559, 565, 567, 573, 581, 585, 587, 591, 595, 599, 603, 609, 611, 615, 619, 625, 633, 637, 641, 645, 649, 653, 661.
  • Lijst en analyses van deze brieven, inv.nr. 25, 505, 509.
  • Ingekomen geleidebrief van advocaat Brugmans, 1796 jan. 19: inv.nr. 25, 501.
  • Als boven, 1796 jan. 21, afschrift, met ingekomen geleidebrief van het geheime committé, 1796 jan. 21, exh. 1796 jan. 25: inv.nr. 25, 665, 667.
  • Als boven, 1796 jan. 2 - feb. 4, afschriften, met ingekomen geleidebrief van advocaat Brugmans, 1796 feb. 9, exh. 1796 feb. 10: inv.nr. 25, 673, 675, 679, 683.
Ingekomen brief van het geheime committé over de beloning van Hartsinck, 1796 feb. 7, exh. 1796 reb. 8: inv.nr. 25, 767.
Stukken betreffende de huur van onder Deense vlag varende vissersschepen, in het bijzonder van het gaffelschip De Vrouwe Diana, om van augustus tot oktober 1795 bij Hitland te kruisen om de retourschepen te onderscheppen en te instrueren hoe zij de reis moeten voortzetten, 1795 juli 17 (exh. 17), 22, aug. 14 en z.d.: inv.nr. 24, 571, 951, 1039; inv.nr. 26, 10. N.B. Zie notulen 11 aug. 1795.
Brieven over de Franse en later de Engelse kaperijen, over de lotgevallen van de retourschepen Zeelely, Alblasserdam, Meermin, Dortwijk, Vrouwe Agatha, Mentor, Hogly, Surcheance, Nagelboom en Cromhout (naar Engeland opgebracht), Siam, Zwaan, Zuidpool en de gehuurde Geertruid en Petronella (in Dronthem binnengelopen), de Washington en de gehuurde Dordrecht (in Bergen binnengelopen) en de paketboot De Vlijt (in een Noorse haven binnengelopen), alsmede over de aan de Engelsen ontsnapte retourladingen, 1794 dec. 13 - 1796 feb. 4.
  • Van compagniesdienaren in Kanton aan de Chinase commissie, 1794 dec. 13, afschrift, met bijlagen: inv.nr. 26, 2, 4, 5.
  • Van A.J. Sluysken, commissaris aan de Kaap, aan advocaat Guepin, 1795 mrt. 16, apr. 12, mei 17, afschriften en uittreksels, met ingekomen geleidebrief van Guepin, 1795 aug. 19, exh. o.m. 1795 aug. 11, 19: inv.nr. 25, 353, 377, 383; inv.nr. 26, 6, 7.
  • Van Richard Muilman en Cie, compagniescorrespondent in Londen, aan de kamer Amsterdam, 1795 aug. 7, 25, sep. 25, met bijlagen, afschriften, met ingekomen geleidebrieven van de advocaten Guepin en Brugmans, 1795 aug. 19, 25, okt. 1, exh. o.m. 1795 aug. 19: inv.nr. 25, 377, 379, 381, 409, 411, 469, 471, 473.
  • Van H.G. Certon, supercarga op de Nagelboom in Londen, aan de Chinase commissie, (1795 sep.), afschrift, met ingekomen geleidebrief van advocaat Guepin, 1795 okt. 6: inv.nr. 24, 943, 945.
  • Van Gb. Havenstein, kapitein van de Cromhout in Londen, aan de kamer Hoorn, 1795 nov. 23, afschrift, met ingekomen geleidebrief van de kamer Hoorn, 1795 dec. 14, exh. 1796 jan. 7: inv.nr. 25, 481, 483.
  • Van Knudsen en Braak in Dronthem (aan het bewind), 1795 okt. 3, extract, exh. 1795 okt. 24: inv.nr. 25, 465.
  • Van boekhouder J. IJpelaar in Amsterdam en de verhuurders van de Vrouw Geertruid Petronella in Dronthem en de Dordrecht in Bergen aan het Committé, 1796 jan. 30 en z. d., exh. o.m. 1796 jan. 31, feb. 4: inv.nr. 25, 729, 731; inv.nr. 26, 11, 13.
Brief van A.B.C. van Dedem van de Gelder, Nederlands gezant in Zweden, aan de Staten-Generaal over de verkoop in Gothenburg op 4 april 1796 van restanten van Indische retouren, 1796 jan. 26, met resolutie van de Staten-Generaal hierop genomen, 1796 feb. 10, afschriften, exh. 1796 feb. 12: inv.nr. 25, 799, 801.
Brief van Richard Muilman & Cie, compagniescorrespondent in Londen, aan de kamer Amsterdam over de overgave van forten op Ceylon aan de Engelsen en de verkoop in Londen van de schepen Nieuwland, Prins Fredrik en Oosthuysen, 1796 jan. 7, afschrift, exh. 1796 jan. 25: inv.nr. 25, 713.
9. Verbetering van het bestuur aan de Kaap
Correspondentie van de Provisionele Representanten van het volk van Holland, en het Committé over de memorie van J. Relinghuis in Amsterdam over het slechte bestuur van de Kaap, 1795 mrt. 19, apr. 3, exh. 1795 apr. 3: inv.nr. 24, 554, 1111, 1115.
Brieven van A.J. Sluysken, commissaris over Kaap de Goede Hoop, aan de door de XVII gecommitteerde bewindhebbers en de commissarissen-generaal over de staat van de kolonie en het door hem gevoerde beleid, 1793 okt. 15 - 1795 apr. 12, afschriften, exh. 1796 jan. 14.
  • Aan gecommitteerde bewindhebbers, 1793 okt. 15 - 1795 apr. 12: inv.nr. 24, 243, 331, 375, 471, 507.
  • Aan commissarissen-generaal, 1793 okt. 25 - 1795 feb. 14: inv.nr. 24, 255, 307, 359, 399, 427, 439, 459, 479, 483.
  • Tafel op de afschriften: inv.nr. 24, 239.
  • Ingekomen geleidebrief van Sluysken, 1795 mei 17: inv.nr. 24, 235.
10. Toezicht op het financieel beheer van de kamers
Maandstaten van de kamer Amsterdam, 1794 nov. - 1795 juni.
  • 1794 nov.: inv.nr. 24, 737.
  • 1794 dec.: inv.nr. 24, 753.
  • 1795 jan.: inv.nr. 24, 773.
  • 1195 feb.: inv.nr. 24, 909.
  • 1795 mrt.: inv.nr. 24, 975.
  • 1795 apr.: inv.nr. 24, 987.
  • 1795 mei : inv.nr. 24, 999.
  • 1795 juni: inv.nr. 24, 1011.
11. Lopende zaken
Ingekomen brief van advocaat Guepin met het verzoek om teruggave van het afschrift van de door het Committé beledigend geachte en inmiddels gelichte resolutie van de kamer Amsterdam inzake een verzoek van twee gecommitteerden aan het departement van de rekenkamer om betaling van hun Indische assignaties, 1795 juni 25, exh. 1795 juli 7: inv.nr. 25, 325.
Briefwisseling met Van Halmaels in Amsterdam over zijn problemen bij de afdoening van een belening met Jr. Jb. Taesch op 25 wisselbrieven ten laste van Holland, 1795 juli 15, 23, exh. 1795 juli 16: inv.nr. 25, 345; inv.nr. 24, 577.
Brief van Cornelis Nicolaas Plemper van Bree in Gouda, na de Pruisische inval afgezet als bewindhebber van de kamer Amsterdam, aan de Provisionele Representanten van het volk van Holland met het verzoek om herplaatsing, 1795 juli 17: inv.nr.24, 1183.
Ingekomen kennisgeving van de kamer Amsterdam over de ontslagaanvrage van zijn bewindhebber Franc van der Goes, 1795 aug. 3: inv.nr. 24, 941.
C. GEDEPONEERDE STUKKEN VAN DE COMMISSIE TOT DE VERKOPINGEN, 1791-1792
N. B. Exh. 1795 mrt. 14, 16 en 17.
Instructie van de Staatscommissie voor de commissie tot directie en administratie van de verkopingen van de jaarlijkse retouren van de compagnie, 1791 sep. 7: inv.nr. 25, 19.
Ingekomen brief van de Staatscommissie over de vervanging van wijlen commissaris Mr. Adriaan Salomon van der Hoop door Jan Petrus Scholten, 1793 juli 26: inv.nr. 25, 165.
Ingekomen brief van commissaris A. van der Goes in Delft over zijn verhindering de vergadering van die dag bij te wonen, 1792 sep. 20: inv.nr. 25, 195.
Resoluties en verbaal van de commissie, 1791-1794:
  • 1791 sep. 6 - 19 : inv.nr. 25, 43.
  • 1791 sep. 22 : inv.nr. 25, 27.
  • 1792 sep. 17 en 20: inv.nr. 25, 31.
  • 1792 sep. 18 en 20: inv.nr. 25, 63 (ress.).
  • 1792 okt. 3 - 5 : inv.nr. 25, 245.
  • 1793 sep. 26 en 27: inv.nr. 25, 89.
  • 1793 sep. 26 : inv.nr. 25, 83 (ress.).
  • 1794 okt. 7 en 8 : inv.nr. 25, 97.
Secrete conventie met Benjamin Cohen, Abraham Benjamin Cohen en Achard Ephraim, kooplieden in Amsterdam, waarbij dezen zich tegen betaling verplichten tot het vaststellen van minimumprijzen en tot het overnemen van onverkocht gebleven goederen tegen die minimumprijzen, 1792 mrt. 15, en brief van amanuensis Abeleven aan commissaris Van der Hoop over de door de Staatscommissie gegeven goedkeuring, 1792 mrt. 10: inv.nr. 25, 3, 15.
Kwitanties van Benjamin Cohen voor de ontvangst van de kamer Amsterdam wegens betalingen door de kamer voor de diensten van Cohen & Cie bij de verkopingen, 1792 jan. 26 - 1794 mei 7, authentieke afschriften, 1795 mrt. 14: inv.nr. 25, 79, 103, 107, 119, 123, 127, 131, 135, 139.
Ingekomen brief van Cohen & Cie over een onnauwkeurigheid in de op 26 jan. 1792 afgegeven ordonnantie van betaling, (1792), met bijlage: inv.nr. 25, 109, 111.
Uitgaande brief aan de Staatscommissie met het verzoek de door Cohen & Cie afgegeven kwitanties te mogen doen boeken onder "betalingen voor gedane diensten ter bevordering van de verkopingen", 1793 sep. 27, afschriften: inv.nr. 25, 79.
Rekest van Hermanus de Hoogh, makelaar in Amsterdam, aan de XVII om als taxateur der theeën te worden aangesteld, 1791 mrt. alsmede kopieadvies van de kamer Amsterdam en extractresolutie commissoriaal van de XVII hierop, 1791 aug. 1, 8: inv.nr. 25, 143, 169, 201.
Petities van kooplieden, grossiers en speculanten in thee in Rotterdam en Middelburg aan de XVII om thee voortaan niet in kleinere hoeveelheden maar op dezelfde voet als vóór 1788 te verkopen en de tarra's op een gunstiger voet vast te stellen, z.d. en 1791 aug. 18, en kopieresoluties commissoriaal van de XVII hierop genomen, 1791 aug. 15 en 19: inv.nr. 25, 209, 225, 229.
Rekest van Andries Levie Cohen aan de XVII om beloond te worden voor het taxeren en sorteren van porcelein bij de afgelopen najaarsverkoping, z.d. en extractresolutie commissoriaal van de XVII hierop genomen, 1791 aug. 17: inv.nr. 25, 151, 155.
Insinuatie en protest van notaris Petrus Cornelis Nahuys in Amsterdam namens Willem van Brienen c.s. tegen het voorbehoud door de compagnie bij het uitschrijven van de najaarsverkoping van 1791 gemaakt om opgehouden goederen te allen tijde opnieuw ter verkoop te mogen aanbieden, 1791 sep. 19: inv.nr. 25, 45.
Rekest van Hendrik van Peisen, makelaar in Amsterdam, aan de XVII om uitbetaling van bij de najaarsverkoping van 1790 verdiende courtage, z.d., en extractresolutie commissoriaal van de XVII hierop genomen, 1792 mei 12: inv.nr. 25, 177, 185.
Extractresolutie van de kamer Amsterdam waarbij aan theehandelaar J.H. Hingman na betaling van zijn schuld weer toegang en krediet wordt verleend op de verkopingen, 1792 mei 14: inv.nr. 25, 161.
Ingekomen rekesten van theehandelaren in Rotterdam en Amsterdam om in het najaar geen theeverkoping te doen plaatsvinden, (1792 sep.): inv.nr. 25, 189, 193.
Stukken betreffende het geschil met de handel over het voorbehoud bij het uitschrijven van de najaarsverkoping van 1792 gemaakt om opgehouden goederen te allen tijde opnieuw ter verkoop te mogen aanbieden, 1792 okt. 2, 4: inv.nr. 25, 67, 71, 75.