Terug naar zoekresultaten

3.08.01 Inventaris van het archief van de Inspecteur van het Kadaster in Zuid-Holland, 1823-1832 (1834)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.08.01
Inventaris van het archief van de Inspecteur van het Kadaster in Zuid-Holland, 1823-1832 (1834)

Auteur

J.H. Adriaans, F.J.M. Otten

Versie

02-12-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1992 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Inspecteur van het Kadaster in het Zuidelijk Gedeelte van Holland
Inspecteur Kadaster ZH

Periodisering

archiefvorming: 1823-1832
oudste stuk - jongste stuk: 1823-1834

Archiefbloknummer

3476

Omvang

; 290 inventarisnummer(s) 17,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Inspecteur van het Kadaster in Zuid-Holland

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de inspecteur van het kadaster in Zuid-Holland bevat onder ander pachtcontracten, tabellen van de kadastrale opbrengst der grondeigendommen, registers van kadastrale percelen van aan elkaar grenzende gemeenten, de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels en verschillende staten zoals "Toepassing van het provisionele tarief op de eigendommen in de pachtcontracten vervat", "Verzameling van de inhoudsgrootte en belastbare opbrengst der gemeente..." en "Vergelijkingstafel van de inhoud en de begroting volgens de oude met die van de nieuwe legger".

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Inleiding
1. Organisatie en taken
De grondbelasting is een heffing op de gebruikswaarde van onroerend goed, sinds het begin van de 19e eeuw onderscheiden in gebouwde en ongebouwde eigendommen. De heffing en de inning van de grondbelasting, tot circa 1800 meestal aangeduid met de term "verponding", was ten tijde van de Republiek een zaak van de afzonderlijke gewesten. Pas na de totstandkoming van de eenheidsstaat kwam een landelijk uniforme regeling tot stand (Wetten van 12 juli 1805 en 20 jan. 1807).
Het Kadaster heeft tot doel een nauwkeurige opneming van de grond door meting van de percelen en bepaling van hun zuivere opbrengst door taxatie. In de jaren 1808 - 1810 vond een landelijk opgezette opmeting en kartering van landerijen plaats, die echter onvoltooid bleef. Als gevolg namelijk van de inlijving van Nederland bij het Franse keizerrijk werd het werk van het zgn. "Hollandse kadaster" stop gezet. ( A. Scheffer, Het "Hollandse kadaster". In: Ned. Archievenblad, jrg. 82 (1978, p. 25-40 ) In 1811 werd de Franse wetgeving hier van kracht. Inzake de grondbelasting en het kadaster waren alle wetten en bepalingen bijeen gebracht in het zgn. Recueil Méthodique, waarvan in 1812 een Nederlandse vertaling onder de titel Methodique Verzameling verscheen. Na het vertrek van de Fransen, eind 1813, bleef dit Recueil Méthodique gehandhaafd. Deze bron, waarvan een zogenaamd Modellenboek deel uitmaakt, beschrijft in detail de te volgen werkzaamheden bij de kadastrering. ( Een exemplaar van Recueil Methodique berust in het archief van de directeur der directe belastingen, bureau Kadaster (inventaris 3.06.02) inv. nrs. 33-34. )
Van 1811 tot eind 1825 stonden de werkzaamheden aan het Kadaster onder toezicht van de (provinciale) directeuren der directe belastingen. Deze hadden daartoe o.a. de beschikking over een ingenieur-verificateur en vanaf begin 1823 tevens van een Inspecteur van het Kadaster. Bij Koninklijk Besluit van 6 december 1825 no.157 werd het Kadaster onttrokken aan de administratie der directe belastingen om te worden verenigd met dat der registratie en de loterijen. Van eind 1825 tot begin 1834 fungeerde op landelijk niveau een aparte Administrateur van de registratie, het kadaster en de loterijen, in de persoon van staatsraad J.E.P.E.Gericke.
In de provincies werden de werkzaamheden nu opgedragen aan de (provinciale) Inspecteurs van het Kadaster, onder toezicht van de Gouverneur in de provincie. In Zuid-Holland fungeerde jhr.J.C.R. van Hoorn van Burgh van 1823-1832 als Inspecteur en J.H.Kips van 1816-1834 als ingenieur-verificateur. Onder deze beiden werkten een wisselend aantal landmeters en controleurs. Na de totstandkoming van het Kadaster, eind 1832, werd de administratie ingekrompen: als gevolg daarvan verdween de functie van Inspecteur en kwam er per 1 januari 1833 in elke provincie een Bewaarder van het Kadaster ( Zie voor nadere gegevens over de organisatie: J.C. Beth, Het kadaster gedurende het tijdvak 1814-1843. In: Ned. Archievenblad, jrg. 16 (1907/08), p. 160-175. Over de kartering: P.S. Teeling, Landmeters van de kadastrering in Nederland (Apeldoorn 1984) ) . Voor de werkzaamheden aan het Kadaster vormde het Recueil Méthodique in de periode 1811-1825 het enige richtsnoer. Vanaf het optreden van administrateur Gericke zijn er echter talrijke circulaires uitgegaan met aanvullingen en preciseringen van het Recueil. Belangrijk is in dit verband de "Algemeene Instructie" van 21 februari 1826 (circulaire no.15) die een groot aantal nieuwe modellen geeft van staten, tabellen en formulieren. Om inzicht te krijgen in de werkwijze dient men dus vanaf 1826 beide bronnen (Recueil en Circulaires) te bestuderen. ( Een serie circulaires in de inv. nrs. 287-289. Het boek van A. Soutendijk, De Hypothecaire en kadastrale boekhouding (2 delen, Tiel 1907, 1916) gaat in deel II, p. 105 e.v. gedetailleerd in op de werkzaamheden en voorschriften. Erg nuttig is ook: J. Verhelst, De documenten uit de ontstaansperiode van het moderne kadaster en van de grondbelasting (Brussel 1982), waarin afbeeldingen van vrijwel alle door het kadaster gebruikte documenten. Een globaal overzicht geeft. F. Keverling Buisman en E. Muller, Kadaster-gids; gids voor de raadpleging van hypothecaire en kadastrale archieven uit de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw ('s-Gravenhage 1979). ) In deze inleiding wordt volstaan met een globale schets.
De werkzaamheden bestonden voornamelijk uit:
  • het verrichten van metingen en het in kaart brengen van de egevens;
  • het bepalen van de grootte van de percelen;
  • het opsporen van de eigenaren;
  • het schattingswerk en het bepalen van de belastbare opbrengst;
  • het vermelden van de gegevens in registers.
De opmetingen vonden per gemeente plaats. Daarbij werden eerst de grenzen van de gemeente vastgelegd en de indeling in secties (delen van het grondgebied), die werden aangeduid met een hoofdletter (A, B etc). Daarna werden binnen de secties de percelen opgemeten. Elk perceel kreeg een eigen nummer: A 1, A 2, D 54, etc. Dit werk deden de landmeters.
Vanwege de fiscale doelstelling (heffing van grondbelasting) werden alle percelen na opmeting naar soort en kwaliteit gewaardeerd. Daarbij moet men de klassificatie, het opstellen van klassen met een bijbehorend tarief, onderscheiden van de klassering, dat wil zeggen de indeling (bij schatting) van elk perceel in een tariefklasse. Dit was het werk van de controleurs en van de schatters: samen vormden zij de schattingscommissie.
Per soort van ongebouwd eigendom (bouwland, weiland, bos, tuin e.d.) bestonden maximaal vijf kwaliteitsklassen. Voor elke kwaliteitsklasse zocht men standaardpercelen, waarvan men de belastbare opbrengst, ook wel het kadastrale inkomen genoemd, berekende. Bij de gebouwde eigendommen was er een veel groter aantal klassen, met name in de steden. De ondergrond van gebouwde eigendommen werd steeds als bouwland 1e klasse gewaardeerd.
Voor zowel de ongebouwde als de gebouwde eigendommen gingen de schattingscommissies bij hun taxaties uit van de "middelbare huurwaarde", zoals die bleken uit pacht- en huurcontracten uit een reeks van voorgaande jaren (1816-1826). Bij de ongebouwde eigendommen maakte men ook gebruik van de gemiddelde koopprijzen uit de jaren 1812-1826. Bepaalde eigendommen zoals bv. kerkgebouwen waren vrijgesteld van de grondbelasting. Bij al dit werk werd een groot aantal gegevens verzameld, die werden verwerkt in verschillende staten en tabellen.
Hoewel men per gemeente te werk ging, trachtten de schatters door vergelijking van grenspercelen een evenwichtige verdeling ten opzichte van andere gemeenten te bereiken. Een van de middelen om de nagestreefde evenredigheid en gelijkheid te garanderen was de zogenaamde kantonnale vergadering. Hierop konden landeigenaren van gemeenten binnen een bepaald kanton vermeende onjuistheden in de taxaties ter sprake brengen. Ook kon men in een laat stadium nog bezwaarschriften (reclames) indienen. Na advies van de Inspecteur en van Gedeputeerde Staten, besliste de Gouverneur over deze reclames.
Het was ook de Gouverneur die, na G.S. te hebben gehoord, uiteindelijk de schattingen in elke gemeente definitief vaststelde. In 1832 werd de grondbelasting voor het eerst (zij het slechts voor één vierde gedeelte) geheven naar de uitkomsten van het Kadaster (Wet van 2 januari 1832 Stbl.1). Per 1 oktober 1832 werd het Kadaster ingevoerd en werden de basisstukken, plans, aanwijzende tafels en leggers als vastgesteld beschouwd. ( Een overzicht voor de provincie Zuid-Holland geeft: J.C.R van Hoorn van Burgh, Beschouwing van de Kadastrale Uitkomsten in Zuid-holland ('s-Gravenhage 1833 )
De grondslag van 1832 zou tientallen jaren onveranderd blijven. Pas in de jaren 1874-1875 en 1881-1889 vonden algemene herzieningen plaats van de schattingen van de belastbare opbrengst van respectievelijk de gebouwde en ongebouwde eigendommen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is bij Koninklijk Besluit of ministeriële beschikking overgebracht.
Het archief van de Inspecteur, die kantoor hield in het provinciaal gouvernement, is in 1907 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief, waarbij een globale specificatie is opgesteld. ( Verslagen Omtrent 's Rijks Oude Archieven (VROA), 1907, p. 18-20 en 50-52. )

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
2. Archief
Het archief van de Inspecteur bestaat behalve uit correspondentie vooral uit een groot aantal staten, tabellen, lijsten en overzichten, waarop de verzamelde gegevens werden genoteerd. Ook zijn veel afschriften of extracten van huur- en pachtcontracten bij de staten gedeponeerd als bijlagen. Welke modellen van staten en tabellen de administratie moest gebruiken was nauwkeurig voorgeschreven in het Recueil Méthodique en in de Circulaires Kadaster uit de jaren 1826-1832 (vgl.par.1).
De meeste staten zijn per gemeente opgemaakt, maar er zijn er ook die samenvattingen geven per kanton. Al dit "voorbereidend werk" resulteerde tenslotte, per gemeente in twee series registers met alle kerngegegevens: de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (afgekort: OAT) en de Kadastrale Leggers. Hiervan is alleen een (onvolledige) serie OAT in het inspecteursarchief aanwezig (zie verder par.4: Richtlijnen voor onderzoek).
Niet alle stukken dateren uit de jaren waarin de Inspecteur als zodanig fungeerde (1823-1832): er zijn stukken die dateren uit de jaren daarvoor, terwijl bepaalde staten doorlopen tot in 1833 of 1834. Wellicht is dit laatste te verklaren uit het feit, dat de Inspecteur ook na 1832 werkzaam bleef, zij het als Bewaarder van het Kadaster. Het inspecteursarchief is dan ook niet steeds duidelijk af te bakenen van dat van de Bewaarder.
4. Aanwijzingen voor de gebruiker
De correspondentie van de Inspecteur is vanaf 1824 goed toegankelijk via de indices (inv.nrs. 73-78) die verwijzen naar datum en agendanummer van de stukken; elk jaar werden de stukken opnieuw genummerd vanaf 1. Wel dient men erop bedacht te zijn, dat ook zaken werden geëntameerd of afgedaan door de Gouverneur van de provincie Zuid-Holland, in dit geval de afdeling Registratie van de provinciale griffie (zie hiervoor inventaris 3.02.21 A).
Belangrijker dan de gevoerde correspondentie lijken voor het onderzoek de vele staten en tabellen, die bij de kadastrale werkzaamheden zijn aangelegd. Daarbij dienen te worden onderscheiden het zogenaamde "voorbereidend werk" en de einddocumenten nl. de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (OAT) en de Kadastrale Leggers. De originelen van de OAT en leggers berusten bij de provinciale directies van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers (KADOR). Echter, op alle Rijksarchieven zijn microfiches van de OAT en de bijbehorende minuutplans beschikbaar (voor Zuid-Holland bij de afdeling Kaarten van het Algemeen Rijksarchief). Deze einddocumenten worden in verschillende provincies uitgegeven in de series Kadastrale Atlassen.
Recentelijk is erop gewezen, dat ook de basisstukken, het "voorbereidend werk" van belang zijn voor het historisch onderzoek. ( A.D.M. Veldhorst, Het Nederlandse vroeg-19e-eeuwse kadaster als bron voor andersoortig onderzoek. In: Historisch-geografisch tijdschrift, jrg. 9 (1991), p. 8-27. ) Om deze goed te kunnen hanteren is echter kennis nodig van de voorschriften, zowel van het Recueil Méthodique van 1812 als van de Circulaires Kadaster vanaf eind 1825 (vgl.par.1 van deze Inleiding).
De schattingsstukken kunnen we onderscheiden in gemeentelijke en kantonnale bescheiden. Om te weten in welk van de 28 kantons elk van de ca.245 toenmalige gemeenten was gelegen raadplege men Bijlage A. Het in noot 8 genoemde artikel van Veldhorst wijst op de samenhang tussen een drietal belangrijke staten, namelijk:
  • No.5: meer een statistieke beschrijving van een gemeente dan een staat of tabel, met gegevens over vruchtbaarheid van de bodem,landbouwproducten,nijverheid,bebouwing,bevolking e.d. (zie inv.nrs.137-139 en de afbeelding hieronder; van de meeste gemeenten bewaard);
  • No.5 bis: hierin worden per gemeente gegevens verzameld over grondgebruik, kostprijsberekening, vruchtwisseling e.d. (inv.nr.140; van slechts twee gemeenten bewaard);
  • La. X 3: hierin worden per sectie de percelen vermeld die tot voorbeeld zijn gekozen voor de classificatie van de gebouwde en ongebouwde eigendommen (inv.nrs.135-136; van 73 gemeenten bewaard gebleven).
Embedded Image
Maar ook andere staten leveren materiaal voor onderzoek van uiteenlopende aard: historisch geografisch, landbouw, nijverheid, de lokale en regionale geschiedbeoefening, terwijl de OAT en de legger ook voor de genealoog van belang kunnen zijn. Hoe het werk der kadastrale schatting globaal in elk kanton verliep is te lezen in de rapporten die de inspecteurs daarover opstelden voor de Gouverneur (inv.nrs.263-267).
De in het archief aanwezige OAT (inv.nrs.169-256) zijn kopieën die bestemd waren voor de controleurs. In een OAT staan van elk perceel een aantal kerngegevens vermeld, waaronder: naam, beroep en woonplaats van de eigenaar of vruchtgebruiker, soort bebouwing, grootte, klassering en belastbare opbrengst:
Embedded Image Embedded Image
Anders van opzet is de legger: hierin wordt per eigenaar een overzicht gegeven van alle percelen die deze in de gemeente bezat (de leggers berusten nog bij het KADOR).
Verantwoording van de bewerking
3. Verantwoording van de inventarisatie
De in 1907 bij de overdracht aan het Algemeen Rijksarchief opgestelde inventaris had een zeer globaal karakter. Bij de herinventarisatie is het volgende verricht:
  • het specificeren van series die in verzamelbeschrijvingen waren omschreven (correspondentie, agendas, indices);
  • ordening van staten en tabellen per gemeente en vervolgens de gemeenten in alfabetische volgorde; de kantonnale staten werden alfabetisch op kanton geordend; het bleek zonder een diepgaand onderzoek niet doenlijk het verband tussen de diverse staten/tabellen te achterhalen en daarmee rekening te houden bij de volgorde: deze wordt nu bepaald door letter/nummer van de staat of tabel;
  • waar nodig aanpassing van de beschrijvingen en de dateringen;
  • het nader toegankelijk maken van de inventaris door middel van een index op plaatsnamen (gemeenten en kantons);
  • het toevoegen van een inleiding.
Uit het archief van het Bureau Kadaster van de directeur der directe belastingen 1811-1825 (inventaris 3.06.02) is de omvangrijke serie pacht- en huurcontracten (inv.nrs.103-134) overgebracht naar het archief van de Inspecteur, omdat deze tot na 1825 doorlopen. Ook vanuit en naar het archief van de bewaarder van het Kadaster (1833-1843) zijn enige stukken overgeheveld. ( Een pak stukken betreffende veenderijen uit de jaren 1826-1833 inv. nr. 260) is overgeplaatst uit het archief van de Bewaarder naar dat van de Inspecteur; omgekeerd is uit het laatste archief een pak stukken over vrijdom van grondbelasting uit de jaren ca. 1833-1836 overgeheveld naar het archief bewaarder (aldaar inv. nr,.l 21 )
Een (niet volledige)serie Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels net enige vroegere staten ca.1826-1832 bleken te berusten in de archieven van de Grondbelasting die in de jaren 1983-1987 waren overgedragen door de Inspecties der Registratie, samen met andere stukken vanaf 1873. Deze stukken van 1832 en voorgaande jaren zijn gevoegd bij het inspecteursarchief; de overige bescheiden vanaf 1873 zijn beschreven in de inventaris Grondbelasting (inventaris 3.06.25).
De omvang van het archief na de herinventarisatie bedraagt 29 meter.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Inspecteur van het Kadaster in het Zuidelijk Gedeelte van Holland, nummer toegang 3.08.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Inspecteur Kadaster ZH, 3.08.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Archiefbestanddelen