Deze stukken zijn door het huwelijk van Maria Christina Genoveva van Alckemade met Franciscus Bernardus Cousebant aan het geslacht Cousebant gekomen. Door de huwelijken van Maria Theresia van der Goes met Florentius Ignatius van Alckemade en van Elisabeth van Hellemijs van Welle met Johan Theodoor van Alckemade kwamen vele stukken van aanverwante geslachten aan het geslacht Van Alckemade
Mr. Christaen van der Goes, zoon van Cornelis van der Goes en Cornelia van Eversdijck, huwde in 1641 te Middelburg Jacoba de Jonge van Oosterland, dochter van Andries Jacobsz. de Jonge en Catharina Sonnius. Hij was advocaat voor het Hof van Holland en het Hof van Vlaanderen en overleed in 1652
Cornelis van der Goes, geboren in 1649 als zoon van mr. Christiaen van der Goes en Jacoba de Jonge, huwde in 1672 te Den Haag Maria Agatha Graswinckel, geboren in 1649 als dochter van Simon Graswinckel en Agatha van der Goes. Hij was heer in Grijsoord enz. en vertoefde na de dood van zijn echtgenote in 1710 beurtelings te Leiden en bij zijn dochter Maria Theresia van der Goes op het Huis Oud-Alckemade en overleed in 1724
Niet raadpleegbaar
De executeurs-testamentair waren Frederik Heereman van Zuydtwijck en mr. Jan Jacob van Dijckslooth
Niet raadpleegbaar
Zie voor de aan Silvester Heereman van Zuydtwijck ten deel gevallen fideicommissaire goederen ook inv. no. 484
Niet raadpleegbaar
Zie onder het geslacht Van Emingha
Zie onder het geslacht Heereman van Zuydtwijck
Lourens Pietersz. van Spangen, kaaskoper te Delft, was gehuwd met Maria Christiaen Goutsdr. Hij overleed vóór 1557, zijn echtgenote omstreeks 1580
De stukken hebben uitsluitend betrekking op de afwikkeling van hun nalatenschap
Reg. no. 363 en no. 369
363 1563 februari 27.
Schout en gezworenen van Woutharnis, Groenevelt en Sint Aegtenrecht alsmede landgifter en gezworenen van het Hof van Delft oorkonden, dat Maritgen Corstiaen Goudtsdochter, weduwe van Louris Pietersz., kaaskoper, met als voogd Adriaen Fyck, verkocht heeft aan Anthonis Jacopsz. Verhouff, koopman te Amsterdam, een rente ten bedrage van 32 pond, 13 schelling en 4 groot Vlaams per jaar, te lossen met de penning 16.
Oorspr. ( Inv. no. 439.1 ) met de zegels in rode was van de schout en de landgifter.
369 1564 juli 11.
Adriaen Fyck Jacobsz., voogd van zijn echtgenote Geertgen Annendochter, Bartholomeus Bartholomeusz., brouwer, voogd van zijn echtgenote. Aeltgen Annendochter, alsmede mr. Aernt van der Goes, Pieter van der Goes, Andries van der Goes en Philips van der Goes oorkonden, dat zij hun goedkeuring verlenen aan het betalen van een lijfrente ten bedrage van 32 pond, 13 schelling en 4 groot per jaar, door hun grootmoeder Maritgen Corstiaen Goudtsdochter, weduwe van Louris Pietersz., kaaskoper, verkocht aan Anthonis Jacobsz. Verhouf, koopman te Amsterdam (Zie Reg. no. 363).
Oorspr. ( Inv. no. 439.2 ) met het zegel in rode was van Pieter van der Goes.
Reg. no. 368
Blijkens de akte in dorso stond de rentebrief in 1591 ten laste van Adriaen van der Goes Arentsz.
368 1564 februari 27.
Landgifter en gezworenen van het Hof van Delft oorkonden, dat Adriaen Fyck en Maria Cristiaen Goudtsdochter, weduwe van Louris Pietersz. en grootmoeder van voornoemde Adriaen's echtgenote, met als voogd Pieter van der Goes, verkocht hebben aan Melis van Haeften, advocaat, een rente ten bedrage van 18 carolus gulden en 15 stuiver per jaar, te lossen met een hoofdsom van 300 carolus gulden en uitstaande op de helft van 16 morgen land, gelegen in Popsou onder het Hof van Delft.
Oorspr. ( Inv. no. 440 ) met het doorsneden zegel in rode was van de landgifter.
Gerrit van Renoy, heer van Spijk en rekenmeester van Holland, was gehuwd met Anna de Potis, dochter van Collaart, raad en rentmeester-generaal van het Land van Mechelen. Hij overleed vóór 22 augustus 1567, zijn echtgenote enige maanden daarna te Den Haag
Reg. no. 308
308 1550 november 26.
Jan Govertsz., notaris, instrumenteert onder het getuigenis van mr. Adriaen Numan, auditeur van de Rekenkamer in Holland, en Jacques Addiers, dat mr. Gerard Renoy, heer van Spyck en rekenmeester van Holland, en zijn echtgenote Anna Potis te Den Haege hun testament hebben gemaakt, waarbij zij aan hun oudste zoon Gerrit het Huis en de heerlijkheid van Spyck toekennen.
Afschrift van een afschrift van ca. 1567 door Harman Proost, notaris. ( Inv. no. 441 ).
Reg. no. 391 no. 394 no. 395 no. 396 en no. 397
391 1568 januari 10.
Aelbrecht van Loo, raad en gecommitteerde van de keizerlijke domeinen en financien, oorkondt, dat hij als medetestator van mr. Gerardt van Renoy en zijn echtgenote Anna de Potis volmacht verleent aan Gerardt Doedez., procurator voor het Hof van Holland, en mr. Adriaen Numan, eerste rekenmeester van Holland.
1567 stilo curiae Hollandiae --. Gedaen binnen Brussel.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
394 1568 februari 18.
Herman Proost, notaris, gelast op verzoek van mr. Adriaen Numan, eerste rekenmeester van Holland, tevens gevolmachtigde van Aelbrecht van Loo, commies van de financien te Brussel, beide testators van Anna de Potis, aan mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, naar Den Haag te komen vanwege de verdeling van haar roerende goederen in zijn hoedanigheid van medeerfgenaam en medevoogd.
stilocommuni --- te Delft.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
395 1568 februari 19.
Herman Proost, notaris, instrumenteert, dat hij ten overstaan van schepenen van Den Haag op verzoek van testators van Anna van Renoy geinspecteerd heeft de roerende goederen van wijlen haar echtgenoot mr. Gerardt van Renoy, heer van Spyck, aan wezig in een huis aan de Spoyestraete, met het oog op een verdeling bij blinde lotinge.
stilo communi.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
396 1568 februari 19.
Herman Proost, notaris, gelast op verzoek van testators van Anna de Potis aan Gerardt van Renoy, heer van Spyck, mr. Willem Muys en Margrete van Renoy, weduwe van Pasquyer Denlis, naar Den Haag te komen vanwege de verdeling van haar roerende goederen in hun hoedanigheid van medeerfgenamen.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
397 1568 februari 19.
Herman Proost, notaris, gelast op verzoek van testators van Anna de Potis aan mr. Johan van Delfhout, advocaat, naar Den Haag te komen vanwege de verdeling van haar roerende goederen in zijn hoedanigheid van medevoogd.
Gelijktijdig afschrift ( Inv. no. 442 ).
Reg. no. 468
468 1575 augustus 25.
Adam Pietersz., timmerman te Den Haag, oorkondt, dat Hij ontvangen heeft van mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, het bedrag van 18 stuiver voor het halen van elzen uit het Haegen Bosch ter afsluiting van het huis van de erfgenamen van mr. Gerrit Renoij, heer van Spyck, op het Spoye.
Oorspr. ( Inv. no. 443 ).
Niet raadpleegbaar
Beschadigd
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
214 1524 mei 24.
Carolus quintus oorkondt, dat hij zijn secretaris Gerardus Renoij en diens nakomelingen tot de adelstand heeft verheven onder vaststelling van zijn heraldisch wapen.
in civitate Burgen.
Afschrift van 1607 door G. Muijs, secretaris van Schiedam ( Inv. no. 446 ).
Mr. Marten van Cromstrijen, geboren in 1542 te 's-Gravenhage als zoon van Willem Simonsz., ambachtsheer van Stavenisse en Cromstrijen, huwde in 1588 te Delft Anna Stoppelaer als tweede echtgenote. Zij was een dochter van Philips de Stoppelaer, heer van Schoonbroek, schepen van Gent, en diens tweede echtgenote Bartha van de Werve. Mr. Marten van Cromstrijen, heer in Cromstrijen, was secretaris van Zierikzee en advocaat te 's-Gravenhage. Hij overleed vóór 1613, zijn echtgenote in 1632 te 's-Gravenhage
Mr. Philips van Cromstrijen, zoon van mr. Marten van Cromstrijen en Anna de Stoppelaer, was advocaat te Steenbergen en ambachtsheer in Cromstrijen. Hij overleed ongehuwd te 's-Gravenhage op 18 mei 1657
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Deze rekeningen zijn afgehoord door de erfgenamen Jacoba van Cromstrijen, Agatha van Cromstrijen, Agent van Veecken, Johan Brandijn, Zeger de Cocq van Nereijnen, Anthonij van Roon, Johan Oorts van der Lisse, Cornelis van der Dussen, Adriaen van der Goes, H. Nicolai van Etten, Gerard van der Vluijn, M. Capueel en M. Reyns
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Philips de Stoppelaer, geboren in 1511 als zoon van Philips de Stoppelaer en Margaretha van Sompele te Gent, huwde als tweede echtgenote Bartha van de Werve, geboren in 1524 als dochter van Francois van de Werve, heer van Giesen-Oudekerk en baljuw van Voorne, en Machtelt van Bronckhorst. Hij was heer van Schoonbroeck, schepen van Gent in 1551 en 1559 en overleed in 1578 te Warsbeke, zijn echtgenote overleed vermoedelijk in 1586
Reg. no. 220
In de akte wordt tevens melding gemaakt van een lijfrente voor een ander
220 1526 januari 6.
Burgemeesters, schepenen, raad, oud- en nieuw gerecht en de goede lieden van Den Brielle en Maerlant oorkonden, dat zij verkocht hebben aan Marikin Willemsdr. op haar dochter Thoonkin Jan Cornelisz. Houtercopsdr., alsmede aan Franchoys van de Werve, baljuw van de stad, en zijn echtgenote Machtelt van Bronckhorst op hun dochter Berta van de Werve een lijfrente ten bedrage van 20 schelling Vlaams ter verbetering van de verdedigingswerken van de stad bij de Maerlantse haven.
Oorspr. ( Inv. no. 456 ) met het signet van de stad Den Briel.
Wolfaert van Borselen, zoon van Wolfaert van Borselen en Martina van Borselen van der Hooge, had als tweede echtgenote Maria van de Werve, dochter van Francois van de Werve en Machtelt van Bronckhorst. Hij was baljuw van Goes. Hun huwelijk was kinderloos
Reg. no. 421
421 1570 juni 5.
Joost van de Werve, baljuw van Den Briel en het Land van Voorne, enerzijds, en Philips de Stoppelare ten behoeve van zijn echtgenote Barte van de Werve anderzijds, oorkonden ten overstaan van Huych Jans van Lichtenburch, schout van de Nijeuwenhoorn, Lenert Cornelisz., baljuw en bode van Voorne, en Jan de Langue, klerk van de secretaris van Den Briel, dat zij een boedelscheiding hebben aangegaan van de nagelaten goederen van hun zuster Marie van de Werve, echtgenote van Wolfaert van Borssele.
Oorspr. ( Inv. no. 457 ).
Mr. Marcellus van Eversdijck, zoon van Cornelis Jansz. van Eversdijck en Elisabeth Marcelissen te Middelburg, huwde in 1579 te Middelburg Jacopmyncken Roosenburch, dochter van Willem Pietersz. Roosenburch en Maycken Jacobsdr. Magnus te Middelburg. Hij was schepen van Middelburg en als opvolger van zijn schoonvader heer van Hogelande. Hij overleed als weduwnaar in 1622
Reg. no. 578
Het derde stuk betreft een staat van goederen aan Maycken Jacobsdr. Magnus, moeder van de bruid, haar ten deel gevallen uit de nagelaten goederen van haar moeder
578 1579 december 29.
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat meester Marcellus van Eversdijck en Jacopmijncken Willem Pieters Roosenburchdochter huwelijksvoorwaarden hebben aangedaan.
Oorspr. ( Inv. no. 458.1 ) met de zegels van de drie schepenen.
Reg. no. 237 en no. 309.
Met in dorso van de akte van 1534 aant. betr. een ged. aflossing en het aangaan van een nieuwe hypotheek door Claes Walnis te Arnemuiden bij mr. Marcellus van Eversdijck, 1579
237 1534 februari 23.
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat mr. Adam Aertsz., surgien t'Armuden, zich borg stelt voor de betaling van een rente ten bedrage van 30 schelling Vlaams per jaar, te lossen in twee termijnen met ? deel en ? deel met de penning 16, ten behoeve van Gheyle Symonsdochter.
1533 --- nair Hollant.
Oorspr. ( Inv. no. 459.2 ) met de iets geschonden zegels van de drie schepenen.
Met een transfix van 17 december 1550 (Reg. no. 309).
309 1550 december 17.
Schepenen van Middelburg oorkonden, dat Bouwen Lambrechtsz. te Cappelle in Zuyt Bevelandt overgedragen heeft aan Cornelis Jan Lambrechtsz. een rentebrief ten bedrage van 30 schelling Vlaams per jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 459.1 ) met de iets geschonden zegels van de beide schepenen.
Getransfigeerd door de oorkonde van 23 februari 1534 (Reg. no. 237).
Met aant. in dorso betr. gedeeltelijke aflossingen in 1602 en 1609
Pieter van Eversdijck was een zoon van mr. Marcellus van Eversdijck en Jacopmyncken Roosenburch. Hij overleed in of vóór 1612 en werd begraven in de kerk der Predikheren te Antwerpen
Maria van Eversdijck, oudste dochter van mr. Marcellus van Eversdijck en Jacopmyncken Roosenburch, was zuster in de Onze Lieve Vrouwekamer bij Brussel
Elisabeth van Eversdijck was een dochter van mr. Marcellus van Eversdijck en Jacobmyncken Roosenburch. Zij overleed vóór 1639
Zeer zwaar beschadigd
Zie ook inv. no. 422, 423, 424 en 426
Jacob Andriesz. was in de 2e helft der 16e eeuw kuiper te Middelburg
De kwitantie van 1589 is ten behoeve van Jacob Andriesz. te Middelburg, gewezen wedervoogd van Neelken Jansdr.
Andries de Jonge, zoon van Jacob Andriesz. te Middelburg, was gehuwd met Catharina Sonnius. Hij was koopman te Middelburg
De bijlage van 1625 betreft een
Cornelia Graswinckel was een dochter van Jacob Graswinckel en Maria van der Dussen. Ze overleed ongehuwd te Delft, in 1670
Met aant. van mr. Simon Graswinckel en andere erfgenamen inzake nadere afwikkeling in 1671 en 1672
Mr. Simon Graswinckel, zoon van Jacob Graswinckel en Maria van der Dussen te Delft, huwde in 1641 Agatha van der Goes, dochter van mr. Adriaen van der Goes en Maria van Cromstrijen. Hij overleed in 1671, zijn echtgenote in 1660
Met aant. in margine van het testament: "Exhibitum ter weescamere binnen Delft den 21 July 1671 -- "
Met aant. in dorso: omme de heer Simon Graswinckel
Mr. Adriaen Graswinckel, zoon van Simon Graswinckel en Agatha van der Goes, leefde van 1645-1702. Hij was ongehuwd
In margine een aant. betr. een gedeeltelijke aflossing in 1708
Tiberius of Tjepcke van Emingha tot Goutum, zoon van Sicke van Emingha en Frouck Tjepckesdr. Poppema Gerbranda van Aylva, huwde in 1705 als tweede echtgenote Christina Genoveva van der Goes, dochter van Cornelis van der Goes en Maria Graswinckel. Hun huwelijk was kinderloos. Hij overleed in 1733, zij in 1713 te Goutum
Frederik Jacobus Heereman van Zuydtwijck, geboren in 1664 als zoon van Dirk Heereman van Zuydtwijck en Anna Ramp, huwde in 1697 Agatha Maria van der Goes, dochter van Cornelis van der Goes en Maria Graswinckel. Hij was heer van Zuydtwijck, Dever en Lisse en overleed in 1745. Zijn echtgenote overleed in of vóór 1702
Silvester Andries Heereman van Zuydtwijck was een zoon van Frederik Heereman van Zuydtwijck en Agatha Maria van der Goes. Hij overleed ongehuwd te Utrecht in 1766
Deze goederen vielen na zijn dood ten deel aan Floris Cousebant
Gerrit Ferdinand van Cammingha, zoon van Valerius of Watze van Cammingha en Petronella Jacoba van Bueren, huwde in 1752 te Utrecht Henrietta Cornelia Veronica van Alckemade, geboren in 1716 als dochter van Florens Ignatius van Alckemade en Maria Theresia van der Goes. Zij overleed in 1753 te Mechelen; haar echtgenoot, die hertrouwde, pas in 1770
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd, zie voor een afschrift inv. no. 490
Deze goederen vielen na de dood van Gerrit van Cammingha in 1770 ten deel aan Floris Cousebant
Deels zeer zwaar beschadigd
Vermoedelijk opgemaakt in verband met de rechten van Gerrit van Cammingha als vruchtgebruiker van de goederen van zijn echtgenote
Adriaen Jansz. Helmich, zoon van Jan Jansen Hellemijch van Oldenseel en Marichgen van Wijck, was gehuwd met Ghisbertgen Jan Ghisbertsz. Lachmontsdr, alias van Parijs, dochter van mr. Jan Gysbertsz. van Lachmont. Hij was schepen en raad van Utrecht en overleed in 1574, zijn echtgenote vóór 1560
Reg. no. 326 en no. 328
Zie voor Johannes Helmichius Nieuw Ned. Biogr. Wb. III blz. 563
326 1556 maart 13.
Iohannes Adriani Helmichius bericht aan zijn vader Adrianus Helmichius, wonende aan de Tollesteechpoorte te Utrecht, over zijn vorderingen in de studie der wijsbegeerte en het civiel recht aan de universiteit te Leuven.
ex aedibus nostris Hieronymianis.
Oorspr. ( Inv. no. 493 ).
328 1556 mei 29.
Iohannes Corythius Ultraiectinus bericht aan zijn vader Adrianus Corythius, wonende aan de Tollesteechpoorte te Utrecht, over zijn studie aan de universiteit te Leuven en verschillende familieaangelegenheden.
quarto calendas Junias --- Lovanii ex aedibus Hieronymianis.
Oorspr. ( Inv. no. 493 ).
Reg. no. 353
353 1560 januari 18.
Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Henryck Janzzoen Cock en zijn echtgenote Susanna Adriaen Janszoen Helmichsdochter afstand hebben gedaan van hun rechten op de nagelaten goederen van hun moeder Ghisbertgen Jan Ghisbertszoen Lachmontsdochter ten behoeve van hun vader Adriaen Janszzoen Helmichs.
Oorspr. ( Inv. no. 494 ). Het grootzegel van de stad Utrecht is verloren.
Reg. no. 469
469 1575 september 10.
Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Swaentgen Adriaen Janszoen Helmichsdochter, weduwe van Henrick die Cocken, afstand van rechten heeft gedaan op de nagelaten goederen van haar vader Adriaen Janssz. Helmich ten behoeve van haar broeders en zusters Splinter, Wermer, Willem Janszoen als echtgenoot van Jacobgen, en Annagen.
Oorspr. ( Inv. no. 495 ). Het grootzegel van de stad Utrecht is verloren.
Splinter Helmich, geboren in 1545 als zoon van Adriaen Jansz. Helmich en Ghisbertgen Jan Ghisbertsz. Lachmontsdr., huwde in 1584 te Utrecht Herberta Splijtloff, geboren in 1560 als dochter van Helmich Splijtloff en Maria Adriana van Renesse van Wulven en Wylp. Hij was als hopman en kapitein in dienst der opstandelingen en overleed in 1589. Zijn weduwe hertrouwde in 1592 Geerlich Doys, burgemeester van Deventer, en overleed in 1626
Zie verder:
R. Fruin: Journaal van Splinter Helmich, soldaat en later hopman in dienst van den lande, van 1572-1589. Kroniek Hist. Gen. 1875, blz. 159 e.v.
Idem: Verspr. Geschr. VII, blz. 238
Nieuw Ned. Biogr. Wb. III, blz. 562
Eén der charters dient als omslag voor een rekening van de nagelaten goederen van Hendrik van Alckemade van Berckenrode van 1692, zie inv. no. 356. De randen hiervan zijn afgeknipt
In dorso van beide charters een kwitantie van Herberta Splijtloff betreffende een morgengave, 1584
Dit stuk is vermoedelijk onder de bescheiden van Splinter Helmich blijven berusten
Beschadigd
Mr. Adriaen van Hellemijs van Welle, zoon van Splinter Helmich en Herberta Splijtloff, huwde in 1618 te Utrecht Elisabeth de Coninck, dochter van Godert de Coninck en Johanna Splijtloff de oude. Hij was schepen van de stad Utrecht en raad in het Hof van Utrecht. Beide overleden in 1636 aan de pest
Daar mr. Adriaen stadhouder was van de leengoederen van Anna, vrouwe van Assendelft enz., en mede familieaangelegenheden behartigde van de geslachten De Coninck, Van Renesse van Van Reede zijn vermoedelijk enige archiefbescheiden in zijn sterfhuis achtergebleven van andere al dan niet verwante geslachten. Zie inv.no. 510 en 511
Het charter is zwaar beschadigd
De bijlagen zijn zeer zwaar beschadigd
Herman of Harman van Hellemijs van Welle, zoon van mr. Adriaen van Hellemijs van Welle en Elisabeth de Coninck, huwde in 1641 te Utrecht Maria van den Wolde, geboren in 1618 als dochter van Johan van den Wolde, schepen de Dordrecht, en Hester Flenshoorn. Hij was kapitein van een Fries regiment
Met het uithangend zegel van de notaris
Met aant. in dorso betr. de aflegging van de eed voor de Raad van State, 1672
Adriaen van Hellemijs van Welle was een zoon van Herman van Hellemijs van Welle en Maria van den Wolde. Hij was ritmeester over een compagnie cavelerie ter repartitie van de Staten van Friesland en overleed vermoedelijk ongehuwd omstreeks 1680
Met in dorso van beide charters aant. betr. de aflegging van de eed voor de Staten van Friesland en de Raad van State, 1673
Zie onder het geslacht Verborch
Zie onder het geslacht Van Nijenrode
Werner Helmich, geboren in 1551 te Utrecht als zoon van Adriaen Jansz. Helmich en Ghisbertgen Jan Ghisbertsz. Lachmontsdr., werd na een studie te Geneve onder Beza predikant te Frankfort, Utrecht, Leiden, Delft en Amsterdam. In laatstgenoemde plaats was hij tevens hoogleraar in de theologie. Hij huwde in 1580 Elisabeth van Zuylen van der Haer, dochter van Adriaen van Zuylen, deken van St. Jan te Utrecht, en Cornelia de Wijs. In 1588 vervulde hij met de predikant Sopingius een gezantschapsreis naar koningin Elisabeth van Engeland in verband met vredesonderhandelingen met Spanje. Hij overleed in 1608, zijn echtgenote in 1626
Zie verder Biogr. Wb. voor Prot. Godgeleerden in Ned. III blz. 646 en Nieuwe Ned. Biogr. Wb. III blz. 564
Reg. no. 429
429 1571 mei 27.
Joannes Crispinus en Theodorus Beza verklaren, dat Wernerus Helmichius te Geneven heeft gestudeerd.
Oorspr. ( Inv. no. 519 ).
Reg. no. 529
529 1578 april 28.
Ouderlingen en diakenen van de Gereformeerde Kerk van Brussel berichten aan Wernerus Helmichius, dienaar des Goddelijken Woords in de Gereformeerde Nederduitse Gemeente te Frankfort, dat zij een beroep op hem uitbrengen.
Oorspr. ( Inv. no. 520 ).
Ontvangen 26 mei 1578.
Reg. no. 531
531 1578 juni 2.
Petrus Dathenus verzoekt de broeders om Wernerus Helmichius, dienaar des Goddelijken Woords in de Christelijke Nederlandse Gemeente te Franckfort, bij zijn visitatie welwillend te ontvangen.
tot Antwerpen.
Oorspr. ( Inv. no. 521 ).
Reg. no. 532 no. 534 no. 545 no. 547 en no. 574
532 1578 juni 8.
Broeders van de Gereformeerde Kerk te Utrecht berichten aan Wernerus Helmichius Ultraiecticus, dienaar des Goddelijken Woords te Franckfort en tijdelijk verblijvende te Antwerpen, dat zij door het zenden van hun diaken Jan Lambertsz. een beroep op hem uitbrengen.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
534 1578 juli 4.
Ouderlingen en diakenen van de "nyeuwe geboude kercke" van Utrecht berichten aan de broeders en de kerkeraad van de gemeente van de Nederlandse Gereformeerden te Franckfoert, dat zij gaarne hun dienaar Wernerus Helmichius als predikant te Utrecht willen hebben.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
545 1578 oktober 14.
Schout, burgemeesters en schepenen van Utrecht verzoeken aan ouderlingen, diakenen en de gemeente van de Gereformeerde Kerk te Franckefoort om de predikant Warnier Helmich naar Utrecht te doen komen op grond van zijn burgerschap der stad.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
Ontvangen 18 november 1578.
547 1578 oktober 28.
Ouderlingen en diakenen van de "Kercke Christi" te Utrecht verzoeken aan ouderlingen en diakenen van de Gereformeerde Kerk te Franckvoert om broeder Wernerus Helmichius te doen terugkeren.
uuijt Utrecht.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
Ontvangen 18 november 1578.
574 1579 maart 22.
Adriaen van Meerlandt bericht uit naam van het consistorie te Utrecht aan Wernerdt Helmich, dienaar des Goddelijken Woords in de Nederlandse Gemeente te Franckefordt, het overmaken van een bedrag van 44 ½ zilveren koningsdaalders met het verzoek om naar Utrecht over te komen.
Oorspr. ( Inv. no. 522 ).
Ontvangen 12 april 1579.
Reg. no. 577
577 1579 oktober 25.
Martinus Lydius, predikant, en Hector Schelkens, Mathis de Meerre, Jan Matruyt en Pieter de Bisschop, ouderlingen van de Nederlandse Gemeente te Franckfoord, verklaren, dat Wernerus Helmichius gedurende twee jaar bij hen minister en leraar is geweest.
Actum Franckfoord.
Oorspr. ( Inv. no. 525 ).
Zie onder het geslacht Van den Wolde
Dr. Helmich Splijtloff, zoon van Herbert Splijtloff Johansz. en Machtelt Closson, huwde in 1558 Maria Adriaen van Renesse van Wulven en Wylp en vervolgens Anna van Abcoude van Meerten van Essesteyn. Hij was burgemeester van Zwolle en overleed in 1575
Zie onder het geslacht De Coninck
Godert de Coninck, zoon van Jan de Coninck en Johanna van Drakenburch, huwde eerst Mechtelt Jansdr. Uytenham en vervolgens Johanna van Nijenrode Gijsbertsdr., dochter van Gijsbert van Nijenrode en Geertruyd Taets van Amerongen. Zijn tweede huwelijk was kinderloos. Hij was in 1494 schepen en in 1525 burgemeester van Utrecht. In 1528 werd hij onthoofd
Reg. no. 221
221 1526 juli 8.
Matheus van Goch, abt van Sunte Pouwels te Utrecht, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen en andere goede lieden, dat Goedert die Coeninck de inkomsten uit zijn leengoed Langenoirde bestemd heeft als lijfrente voor zijn echtgenote Johanna Gysbertsdochter van Nyenroede.
Oorspr. ( Inv. no. 531 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de oorkonder.
Saris of Alexander de Coninck, zoon van Godert de Conink en Mechtelt Jansdr. Uytenham, huwde in 1529 Beatrix van Wijck, weduwe van Gijsbert van Coeverden, en vervolgens in 1541 Anna Pompejusdr. van Occo, weduwe van Hayo Hompen. Hij was in 1545 burgemeester van Utrecht en overleed in 1575
Reg. no. 262
Vermoedelijk is deze akte blijven berusten onder de bescheiden van Saris de Coninck
262 1540 maart 27.
Saris die Coninck oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Jan van Swoll en zijn echtgenote Janneghen een erfrente ten bedrage van 8 gouden carolus gulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 148 carolus gulden en 10 stuiver.
opten Paeschavont.
Oorspr. ( Inv. no. 532 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
Godert Alexandersz. de Coninck, zoon van Saris de Coninck, huwde in 1566 Harmanna van Zuylen en vervolgens in 1602 Johanna Splijtloff de oude, dochter van dr. Helmich Splijtloff en Maria Adriaen van Renesse van Wulven en Wylp. In 1603 was hij schepen der stad Utrecht en raad bij de admiraliteit te Rotterdam. Hij overleed in 1625, zijn tweede echtgenote in 1637
Blijkens aant. in dorso is Godert in 1593 "raed t'Utrecht" geworden
Zie onder het geslacht Van Zuylen van Nyevelt
Zie onder het geslacht Cuebel
Frederik van Zuylen van Nyevelt was gehuwd met Godefrida de Coninck, dochter van Saris de Coninck en Beatrix van Wijck. Hij overleed in 1597
Vermoedelijk is het stuk afgeschreven ter gelegenheid van de boedelscheiding van hun nagelaten goederen
Dirk Cuebel was gehuwd met Cornelia de Coninck, dochter van Saris de Coninck en Beatrix van Wijck. Hij was baljuw van 's-Gravenhage. Zijn echtgenote overleed als weduwe omstreeks 1603, vermoedelijk te Rotterdam
Johan van den Wolde, geboren in 1621 als zoon van Johan van den Wolde, schepen te Dordrecht, en Hester Flenshorn, huwde in 1640 te Utrecht Gijsberta van Hellemijs van Welle, dochter van Adriaen van Hellemijs van Welle en Elisabeth de Coninck. Beiden overleden in 1645 te Utrecht
Met in dorso aant. betr. de aflegging van de eed als advocaat voor het Hof van Holland, 1636
Clement Alartsz. Verborch huwde in 1561 Cornelia Jan Helmichdr. Vermoedelijk was zij een dochter van Jan Jansen Hellemijch van Oldenseel en Marichen van Wijck
Reg. no. 360
360 1561 oktober 24.
Claes Claessoen van Coelen en Ghysbert Splinterssoen van Nyenroede oorkonden, dat zij als "maecxmannen ende hylicxluyden" kennis geven van de huwelijksvoorwaarden tussen Clement Alartssoen Verborch en Cornelia Jan Helmichdochter.
Concept ( Inv. no. 540 ).
Het is aannemelijk dat Gijsbert Splintersz. van Nijenrode een zoon was van Splinter van Nijenrode en Anna Engbertsdr. van Natewisch en dat door zijn huwelijk met Adriana Jan Helmichdr. de stukken van het geslacht Van Nijenrode en de aanverwante geslachten Van Voerde, Van Sasse, Van Ratingen, Van Renesse van Wulven en Van Reede aan het geslacht Van Hellemijs van Welle zijn gekomen
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Splinter van Nijenrode, zoon van Johan van Nijenrode en Geertruyd van Oye, huwde Anna Engbertsdr. van Zuylen van Natewisch, dochter van Engelbert van Zuylen van Natewisch en Margriet Engbertsdr. Swaning. Hij overleed in 1531, zijn echtgenote in 1557
Reg. no. 206
206 1517 (z.d.)
Gherijt Sukeroede, kanunnik van Oudmunster en officiaal van de proost van Oudmunster te Utrecht, Joest van Zweten, Johan van Renesse van Wulven en Johan van Doeyenborch oorkonden, dat zij een verzoening tot stand hebben gebracht tussen Splinter van Nijewenroede en zijn echtgenote Anna Engbertsdochter van Zuylen met als moeder Margriet Engberts weduwe van Sulen onder nadere omschrijving van de wederzijds aangebrachte goederen.
Oorspr. ( Inv. no. 541 ) met fragmenten van het zegel in rode was van Gherijt, het zwaar geschonden zegel van Joest, het zwaar geschonden zegel van Johan van Doeyenborch en het zwaar geschonden zegel van Splinter. Het zegel van Johan van Renesse is verloren.
De akte is mede ondertekend door Margriet.
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Zie voor verwanten van Mabelia van Rodenburg onder de geslachten Van Voerde, Van Sasse en Van Ratigen
Gijsbert van Nijenrode, zoon van Splinter van Nijenrode en Anna Engbertsdr. van Natewisch, huwde Adriana Jan Helmichdr., dochter van Jan Jansen Hellemijch van Oldenseel en Marichen van Wijck
Reg. no. 371
Met aant. in dorso: Mr. Cornelis Cornelisz. organist
371 1565 januari 10.
Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Ghysbert Splinterssoen van Nyenrode en zijn echtgenote Adriana Jan Helmichsdochter meester Cornelis Cornelissoen, organist, aangesteld hebben tot voogd over Gerrit Eernstensoen, zoon van wijlen Eernst Corneliszoen en wijlen Elysabeth Thomas Gerritssoensdochter, in verband met een op zijn ouders rustende rente ten bedrage van 24 carolus gulden per jaar, te lossen met een hoofdsom van 400 carolus gulden.
Oorspr. ( Inv. no. 542 ). Het grootzegel van de stad Utrecht is verloren.
Van hen zijn geen stukken in het archief aanwezig
Eernst van Nijenrode, zoon van Gijsbert van Nijenrode en Beatrix van Zuylen van Nyevelt of Geertruyd Taets van Amerongen, huwde omstreeks 1525 Margaretha van Renesse van Wulven, dochter van Jan van Renesse van Wulven en Alijt Freys van Kuinre. In 1548 was hij burgemeester van Utrecht en in 1549 heer van Zuylensteyn. Hij overleed in 1558
Vermoedelijk is de akte door Aert Roelofsz. aan Eernst van Nijenrode teruggegeven
330 1556 juli 27.
Schout, burgemeesters en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Eernst van Nyenrode, ridder enz., volmacht verleend heeft aan Aert Roeloffsz. van Volpen om ten overstaan van de stadhouder van de lenen van Gelre en zijn leenmannen hulde, eed en manschap af te leggen.
Oorspr. ( Inv. no. 544 ) met het signet in rode was van de stad Utrecht.
Zie onder het geslacht Van Reede
Godert de Coninck van Voerde, zoon van Frederik van Voerde en Geertruyd de Coninck, huwde in 1434 Baten of Beatrix van Anxster, dochter van Heinric van Anxster. Het echtpaar woonde vermoedelijk te Utrecht
Reg. no. 86
Hun dochter Mabelia was gehuwd met Alferd van Rodenburg Johansz.
86 1434 mei 15.
Godert de Coninc en Gheryt Jan Gherytsoenssoen enerzijds en Ghysbert Scade en Willam van Linscoten anderzijds oorkonden als "maecxmanne en hilixlude", dat Godert de Coninc van Voerde, geassisteerd met zijn vader Vrederic van Voerde, en Baten, geassisteerd met haar vader Heinric van Anxster, huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
opten Pynsteravont.
Oorspr. ( Inv. no. 545 ) met het zwaar geschonden zegel van Willam van Linscoten. De zegels van de andere oorkonders zijn verloren.
Gijsbert van Sasse, zoon van Gerrit van Sasse, huwde zekere Jacoba. Hij was houtkoper te Utrecht en in 1478 en volgende jaren magistraat der stad. Hij overleed in 1509, zijn echtgenote in 1515
Reg. no. 291
De boedelscheiding betreft mede de nagelaten goederen van Digna van Sasse Gijsbertsdr.
291 1546 september 23.
Emerentiana Pauwen, weduwe van Lambrecht Snoeyen, met als voogd Frederick uut den Ham, mede uit naam van haar zoons Joost Snoeyen en Dirck Snoeyen, enerzijds, en Frederick van Rodenborch, Gijsbert van Rodenborch en Engbert van Nijenrode als man en voogd van Belie van Rodenborch anderzijds, oorkonden, dat zij een magescheid hebben aangegaan van de nagelaten goederen van hun grootouders Gijsbert Zass en Jacobgen en van hun tante Digna Zass.
Oorspr. ( Inv. no. 546 ) met het geschonden zegel van Frederick van Rodenborch, het geschonden zegel van Frederick uuten Ham en het zegel van Beernt Proeys, zwager van Engbert van Nijenrode. Het zegel van Gijsbert van Rodenborch is verloren.
Gerrit van Ratingen huwde in 1565 Theodorica van Rodenburg, dochter van Gijsbert van Rodenburg en Petronella Corffs
Reg. no. 372
372 1565 februari 11.
Anthoenys van Aemstell van Mynden, heer van Cronenborch, en Gysbert van Lantscroon enerzijds, en Frederick van Rodenborch en Joost Snoey (of Snue) anderzijds, oorkonden als "maecxmannen en hylicxluyden", dat Gheridt van Ratynghen, raadsman bij het Hof van Utrecht, en Theodorica van Rodenborch huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
stilo Traiectensis.
Afschrift van ca. 1560 ( Inv. no. 547 ).
Ondertekend door de zes bovenvermelde personen, alsmede door "yck Derick van Rodenborch".
Jan van Renesse van Wulven, geboren in 1470, huwde in 1497 Alijt Freys van Kuinre, vrouwe van Wylp. Hij overleed in 1535, zijn echtgenote in 1530. Zij waren de schoonouders van Eernst van Nijenrode
Reg. no. 170
Vermoedelijk is deze akte door Jan Block aan Jan van Renesse teruggegeven
170 1497oktober 27.
Burgemeesters, schepenen en raad van Utrecht oorkonden, dat Jan van Renesse van Wulven, mede als voogd over zijn broeder jonge Geryt van Renesse, en zijn broeder jonge Jan van Renesse Janszoenen volmacht verleend hebben aan Jan Block, priester, om de Zeeuwse leengoederen, die wijlen hun broeder oude Geryt van Renesse bezat, op hen te verheffen.
Oorspr. (Inv, no. 549). Het signet in rode was van de stad Utrecht is verloren.
Goert van Reede, geboren in 1516 als zoon van Adriaen van Reede en Lucie van Goer te Oldenzaal, huwde in 1544 Geertruyd van Nijenrode, geboren in 1525 als dochter van Eernst van Nijenrode en Margaretha van Renesse van Wulven. Hij was heer van Saesfelt, Amerongen, Zuylensteyn enz. Hij overleed in 1585, zijn echtgenote in 1605. Beiden werden begraven te Amerongen
Reg. no. 278
278 1544 Januari 25.
Goerdt van Reede, zoon van wijlen Adriaen van Reede en Lucie van Goer, geassisteerd met Frederick van Twickle, ridder, Johan van Raesfeldt, heer te Raesfeldt, en Wenemer van Heyden, enerzijds, en Geertruydt van Nyenroide, dochter van Eernst van Nyenroide en Margareta van Renesse, geassisteerd met Adriaen van Renesse, domscholaster te Utrecht, Johan van Renesse, heer te Wilp, en Frans van Nyenrode, anderzijde oorkonden, dat zij huwelijksvoorwaarden hebben aangegaan.
Oorspr. ( Inv. no. 550 ) met de zegels van Goerdt van Reede, in rode was van Eernst van Nyenroide, Frederick van Twickle, Johan van Raesfeldt, Wenemer van Heyden, in rode was van Adriaen van Renesse, in rode was van Johan van. Renesse en in rode was van Frans van Nyenrode.
Reg. no. 427
Het charter is gebruikt als omslag voor een afschrift van het testament van 1686 van Hendrik van Alckemade van Berckenrode van 1690. De rechterhelft is afgeknipt. Zie inv. no. 360
427 1570 (z.d.)
Philips, koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van leenmannen van Overijssel, dat hij Goert van Reede beleend heeft met verscheidene met name genoemde goederen in Twente, komende van Adriaen van Reede.
Oorspr. ( Inv. no. 360 en no. 551). Eventuele zegels zijn verloren gegaan.
Daar Floris Cousebant enig erfgenaam was van zijn verre achterneef Hendrik van Wijk, zijn deze stukken aan het geslacht Cousebant gekomen
Matthias van Wijk, enige zoon van Hendrik van Wijk en Apolonia de Graeff te Alkmaar, huwde in 1701 Maria Theresia Cousebant, dochter van Cornelis Cousebant en Geertruyd Baanhuys te Enkhuizen
Met in dorso aant. betr. de aflegging van de eed als advocaat voor de raad en het leenhof van Brabant en de Landen van Overmaze, 1689
Niet raadpleegbaar
Afgeschreven uit het register van de 20e penning der stad Beverwijk, vermoedelijk ten behoeve van Matthias van Wijk
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Hendrik van Wijk, enige zoon van Matthias van Wijk en Maria Theresia Cousebant, overleed ongehuwd in 1778. Zijn enig erfgenaam was Floris Cousebant
Met op de akte van 1778 de aant.:
Exhibitum ter weeskamer der stad Alkmaar den 7 augustus 1778
Jan de Graeff overleed in 1751, zijn broeder Pieter de Graeff in 1760 of kort daarvoor. Beiden waren vermoedelijk zonen van Pieter de Graeff.. Agneta ter Laak overleed als weduwe van eerstgenoemde omstreeks 1765. Allen woonden te Alkmaar
Niet raadpleegbaar
Hierin is Hendrik van Wijk onder meer erfgenaam van een gedeelte van de Noorder- en Zuider duinen onder Schoorl
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Haar enig erfgenaam was haar nicht Maria Theresia Cousebant, echtgenote van mr. Matthias van Wijk
Deze hoofdafdeling betreft stukken betreffende adellijke huizen, heerlijkheden, stichtingen en verdere goederen van de familie Cousebant en aanverwante geslachten. De stukken betreffende boedelscheiding zijn geplaatst in de eerste hoofdafdeling, ook als hierbij onroerende goederen zijn
Achterin aant. betr.
a) geboorte, huwelijk en overlijden van diverse familieleden, lopende van 1660-1725
b) aankoop van een stoel in het H. Kerstmisgilde te Haarlem, 1669
c) grafsteden in de Grote Kerk te Haarlem en in de kerk te Bovenkarspel
d) de prijs van kaas over de jaren 1663-1683
Met enkele los inliggende bijlagen
Niet raadpleegbaar
Voorin aant. betr. het Huis Oud-Alckemade
Achterin aant. betr. geboorte, huwelijk en overlijden van enkele naaste familieleden, lopende van 1709-1735
De folio's, die de goederen bevatten, welke ten deel zijn gevallen aan Cornelia Josina Emonds en haar echtgenoot mr. Jacob Versoijde van Varick, zijn dichtgenaaid. Bovendien zijn vele foliobladen uitgesneden
Niet raadpleegbaar
Met enkele los inliggende bijlagen
In de rug zeer zwaar beschadigd. De tekst is vrijwel ongeschonden
Met enkele los inliggende bijlagen.
Voorin aant. betr. geboorte, huwelijk en overlijden van naaste familieleden, lopende van 1608-1618
Niet raadpleegbaar
Met los inliggende brief van H. van Burmania van Emingha, derde echtgenote van wijlen Tiberius Pipinus van Emingha tot Goutum, aan de executeur Dijkslooth te Warmond, 1734
Zie ook inv. no. 209
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd, daardoor onduidelijk
Het stuk is gedrukt en bevat tevens geschreven aantekeningen
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Niet raadpleegbaar
Zeer zwaar beschadigd
Hieronder bevinden zich schetskaarten van percelen land op Attelaken en de Bremberg te Etten
Reg. no.265 en no. 266
Het charter is gebruikt als omslag voor een borderel van een rekening van de nagelaten goederen van Hendrik van Alckemade van Berckenrode. (inv. no. 358). Hierbij zijn het rechter derdedeel alsmede het onderste gedeelte afgeknipt
265 1540 (z.d.).
Burgemeesters, schepenen en raad van Haarlem oorkonden ten overstaan van Jan Conincxzoen en Peter van Foreest, leenmannen van de grafelijkheid van Holland, en met als getuigen en gevolmachtigden mr. Jan Philipsz., Jan Ysbrantsz. Focx, Frans die Haes, Robbrecht Reyersz., Joest Geritsz. en Ysbrant Ghysbrechtsz., allen te Utrecht, dat Josyne van Schagen, weduwe van Joest van Borsselen, ridder, met als voogd haar neef Johan van Schagen, heer van Burchorn, overgedragen heeft aan haar neef Eernst van Nyenroede, met toestemming van zijn broeder Frans van Nyenroede, zekere percelen land in het kerspel van Liere, gelegen aan de Poeldyck en met als leenheer de proost van Oudemunster te Utrecht, alsmede zekere percelen land onder Camerick en Bruekel, komende van haar moeder Adriaene van Nijenroede,
Geinsereerd in de oorkonde van ca. 1540 (Reg. no. 266).
De tekst is gedeeltelijk verloren gegaan.
266 (ca. 1540).
Cornelis van Aemstel van Mynden en van Ruweel, knape, oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen en met als bezegelaar Goedschalck van Winsen, dat hij vidimus geeft van de oorkonde van 1540 z.d. (Reg. no. 265).
Oorspr. ( Inv. no. 358 en no. 610). Het zegel van de bezegelaar is verloren.
Het charter is gebruikt als omslag voor een borderel van een rekening van de nagelaten goederen van Hendrik van Alckemade van Berckenrode van 1692 ( Inv. no. 358 ). Hierbij zijn het rechter derdedeel en het laatste gedeelte verloren gegaan.
Hierbij ook de goederen onder de betrokken heerlijkheden gelegen
Het geslacht Cousebant bleef tot 1820 in het bezit van het Huis Oud-Alckemade. Nadat het Huis in 1824 afgebroken was, verwierf de weduwe van mr. J. Bijleveld de grond met het koetshuis in 1825 door aankoop. Bij de overdracht van archief bescheiden schijnt men niet al te nauwkeurig te werk te zijn gegaan. Enkele stukken zijn in het archief van de familie Cousebant achtergebleven. Een schoonzoon van de laatste eigenaar van de hofstede Oud-Alckemade droeg in 1933 de bescheiden hiervan met toebehoren over aan het Algemeen Rijksarchief. Zie voor de geschiedenis van het Huis Oud-Alckemade: S.J. Fockema Andreae e.a.: Kastelen, ridderhofsteden en buitenplaatsen in Rijnland
Blijkens aant. in margine ging aan dit register vooraf een register van Willem van Alckemade. (fol. 68 op los blad: "eens te soeken in't register van heer Willem no. 2")
Hieraan vooraf ging een register van Floris van Alckemade. (fol. XL, LI, LVII en LXII: "naar 't boeck heer Floris van Alckemade geheeten 't swaert boeck, in't zwaerte register, enz."). Het beschreven deel draagt als oud nummer: no. 3. De folio's XIX, XXII en 64 ontbreken. Het bevat leenakten van Johan van Culenborch, diens weduwe Agatha van Alckemade en hun dochter Margaretha van Culenborch. Later is achterin een katern gevoegd, bevattende leenakten van Wilhelm, vrijbaanderheer van Hamal en Monceaux, zoon van voornoemde Margaretha. Voorin staan eden vermeld, af te leggen resp.voor Agatha van Alckemade en Margaretha van Culenborch. Achterin bevinden zich een formulier voor het opstellen van leenakten van Sybrand van Alckemade, vermoedelijk van 1614, alsmede aantekeningen over het omrekenen van munten en het berekenen van hofrechten
In het archief van de hofstede Oud-Alckemade bevindt zig een leenregister van 1686-1793, gemerkt no. 5, zie aldaar inv. no. 65.
Zie voor een verkorte registerlijst tot 1581 Bijlage I
Niet raadpleegbaar
Vergelijk het archief van de hofstede Oud-Alckemade, inv. no. 78, alsmede van deze inventaris no. 1040
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Zij was een dochter van Jacob Kerremans, heer van Maneghem, en Beatrix van Alckemade
Mr. Adriaen Graswinckel werd in 1696 beleend met een vierde part van een derde part van een gerecht derde deel, alias een negende part van de ambachtsheerlijkheid Grijsoord, De Tonge, Huygenvliet, Bremsgat en Battenoord met de daaraan verbonden heerlijke rechten na opdracht door de crediteuren van Willem de Nobelaer. Na zijn overlijden werden achtereenvolgens zijn zuster Maria Graswinckel, haar echtgenoot Cornelis van der Goes, diens dochter Maria Theresia van der Goes, haar dochter Maria Christina Genoveva van Alckemade en haar zoon Floris Cousebant met genoemde portie beleend. Volgens het Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa behoorde in 1843 nog een deel van voornoemde heerlijkheid aan Maria Christine Jeanne Cousebant van Waspik, douarière van Jean Louis Leon de Fontaine de Logères, en haar nakomelingen, wonende te Argentières en Nîmes. Het is niet uitgesloten, dat bij hen nog bescheiden betreffende Grijsoord berusten. De in het familiearchief Cousebant aanwezige stukken zijn kennelijk onvolledig
Reg. no. 228
228 1529 juni 28.
Schepenen van Nieuwerkercken in Grijssoert oorkonden, dat Gillis Cornelisz., schepen in de Ouwe Tonge, Yman Cornelisz., baljuw in de Ouwe Tonge, en Jan Willemsz. verkocht hebben aan Andries Willemsz. van Bronchorst, raadsheer, 47 gemeten land, gelegen in de ban van Battenoert.
up Sinte Pieter ende Pouwelsavendt.
Oorspr. ( Inv. no. 620 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 231
231 1531 augustus 7.
Schepenen (van Grijsoord) oorkonden, dat Commer Cornelis Wittezdochter verkocht heeft aan Franssoys van de Werve, baljuw van Voorne, 3 gemet land, gelegen in de ban van Battenoort.
Oorspr. ( Inv. no. 621 ) met de zegels van de drie schepenen.
De rekeningen van 1792 en 1794 bevatten resp. de aant. in dorso: "behoort tot de 10e en 2e rekening"
De borderel bij de rekening van 1792 ontbreekt
De rekening van 1793 bevat de aant. in dorso: "behoort tot de 10e rekening"
De katern van 1791 is in duplo aanwezig
Reg. no. 315 en no. 347
315 1553 januari 7.
Leenmannen van het Land van Voorne oorkonden, dat Lenaert Jacobsz. uit Nyeuwe Tonge in pacht ontvangen heeft van Machtelt van Bronchorst, weduwe van Franchois van den Werve, 34 gemeten land, gelegen in Battenoert, voor de termijn van 7 jaar.
a circoncisione.
Oorspr. ( Inv. no. 628.1 ) met de zegels in rode was van de beide leenmannen.
Zie ook Reg. no. 347.
347 1559 juni 16.
Schepenen van Nieuwerkercken in Grysoort oorkonden, dat Lenert Jacopsz. uit Nyeuwe Tonge in pacht ontvangen heeft van Machtelt van Bronckorst, weduwe van Franchoeys van der Werve, wonende te Den Briel, 34 gemeten land, gelegen in Battenoort, voor de termijn van 7 jaar.
Oorspr. ( Inv. no. 628.2 ) met de zegels van de beide schepenen.
Zie ook Reg. no. 315.
In 1538 kocht Willem Simonsz., regent te Zierikzee, van Vincent Cornelisse, gecommitteerde van de financien, 1/8 van de gorzen en aanwassen van de ambachtsheerlijkheid Cromstrijen. (Zie De Vos, De Vroedschap van Zierikzee, blz. 11). Zijn zoon Martyn van Cromstrijen was evenals zijn vader heer in Cromstrijen. Blijkens Welker, Gesch. van Cromstrijen blz. 46, behoorden tot de geinteresseerden in de ambachtsheerlijkheid in het jaar 1614 zijn zoon mr. Willem van Cromstrijen en zijn schoonzoon mr. Adriaen van der Goes. Een jongere zoon mr. Philips van Cromstrijen bekleedde belangrijke functies als gevolmachtigde van de ambachtsheren. Volgens Welker blz. 50 was hij in 1625 heemraad van de polder Groot Cromstrijen. Bovendien breidden zowel mr. Philips van Cromstrijen als zijn zwager mr. Adriaen van der Goes hun invloed voortdurend uit door aankoop vanverschillende aandelen en percelen land. Sedert 1644 bestond de ambachtsheerlijkheid uit een vast aantal aandelen. Welker vermeldt in een bijlage betreffende de gecommitteerde ambachtsheren van Cromstrijen sinds 1644 onder meer mr. Philips van Cromstrijen in 1644, Willem van der Goes in 1645, mr. Adriaen van der Goes in 1657, Cornelis van der Goes in 1688, Floris van Alckemade in 1718 en Frans Bernard Cousebant in 1742. Door vererving van de families Van Cromstrijen, Van der Goes en Van Alckemade zijn de bescheiden tot de familie Cousebant gekomen
De akte van overdracht is foutief gedateerd 1627.
Reg. no. 187
187 1506 juli 2.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van diens oom en voogd Jan van Outhuesden en andere getuigen, dat hij Jan Numan beleend heeft met de ambachtsheerlijkheid van Strijen met toebehorende rechten en de nieuwe aanwassen, gorzen, slikken en rietvelden, gelegen tussen de Westmaze en het diep van Strijemonde langs de Group, met Cromstrijen ten westen, Wijnekeen ten zuiden en het nieuwe land van Essche ten oosten, komende van zijn vader meester Gherijt Numan met toestemming van zijn broeder meester Pieter Numan.
Afschrift van ca. 1750 ( Inv. no. 636 ).
Met aant. in dorso betr. de aflossing van een hypotheek, 1629
Zeer zwaar beschadigd
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De jaren 1736, 1743, 1764, 1765 en 1776 ontbreken
Tot de gecommitteerden behoorden achtereenvolgens Floris van Alckemade, Frans Bernard Cousebant en Floris Cousebant
Aangetast door vocht
Met in margine aant. betr. de opbrengst, 1759
De heerlijkheid Maneghem, gelegen in de parochie van Meulebeke en Pittem in West-Vlaanderen, werd in 1665 door de erfgenamen van Jacob Kerremans opgedragen aan zijn zwager Floris van Alckemade. Diens zoon Floris Ignatius van Alckemade noemde zich nog in 1734 onder meer heer van Maneghem. Het verdere verloop van de heerlijkheid blijkt niet uit de bescheiden van het familiearchief Cousebant
Blijkens aant. in dorso moet onder Floris heer in Bergerswael verstaan worden Floris van Alckemade en is Bergerswael "een stuck leen in Noort Holland"
Mr. Gerard van Renoy, raad en rekenmeester van Holland, werd in 1542 door Karel V na aankoop beleend met de hoge en lage heerlijkheid van het Nedereinde van Spijk met het slot met tien hont land genoemd "de Cloot", alsmede met de tienden van geheel Spijk, zowel van het Over- als van het Nedereinde met uitzondering van die van de papelijke prouve. Nadat het leen in 1567 krachtens zijn testament was overgegaan op zijn dochter Anna van Renoy, gehuwd met mr. Christiaen van der Goes, en vervolgens in 1590 op haar oudste broeder Gerard van Renoy, verkocht laatstgenoemde de heerlijkheid in 1611 aan Cornelis van Aerssen, griffier der Staten-Generaal.
Vgl. "Archivalia betreffende de heerlijkheid en de tienden van Spijk, zomede het slot genaamd "de Cloot", 1408-1765" berustende bij de Derde Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. De in het familiearchief Cousebant voorkomende bescheiden zijn afkomstig van de voornoemde Annavoornoemde Anna van Renoy en mr. Christiaen van der Goes
Reg. no. 388
388 1567 september 4.
Philips, koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Anna van Renoy, met als voogd haar echtgenoot mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, beleend heeft met het huis en 10 hont land, genoemd de Cloot, alsmede met de hoge en lage heerlijkheid van Spyck krachtens het testament van haar vader mr. Gerryt van Renoy, heer van Spyck en eerste rekenmeester van Holland van 2 januari 1567 (1566 stilo Delphico).
Gegheven in den Haeghe.
Oorspr. ( Inv. no. 682 ) met het zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Reg. no. 430 no. 432 no. 433 en no. 437
437 1572 maart 29.
Philips enz. oorkondt, dat hij het beroep van Geraert van Renoy en mr. Willem Muys voor zijn echtgenote Margriete Denlis op de Grote Raad vanwege een uitspraak van het Hof van Holland tot hun nadeel in een proces tegen mr. Xristiaen van der Goes, schout van Delft, als heer van Spyck voor zijn echtgenote Anna van Renoy en als voogd van de nagelaten kinderen van zijn schoonvader mr. Gerrit van Renoy, eerste rekenmeester van Holland en heer van Spyck, inzake de uitvoering van diens testament en zijn echtgenote Anna de Potis niet ontvankelijk verklaart (Zie Reg. no. 430 en no. 432).
1571 vóór Paesschen --- te Mechelen.
Oorspr. ( Inv. no. 683 ) met het zegel in rode was van de oorkonder.
430 1571 juni 2.
Het Hof van Holland oorkondt, dat de aanklacht van mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, eiser namens zijn echtgenote Anna van Renoy, dochter van wijlen Geryt van Renoy, eerste rekenmeester van Holland en heer van Spyck, alsmede namens de uitvoerders van het testament van zijn schoonvader, tegen Gerrit Renoy, heer van Spyck, gedaagde, niet ontvankelijk is verklaard.
Oorspr. ( Inv. no. 683.1 ). Gehecht aan verzoekschrift.
432 (1551 tussen juni 2 en juli 7).
Christiaen van der Goes, schout van Delft, verzoekt namens zijn echtgenote Anna van Renoy als erfgename van haar vader mr. Geraert van Renoy, heer van Spyck enz., aan de Grote Raad te Mechelen om herziening van de uitspraak van het Hof van Holland van 2 juni 1571, waarbij ingevolge het testament van haar vader het Huis en de heerlijkheid van Spijk werden toegewezen aan zijn zwager Gerrit Renoy (Zie Reg. no. 430).
Oorspr. ( inv. no. 683.1 ).
433 1571 juli 7.
Philips enz. oorkondt, dat hij op verzoek van Christiaen van der Goes het Hof van Holland alsmede Gerrit van Renoy heeft gedagvaard voor de Grote Raad te Mechelen om de uitspraak van 2 juni 1571 te herzien (Zie Reg. no. 430).
Gegeven in onser stede van Mechelen.
Oorspr. ( Inv. no. 683.1 ). aangehecht charter
Reg. no. 438
238 1534 maart 2.
Schepenen van Den Haag oorkonden, dat Pieter Schoeck, baljuw van Zuythollant, zich borg heeft gesteld voor 18 morgen land te Vueren ten behoeve van Walraven van Dalen, heer van Spyck, in de plaats van zijn borgstelling voor 18 morgen land ten behoeve van Jacob van der Wyel Adriaensz., met een losrente ten bedrage van 10 pond per jaar.
nae 't scriven 's bisdoms van Utrecht.
Oorspr. ( Inv. no. 684 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Met in dorso de aant.: "XVIII morgen landt genoempt Bouwwech in Spych".
Niet raadpleegbaar
Reg. no. 336 no. 339 en no. 355
Gerard van Renoy zal dit stuk hebben toegezonden aan zijn zwager mr. Christiaen van der Goes ter opheldering
Beschadigd
336 1557 september 30.
Schepenen van Spyck oorkonden, dat Joris Vinck Anthonissen overgedragen heeft aan Elyzabeth Querin Cornelisz. weduwe een huis en hofstede, gelegen op het Nedereind van Spyc.
Afschrift van 28 januari 1594 door J. G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
339 1558 mei 14.
Schepenen van Spyc oorkonden, dat Ambrosius Quirenensz. en Jan Janssen als voogd van zijn echtgenote Anthonia Quyrenensdochter overgedragen hebben aan Cornelis Symonsen een hofstede te Spyc (Zie Reg. no. 336).
Afschrift van 28 januari 1594 door J. G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
355 1560 april 21.
Schepenen van Spyc oorkonden, dat Cornelis Symonsen overgedragen heeft aan mr. Geerit van Renoy, heer van Spyc 't Nedereynt, een hofstede te Spyc (Zie Reg. no. 336 en no. 339).
stilo communi.
Afschrift van 28 januari 1594 door J.G. de Renoij uit het leenregister van de heerlijkheid van Spyck ( Inv. no. 685 ).
Niet raadpleegbaar
Op 16 augustus 1752 verwierf Maria Catharina Emonds de ambachtsheerlijkheden Groot Waspik, Elf en een halve hoeve en Hendrik Luyten ambacht. Bij donatio inter vivos van 8 september 1741 schonk zij bovengenoemde ambachtsheerlijkheden aan haar zoon Francois Bernard Cousebant. De ambachtsheerlijkheden bleven in het bezit van de familie Cousebant tot in de 19e eeuw
Zie voor de desbetreffende stukken van de advocaat De Ville onder aanwinsten van het Algemeen Rijksarchief 1814-II, geplaatst als aanhangsel bij het archief van het Hof van Holland, inv. no. 6172-6175
Reg. no. 3 no. 4 no. 14, no. 19 no. 30 no. 61 no. 79 no. 82 no. 91 no. 106 no. 109 no. 120 no. 122 en no. 191.
De stukken dragen de letters A. tot en met AAA, met dien verstande dat onder elke letter of lettercombinatie soms verscheidene nummers horen. Enkele stukken ontbreken. Hieronder retroacta van 1317 af in afschrift. Alleen van de afschriften en extracten van vóór 1500 zijn regesten gemaakt
3 1317 januari 25.
Wilhem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij als een erfleen verkocht heeft aan Claas Gerritsz. van Wieldregt het ambacht van Raamsdonc.
Dordregt in Sint Pauwelsdage in den Winter.
Afschrift van 12 september 1740 door A. Roels, notaris te Den Haag, uit een boek ter secretarie van Raamsdonk, afschrift uit het leenregister van Holland, gemerkt E.E. (Inv. no.).
Gedrukt: Van Mieris, Charterboeken, II, blz. 167.
Zie ook: Drossaers, Nassause Domeinraad I 2, Reg. no. 132.
4 1324 mei 19.
Willem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij zijn knape Boudewijn van den Poele beleend heeft met 4 hoeven moer "op den wildert", gelegen ten zuid-oosten van Raamsdonke, met het daarbij behorende ambacht.
des Saturdaghes naa half Meije.
Afschrift van 17 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 19 maart 1742 door de griffier van de lenen uit het register E.L. 24 folio 31 (Inv. no.).
Zie ook: Drossaers, Nassause Domeinraad I 2, Reg. no. 163.
5 1342 januari 18.
Willem, graaf van Henegouwen enz., oorkondt, dat hij als een erfleen verkocht heeft aan Gielis van Wendelsnise 11 ½ hoeve moer en wildernis, gelegen boven het gerecht van Groot-Waspik, met nadere bepalingen omtrent de afwatering en de rechten en plichten van toekomstige bewoners.
des donredags na Sinte Pociaensdach -- tot Sinte Geertruydenberge.
Gevidimeerd in het afschrift van de oorkonde van 1 juni 1389 (Reg. no. 19).
14 1382 mei 14.
(Albrecht, hertog van Beieren enz.,) oorkondt ten overstaan van mannen van leen, dat hij: Lude Hendrikssoen van Wendelsnesse beleend heeft met 5 hoeven moer en wildernis, gelegen tegen het ambacht van Neder-Waspik tussen de Buermoer en Ludenambacht, en komende van Pieter Weerts (of Waarts).
gedaan in den Hage.
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 23 november 1742 door de griffier van de lenen uit het register Liber 4 folio 196 (Inv. no.).
Onder het oorspr. stond de aant.: "Dit heeft Heijnric Ludesoen quijte geschouden minen Heer. Dirc van der Marwede heeftet weder ontfangen, ut patet in Registre 13 die Aprilis Anno 1429".
19 1389 juni 1.
Broeder Bonden, prior van de Santroosen bij Sinte Geertruydenberge, oorkondt, dat hij vidimus geeft van de oorkonde van 18 januari 1341 (Reg. no. 5).
opten dinsdage nae Ascensendag.
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 1741 uit een register van overdrachten van het dorp Groot-Waspik (Inv. no.).
30 1404 februari 22.
Aelbrecht enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Willem van Wendelnesse beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijck, komende van Herman Haec Jacobssoon.
1403 in den Haage op Sijnte Pietersdach Cathedram -- naa den lope van onsen Hove.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register T.T.C. folio 47 (Inv. no.).
61 1420 december 30.
Johan (van Beieren) oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Willem van Wendelsnesse erfelijk beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijc en het ambacht van Elf hoeven moers.
in den Hage.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register In Beijeren 9, fol. 210. ( Inv. no. 690 , D3).
79 1432 november 16.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Dieric van der Merwede beleend heeft met de hoge heerlijkheid van 's-Gravenmoer en 5 hoeven land en moer, komende van Lueden Hendrikxzoon.
in den Hage.
Afschrift van 15 november 1745 door J. Verlinden, notaris te Den Haag, van een afschrift van 19 maart 1742 door de griffier van de lenen uit het register Beijeren IX, fol. 226 (Inv. no.).
82 1433 (tussen september 20 en oktober 5).
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen, dat hij Goidschalcx Ooms erfelijk beleend heeft met het ambacht van Groot-Waspijk alsmede met het ambacht van Elf hoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot-Waspijk en komende van Gillis van Wendelsnesse, met als naaste erfopvolger diens zoon Thielman Oom.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Philippus A, fol. 2v. (Inv. no.).
91 1435 december 25.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Godschalc Oem, heer van Wijngaarden, raad, beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck met molen, visserijen, veren en verder toebehoren, komende van Margareta van den Poel van Spienoet met als voogd haar echtgenoot Raessen van Linteren.
binnen onsen steede van Brussel.
Afschrift van een afschrift van 26 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Philips A, fol. 38v (Inv. no.).
106 1442 oktober 27.
Burgemeesters, schepenen en raad van Dordrecht oorkonden, dat ze onder nader genoemde voorwaarden besloten hebben tot de aanleg van eenweg op de moer, strekkende tot het ambacht van Besoijen, met het doen van een schouw en het aanstellen van heemraden overeenkomstig het besluit van hun gedeputeerden, de burgers van Sinte Geertruydenberg, heer Dirk van der Merwen, ridder, heer van Ethen enz., en andere personen.
op Sinte Sijmon en Judaeavont apostel.
Afschrift van 1 november 1741 door de secretaris van Waspik van een afschrift van 11 december 1720.
109 1453 oktober 18.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Odelijen, dochter van wijlen heer Dirck van der Marwede, met als voogd Aarent van Wijk van Honsoirde, beleend heeft met de heerlijkheden van Eten, het slot en de dorpen Medewen en Babilonienbroek; met de lage heerlijkheid van Drongelen; met een rente ten bedrage van 100 pond per jaar, rustende op het slot te Medewen; met de hoge en lage heerlijkheid van 's-Gravenmoer met de ambachtsheerlijkheden van de Zijdwinde, Monsterkerk aan beide zijden van de Dussen en verder toebehoren; met ¼ deel van de helft van de wildernis van de Groten Wairt van Zuijd Hollant boven Sinte Geerdenberge; met hoeven moer met de ambachtsheerlijkheid in de Ham uit 's-Gravenmoer alsmede met stukken moer en wildernis gelegen naast het ambacht van Waspijk tussen de Buijeren moer.
Afschrift van 18 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Principium capitulo Altena, fol. 4v (Inv. no.).
120 1461 november 30.
Philipis enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder en leenmannen van Holland, dat hij Thielman Oom van Wingaerden beleend heeft met de heerlijkheid van 5 hoeven moer en wildernis, gelegen naast het ambacht van Waspijck en genoemd Henrik Ludenszoons ambacht, komende van Oedelije van der Marweede heeren Dirkxdochter.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuyd-Holland, fol. 4v (Inv. no.).
Zie ook Reg. no. 109.
122 1462 april 13.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van Holland, dat hij Bertelmeus Pertant, rentmeester van Noortholland, beleend heeft met de hoge en de ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, komende van Odelije heren Dircks geechte dochter van der Marweede met als voogd Janne die Voogt Claassoon.
1461 na den loope van onsen Hove.
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 3 juli 1742 door de griffier van de lenen uit het register A. Et Finis capitulo Zuijdhollandt, fol. 6v. (Inv. no.).
Zie ook Reg. no. 109.
191 1509 februari 20.
Jacob Oom, ridder, heer van Wyngaerden en van Rubryk, baljuw van Zuythollant, oorkondt, dat hij in de hoge vierschaar te Dordrecht ten overstaan van zijn welgeboren mannen aan Andries Jans handbetoon verleend heeft van de aan de heer verschuldigde bedragen bij een sterfhuis met mondige en onmondige kinderen en aan de schout bij een erfhuis van het goed voor de weeskinderen als pondgeld.
1508 na loop 's Hoefs van Hollant.
Afschrift van 31 augustus 1745 door de secretaris van Groot Waspik van een afschrift van 1568 door de secretaris van Elf en een halve hoeve moer en Groot Waspik uit het register van het ambacht van 's-Grevelsduyn te Waspik (Inv. no.)
Reg. no. 22 no. 124 no. 125 no. 132 no. 134 no. 135 no. 146 no. 178 no 179 no, 180 no. 181 no. 258 en no. 319
De stukken dragen de letters A. tot en met BB, met dien verstande dat onder elke letter of lettercombinatie soms verscheidene nummers horen. Enkele stukken ontbreken. Hieronder retroacta van 1393 af in afschrift. Alleen van de afschriften en extracten van vóór 1500 zijn regesten gemaakt
22 1393 april 9.
Aelbrecht enz. oorkondt ten overstaan van zijn raad en mannen, dat hij Jan van Bueren beleend heeft met twee delen van het ambacht van Waspyc, alsmede met het gehele ambacht in de Hoec van de Zudewinde, komende van wijlen diens oom Willem van Wendelnesse.
tot Zerixee.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Liber V folio 77 (Inv. no.).
124 1463 april 20.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Thielman Oom van Wijngaerden beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck, alsmede met het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot Waspijck en komende van zijn vader Goodschalcx Oom van Wingaerden (Zie Reg. no. 82).
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuydholland, fol. XIIv (Inv. no.).
125 1463 april 20.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen van Holland, dat hij Jan Oom van Wijgaarden beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck met toebehoren, komende van wijlen zijn vader Goidschalcx Oom van Wingaarden. (Zie Reg. no. 91).
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 26 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Et Finis capitulo Zuijdhollandt, fol. 13 (Inv. no.).
132 1473 oktober 1.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Philips van der Spaenge beleend heeft met de heerlijkheid van 5 hoeven moer en wildernis, genoemd Hendrick Ludensoons ambacht, gelegen naast het ambacht van Waspijck en komende van Tielman Oom van Wyngaerden, raadsman. (Zie Reg. no. 120).
Afschrift van 18 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A capitulo Zuydholland, fol. 19v. (Inv. no.).
134 1474 september 10.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van Holland, dat hij Philips van der Spange beleend heeft met het ambacht van Raamsdonck, komende van Jan Oom van Wijngaerden. (Zie Reg. no. 125).
Afschrift van ca. 1745 van een afschrift van 24 april 1735 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A capitulo Zuyd Hollandt, fol. 24 (Inv. no.).
135 1474 september 11.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van zijn stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Philips van der Spaenge beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyc alsmede met het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, komende van Tielman Oom van Wyngaerden, raadsman. (Zie Reg. no. 124).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Karolus A, fol. 23v. ( Inv. no. 691 , H2).
146 1479 augustus 1.
Maximiliaen en Marie enz. oorkonden ten overstaan van hun stadhouder-generaal en leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat zij Cornelis van Bruhese beleend hebben met de hoge heerlijkheid en de ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, alsmede met het ambacht van Groot Waspijck en het ambacht van Elffhoeven en een halve hoeve moer, gelegen boven het gerecht van Groot Waspyck en komende van Philips van der Spaenge (Zie Reg. no. 135).
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Maria Maximiliaen cap. Zuydholland, fol. 12 en 13 (Inv. no.).
178 1502 december 24.
Schepenen van Oosterhout oorkonden, dat Cornelis Bruheze overgedragen heeft aan zijn zoon Hendrick de heerlijkheid van 's-Gravenmoer, aan zijn zoon Anthonis de ambachtsheerlijkheden van Raamsdonck, Groot Waspijck, Henrick Ludens ambacht en Elve en een halve hoeve moer en aan zijn zoon Otto een hofstede met 7 morgen land, gelegen inde ban van Doveren in het Land van Heusden (Zie Reg. no. 146).
op den Heyligen Kersavont.
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuijt Holland, fol. 34 (Inv. no.).
179 1502 december 26.
Leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden ten overstaan van schepenen van Oosterhout, dat Cornelis van Bruheze overgedragen heeft aan zijn zoon Henrick de heerlijkheid van 's-Gravenmoer, aan zijn zoon Anthonis de ambachtsheerlijkheden van Raamsdonck, Groot Waspiek, Henrick Luijdens ambacht en Elve en een halve hoeve moer en aan zijn zoon Otto een hofstede met 7 morgen land, gelegen in de ban van Doeveren in het Land van Heusden (Zie Reg. no. 178).
t' Oosterhout.
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux capitulo Zuyd-Holland, fol. 34 (Inv. no.).
180 1503 april 26.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Antheunis van Bruheze heleend heeft met de ambachten van Groot Waspyck en Elfe en een halve hoeve moer, alsmede met het amabcht van Raemsdonck, komende van zijn vader Cornelis van Bruheze (Zie Reg. no. 146, 178 en 179).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuyt-Holland, fol. 34v. (Inv. no.).
181 1503 mei 4.
Philips enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Hendric van Bruheze Corneliszoone beleend heeft met de hoge en ambachtsheerlijkheid van 's-Gravenmoer, de ambachten van Groot Waspyck en Elff hoeven en een halve hoeve moer en met het ambacht van Raemsdonck, komende van wijlen zijn vader (Zie Reg. no. 146, 178 en 179).
Afschrift van 28 februari 1742 door de griffier van de lenen uit het register A.P. Archidux cap. Zuyd-Holland, fol. 33v. (Inv. no.).
258 1539 april 17.
Kaerle enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van Holland, dat hij Willem van Gent Corneliszoon beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck en met het ambacht van Elfhoeven en een halve hoeve moer, komende van wijlen zijn grootvader Heyndrick van Bruheze, met het afleggen van de leenhulde door zijn vader mr. Cornelis van Gent wegens minderjarigheid van de beleende (Zie Reg. no. 181).
naar Paeschen.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het Nieuwe Register cap. Zuydholland, fol. XVI (Inv. no.).
319 1554 februari 20.
Karel enz. oorkondt ten overstaan van leenmannen van de grafelijkheid van Holland, dat hij Robrecht van Gendt beleend heeft met het ambacht van Groot Waspyck en het ambacht van Elfhoeven en een halve hoeve moer, komende van wijlen zijn broeder Willem van Gendt, (Zie Reg. no. 258).
1553 naar schryven ons Hoofs van Hollandt.
Afschrift van 29 januari 1742 door de griffier van de lenen uit het register Confoederatio cap. Zuyd-Holland, fol. II (Inv. no.).
De inventaris is gemerkt A., verdere stukken ontbreken
Onder Holland moet worden verstaan het grondgebied van het voormalige graafschap en gewest Holland, omvattende de tegenwoordige provincies Noordholland, Zuid-Holland en het noord-westen van Noord-Brabant
Al deze stukken zijn afkomstig uit de nalatenschap van Hendrik van Wijk
Met aant. in dorso: "de helft van't Lantdrosthoeckjen"
Met in dorso aant. betr. de aflossing, 1606 en 1607
Onder de kleinkinderen bevindt zich Maria Keyser, weduwe van Adriaan Crucius
Reg. no. 373
Dit is Adriaen Gerritsz. van Hoorn
373 1565 april 26.
Het gerecht van Amsterdam oorkondt, dat aan Heeze Willemsz., eiser, toestemming wordt verleend tot het gebruik van een pad, lopend naar de wetering, ten nadele van Adriaen Gerritsz., gedaagde.
Oorspr. ( Inv. no. 713 ).
De grootvader van Hendrik van Wijk had deze huizen geerfd van Sara en Neeltje Caspers krachtens hun testament van 1646
Reg. no. 415
415 1569 september 24.
Philips, koning van Castillien enz., oorkondt ten overstaan van zijn leenmannen als graaf van Holland en heer van Asperen, dat hij Aernt van Renoy, baljuw van Schiedam, beleend heeft met de goederen van zijn ouders mr. Geraerdt van Renoy, heer van Spyck en eerste rekenmeester, en Anna de Potis.
Oorspr. ( Inv. no. 718 ) met het zwaar geschonden zegel in rode was van de Leenkamer van Holland.
Niet raadpleegbaar
Aangetast door vocht
Zie ook onder Uitgeest, (inv. no.828)
Vgl. het Archief van de Hofstede Oud-Alckemade, inv. no. 50 en no. 140
Zie onder Ooltgensplaat
Reg. no. 498
Met in dorso aant. betr. de aflossing in 1581
498 1577 april 20.
Schepenen van Delft oorkonden, dat Willem Pietersz. van Foreest verkocht heeft aan mr. Cornelis de Coninck en Jan Jansz. Graswinckel de jonge een rente ten bedrage van 37 carolus gulden en 10 stuiver per jaar, te lossen met de penning 16, vanwege de aankoop van een huis aan de Corenmarct, genoemd het Wapen van Dansick.
Oorspr. ( Inv. no. 726 ). De zegels van de beide schepenen zijn verloren.
Reg. no. 384 en no. 402
384 1566 november 29.
Philips, koning van Castillien enz., gelast mr. Christiaen van der Goes te Delft en Heynrick Aemen om ter dagvaart te verschijnen voor stadhouder en leenmannen van de grafelijkheid van Holland ter voortzetting van het proces tussen hen als opvolgers van wijlen Louris Pieters en wijlen Aem Heyndrycxz. met als medeprocesgenoot wijlen Adriaen Jacobs als gedaagden enerzijds en Cornelis Herweyer, koopman te Delft, als opvolger van wijlen zijn vader Anthonis Herweyer, en Floris van Oije als eisers anderzijds, inzake de verdeling van zekere leengoederen van de grafelijkheid van Holland.
in onser stadt van Mechelen.
Afschrift van een afschrift van ca. 1569 ( Inv. no. 727 ).
402 1568 oktober 4.
Philips enz. oorkondt, dat het Leenhof van Holland het proces zal voortzetten tussen Coornelis Herweyer, koopman te Delft, opvolger van wijlen zijn vader mr. Anthoenis Herweyer, en Florys van Oye te Leiden als eisers enerzijds en mr. Christiaen van der Goes, schout van Delft, als opvolger van wijlen Laurys Pietersz., en Heynryck Aemsz. als opvolger van Aem Heynrycxsz. als gedaagden anderzijds.
In den Haghe.
Afschrift van 16 juli 1569 ( Inv. no. 727 ).
Niet raadpleegbaar
Ten einde de vergoeding te kunnen betalen kreeg Johan Theodoor van Alckemade van de Staten van Holland gedaan, dat zij zeker land in de Moerdijk in de Ketel onder de Zwaluwe uit de ban van fideicommis ontsloegen, terwijl ook de huur van zekere percelen land te Zevenbergen voor de schadevergoeding werd gebruikt
De beide liassen over 1780-1787 bevatten tevens enkele stukken betreffende percelen land onder Sassenheim alsmede betreffende lesgelden voor Pieter Cousebant
Zie onder Schoorl