Terug naar zoekresultaten

4.HEK Inventaris van de collectie kaarten, prenten en boekwerken verzameld door het echtpaar Hans en Eva Kok, ca. 1350-2023

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

4.HEK
Inventaris van de collectie kaarten, prenten en boekwerken verzameld door het echtpaar Hans en Eva Kok, ca. 1350-2023

Auteur

G.G.J. Boink; met een inleiding door J.D.A. Kok

Versie

24-04-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2024 cc0 .

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie kaarten, prenten en boekwerken verzameld door het echtpaar Hans en Eva Kok
Collectie Hans en Eva Kok

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: ca. 1350-2023

Archiefbloknummer

HEK

Omvang

1775 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

De meeste stukken zijn gesteld in heten in het. Een aantal stukken is in het, het, het, het, het, het, het, het, het, het, heten het.
Nederlands
Latijn
Engels
Frans
Grieks
Hebreeuws
Italiaans
Japans
Koreaans
Kroatisch
Ottomaans
Portugees
Russisch
Spaans

Soort archiefmateriaal

Handgetekende en gedrukte kaarten en prenten, gedrukte werken en geschreven archiefmateriaal.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Familie Hans en Eva Kok

Samenvatting van de inhoud van het archief

Deze particuliere verzameling, tussen 1962 en 2020 aangelegd door de echtelieden Hans en Eva Kok, bevat land- en zeekaarten, plattegronden, atlassen, reisboeken, koperplaten en een referentiebibliotheek.
Bij het aanleggen van de collectie ging de aandacht van de verzamelaars primair uit naar navigatietechniek en het vinden van routes. De zeeroute van Amsterdam naar Batavia in de periode 1580-1800 vormt de thematische ruggengraat, met uitstapjes naar de Indische Noord (China en Japan) en het Noordpoolgebied.
De vaderlandse geschiedenis vormt een ander belangrijk thema, met name die van de Nederlandse aanwezigheid in Zuid-Afrika, Brazilië, Noord-Amerika en de Antillen; de cartografische contacten met Rusland; de walvisvaart en de scheepsroute om Kaap Hoorn. De rol van de Lage Landen in de ontwikkeling van de cartografie komt veelvuldig aan bod met series kaarten van o.a. Ortelius, Mercator, Hondius, Van den Keere, Blaeu, Janssonius en Visscher. Kaarten van onder andere Speed, Dudley en Coronelli en verscheidene Fransen tonen de invloed van de Nederlandse kaartmakers en uitgevers op hun buitenlandse collega’s en vice versa. Japanse cartografie en Japans drukwerk vormden een apart verzamelgebied.
Daarnaast legden de verzamelaars een voorkeur aan de dag voor klassieke stukken uit de historische cartografie (een aantal in facsimile), voor zeldzaam materiaal, voor kwalitatief hoogwaardige drukken en inkleuringen en voor stukken met een zekere curiositeitswaarde.
De collectie beslaat meer dan 1200 kaarten en prenten en ruim 100 boekwerken. Hieraan is een ‘verzamelaarsarchief’ toegevoegd, dat bestaat uit de administratie van aankopen, verkopen en bruikleengevingen, catalogi van internationaal opererende veilinghuizen en antiquariaten en ter documentatie verzamelde gegevens, referentiewerken en tijdschriften.
Het ligt in de bedoeling dat de deelcollectie luchtvaartcartografie te zijner tijd aan het NA zal worden overgedragen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele archiefbescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig.
Op twintigste-eeuws materiaal en de in het verzamelaarsarchief voorkomende gedrukte werken (i.e. catalogi, referentiewerken, tijdschriften en artikelen) kunnen de Auteurswet en/of enig copyright nog van kracht zijn.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie kaarten, prenten en boekwerken verzameld door het echtpaar Hans en Eva Kok, nummer toegang 4.HEK, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Collectie Hans en Eva Kok, 4.HEK, inv.nr. ...

Vorming, beheer en gebruik van de collectie

Geschiedenis van de collectievorming
Biografieën
Johannes Dirk Adriaan (Hans) Kok
Hans Kok werd opgeboren in een tuindersgezin dat uiteindelijk vier kinderen telde. Kok bezocht de lagere school in Harmelen, Beekbergen en Apeldoorn en doorliep vervolgens de HBS-B aan het Christelijk Lyceum te Apeldoorn, waar hij ineindexamen deed. Zijn vervolgopleiding genoot hij aan de Rijksluchtvaarschool te Ypenburg en Eelde en sloot die af met een Airline Transport License (ATPL theorie) en een Commercial Pilot’s Licence (B-3 theorie en praktijk, inclusief aantekening voor de twee-motorige Beechcraft D18S). Kok kwam perals derde vlieger/navigator in dienst van de KLM. Tijdens die betrekking volgde hij onder andere de Long-Range navigatiecursus bij zijn werkgever en behaalde hij middels zelfstudie het brevet Flight Navigator Klasse 1. Hij was tot zijn pensionering vlieger op de Lockheed Constellation L-749 en Superconstellation L-1049G, L-1049H en L-1649 G/H, de Douglas DC-6, DC-7C, DC-8, DC-8-63, DC-9-15, DC-9-32 en DC-10-30, de Airbus A310 en de Boeing 747-100, 747-300 en 747-400.9 november 194019571 december 1959
In de zestiger jaren, in dienst van de KLM, was Kok onder andere gestationeerd in Tōkyō (twee maal voor drie maanden) voor vluchten op Anchorage (Alaska) en op Biak (Nederlands-Nieuw-Guinea), waar hij de laatste maanden van de Nederlandse koloniale aanwezigheid in Indonesië meemaakte; in Curaçao (3 maanden) en in Abadan voor vluchten in Perzië. In 1978 was hij voor drie maanden gestationeerd in Rio de Janeiro voor vluchten in Zuid-Amerika.
werd Kok door de KLM diverse malen gedetacheerd als Captain en chef vlieger en als instructeur Fokker F27, Douglas DC-7C, DC-9-32, DC-8-33 en DC-8-63CF en Boeing 727 bij Alitalia/ATI te Napels, bij Südflug te Stuttgart, bij Atlantis te Frankfurt am Main en bij Hapag Lloyd Flug te Hannover. Hij werkte in deze periode tevens als Prüfungsrat für Flugnavigatoren voor het Duitse Luftfahrtbundesamt. Kok heeft namens Südflug en Atlantis nieuwe toestellen voor acceptatietests gevlogen bij Douglas in de VS.Tussen 1964 en 1976
Daarnaast werkte hij aan simulatorprojecten, als vlieginstructeur en als plaatsvervangend hoofd van het KLM Flight Crew Training Centre. Namens de KLM nam hij deel aan conferenties van de International Air Transport Association (IATA), de International Civil Aviation Organization (ICAO) en schreef hij voor het European Space Agency (ESA) mee aan trainingsprocedures voor astronauten van het ISS Columbus. ( . ) J.R. Kass (ed.), Study of Columbus crew on-board tasks. ESA - ESTEC contract no. 8548/89/NL/IW . Bremen: OHB System, 1990
Zijn pensionering inbood Kok de mogelijkheid om zich met volle overgave op het verzamelen van atlassen en oude kaarten te storten, waarbij hij de nadruk legde op de Nederlandse cartografie van de VOC-route van Nederland naar Batavia, Ceylon en verder richting Japan. Om meer kennis over zijn verzamelgebied op te doen volgde hij de colleges Historische Cartografie die prof. dr. Günter Schilder aan de Universiteit Utrecht verzorgde. In de jaren daarna breidde Kok zijn verzameling gestaag verder uit. Daarnaast was hij bijna 20 jaar Chairman of the Executive Committee van de International Map Collectors’ Society (IMCoS), gevestigd te Londen. Inorganiseerde hij à titre personnel in Amsterdam een driedaagse internationale conferentie voor IMCoS, waarna hij 32 van de ruim 125 deelnemers voor nog eens drie dagen meenam op een post-conference tour door heel Nederland. Kok bleef daarna nauw betrokken bij de organisatie van de vele jaarlijkse IMCoS-conferenties, die over de hele wereld werden gehouden.19962002
Stukken uit de collectie, die vanaf de eerste uitlening de naam HEK ( H ans en E va K ok) kreeg, vonden hun weg naar verschillende tentoonstellingen over de gehele wereld en werden zelfs aan het National Maritime Museum of Korea te Busan verkocht. Hans trad in het najaar van 2003 toe tot de redactie van het historisch cartografisch tijdschrift Caert-Thresoor , waar hij zich inmiddels de nestor mag noemen. Hij bouwde zijn collectie verder uit met o.a. navigatie-instrumenten, zowel maritieme als vliegtechnische. Kok schreef artikelen en gaf lezingen over historische cartografie en de geschiedenis van de navigatietechniek, droeg bij aan een aantal boeken en publiceerde met Günter Schilder twee standaardwerken. Hij breidde zijn verzameling uit met globes en luchtvaartkaarten, waaronder hij later ook cartografie ten dienste van de ruimtevaart rekende. Tevens bracht hij een aanzienlijke handbibliotheek bijeen, die zowel oude drukken (reisverslagen, geografie en navigatie) als facsimile-uitgaven en referentiewerken omvat.
Eva-Maria (Eva) Winter
Eva Winter werd opin het Duitse Aschaffenburg geboren als enig kind van een Oberstudienrat wiskunde en zijn vrouw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gezin 'ausgebombt' en verhuisde het naar Breitbrunn am Ammersee, ten westen van München. Daar doorliep zij haar lagere school. Vervolgens verhuisde ze via Landsberg am Lech naar Rothenburg ob der Tauber, waar zij haar diploma aan de Oberschule haalde, en studeerde daarna Frans en Engels in Heidelberg. Eva werkte inals au-pair in Parijs en was daarna werkzaam bij het Max Planck Institut te Heidelberg. Involgde ze de opleiding tot stewardess bij Südflug, werkte voor die airline en vervolgens voor Condor Flugdienst en Lufthansa. Invertrok ze samen met Hans Kok naar Nederland, toen hij na een tijdelijk contract van Südflug bij de KLM terugkeerde. Eva en Hans trouwden inin Rothenburg.1 januari 194219621965maart 1969juni 1969
Winter bleef op tijdelijke contracten voor Lufthansa vliegen en vergezelde haar echtgenoot terug naar Duitsland toen hij onder contract kwam bij Atlantis en Hapag Lloyd. Ze werkte onder andere voor veilinghuis Döbritz in Frankfurt am Main en als grondstewardess voor British Airways in Hannover. Inkeerde het paar definitief terug naar Nederland.1976
Eva nam aan bijna alle IMCoS International Conferences deel, van Alaska tot Guatemala, van Zuid-Afrika tot Nieuw-Zeeland en van Tōkyō tot Denver, en vergezelde haar echtgenoot bij de vele andere internationale bijeenkomsten die de wereld van de verzamelaars van oude kaarten kent. Samen met Hans bezocht ze ontelbare Map Fairs en veilingen. Volgens Hans heeft Eva nooit een onvertogen woord geuit over zijn verzamelwoede of de middelen en de tijd die hij in de collectie stak. Inschonken ze samen hun verzameling oude kaarten, atlassen, reisverhalen en aanverwante zaken aan het Nationaal Archief.december 2020
De verzamelaar aan het woord
Ter introductie van de collectie HEK volgt hier een bewerkte vertaling van een artikel dat Hans Kok in 2023 schreef voor het Journal van de International Map Collector's Society. ( . ) Hans Kok, "Map Collecting, Easy to Start, Hard to Give Up. A few explanatory, sometimes philosophical notes on the Hans and Eva Kok collection (HEK)", in: IMCoS Map Journal no. 174 (September 2023), pp. 24-36
Kaarten verzamelen: makkelijk om aan te beginnen, moeilijk om af te leren
De golfbewegingen van de handel
De eerste oude kaart die ik kocht vond ik in 1962 in Portugal. Het was de kaart van het graafschap Holland door Willem Jansz. Blaeu, afkomstig uit een Franse editie van diens atlas Theatrum Orbis Terrarum van 1635-1638. ( Zie inv.nr.. In het originele artikel noemt Kok abusievelijk inv.nr.als eerste aankoop. )
MC001
MC034
Tijdens de tussenlanding van een vlucht naar Zuid-Amerika zwierf ik door de straten van Lissabon, toen ik in de etalage van een winkel, drie treden boven straatniveau, een voor mij bekend kaartbeeld zag: Holland. Het was in de tijd dat antiquaren nog gewoon waren oude atlassen te slopen om de kaarten los te verkopen. De kaarten van de eigen omgeving en het eigen land vonden meestal vlot aftrek, waarna de handelaar – soms jarenlang – met een restant aan kaarten van voor hem meer exotische gebieden bleef zitten.
De verbeteringen in de internationale communcatie- en transportmogelijkheden, die vanaf het midden van de twintigste eeuw opgeld deden, maakten het voor de handel lucratief om de restanten van een atlas te verkopen aan, of uit te wisselen met collega's in het buitenland. Daar waren betere prijzen te behalen, zelfs als de commissie voor de lokale handelaar in ogenschouw werd genomen. E-mail, internet en mobiele telefoon hebben sindsdien de handel aanzienlijk vereenvoudigd. Annokunnen klanten uit de hele wereld terecht op de website van een veilinghuis of van een handelaar terwijl het transport direct tussen verkoper en koper verloopt, veelal middels verzekerde verzending.2023
Deze ontwikkelingen hebben erin geresulteerd dat op de markt een tekort is ontstaan aan ongeschonden vroege atlassen en reisverslagen. Tegelijkertijd is er sprake van een overvloed aan losse kaarten. De prijzen hebben zich navenant ontwikkeld. Dat heeft weer tot gevolg dat de praktijk van het slopen van atlassen en reisboeken steeds minder voorkomt: handelaren kopen tegenwoordig zelfs 'ontbrekende' kaarten op, om een atlas weer compleet te maken. Een compleet werk brengt nu weer meer op dan alle losse kaarten bij elkaar opgeteld. Met enige regelmaat krijgt de bezitter van een serieuze collectie dan ook een vraag in de trant van: "Had U niet Blaeus kaart van Japan ( Zie inv.nr.. )
MC021
uit de Novus Atlas Sinensis ? Zou u die niet willen verkopen of ruilen, zodat ik mijn exemplaar van die atlas voor een klant kan completeren?" Het is de golfbeweging van de geschiedenis: zaken die ooit kostbaar waren, raken een tijd lang uit de mode, om na een aantal jaren weer en vogue te komen. Het is een continu proces, zoals de golven van de oceaan het strand bereiken en weer wegtrekken.
Respect voor de zeelieden van vroeger
In de jaren die daarop volgden kocht ik zo nu en dan oude kaarten. Omdat de schoonheid ervan me aantrok en de geschiedenis erachter me intrigeerde. Omdat ze overduidelijke fouten bevatten, of juist verbluffend accuraat waren voor de tijd waarin ze waren ontstaan.
Als verkeersvlieger vloog ik de hele wereld over. In het begin bepaalde ik met mijn Mark IX of periscoopsextant waar mijn kist zich tijdens de vlucht precies bevond. In dichte wolken vliegend, zonder zicht en dus zonder de mogelijkheid van navigatie op zon of sterren, wist ik niet of ik voldoende opschoot, terwijl de nog af te leggen afstand, de resterende voorraad brandstof en het weer een samenspel van beperkende factoren vormden. Het deed me denken aan de zeelieden van de zestiende en de zeventiende eeuw. Stel je voor: op volle oceaan overgeleverd te zijn aan de wind en onbekende stromingen, zonder idee van de lokale tijd of die van de thuishaven, met scheurbuik en cholera onder de bemanning, een ontoereikende voorraad voedsel die dan ook nog vol zat met ongedierte als maden, een potentiële prooi voor piraten en andere vijanden. Directe communicatie met de thuishaven of de Compagnie was onmogelijk – elke vorm van ondersteuning, militair of diplomatiek, kon je op je buik schrijven. Ik begon me af te vragen hoe ze toen hun positie bepaalden, wat voor kaarten ze gebruikten en of die enigszins betrouwbaar waren. Om kort te gaan: ik nam mijn petje af voor de zeevaarders van toen, die vergelijkbare problemen tegenkwamen als ik, maar veel minder hulpmiddelen voor de navigatie tot hun beschikking hadden.
De wereld van boven
Wanneer je vanuit je vliegtuig naar de aarde kijkt zijn staatkundige grenzen niet zichtbaar. De suggestie dringt zich daar makkelijk op dat er geen bestaansreden is voor paspoorten, visa of immigratie- en emigratieprocedures. Kaarten tonen die grenzen meestal wel, zeekaarten echter niet. De zeeën zijn, zoals Hugo de Groot het in de zeventiende eeuw verwoordde, mare liberum : vrij voor eenieder om zich erover te begeven. ( Zie inv.nr.. )
MB232
Het is een zinnig concept, want: hoe moet je in hemelsnaam op zee een grens aanduiden, laat staan handhaven?
Ik leerde de wind aan het oppervlak in te schatten aan de hand van de schuimkoppen op de golven die ik vanuit de lucht kon zien. Een gezwollen rivier verraadde zich door de veel omvangrijkere uitstroom van modderig water: de bruine verkleuring was kilometers uit de kust al zichtbaar, veel verder dan de vorige keer dat ik er overheen vloog. Ik leerde het land onder me te lezen, waar de restanten van meanderende rivieren zich verraadden als groene segmenten in het soms dorre landschap. Wanneer op onze route een vulkaanuitbarsting was gerapporteerd, planden we er een veilige route omheen, bovenwinds. Als het dan tijdens de vlucht wat branderig begon te ruiken en er geen problemen met airconditioning of elektrische circuits ontdekt konden worden, vlogen we er in een nog grotere boog omheen. Ik kan me herinneren dat de nadering van New Delhi zich 's winters al op 35.000 voet aankondigde door de geur van de vele tienduizenden hout- en houtskoolvuren die beneden ter verwarming en in keukens brandden. De bosbrand in Newfoundland waarover ik gelezen had, was niet te missen: je kon het goed ruiken als je te dicht in de buurt vloog. Met het verdiepen van mijn meteorologische kennis groeide het besef dat piloten en zeelieden vergelijkbare ervaringen delen, zoals het omgaan met windstoten en de effecten die de wind kan hebben op mistvorming.
Op zoek naar focus
Maar terug naar het verzamelen van kaarten. Of liever: naar de overwegingen die hielpen de collectie vorm te geven. De geschiedenis lijkt vaak rustig voort te kabbelen, maar kenmerkt zich evengoed door uitbarstingen van geweld en oorlog. Door politiek en gewapende conflicten schuiven grenslijnen heen en weer, ontstaan nieuwe grenzen en verdwijnen oude. Waar kun je dat beter terugzien dan op kaarten? Veranderingen in het kaartbeeld zijn eenvoudig in perspectief te plaatsen wanneer er een datum op vermeld staat. Zonder datering van de inhoud moeten we op onderzoek uit. Vaak is de vervaardigingsdatum wel af te leiden door logisch na te denken en dat boerenverstand te combineren met kennis van de geschiedenis. Soms is diepgaander onderzoek nodig.
Kaarten kunnen in hun essentie staatkundig zijn, een bepaald thema verbeelden, een propagandistisch doel dienen, bedoeld zijn als ontwerp van fortificaties of kanaalwerken, voor de planning van een veldslag, of van het type 'hoe kom ik daar?' zijn, zoals wegen- en navigatiekaarten. Ook bestaan er kaarten van de sterrenhemel en van de oceaanbodem. Kaarten van het zee-oppervlak hebben weinig nut, maar gecombineerd met een netwerk van lengte- en breedtegraden, een schaalaanduiding en een kompasroos veranderen ze in zeekaarten, geschikt voor navigatie. Waar zijn we? Hoe kom ik van A naar B, liefst zo snel, efficiënt en veilig mogelijk? Het interesseerde me allemaal mateloos.
Ik besefte dat de reikwijdte van kaarten enorm was. Omdat ik kaarten uit verschillende invalshoeken kon benaderen, begon ik breder te verzamelen: zeekaarten, atlassen, reisverslagen, plattegronden, topografische afbeeldingen. Ik werd hebberig: ik wilde díe kaart, die andere ook, en díe ene... En nee, verkopen deed ik niet; ik was immers Verzamelaar. Ik kocht meer en meer, totdat ik eindelijk tot het besef kwam dat, als ik op deze manier door zou gaan, ik zou eindigen met een berg oud papier die niemand zou weten te waarderen – juist vanwege het gebrek aan samenhang, een tekort aan onderliggende, verbindende motieven. Het daagde me dat ik me moest beperken in mijn interesses en een rode draad moest vinden: een leidend principe dat begrijpelijk was, waarin tenminste toch enige logica herkenbaar was. Deze zoektocht naar focus stelde me echter voor een probleem. Als ik me bijvoorbeeld zou toeleggen op zeekaarten, dan sneed ik de mogelijkheid af die ene hele mooie of uitzonderlijke landkaart, of hemelkaart, of stadsplattegrond aan te kunnen schaffen. Moest ik me dan geografisch beperken en me alleen op Holland, of Nederland, of Europa richten? Ik zou kunnen zwelgen in nationale trots met een verzameling kaarten die de vaderlandse geschiedenis en de rol van de Nederlandse cartografen verbeeldden – maar wacht even: waren al die landen die ik van boven had gezien niet even trots op hun geschiedenis en hun cartografische productie? Misschien moest ik me beperken tot wereldkaarten... Nee, die hebben een veel te kleine schaal: zonder de details is er nauwelijks sprake van enige lokale relevantie. Ik kwam er niet uit.
De positieve gevolgen van een jetlag
Omstreeksstopte ik met het kopen van kaarten: mijn steeds drukker wordende carrière slokte al mijn aandacht op. Deze 'verzamelpauze' bood me de mogelijkheid dieper na te denken over het probleem van de ontbrekende samenhang. Inkeerde ik, na een serie detacheringen in het buitenland, met mijn echtgenote terug naar Nederland en een normaler arbeidspatroon. Het duurde nog tot– op een onbewaakt ogenblik stapte ik in het Tanglin Shopping Centre in Singapore de winkel van een kaartenhandelaar binnen – voordat ik weer serieus kaarten begon aan te schaffen. Al snel was het hek weer van de dam. Enkele jaren later deed Mike Sweet, oprichter-eigenaar van antiquariaat Antiques of the Orient en destijds namens Singapore National Representative voor IMCoS, me de suggestie mij aan te sluiten bij deze in Londen gevestigde International Map Colletors' Society. Iemand die zoveel tijd en middelen in het verzamelen stak als ik was het lidmaatschap volgens hem op het lijf geschreven. Ik stemde toe en werd lid, maar worstelde nog steeds met mijn zoektocht naar een overkoepelend thema voor mijn verzamelinteresses.196519761981
Ik overwoog verschillende opties, maar verwierp die ook allemaal weer: ze waren naar mijn smaak alle té beperkend. Mijn eurekamoment kwam toen ik – ook weer in Singapore – tijdens een jetlag voor de zoveelste keer mijn probleem probeerde te tackelen. Als ik me nou eens op kaarten van de gebieden langs de route van Amsterdam naar Batavia zou richten, dan zou ik mezelf de minste beperkingen opleggen. Als afbakening in de tijd koos ik de periode dat de Verenigde Oost-Indische Compagnie actief was ().1602-1798/1800 ( De VOC werd informeel opgeheven; het laatste door de Staten-Generaal aan de Compagnie verleende octrooi verliep op. )maart 179831 december 1800 Dit stelde ik later bij door het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568 ) als startpunt te nemen, het eindpunt verschoof ik naar de incorporatie van Nederland in het Franse Keizerrijk onder Napoleon (1810 ).
Deze begrenzing in ruimte en tijd liet het toe zowel plattegronden van VOC-steden, als kaarten van Nederland, als zeekaarten van de Noordzee te verzamelen. Ik kon op papier met de VOC langs de kusten van Engeland, Schotland en Ierland varen, oversteken naar Brazilië, waar de Nederlanders de Portugezen hadden verdreven en een tijdlang een kolonie hadden gevestigd () en zo verder trekken naar Zuid-Afrika, waar inde Kaapkolonie, nu Kaapstad en omgeving, werd gevestigd. Vandaar lag de weg vrij naar Batavia (nu Jakarta) en zelfs verder het handelsgebied van de Compagnie in. De VOC veroverde Ceylon (nu Sri Lanka) en had een tijdlang een vestiging in Malakka. De dienaren van de Compagnie waren vande enige Europeanen aan wie het was toegestaan met Japan te handelen, waarvoor het eiland Deshima als vestigingsplaats was aangewezen. Alleen voor de gebruikelijke hofreis naar Edo mochten ze eraf. Voor de navigatie was kennis van de zuidelijke sterrenhemel onontbeerlijk, wat me de mogelijkheid bood ook hemelkaarten te verzamelen, om zo de kennisontwikkeling op dat gebied te kunnen volgen.1630-165416521639 tot 1853
Hmm... was hier niet toch nog sprake van lukraak, ongericht verzamelen? Daar zou ik redelijkerwijs van beschuldigd kunnen worden, maar ik ben het daar toch niet mee eens. Juist door dit overkoepelende thema kon ik verschillende historische en cartografische aspecten bij elkaar brengen in één groot vlechtwerk – en juist dát was zo aantrekkelijk voor me. Ik vergeleek Nederlandse met contemporaine buitenlandse kaarten: dit bood me inzicht in de verspreiding en overdracht van kennis van het ene land op het andere. Hoe lang duurde het voordat Coronelli Australië op een kaart afbeeldde? ( Zie inv.nrs.en. )
MC152
MC421
Aha... Intussen worden in Italië de wandkaarten van Blaeu gekopieerd! En heeft ooit een Engelsman rechten betaald voor de kopie van Waghenaers Spieghel der Zeevaert die in1588 in Engeland op de markt kwam? ( Zie inv.nr.. )
MC804
Verdieping en verbreding
Nederlandse zeekaarten van de Indische Archipel en de Indische Noord kregen binnen de geografische en temporele beperkingen van mijn thema voor het eerst vorm. Gouverneur-Generaal Anthonio van Diemen stuurde inMaarten Gerritsz. Vries richting Japan, om daar te onderzoeken of er inderdaad goud- en zilverlanden waren. Abel Jansz. Tasman werd er te zelfder tijd op uitgestuurd om de werkelijke omvang van het Zuidland en een eventuele doorgang naar Zuid-Amerika te onderzoeken. Hij voer richting Mauritius, van daar naar het zuiden en koos rond de 44 graden zuiderbreedte een pal oostelijke koers. Zo voer hij zonder het te weten onder Australië door en werd de eerste Europeaan die Tasmanië zag, dat hij naar zijn opdrachtgever Van Diemensland doopte. Daarna zeilde hij door naar Aotearoa, dat de naam Nieuw-Zeeland kreeg. Vervolgens koerste hij noordwaarts, om bovenlangs Nieuw-Guinea terug te keren naar Batavia. Op een tweede tocht kwam hij daar nog eens langs, ditmaal aan de zuidwestkant. De landmassa die Vries in dezelfde tijd ten noorden van Japan aandeed en het 'Compagniesland' noemde, was dat Ezo? Hokkaidō? Kamtsjatska? Of misschien zelfs Alaska? Het heeft vele decennia geduurd voordat daar duidelijkheid over kwam. De Fransman De Lapérouse probeerde er inachter te komen, maar verdween in het grote blauwe niets van de Stille Oceaan, zonder dat er ooit nog iets van hem werd vernomen.16431787
Nadat de Engelsman Henry Hudson inin dienst van de VOC Manhattan aandeed, vestigden Nederlanders daar in deeen kolonie: Nieuw-Nederland. Dat werd inveroverd door de Engelsen: de aanleiding tot de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (). Tijdens de daarop volgende Derde Engels-Nederlandse Oorlog () heroverden de Nederlanders het weer. Omdat inbij de Vrede van Breda was besloten dat beide partijen hun veroveringen van vóórzouden behouden, en die bepaling bij de Vrede van Westminster () nogmaals werd bekrachtigd, ging Nieuw-Nederland indefinitief verloren. Achteraf gezien geen best resultaat na een gewonnen oorlog.1609eerste decennia van de zeventiende eeuw16641665-16671672-16741667juli 166716741674 ( Kok refereert hier aan de mythe van een 'slechte ruil' na een succesvolle oorlog, die in de twintigste eeuw opgeld deed. Na de verovering van Suriname op Engeland inzouden de Nederlanders dat tegen Nieuw-Nederland geruild hebben. Het ging echter om de formalisering van de status quo van begin juli 1667. Voor de Republiek en later het Koninkrijk der Nederlanden zijn het bezit van o.a. St. Eustatius en Suriname – en met name de daaraan verbonden handel in mensen en de op slavernij gebaseerde plantage-economie – van onvergelijkbaar veel groter belang geweest dan het bezit van Nieuw-Nederland, waar pas later een van de eerste moderne metropolen zou verrijzen. )maart 1667
Het blijft echter onderhoudend te kunnen vertellen dat de Nederlandse taal het Engels en het Amerikaans-Engels beïnvloed heeft: 'Yankees' is een samentrekking van de voornamen Jan en Kees (en laat zich nog het best vertalen met 'boerenkinkels'); in het Engelse parlement wordt nog steeds gestemd middels Ayes en Nays – denk aan 'the Nays have it' – wat direct teruggaat op het Nederlandse Nee. De naam Nieuw-Amsterdam was geen blijvertje, maar in en rondom New York zijn nog steeds diverse Nederlandse toponiemen te vinden, zoals Brooklyn (Breukelen), Flushing (Vlissingen), Harlem (Haarlem) en Coney Island (Konijneneiland).
Nahaalde de Russische Tsaar Peter de Grote Nederlanders naar Rusland voor de uitbouw van de Russische vloot, om de Kaspische Zee in kaart te brengen en voor de planning en uitvoering van een project dat tot doel had Moskou met de Zwarte Zee te verbinden. Hiertoe moest een plan gemaakt worden om de rivieren de Wolga en de Dnjepr met elkaar te verbinden. Een systeem van kanalen zou de waterscheiding tussen de stroomgebieden van beide rivieren moeten overwinnen. Toegang tot de Zwarte Zee is voor Rusland altijd een belangrijk strategisch doel geweest: het biedt naast een permanent ijsvrije haven toegang tot het Middellandse Zeegebied, en van daar tot de open oceaan – vandaag de dag zijn de Russische toegang tot de Krim en de in Sebastopol gestationeerde Zwarte Zeevloot weer een hot item. Door spanningen met Kozakken en Ottomanen, een gebrek aan know-how en een tekort aan financiële middelen kwam het er uiteindelijk pas invan, in de nadagen van Stalin. Al deze gebeurtenissen zijn vastgelegd op kaarten: historische cartografie gaat over kaarten met een geschiedenis én over geschiedenis op kaarten. Ik geef het toe: de Nederlandse connectie bij dit alles vormde een prima reden mijn verzamelstrategie uit te breiden.17031952
Vanafwaren de Nederlanders de enige Europeanen die in Japan voet aan land mochten zetten. Inmoest hun handelspost verplaatst worden van Hirado naar het kunstmatige eiland Deshima in de Baai van Nagasaki. De Nederlanders kwamen uit commerciële overwegingen naar Japan en waren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Portugezen en Spanjaarden, niet geïnteresseerd in bekering van de inwoners tot het Christendom. Hierdoor verwierf de VOC het westerse monopolie op de handel met Japan, zodat ze tegelijkertijd als het ware een monopolie op kennis van de Japanse cultuur verkreeg. Omgekeerd waren de 'roodharige barbaren' voor de Japanners de enige bron van westerse kennis en cultuur, totdat inde 'zwarte schepen' van de Amerikaanse commodore Matthew Perry de Japanse havens wisten open te breken voor andere westerse naties. Deze interessante periode, die in zowel Japanse als Nederlandse documenten, kaarten en prenten veelvuldig is vastgelegd, inspireerde me een aparte deelcollectie Japonica aan te leggen. Ik stelde de einddatum daarbij op zo rond, maar streefde geen keiharde grens na.163916411853-18541860-1870
Ik geloof dat ik mezelf ervan overtuigde dat het optuigen van een collectie Japonica een bruikbare en logische uitbreidinig van mijn VOC-thema was. Stel je voor hoe de kleine Nederlandse gemeenschap op Deshima zich heeft moeten voelen in de jaren na de Franse inval in Nederland (). Afgesloten van de buitenwereld, niet wetend wiens orders gevolgd behoorden te worden. Deze situatie werd nog eens extra bemoeilijkt doordat de Engelsen in 1811 Thomas Stamford Raffles naar Java stuurden, om te voorkomen dat de Fransen het ook in de Indische Archipel voor het zeggen zouden krijgen. Deshima werd totdoor de VOC in Batavia aangestuurd, waarna het in zekere zin zichzelf bestuurde: zonder Nederlandse, Engelse of Franse instructies en zonder te weten wie vriend was en wie vijand.17951799
Vanaf, na het Weens Congres, viel Deshima weer onder Nederlands gezag. Niet meer dat van de VOC, maar van een koloniale overheid die in Den Haag en Batavia zetelde. De bemoeienissen van het ministerie van Koloniën waren minder op de handel gericht dan die van de VOC. Het moderne kolonialisme, met zijn veel omvangrijker politiek-economische en nationalistische perspectief, kreeg vorm.1815
Onderdelen van de verzameling
De wegen die ik als verzamelaar bewandelde waren vanaf het begin spannend en inspirerend. Maar op een gegeven moment begon ik na te denken over de bestemming van de collectie. Mijn vrouw Eva en ik hebben geen kinderen en zonder verwanten die in cartografie geïnteresseerd zijn drong zich toch de vraag op wat wij er uiteindelijk mee aan moesten. Verkopen kon, maar dat zou ons dan weer met financiële beslommeringen opzadelen. Als ik de collectie in zijn geheel zou wegschenken, zou ze intact blijven en beschikbaar komen voor onderzoek en expositie, twee bezigheden die mij altijd na aan het hart hebben gelegen. In het laatste kwartaal van 2020 namen we samen het besluit het grootste gedeelte van de verzameling aan het Nationaal Archief in Den Haag te schenken. Doorslaggevend voor deze beslissing was het beleid van het Archief, waarin het ernaar streeft de hele collectie kosteloos in de studiezaal en op internet aan het brede publiek beschikbaar te stellen, inclusief scans op hoge resolutie van alle verzamelde objecten.
De collectie is door het Nationaal Archief in verschillende onderdelen verdeeld, min of meer via de lijnen die ik zelf had gedefinieerd. Om daar een idee van te geven: het gedeelte met wereldkaarten en kaarten van continenten illustreert hoe ontdekkingsreizen en verkenningen bijdroegen aan het completeren van het beeld dat de West-Europeanen van de wereld hadden. De zeekaarten dekken het thema maritieme navigatie, zowel in de kustwateren als op volle zee. De hemelkaarten houden daar weer verband mee: ze tonen de ontwikkeling in de kennis van de cosmografie, van de sterrenbeelden en van de innog onbekende sterren aan de zuidelijke hemel.omstreeks 1600
Er is een gedeelte dat de Nederlandse kolonisatie van het Caribisch Gebied en van Suriname documenteert. Hetzelfde geldt voor Zuid-Afrika en Brazilië. Een gedeelte is gericht op de Nederlandse karteringen van het Noordpoolgebied, weer een ander op die van Rusland, haar grote rivieren, de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. Van het Aralmeer bezit ik gaan kaarten: dat werd pas in het begin van de negentiende eeuw, lang na de Nederlandse bemoeienissen met de kartering van Rusland, serieus in kaart gebracht. ( Zie van Gestel-van het Schip e.a. 2011, pp. 85-107. ) Tegenwoordig is het zo goed als opgedroogd doordat het water van de rivieren die het voedden ter irrigatie van de stroomopwaarts gelegen katoenplantages werd gebruikt.
In elk gedeelte van de collectie is de wisselwerking tussen handel en geografische kennis zichtbaar. Ook het resultaat daarvan, de verbanden tussen culturele en politieke interactie, is overal aanwezig. Daarnaast is er ook nog de sectie met titelpagina's van atlassen, om nog maar te zwijgen van de stadsplattegronden en de globegeren, die me blijven verbazen. Het papier daarvan zet tijdens het monteren door het vocht uit, waardoor de laatste geer niet meer goed passend uitkomt. Mijn bewondering voor de handigheid van de kopergraveurs is hors concours ; het vermogen om de laatste geer op een globe passend te krijgen, zoals bijvoorbeeld bij de restauratie van globes gedaan moet worden, komt op een goede tweede plaats.
Een nieuw begin
Toen de vrachtwagen van het Nationaal Archief de laatste stukken had opgehaald voelde ik me toch een beetje droevig. De onderhandelingen over en het vaststellen van wat wel en wat niet naar het Archief zou gaan, de juridische en praktische organisatie van de schenking: het had ruim negen maanden geduurd. Tijd genoeg om aan het idee te wennen, zou je zeggen. Maar nu waren mijn atlassen echt weg, mijn kaarten foetsie, om van de reisboeken nog maar te zwijgen. Allemaal beschikbaar in Den Haag.
Enkele stukken bleven gelukkig achter. Het ging me te ver ook de kaarten die ter decoratie aan de muren van ons huis hingen weg te geven. Het Nationaal Archief kon mijn globes niet aannemen, omdat de Algemene Rijksarchivaris zich zei te beperken tot 'tweedimensionale zaken'. Ze bleven dus achter; ik beleef er nog dagelijks plezier aan. De navigatie-instrumenten bleven ook: de octanten en sextanten staan nog netjes in de kast.
Eva gaf me ter overweging dat er in Den Haag goed voor de verzameling gezorgd wordt. Zij heeft me altijd gesteund en klaagde nooit over het geld dat ik spendeerde aan de verzameling, of het nu om aankopen ging, om kosten die ik voor behoud en restauratie maakte, voor tentoonstellingen of voor het uitlenen van kaarten. Toch moet het haar goed gedaan hebben dat de grote metalen ladekasten het huis uitgedragen werden, al zal ze ook vermoed hebben dat er daarvan ooit wel weer eentje terug zou keren.
Ik hoop dat uit dit verslag van mijn verzamelgedrag niet de suggestie oprijst dat alleen kostbare antiquiteiten het waard zijn verzameld te worden. Er kan net zoveel genoegdoening en plezier beleefd worden aan een minder omvangrijke, een minder kostbare, of meer lokaal georiënteerde verzameling.
Tegenwoordig besteed ik een deel van mijn tijd aan luchtvaartcartografie. Luchtvaart met machines die zwaarder zijn dan de lucht bestaat inmiddels ruim langer dan een eeuw. Ik had vanwege mijn beroep al zeker vijftig jaar luchtvaartkaarten in mijn bezit; ook al waren ze gedateerd, ik vond ze te interessant om weg te gooien. Voor mijn gevoel waren ze geen deel van de collectie: ze verbleven al die jaren in een Chinese kamferkist, tot het me daagde dat ze zeldzaam waren. Weinig mensen waren op de hoogte van het bestaan van dit type kaarten, laat staan van de informatie die erop te zien is en waarom die erop staat. Ze documenteren de overgang van visuele naar radiogeleide en astronomische navigatie, de opkomst van 'approach aids', poolnavigatie zonder het gebruik van een magnetisch kompas, traagheidsnavigatie en uiteindelijk de introductie van GPS. Ik verzamel luchtvaartkaarten uit de Tweede Wereldoorlog en posters van commerciële airlines, zolang die vliegtroutes of netwerkkaarten verbeelden. Die posters werden gemaakt voor marketingdoeleinden, maar ze tonen hoe het wereldwijde netwerk van de burgerluchtvaart zich ontwikkelde. Hieruit ontstond een inmiddels volgroeid systeem van internationaal transport, dat nauwelijks nog afhankelijk is van het weer en veiliger is dan welke ander wijze van verplaatsing dan ook. Het ziet er dus naar uit dat ik een oud probleem nieuw leven inblaas door een nieuwe collectie aan te leggen zonder te weten hoe ik die moet beëindigen. Op mijn leeftijd zou ik beter moeten weten... maar weet je wat het is, ik beleef er zoveel plezier aan!
Helaas, het verzamelen van kaarten en aanverwante zaken is als een besmettelijke ziekte waar geen remedie tegen bestaat. Ondertussen heb ik het thema luchtvaart uitgebreid met ruimtevaart. Het is verbazingwekkend hoeveel kaarten je nodig hebt als je naar de maan wilt, daar wilt landen en ook weer heelhuids thuis wilt komen. Mocht ik ooit vanwege mijn leeftijd kleiner moeten gaan wonen, dan kan ik me altijd toeleggen op het verzamelen van kaarten op postzegels, dat bespaart ruimte. Wanneer kartering en cartografie uiteindelijk volledig digitaal zijn geworden, zouden die zegels weleens de laatste kaarten kunnen zijn die in gedrukte vorm verschijnen.
Om niet in mineur te eindigen wil ik dit meegeven: laat de alomtegenwoordige digitalisering je er niet van weerhouden te verzamelen. Geniet van de jacht, van de vondst, van het bezit en van het actief behouden van oude kaarten, wat je ook kiest uit de overvloed aan mogelijkheden.
Hans Kok,september 2023
Publicaties en voordrachten
Kok werkte mee aan verschillende boeken op het gebied van de geschiedenis van de cartografie en de navigatietechiek. Ook publiceerde hij diverse artikelen, met name over kaarten uit de collectie HEK, en schreef hij vele 'Letters from the Chairman' voor het Journal van de IMCoS.
Koks belangrijkste publicaties zijn:
  • Manuscript sea charts of South East Asia & the East Indies, property of Corpus Christi College, Oxford. London: Sotheby's, s.a. [ca. 2005] (catalogus Sotheby's)
  • "Luchtvaartkaarten voor 'long-range navigation' in de periode 1940-1970", in: Caert-Thresoorvol. 24 (2005) no. 3, pp. 84-92
  • "My life is a copperplate", in: Paula van Gestel-van het Schip & Peter van der Krogt (eds.), Mappae Antiquae. Liber amicorum Günter Schilder. 't Goy-Houten: HES & De Graaf, 2007 (Explokart Studies in the History of Cartography vol. 6), pp. 22-23
  • [met Günter Schilder] Sailing for the East. History and catalogue of manuscript charts on vellum of the Dutch East India Company (VOC) 1602-1799. Houten: HES & De Graaf, 2010 (Explokart Studies in the History of Cartography vol. 10)
  • "Omslagkaart jaargang 2010: overzichtskaart uit de Spieghel der Zeevaert van Lucas Jansz. Waghenaer", in: Caert-Thresoorvol. 29 (2010) no. 1, p. 24 ( Zie inv.nr.. )
    MC239
  • "Een geschiedeniscanon voor Nederland uit een Haagsche Post-bijlage van 1930", in: Caert-Thresoorvol. 29 no. 4 (2010), pp. 115-119 ( Zie inv.nr.. )
    MC215
  • "Quo Vadis? Het verschil tussen de windroos en de kompasroos", in: Caert-Thresoorvol. 30 (2011) no. 1, pp 20-25 ( Zie inv.nrs.en. )
    MC307
    MC190
  • "La cartographie des routes de l'Extrême-Orient par la Compagnie néerlandaise des Indes orientales", in: Catherine Hofmann, Hélène Richard & Emmanuelle Vagnon (eds.), L'Âge d'or des Cartes Marines. Quand l'Europe découvrait le monde. Seuil: Bibliothèque nationale de France, 2012, pp. 228-234 (tentoonstellingscatalogus)
  • "De Tweede Wereldoorlog in Nederland. Een 'beeldige' samenvatting van een moeilijke periode in kaart gebracht door de Stichting 1940-1945", in: Caert-Thresoorvol. 31 (2012) no. 3, pp. 85-90 ( Inook in het Engels verschenen als "'1940 Nederland in oorlogstijd 1945': A pictorial résumé of a difficult period charted by the Stichting 1940-1945 in Amsterdam", in: )2013 IMCoS Journal ( no. 134 (Autumn 2013), pp. 15-20. )
  • "Vervalste oude kaarten uit Istanbul", in: Caert-Thresoorvol. 33 (2014) no. 1, pp. 13-15 ( Zie inv.nrs.. )
    MC233.1 t/m MC233.29
  • "International Civil Aviation Organization", in: The History of Cartography Volume Six: Cartography in the Twentieth Century. Chicago/London: University of Chicago Press, 2015, vol. 1, pp. 673-677
  • "Projections Used for Aeronautical Charts", in: The History of Cartography Volume Six: Cartography in the Twentieth Century. Chicago/London: University of Chicago Press, 2015, vol. 2, pp. 1189-1190
  • "Een Duitse koperplaat uit 1922 van de rede van Batavia. Wat een swastika niet allemaal kan vertellen", in: Caert-Thresoorvol. 35 (2016) no. 1, pp. 26-30 ( Zie inv.nr.. )
    MC646
  • "Navigatie op zee in vroeger tijden", in: Pieter Kroon (red.), Atlas van Kaap Hoorn. Kaartbeeld van zuidelijk Zuid-Amerika 1500-1725. Bussum: Thoth / Hoorn: Stichting 400 jaar Kaap Hoorn, 2016, pp. 43-53
  • "Een wereldkaart met de kompasvariaties van Sir Edmund Halley door Reinier en Josua Ottens", in: Caert-Thresoorvol. 37 (2018) no. 4, pp. 160-164 ( Inook in het Engels verschenen als "Edmund Halley's World Map (1701) with compass variations. Re-issues by Reinier and Josua Ottens in Amsterdam between 1703-1745", in: )2020 IMCoS Journal ( no. 161 (June 2020), pp. 31-39. Zie inv.nrs. ) MC791A en MC846 ( . )
  • [met Günter Schilder] Sailing across the world's oceans. History & catalogue of Dutch charts printed on vellum 1580-1725. Leiden: Brill, 2019 (Explokart Studies in the History of Cartography vol. 19)
  • "What to collect? Civil aviation maps", in: IMCoS Journalno. 158 (September 2019), pp. 46-50
  • "Een onbekende kaart van Nederland met de Fossa Drusiana. Een manuscriptkaart op perkament als stukje in de puzzel?", in: Caert-Thresoorvol. 38 (2019) no. 3, pp. 3-8 ( Zie inv.nrs.. )
    MC840
  • "Vliegen? De KLM kan het al honderd jaar!", in: Caert-Thresoorvol. 39 (2020) no. 3, pp. 9-20
  • "Van A naar B op hoog niveau: navigatie in de lucht", in: R.T.M. Guleij, Het grote kaartenboek. Vijf eeuwen cartografie. Zwolle: WBooks, 2022, pp. 144-149
  • "Petrus Plancius 1552-1622. Een veelzijdig man", in: Caert-Thresoorvol. 41 (2022) no. 4, pp. 4-7
  • "De nieuwe sterren van Plancius. Astronomische navigatie en hemelglobes", in: Caert-Thresoorvol. 41 (2022) no. 4, pp. 26-31
  • "Map Collecting, Easy to Start, Hard to Give Up. A few explanatory, sometimes philosophical notes on the Hans and Eva Kok Collection (HEK)", in: IMCoS Journalno. 174 (September 2023), pp. 24-36
Daarnaast organiseerde Kok conferenties en gaf hij cursussen en lezingen, waaronder:
  • Lezing over het verzamelen van oude kaarten voor de 2e Study Session van de BIMCC ( BIMCC: Brussels International Map Collectors' Circle, tegenwoordig Brussels Map Circle. )te Sint-Niklaas [februari 1999]
  • Lezing over navigatie en kaartgebruik voor de 3e Study Session van de BIMCC te Brussel [december 2000]
  • Lezing '4D instead of 2D+. Post-WWII civil aviation maps' voor de 4e Study Session van de BIMCC te Brussel [februari 2002]
  • Organisatie van de drie-daagse internationale conferentie IMCoS Amsterdam 2002 (plus drie-daagse tourist trip door Nederland met 32 van de 127 deelnemers uit 37 landen) [september-oktober 2002]
  • Lezing 'Historische Kartografie: Kunst, Techniek, Kartografie en Geschiedenis' in de Oude Pastorie te Lisse [voorjaar 2003]
  • Lezing 'Mare Nostrum. Our sea, your sea, their sea, our sea, as we saw it' voor de IMCoS-conferentie te Nicosia [oktober 2003]
  • Tweedaagse cursus 'Navigation in the history of early discovery' voor Amerikaanse klanten van veilinghuis Frederik Muller te Bergum [januari 2007]
  • Lezing 'Dutch maritime charts between 1550 and 1800' voor de Bucharest Map Conference te Boekarest [maart 2009]
  • Voordracht bij de presentatie van Sailing for the Eastte Amsterdam [juni 2010]
  • Lezing over de zeeroute naar Oost-Indië voor de IMCoS-conferentie te Londen [oktober 2010]
  • E.G.R. Taylor Lecture 'Dutch maritime charts between 1550 and 1800' voor de Royal Geographical Society en het Royal Institute of Navigation te Londen [oktober 2010]
  • Lezing 'Sail East, not West!' voor de Stichting Nederlands Kaap Hoorn-vaarders te Hoorn [oktober 2011]
  • Lezing 'Cartografie overzee' i.h.k.v. de cursus 'Het lezen van oude kaarten: een introductie in de historische cartografie' voor het Instituut voor Permanente Vorming in de Wetenschappen aan de Universiteit Gent [april 2012]
  • Lezing 'Organising hydrography and cartography for the VOC: the first one hundred years' voor de Bibliothèque national de France te Parijs [december 2012]
  • Lezing '17e- en 18e-eeuwse kaarten van de VOC' voor de Vereniging Oud Hoorn te Hoorn [januari 2013]
  • Lezing 'A carreira da India' namens de BIMCC voor de Europalia te Brussel [december 2013]
  • Lezing 'Begin ende Voortgangh ende Eynde vande Cartographie vande Oost Indische Compagnie' te Leiden [november 2014]
  • Lezing 'Man is not lost. Navigatie op zee in vroeger tijden' voor de Stichting Nederlands Kaap Hoorn-vaarders te Hoorn [juni 2015]
  • Lezing 'The Dutch East India Company from Amsterdam to the Dutch East Indies' voor de IMCoS-conferentie te Capetown [oktober 2015]
  • Voordracht bij de opening van en verschillende introducties op de tentoonstelling 'Kaap in Kaart' voor de Stichting Nederlands Kaap Hoorn-vaarders te Hoorn [2016]
  • Rondleiding voor de BIMCC door de tentoonstelling 'De Wereld van de VOC' bij het Nationaal Archief te Den Haag [mei 2017]
  • Lezing 'Beter van A(msterdam) naar B(atavia)' voor de Werkgroep Geschiedenis van de Kartografie van de Nederlandse Vereniging voor Kartografie in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag [november 2017]
  • Lezing 'Short overview of Indonesia's history: putting early cartography into perspective' voor de BIMCC te Brussel [december 2017]
  • Lezing ‘Ontwikkeling van de kaarten voor de burgerluchtvaart in de twintigste eeuw’ voor de Studiekring Historische Cartografie te Enschede [maart 2018]
  • Lezing 'Glory tales and the whole world of magnetism' voor de IMCoS-conferentie te Cambridge [april 2018]
  • Lezing 'Early navigation and the quest for accuracy' voor de Universiteit Trier [mei 2018]
  • Lezing 'Local exploration highlights from the days of the Dutch United East India Company or VOC' voor de IMCoS-conferentie te Manilla [oktober 2018]
  • Lezing 'Civil aviation maps: from verbal notes to full-fledged paper charts and digital death?' voor de IMCoS-conferentie te Brussel [oktober 2021]
  • Lezing 'Is it a sea chart?' voor de Malta Map Society te Valletta [november 2022]
Geschiedenis van het collectiebeheer
Voorafgaand aan overdracht
Materieel en intellectueel beheer
Na verwerving door de verzamelaars kregen de kaarten een objectnummer in de aanwinstenregistratie. ( Zie inv.nr.. )
1
Dit objectnummer begint met MC ('My Charts') voor de kaarten en prenten, met MB ('My Books') voor gebonden werken of met FC ('Flight Charts') voor het aan luchtvaart gerelateerde materiaal. Deze lettercode wordt gevolgd door een driecijferige, per lettercode oplopende nummering. Het objectnummer werd met zacht potlood op of in het object geschreven – in het geval van de grotere kaarten vaak meermaals. Ingelijst gekochte stukken bleven veelal in de lijsten. Ander vlak materiaal kreeg een plek in een van de grote metalen ladekasten die bij de verzamelaars thuis in een aparte ruimte stonden, waar ook een luchtbehandelingsapparaat geplaatst was. De stukken werden initieel door Kok van een passe-partout voorzien, later verpakte hij ze per stuk in melamine hoezen. Gebonden werken werden óf in zuurvrije maatverpakking in een apart dressoir geborgen, óf in een van de vele boekenkasten geplaatst. Kok liet een aantal stukken conserveren en indien nodig restaureren.
Voor de ontsluiting van de verzameling gebruikte Kok sindshet commerciële softwarepakket voor verzamelaars Recollector. In deze database registreerde hij naast het objectnummer en de opberglocatie de volgende gegevens (voor zover bekend en van toepassing): uitgever, kaartmaker of auteur, titel, datering, afmetingen, staat, extra inhoudelijke informatie, conditie, eventuele referenties, aanschafdatum, verkoper en aanschafbedrag. Vanafhuurde Kok Dirk Eijkemans, student kunstgeschiedenis, in om hem te helpen zijn collectie digitaal te ontsluiten en, later, de database te vullen.2018januari 2016
De stukken werden niet op objectnummer geordend, maar per hoofdthema. De hemelkaarten bij de hemelkaarten, de wereldkaarten bij de wereldkaarten en de zeekaarten bij de zeekaarten, etc. en als het even kon daarbinnen per kaartmaker bij elkaar (voor de zeekaarten bijvoorbeeld: eerst de Coronelli's, dan de Dudley's en zo door tot en met de Waghenaers). Kok liet zijn bezit in de loop van de tijd dupliceren: eerst fotografisch op dia's, later in batches op hoge resolutie digitaal gescand door onder andere de firma Pictura te Heiloo (later Picturae te Heerhugowaard), een van de Nederlandse pioniers in erfgoeddigitalisering. Deze scans dienden als gemakkelijk raadpleegbaar visueel overzicht en als illustratiemateriaal voor lezingen en presentaties.
Enkele stukken werden – bij hoge uitzondering – door Kok verkocht, weggeschonken of geretourneerd aan de verkoper. Zie hiervoor de paragraaf.
afgescheiden materiaal
Gebruik van de collectie
Kok bestudeerde elke nieuwe aankoop tot op het kleinste detail en kan er zodoende uitgebreid over vertellen. Zijn kennis deelde hij middelsen door objecten in bruikleen te geven voor tentoonstellingen.
publicaties en voordrachten
Stukken uit de collectie HEK werden uitgeleend voor de volgende tentoonstellingen:
  • Museum de Zwarte Tulp te Lisse en Westfries Museum te Hoorn: tentoonstelling 'Van hier tot Tokyo' [2002] ( Zie inv.nr.. )
    307
  • Zuiderzee Museum te Enkhuizen: tentoonstelling 'Kwartiermakers van de VOC' [2002]
  • 9th European Map Fair in de Grote Kerk te Breda: tentoonstelling 'The world & its continents' [2006] ( Zie inv.nr.. )
    281
  • Zuiderzee Museum te Enkhuizen: tentoonstelling 'Spiegel van de Zuiderzee' [2009-2010]
  • Nationaal Historisch Museum te Moskou: tentoonstelling 'Russia and the Netherlands. Space of cooperation' [2013]
  • National Maritime Museum of Korea te Busan: tentoonstelling 'The Way To The Unknown World' [2014]
  • Museum aan de Stroom (MAS) te Antwerpen: tentoonstelling 'De wereld gespiegeld: wereldkaarten van de Middeleeuwen tot nu' [2015] ( Zie Parmentier 2015. )
  • Westfries Museum Hoorn: tentoonstelling 'Kaap in Kaart' [2016] ( Zie Kroon 2016. )
  • Limburgs Museum te Venlo en Stadsmuseum (STAM) te Gent: tentoonstelling 'Draken – kracht, pracht, zacht' [2016-2017]
  • Nationaal Archief te Den Haag: tentoonstelling 'De Wereld van de VOC' [2017-2018]
  • Universiteitsbibliotheek te Leuven: tentoonstelling 'Adelijk wonen. Het kasteel in Heverlee van Croij naar Arenberg' [2018-2019]
  • Ayala Museum te Makati: tentoonstelling 'Insulae Indiae Orientalis' [2018] ( Zie inv.nrs.. )
    305 en 306
Verwerving
De collectie is middels schenking verworven. De besprekingen tussen het echtpaar Kok en het Nationaal Archief over de inhoud, vorm en mogelijkheden daarvan vonden vanaf hetplaats. De schenkingsakte passeerde uiteindelijk opvoor notaris Boon te Lisse. In de weken daaropvolgend werd de collectie naar het Nationaal Archief overgebracht. Het verzamelaarsarchief, dat niet in de schenkingsakte genoemd wordt maar nauw met de collectie samenhangt, is in de loop van de jarenin delen als aanvulling ontvangen.voorjaar van 201921 december 20202021-2024
Na overdracht
Na ontvangst van de collectie werden de objecten geordend op formaat en op nummer. Medewerkers van de afdeling Restauratie & Conservering haalden stukken uit lijsten en passe-partouts, verwijderden vuil, plakten scheuren, vlakten vouwen, verwijderden tape en plakresten en zorgden voor de conservering en restauratie van gebonden delen en opgevouwen stukken. Vervolgens werden de stukken die nog geen formaatverpakking hadden volgens de standaardverpakkingssystematiek van het Nationaal Archief opgeborgen en geregistreerd om zo onderdeel te worden van het algemene kaarten- en tekeningenbeheer binnen het Nationaal Archief.
Tegelijkertijd werd, op basis van de door de schenkers verstrekte scans, begonnen met de beschrijving van de individuele onderdelen van de collectie. In de eindfase van de beschrijvingswerkzaamheden werden alle objecten opnieuw gedigitaliseerd. Schenkers en ontvanger spraken af dat eerst de beschrijvingen van de losbladige kaarten en prenten gepubliceerd zouden worden. De atlassen en andere gebonden werken zullen daarna aan bod komen. Momenteel, bij de eerste publicatie van deze toegang, is zodoende slechts een gedeelte van de MB-nummers beschreven.medio april 2024
Kok ging ondertussen lustig voort met verzamelen. Hierbij introduceerde hij een nieuwe variant in de collectienummering, beginnend met MCR ('My Charts Remainder'). Dit ter onderscheid van de MC-nummering van de stukken die al aan het Nationaal Archief waren geschonken en de als FC genummerde luchtvaartkaarten.

Inhoud en structuur van de collectie

Inhoud en thematische samenhang
Zoals uit dedoor Hans Kok al blijkt, omvat de collectie HEK veel verschillende thema's. De belangrijkste daarvan zijn:
inleiding
  • de zeeroute van Nederland naar Batavia en verder richting Japan
  • geschiedenis van de navigatietechniek
  • vaderlandse geschiedenis van de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw
  • de Nederlandse vroeg-koloniale aanwezigheid buiten Europa
  • de productie van in Rusland werkzame Nederlandse cartografen
  • de scheepsroute om Zuid-Amerika
  • geschiedenis van de cartografie en de westerse ontwikkeling van het wereldbeeld
  • Japanse cartografie en drukwerk
Deze thematieken kruisen elkaar veelvuldig: in één object kunnen verschillende thema's samenkomen. De thema's kunnen zelf ook weer verschillende subthema's omvatten. Zo vallen onder 'geschiedenis van de cartografie' de grote namen uit de Nederlandse cartografie (Ortelius, Mercator, Hondius, Van de Keere, Blaeu, Janssonius, Visscher, Van Keulen, Covens & Mortier, etc.) maar ook de buitenlanders door wie zij beïnvloed werden of die zij op hun beurt hebben beïnvloed. Tegelijkertijd is hier het thema 'het veranderende wereldbeeld' aanwezig, evenals navigatie en cosmografie. Koks worsteling om tot een eenduidig verzamelbeleid te komen, dat tegelijkertijd recht deed aan zijn brede interesses, toont zich pas werkelijk wanneer je je voor de taak gesteld ziet de verzameling gestructureerd en zoveel mogelijk in context te beschrijven: er is geen sprake van één rode draad, maar van verschillende, elkaar kruisende rode draden: een netwerk. Elke invalshoek laat weer nieuwe mogelijkheden toe om individuele stukken met elkaar te verbinden.
Natuurlijk is de kaart van de noordkust van Java door Gerrit de Haan (inv.nr.) te verbinden met de koperplaat van de zeekaart van de baai van Batavia die de Duitse Kriegsmarine maakte (inv.nr.): het zijn beide hydrografische kaarten die hetzelfde gebied afbeelden. De wereldkaart door Münster uit(inv.nr.) en de kaart die inonder de Japanse jeugd verspreid werd (inv.nr.) zijn beide wereldkaarten, maar bieden een verder onvergelijkbare voorstelling. De continentenkaarten door Ortelius (inv.nrs.,,en) zijn afkomstig uit één en hetzelfde exemplaar van de vierde Latijnse editie van diens MC231 MC6461540 MC3071933 MC863 MC028B MC028C MC028D MC028E Theatrum Orbis Terrarum van1592 dat door een handelaar uit elkaar werd gehaald, maar hebben inhoudelijk geen overlap. Met de bijbehorende wereldkaart MC028A vormen ze qua herkomst echter wel één set; op de versozijde van de ene kaart staat zelfs een handgeschreven opmerking die over de andere gaat. Onder andere de inventarisnummers MC050A t/m E en MC640A t/m F vormen vergelijkbare sets.
Ook opeenvolgende gebeurtenissen in de vaderlandse geschiedenis zijn als verbindend element te ontdekken. Als voorbeeld: ten tijde van de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog leidde de Slag in de Baai van Bergen, waarbij een VOC-vloot betrokken was (inv.nr.), tot de Engelse aanval op Terschelling (inv.nrs.en) en uiteindelijk tot de Tocht naar Chatham (inv.nrs.en), waarbij het Engelse vlaggenschip de Royal Charles (inv.nr.) werd buitgemaakt.
MC865C
MC430
MC636A en B
MC636C
MC865A
MC304
De antieke geschiedenis van de Nederlanden is als verbindend thema ruimschoots vertegenwoordigd, met historische kaarten van Menso Alting, kaarten van de resten van de Brittenburg (waaronder het enige bekende exemplaar van Ortelius' Brittenburgkaart van, inv.nr.) en andere historische kaarten als de anonieme manuscriptkaart op perkament van de antieke waterlopen (inv.nr.),, inv.nr.en de gedrukte versie van de Peutingerkaart (inv.nrs.).1566
MC709
MC840
kaart 2 in inv.nr. MB106
MC056
MC126A t/m D
Bijbelse geschiedenis komt aan bod in bijbelkaarten als inv.nrs.en. Buiten het historische thema zijn er weer legio andere verbanden te ontdekken, zoals de verschillende kaarten van (delen van) de Nederlanden in de vorm van een leeuw (, en inv.nrs.,,en). De soorten 'stadsplattegrond' en 'vogelvluchtaanzicht' – al dan niet verbonden aan het thema 'VOC' – bieden weer heel andere invalshoeken.
MC189
MC332
kaart 4 in inv.nr. MB106
MC186
MC216
MC909
MC071
De zeekaarten door Dudley zijn de eerste waarop de lokale kompasvariatie vermeld staat, vergezeld van opmerkingen over de weers- en luchtgesteldheid. Deze thematiek keert o.a. terug op de wereldkaarten door Halley; op de Coronelli's komen veel Nederlandse toponiemen voor en op de kaarten door Herman Moll is altijd veel extra interessante informatie toegevoegd. De verschillende soorten informatie die op kaarten te vinden is vormen zodoende weer een eigen thema.
Indeling van de inventaris
Opbouw
Deze inventaris kent een klassieke opbouw: hij bevat een inleidend gedeelte en een beschrijvend gedeelte, de zogenaamde inventaris-in-enge-zin (het gedeelte 'Beschrijving van de series en bestanddelen'). Het hiernavolgende heeft betrekking op dat deel van de inventaris.
Ordening
Het is onmogelijk een indeling op te stellen die aan alle in de collectie voorkomende thema's evenveel recht doet. Daarom is gekozen voor het aanbrengen van een hoofdstructuur op basis van een wisselwerking tussen genre, documentsoort, verzamelgebied en inhoudelijke thematiek. Deze hoofdstructuur is gaandeweg in overleg met de verzamelaars tot stand gekomen.
De hoofdrubrieken die zich daartoe leenden hebben een nadere, geografische, indeling gekregen.
Hoofdstructuur
De inventaris-in-enge-zin kent een duidelijke tweedeling: het eerste gedeelte beschrijft de collectie kaarten, prenten en boekwerken; het tweede gedeelte beschrijft het verzamelaarsarchief.
De eigenlijke collectie
De collectie is verdeeld in twee hoofdgroepen: enerzijds de westerse kaarten, prenten en boekwerken en anderzijds de oosterse kaarten, prenten en boekwerken. Op deze wijze is gewaarborgd dat de collectie Japonica als apart collectie-onderdeel herkenbaar blijft.
Westerse kaarten, prenten en boekwerken
Binnen de westerse kaarten, prenten en boekwerken zijn dertien hoofdrubrieken te onderscheiden:
  • De hoofdrubriek atlassen en geografische werken omvat systematische, samenhangende verzamelingen van kaarten, werken over geografie, reisgidsen en reisverslagen, de laatste al dan niet met afbeeldingen en kaarten. De in deze werken voorkomende kaarten worden zoveel mogelijk individueel beschreven. Kaartboeken (tot een boek samengebonden delen van één kaart) zijn niet in deze rubriek opgenomen maar als kaart beschreven zoveel mogelijk in een van de andere hoofdrubrieken ingepast.
  • De hoofdrubriek frontispices en geïllustreerde titelpagina's van atlassen en boekwerken bestaat uit los aangeschafte bladen. Deze werden door antiquaren veelal als slooprestant op de markt gebracht; sinds het einde van de twintigste eeuw vormen ze voor verzamelaars een apart aandachtsgebied. ( Zie o.a.en. ) Shirley 2009 Peter van der Krogt, Madelon Simons & Reinder Storm, "Atlas Tytel-Print collectie Van Loon. Een schenking voor de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam", in: Caert-Thresoor vol. 36 (2017) no. 1, pp. 15-21
  • De hoofdrubriek drukwerk ten behoeve van de vervaardiging van globes bevat globegeren, calottes ('poolkapjes') en papieren onderdelen voor een globestoel.
  • De hoofdrubriek hemelkaarten en cosmografie bevat astronomische afbeeldingen, illustraties van astronomische instrumenten en historische afbeeldingen van de beoefening van de astronomie.
  • De hoofdrubriek wereldkaarten omvat afbeeldingen van de aan de kaartmaker bekende wereld, al dan niet thematisch van aard, en historische wereldkaarten. Enkele wereldkaarten zijn meerbladig.
  • De hoofdrubriek zeekaarten en maritieme afbeeldingen bevat kaarten die een overwegend hydrografisch karakter hebben. Zeekaarten verschaffen informatie en hulpmiddelen ten behoeve van de navigatie en plaatsbepaling op zee; er blijkt een planningsaspect uit. Het onderscheid tussen landkaarten en zeekaarten is in de vroegmoderne tijd echter niet altijd evident. Bij de indeling is steeds een afweging gemaakt op basis van het al dan niet voorkomen van elementen als kompaslijnen, meerdere wind- of kompasrozen, dieptegegevens, landopdoeningen en andere hydrografische informatie, (het ontbreken van) topografie en de wijze waarop de toponiemen op de kaart zijn weergegeven. Ook de herkomst kan bepalend zijn; in sommige gevallen is die van doorslaggevend belang. Hierbij moet opgemerkt worden dat in de eerste subrubriek 'Meerdere continenten' van de hoofdrubriek 'Landkaarten [...]' verschillende overzichtskaarten voorkomen die zo'n ambigu karakter hebben.
    Voor de indeling van deze rubriek is gebruik gemaakt van de
    Names and Limits of Oceans and Seasvan de International Hydrographic Organization. ( Zie. ) IHO 2002Een bijzondere subrubriek onder deze hoofdrubriek wordt gevormd door de historische afbeeldingen van zeeslagen in het Kanaal.Vanuit de subrubrieken, die primair op oceaan geordend zijn, wordt niet verwezen naar de wereldkaarten of de landkaarten.
  • De hoofdrubriek rivierkaarten is opgevoerd omdat Kok gericht kaarten van rivieren verzamelde. De rivierkaarten in deze collectie zijn in feite een bijzonder soort landkaarten, waar veelal ook een stuk zee op afgebeeld is. Kaarten van het type 'Theâtre de la Guerre', die vaak naar de stroomgebieden van rivieren genoemd zijn, zijn in de hoofdrubriek 'Landkaarten [...]' ingedeeld.
  • De hoofdrubriek landkaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen is de grootste en heeft de diepste subrubricering. Soms is daarbij, net als bij de zeekaarten, op het diepste niveau de zuiver geografische indeling losgelaten om specifieke sets kaarten te kunnen groeperen, zoals de Engels wegenkaarten, de kaarten van de resten van de Brittenburg en de kaarten van de route van de hofreis van Nagasaki naar Edo. Vanuit de subrubrieken, die primair op continent ingedeeld zijn, wordt niet verwezen naar de wereldkaarten of de zeekaarten.
  • De hoofdrubriek luchtvaartcartografie en aan luchtvaart gerelateerd drukwerk dient voorlopig slechts tot reservering van een plaats binnen de hoofdstructuur. De hierin behorende objecten zijn (nog) niet door het echtpaar Kok aan het Nationaal Archief geschonken.
  • De hoofdrubriek heruitgaven en facsimile's van oude kaarten legt de focus op de geschiedenis van de cartografie 'in niet-originele vorm'. In deze hoofdrubriek zijn latere versies van bekende en minder bekende kaarten opgenomen. Sommige hiervan schafte Kok gericht aan, andere kwamen meer bij toeval op zijn pad. Een bijzondere serie is de als verzamelbeschrijving opgevoerde productie van dr. Zsolt Török en zijn studenten.
  • De hoofdrubriek portretten en overige prenten vormt de enige groep niet-cartografisch materiaal, al zijn er vanzelfsprekend wel duidelijke verbanden met kaarten, kaartvervaardiging en navigatie aan te wijzen. Het gaat daarbij met name om de portretten van wiskundigen, geografen en kartografen en de set allegorische voorstellingen van de continenten door De Wit. ( Zie inv.nrs.. )
    MC338A t/m D
    Er is een subrubriek met portretten van overige historische personen. Afbeeldingen van navigatiemiddelen en prenten van schepen en scheepsbouw zijn binnen de subrubriek 'overige prenten' apart gegroepeerd, zolang ze een algemeen karakter hebben. Prenten die aan een locatie te verbinden zijn, zijn ingedeeld bij de 'Landkaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen'of bij de 'Zeekaarten en maritieme afbeeldingen'.
  • De hoofdrubriek curiositeiten is verdeeld in twee subrubrieken: cartografische en niet-cartografische curiositeiten. De cartografische curiositeiten betreffen een kaart van Luilekkerland, cartografische puzzels, een serie opmerkelijke souvenirs uit Istanboel en een set voorbeelden van drukmaterialen. Het oudste stuk in de collectie, een veertiende-eeuws perkamenten blad muzieknotatie, is de enige niet-cartografische curiositeit.
  • De hoofdrubriek niet-geografische boekwerken bevat boekwerken die niet primair met kaarten, geografie of reizen te maken hebben.
Oosterse kaarten, prenten en boekwerken
Binnen de oosterse kaarten, prenten en boekwerken is eerst een verdeling in enerzijds Japans en anderzijds Koreaans materiaal gemaakt. Het Japanse materiaal is verder onderverdeeld in vier hoofdrubrieken:
  • De hoofdrubriek atlassen en geografische werken bevat Japanse systematische, samenhangende verzamelingen van kaarten, werken over geografie, reisgidsen en reisverslagen, de laatste al dan niet met afbeeldingen en kaarten. De in deze werken voorkomende kaarten worden zoveel mogelijk individueel beschreven.
  • De hoofdrubriek kaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen bevat Japans materiaal—waaronder enkele facsimile's—dat voornamelijk betrekking heeft op (delen van) Japan. Er zitten echter ook enkele wereldkaarten en een kaart van de Nederlanden bij.
  • De hoofdrubriek prenten betreft de niet-cartografische Japanse afbeeldingen.
  • De hoofdrubriek niet-geografische boekwerken bevat Japanse boekwerken die niet primair met kaarten, geografie of reizen te maken hebben.
Het Koreaanse materiaal betreft enkel facsimile's.
Het verzamelaarsarchief
Het verzamelaarsarchief bestaat uit twee hoofdrubrieken: enerzijds de stukken betreffende het aanleggen en het gebruik van de collectie en anderzijds de literatuur over de geschiedenis van de cartografie en het verzamelen van kaarten. De referentiewerken en een deel van de tijdschriften die daartoe behoren zijn nog niet door het echtpaar Kok aan het Nationaal Archief geschonken.
Diepere indelingssystematiek
De twee grootste hoofdrubrieken, te weten de zee- en landkaarten, zijn geografisch onderverdeeld. Daarbij volgt de indeling zoveel mogelijk de beweging van overzicht naar detail: het hogere niveau is altijd meeromvattend dan het lagere. De indeling is dus van lage resolutie (groot gebied, weinig detail) naar hoge resolutie (klein gebied, veel detail). Binnen de hoofdrubriek 'Landkaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen' is bijvoorbeeld een rubriek 'Europa' opgenomen, waaronder zich een rubriek 'Delen van Europa' bevindt. Deze is weer verder onderverdeeld in rubrieken als 'West-Europa', met daarin de rubriek 'Nederlanden', waarin onder de rubriek 'Noordelijke Nederlanden' een verdere onderverdeling in provincies is te vinden. Binnen de daarin voorkomende rubriek 'Holland' vinden we een rubriek 'Steden in Holland' met daarin uiteindelijk een rubriek 'Amsterdam'. In deze indelingssystematiek is het mogelijk ook kaarten die in meerdere rubrieken tegelijkertijd vallen te plaatsen: hiertoe zijn de rubrieken 'Algemeen' opgenomen of komen aparte aggragties voor, zoals de rubrieken 'Meerdere oceanen' bij de zeekaarten en 'Meerdere continenten' bij de landkaarten. Dit werkt in feite ook door op het hoogste niveau: wereldkaarten zijn zowel land- als zeekaarten en vormen daarom een eigen hoofdrubriek. Deze redenering gaat in zekere mate ook op voor de rivierkaarten.
Eén rubriek verdient het apart vermeld te worden: de kaarten van de Kaspische Zee en omgeving. Omdat de International Hydrographic Organization (IHO) de Kaspische Zee niet als zee aanmerkt en deze kaarten veelal een breder thema hebben dan alleen de hydrografie, is ervoor gekozen de kaarten te beschrijven in een eigen rubriek 'Kaspische Zeegebied'. Deze is opgenomen onder de subrubriek 'Meerdere continenten' – de Kaspische Zee ligt immers op de grens van Europa en Azië – binnen de hoofdrubriek 'Landkaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen'. Dit is mijns inziens de enige werkelijk discutabele keuze die ik gemaakt heb. Voor de indeling van de zeekaarten was de Names and Limits of Oceans and Seas ( Zie. De Kaspische Zee komt hier niet in voor. ) IHO 2022 mijn leidraad. De Kaspische Zee mag dan het grootste meer ter wereld zijn, en het water ervan zout, het is volgens de IHO géén zee.
Binnen elke rubriek zijn de beschrijvingen op chronologische volgorde geordend. In het zeldzame geval dat twee objecten binnen de geografische indeling niet chronologische te ordenen zijn, kan de verschijningsvolgorde (zie bijvoorbeeld de referenties bij de inv.nrs.en) of een ander onderscheidend gegeven – in sommige gevallen is dat zoiets arbitrairs als de stuknummering – een rol spelen in de ordening op het diepste niveau.
MC596
MC595
Voor de geografische indeling is gebruik gemaakt van de (historisch) geografische gebiedsaanduidingen; niet van de staatkundige. ( Belangrijke hiervoor geraadpleegde naslagwerken waren deen. ) Times Atlas 2006 Leisering 1991 De zionistisch kaart van Eretz Yisrael uit1917 (zie inv.nr. MC884 ) staat daardoor onder de rubriek 'Palestina' – waarmee dus de geografische regio bedoeld is, niet de staat. Hierbij is er expliciet voor gekozen anachronismen te mijden en de kaarten zoveel mogelijk te plaatsen in de context van de tijd waarin ze vervaardigd zijn. De kaarten van het eiland dat sinds1972 Sri Lanka heet staan daarom onder de rubriek 'Ceylon'; kaarten van Iran, dat tot1935 in Nederland bekend stond als Perzië, onder de rubriek 'Perzië'. Van Jakarta zijn zowel plattegronden uit de tijd van de VOC als van na de onafhankelijkheid van Indonesië aanwezig; daarom heet de betreffende rubriek 'Batavia / Jakarta'. De kaarten van Sleeswijk en Holstein uit de late zeventiende eeuw zijn wegens de ligging van beide hertogdommen op het schiereiland Jutland onder de rubriek 'Noord-Europa' geschaard, en niet onder de subrubriek 'Duitsland' van de rubriek 'Centraal-Europa'. Pas in1815 traden Sleeswijk en Holstein toe tot de Duits Bond; de Duitse eenwording vond uiteindelijk plaats in1871 , twee eeuwen nadat deze kaarten uitgegeven werden.
Het zij hier nogmaals benadrukt: de geografische indeling gaat in deze toegang boven de staatkundige. Soms steekt de staatkundige indeling echter toch nog de kop op, zoals bij de kaarten van het hertogdom Brabant en van het koninkrijk Napels. In dergelijke gevallen heeft een realistische benadering het gewonnen van een minutieuzer indelingsdrang die het hele bouwwerk op zijn kop zou zetten en tot een onontwarbare kluwen aan verwijzingen zou leiden. Die praktische insteek is ook zichtbaar bij de Germaniakaarten: op zeventiende-eeuwse kaarten van de Duitse landen is ook altijd Germania Inferior – de Nederlanden – afgebeeld. Deze kaarten staan niet in een rubriek 'Delen van Europa - Algemeen' ingedeeld, maar onder Delen van Europa - Centraal Europa - Duitsland'. Een begrip uit de titel is hierbij dus als leidend gegeven genomen. Het voorkomen van de Nederlanden op deze kaarten wordt bij de diepergaande beschrijving vermeld; binnen de rubriek 'Delen van Europa - West-Europa - Nederlanden' wordt direct naar de verschillende Germaniakaarten verwezen. Dergelijke afwegingen komen vaker voor, maar zijn altijd opgelost door de op de kaarten afgebeelde gebieden in de diepergaande beschrijving te benoemen en door verwijzingen op te nemen.
Ook is gepoogd rekening te houden met de indelingssystematiek van de verzamelaars. Het beste voorbeeld daarvan vormen de gereconstrueerde versie van Pieter van den Keeres atlas Germania inferior id est, XVII Provinciarum [...] (inv.nrs. MB106 en MC206 t/m G ) en de incomplete zee-atlas Klaer-Lichtende Noort-Star Ofte Zee-Atlas [...] van Johannes van Loon (inv.nrs. MC454 t/m 473 en MC478 ). Hier spelen elementen als verzameldoel (i.e. completering) en herkomst een rol bij de indeling, waarbij in beide gevallen zelfs de hoofdindeling doorkruist wordt, doordat in beide sets een losbladige titelpagina is opgenomen. De genoemde gevallen vormen echter uitzonderingen: over het algemeen zijn kaarten die uit één en hetzelfde exemplaar van een atlas afkomstig zijn netjes over de verschillende geografische rubrieken verdeeld. De inventarinummers, de diepergaande inhoudsbeschrijvingen en de referenties kunnen gebruikt worden voor een nadere herkomstreconstructie van dat materiaal.
Borging van de samenhang
Daar waar niet gegroepeerd is, is het onderlinge verband tussen verschillende objecten dus aangegeven middels directe verwijzingen of met kruisverwijzingen. Voor het gemak van de raadpleger zijn ook verwijzingen naar gelijksoortige rubrieken onder de verschillende rubriekniveaus opgenomen. Bij de westerse kaarten van Nagasaki wordt zo verwezen naar de Japanse kaarten van Nagasaki en vice versa. Uitzondering op deze regel is dat er vanuit de subrubrieken waarin kaarten van continenten of oceanen worden beschreven niet naar de hoofdrubrieken 'Atlassen en geografische werken' en 'Wereldkaarten' wordt verwezen.
Verantwoording van de bewerking
Inleiding
De bewerking van de collectie HEK bestond uit het beschrijven van de individuele stukken en het ordenen en in context plaatsen van de resultaten van die handeling. Hierbij is de originele objectnummering zoveel mogelijk intact gelaten, al is ten behoeve van de interne logica op enkele plaatsen van de originele nummering afgeweken. Zie hiervoor de. De stuknummering heeft zodoende geen primaire rol gehad bij de ordening van de beschrijvingen. De stukken die samen het verzamelaarsarchief vormen waren niet genummerd. In deze inventaris hebben die objecten een doorlopende, zuiver numerieke nummering gekregen, waarbij de volgorde waarin die stukken door het Nationaal Archief ontvangen werden bepalend was.
concordantie
Ten tijde van de verwerving van de collectie was het de verwachting dat het samenstellen van een inventaris op basis van de door de verzamelaars zelf opgestelde registratie een relatief eenvoudige klus zou zijn, die slechts enkele weken zou vergen. ( Dixit de toenmalig Algemene Rijksarchivaris: 'Twee weken? Dat kun je best in je eigen tijd.' ) Niets bleek minder waar dan dat. De registratie in de verzamelaarsdatabase was in het Engels, onvolledig ( Bij de vervaardigingsgegevens was bijvoorbeeld alleen de achternaam genoteerd. Bij uitgevershuizen als Blaeu, Visscher en Van Keulen, waar meerdere generaties het vak van uitgever uitoefenden, leidde dat tot onnodig vage toeschrijvingen. ) en niet altijd correct (er kwamen zowel typ- als interpretatiefouten voor), maar wel altijd zo kort mogelijk. Kok had de belangrijkste gegevens dan misschien wel diepgaand uitgezocht, hij had die kennis slechts zeer ten dele vastgelegd: de meeste informatie zat in zijn hoofd. Digitale scans en foto's vormden voor hem de belangrijkste ingang op de collectie; de database fungeerde vooral als standlijst. Al in de eerste weken van, toen de volledige collectie net door het Nationaal Archief ontvangen was, bleek dat een complete herziening van de bestaande metadata noodzakelijk was om tot een eenduidige, gestandaardiseerde en samenhangende inventaris te kunnen komen. Hiertoe moest eerst een beschrijvingssystematiek geformuleerd worden. Het Nationaal Archief publiceert zijn toegangen in EAD (Encoded Archival Description), een internationale XML-standaardjanuari 2021 ( XML staat voor Extensible Markup Language. ) voor het markeren van archiefinventarissen. EAD is op zijn beurt gebaseerd op de internationale standaard ISAD(G), de Algemene Internationale Norm voor Archivistisch Beschrijven. ( Zie ) International Council on Archives - Resources - ISAD(G) ( . De afkorting ISAD(G) staat voor International Standard Archival Description (General). ) Deze standaard voor het beschrijven van archiefmateriaal is niet ingericht voor het specifiek beschrijven van (gedrukt) kaartmateriaal, zoals al direct uit paragraaf 1.4 van de inleiding op ISDA(G) blijkt: "Deze norm bevat algemene regels voor archivistisch beschrijven die kunnen worden toegepast ongeacht vorm of medium van het archiefmateriaal. De regels in deze norm geven geen richtlijnen voor het beschrijven van bijzondere materialen zoals zegels, geluidsopnamen of kaarten . Handleidingen met beschrijvingsregels voor dergelijke materialen bestaan al. Deze norm dient te worden gebruikt in combinatie met deze handleidingen om zo bijzondere materialen adequaat te kunnen beschrijven." ( , cursivering van mijn hand. De wat gratuite verwijzing naar 'al bestaande handleidingen' vormt voor het beschrijven van cartografische documenten in de praktijk de toegang tot een uiterst complex doolhof van verschillende naast elkaar bestaande, maar van elkaar afwijkende nationale en internationale standaarden als ISBD(CM) [1982, laatst herzien in 1999], RAD [1990, laatst herzien in 2008], MARC21 [1997, laatst herzien in 2023] en DCRM(C) [2016, opvolger van AACR2 van 2002]. ) International Council on Archives/Conceil International des Archives, ISAD(G): Algemene Internationale Norm voor Archivistisch Beschrijven. Vertaling van de tweede uitgave . Antwerpen/Leuven/Amsterdam: ICA, 2004 (ICA Standards) De vindbaarheid en identificatie van gedrukt materiaal zijn gebaat bij een bibliografische benadering van de beschrijvingswerkzaamheden. Waar een archivaris gewend is unica volgens de regels van de archivistiek te ontsluiten en daarbij de rol van een document als onderdeel of resultaat van een werkproces te benadrukken – wat in het gereedschap daarvoor tot uiting komt – behoeven niet-unieke objecten als gedrukte kaarten, prenten en boekwerken een daarvan afwijkende methodiek. Omdat het Nationaal Archief in EAD-XML publiceert, moest een oplossing gevonden worden waarin zowel de inhoudelijk en materieel meest passende bibliografische, als de door de gebruikte standaard afgedwongen archivistische benadering tot hun recht zouden komen. Helaas was de onder DTNA ( DTNA staat voor Digitalisering Toegangen Nationaal Archief. Dit project werd in twee delen uitgevoerd (DTNA1 inen DTNA2 in). )2002-20042007-2010 opgestelde richtlijn voor het in EAD beschrijven van kaarten en tekeningen zeer summier; deze besloeg slechts drie kantjes A4. Afspraken met betrekking tot EAD van kaarten ( (interne memo Nationaal Archief d.d. )3 april 2004 ( ). ) Voor een kwalitatief acceptabele beschrijving van de collectie HEK in het sindsnovember 2016 bij het Nationaal Archief voor de vervaardiging van EAD-XML in gebruik zijnde collectiebeheersysteem MAIS-Flexis bleek deze richtlijn te oppervlakkig en onvoldoende doordacht.
De onderhavig inventaris is het resultaat van een inductieve én een deductieve benadering van deze problematiek. Inductief omdat op voorhand vast te stellen is wat de belangrijkste onderdelen van een beschrijving zijn; deductief omdat in de praktijk allerlei details en uitzonderingen aan de reeds geformuleerde aanpak proberen te ontsnappen. Het nadeel van deze gecombineerde werkwijze is dat ze tijdsintensief is.
Beschrijvingssystematiek
Kaartbeschrijven in Encoded Archival Description (EAD)
De opbouw van een beschrijving in EAD kent een vaste volgorde. Eerst komt de 'beschrijvende identificatie': de basisgegevens. Na het identificatienummer van de aanvraagbare eenheid (het zogenaamde inventarisnummer, afgekort tot 'inv.nr.') volgt een beschrijving, die weer gevolgd wordt door een datering. Daarna volgt informatie over aantal, verschijningsvorm, eventuele schaalaanduiding en een melding over de taal waarin het beschreven stuk gesteld is – indien dat niet de Nederlandse is.
Er is brede overeenstemming dat een kaartbeschrijving tenminste zeven elementen moet bevatten: titel, vervaardiger(s), datering, fysieke omvang, primair onderwerp (gebied), secundaire onderwerpen (thematiek) en schaal. ( Zie, p. 14. Wat betreft de schaalvermelding wordt in het navolgende een belangrijke nuancering aangebracht. ) Janes 2009 Hier toont zich direct waar de archivistische beschrijvingsmethodiek het meest afwijkt van de bibliografische: de beschrijving – die ik in het navolgende steeds 'titelbeschrijving' zal noemen – bestaat in de klassieke archivistiek uit een originele titel (indien die bestaat), een algemene beschrijving van de inhoud (wat ik de 'objectiverende beschrijving' noem) en een datering, gevolgd door een vermelding van het aantal en de uiterlijke vorm. ( Zie, paragraaf 48, pp. 82-85. ) Muller e.a. 1920 De verantwoordelijkheidsgegevens ('wie is verantwoordelijk voor welk deel van de inhoud of de vorm?'), die in de bibliografische beschrijving direct op de formele titel volgen, worden bij beschrijvingen van kaarten binnen ISAD(G) dus niet in de titelbeschrijving geplaatst. Dit zijn immers geen inhoudelijke gegevens, maar metadata bij de inhoud. Dergelijke metadata worden in ISDA(G) onder de 'Nota Bene's' geschaard, buiten de set basisgegevens. Deze 'Nota Bene's', die zich uitstekend lenen voor het opnemen van diepergaande informatie dan in de titelbeschrijving voorkomt, zijn facultatief. De 'Nota Bene's' bevatten gegevens waarmee de stukken nader geduid en in context geplaatst kunnen worden: informatie over de materiële karakteristiek; beschrijving van het bereik en de inhoud; een verwijzing naar verwante stukken; locatiegegevens van originelen; verwijzing naar afgezonderde stukken; gegevens over de verwerving; informatie over de bewerking; gegevens over de ordening; informatie over de geschiedenis van het beheer en een eventuele verwijzing naar literatuur. ( In de navolgende paragrafen worden deze velden nader behandeld. ISAD(G) kent meer mogelijkheden dan de hier opgesomde; deze lijst geeft slechts de voor de beschrijvingen in deze toegang gebruikte velden weer. ) De verantwoordelijkheidsgegevens dreigden in het nietszeggende veld 'overige beschrijvende informatie' – in volgorde de laatst op te nemen 'Nota Bene' – terecht te komen, omdat dat onder DTNA zo bepaald was. De verantwoordelijkheidsgegevens zijn echter geen 'overige informatie' maar behoren juist tot de essentiële beschrijvende metadata. ( Je zou zelfs kunnen stellen dat ze tot de titelbeschrijving zelf behoren. Met de verschillende rollen die bij het vervaardigen van kaarten de revue passeren zou dat naar mijn mening echter veel onevenwichtige en in sommige gevallen zelfs onleesbare beschrijvingen opleveren. ) Met de beschrijvingssystematiek die ik in deze inventaris introduceer poog ik de in mijn ogen onvoldoende doordachte keuze uit de DTNA-richtlijn recht te zetten. Kaartbeschrijven in EAD heeft mijns inziens één groot voordeel: de meer-niveaubenadering ( In hedendaags Nederlands: 'de multi-level approach'. ) van ISAD(G) maakt het mogelijk verschillende aggregaties van informatie in één oogopslag zichtbaar te maken. Dit werkt zowel opwaarts (verschillende losse objecten vormen samen één groter geheel, zie bijvoorbeeld de kaart van het Iberisch Schiereiland in vier bladen, inv.nrs. MC508A t/m D ) als neerwaarts (één object bevat verschillende kaarten en afbeeldingen, die ook individueel beschreven zijn: zie bijvoorbeeld het katern Afrika uit Visschers atlas Tabulae geographicae contractae (inv.nr. MC740 ). Op- en neerwaartse werking kan ook gecombineerd voorkomen, zoals bij de vier bladen die samen een incompleet exemplaar van Homanns Atlas Methodicus vormen (zie inv.nrs. MC355A t/m D ): elk van de vier in verband beschreven bladen is individueel beschreven én draagt vier als aparte entiteit beschreven afbeeldingen of kaarten.
De 'basisgegevens'
Inventarisnummer
Elk object is binnen de collectie kenbaar middels een unieke identificator: het inventarisnummer. Het inventarisnummer is herkenbaar doordat het in rood en vet vóór de beschrijving weergegeven is. Verzamelbeschrijvingen worden voorafgegaan door een combinatie van de onderliggende unieke inventarisnummers en worden in zwart en vet weergegeven. De sporadisch voorkomende verzamelbeschrijvingen van meerdere, niet-opeenvolgende inventarisnummers hebben als combinatienummer 'div.nrs.' gekregen. Apart beschreven onderdelen van één aanvraagbare eenheid, zoals kaarten in een atlas, dragen een doorlopend volgnummer tussen haakjes, bijvoorbeeld: (1). Indien die kaarten van origine genummerd zijn, is dat nummer na de doorlopende nummering en een spatie opgenomen (zie bijvoorbeeld de zeven historische kaarten in de atlas van Friesland, inv.nr.): (37) I; (38) II; (39) III; enzovoorts t/m (43) VII).
MB140, kaarten 37 t/m 43
Titel en datering
Titel
De titelbeschrijving is in principe opgebouwd uit twee delen: een formele bibliografische (gericht op de vindbaarheid van het object) en een archivistische (gericht op de ontsluiting van de inhoudelijke informatie), als volgt:
'Eerste deel [...]': tweede deel
Het eerste deel, tussen enkele aanhalingstekens, geeft de formele, bibliografische titelbeschrijving weer. Dit is de titel zoals die op het stuk zelf voorkomt. Deze is niet altijd volledig overgenomen: veel formele titels zijn in deze toegang verkort weergegeven door afbreking middels drie punten tussen teksthaken ([...]). Op kaarten komen soms meerdere titels voor. Voor deze inventaris is een veronderstelde hiërachie in die titels gevolgd: eerst komt de titel uit de belangrijkste cartouche, dan die uit een eventueel volgend cartouche, pas daarna een boven het kaartbeeld gedrukte titel. Meerdere titels in dezelfde taal (meestal voorkomend op bladen met meer dan één afbeelding) worden gescheiden door een door enkele spaties omsloten schuine streep ( / ). Paralleltitels in verschillende talen zijn middels een door enkele spaties omsloten is-gelijkteken ( = ) van elkaar gescheiden. Boven het kaartbeeld gedrukte 'extra' titels worden als 'alternatieve' titel in een van de 'Nota Bene's' opgevoerd. Indien een formele titel ontbreekt is het eerste deel van de titelbeschrijving weggelaten. Hierbij worden in groot corps gedrukte toponiemen in het kaartbeeld expliciet niet als titel beschouwd (zie bijvoorbeeld de beschrijving van inv.nr., een kaart die elders soms met de titel 'Brasil' wordt aangeduid). De grootst gedrukte toponiem is immers niet als titel bedoeld.
MC267
In afwijking van de zuiver bibliografische beschrijvingswijze is er ten behoeve van de leesbaarheid voor gekozen de daarbij gangbare diplomatieke methode van transcriberen niet te volgen. Dit betekent dat een letter u die op de kaart als een v is afgebeeld, in de beschrijving als u is opgenomen en vice versa: 'orbis terrarvm' wordt dus 'orbis terrarum' en 'wt' wordt 'uut'. Bij de i en j ligt dat subtieler: in het geval een paralleltitel aanwezig is, is een i in de Latijnse titel die wij als een j zouden lezen veelal als i gehandhaafd. Het hoofdlettergebruik van het origineel is zoveel mogelijk gevolgd, maar dan alléén voor de eerste letter van woorden. Precieze overname van kapitalen is bij het veelvuldig voorkomen van klein kapitaal immers een welhaast onmogelijk opgave. Gedrukte oude kaarten vormen nu eenmaal een typografisch Walhalla. Daarnaast is EAD-XML nauwelijks geschikt voor het opnemen van opmaak. De moderne digitale zoekmogelijkheden hebben gelukkig geen last van dit soort variaties.
Na de formele titel volgt, na een dubbele punt, een geobjectiveerde beschrijving. Bij het opstellen hiervan is ernaar gestreefd een evenwicht te vinden tussen beknoptheid enerzijds en objectieve informatiewaarde anderzijds. Bij de wereldkaarten en de zeekaarten kan hier, indien dat van belang geacht werd, de kaartprojectie vermeld zijn. Bij zeekaarten is standaard de dekking in breedtegraden vermeld.
Als voorbeeld van het resultaat van deze beschrijvingsmethode geef ik de titelbeschrijving van inv.nr.:
MC035
'Septentrionalium Terrarum descriptio [...]': kaart van het Noordpoolgebied en het noordelijk halfrond tot 60° noorderbreedte
Een belangrijke variant op deze wijze van beschrijven wordt gevormd door de kaarten met titels die in Griekse, Cyrillische, Hebreeuwse, Japanse of Koreaanse schrifttekens zijn gesteld. Deze titels zijn als extra ingang apart boven de tweeledige titelbeschrijving opgenomen. Dit om een eventueel van de westerse leesrichting afwijkend gebruik te vergemakkelijken en om vermenging van leestekens uit verschillende tekensets te voorkomen, maar toch vooral om de vindbaarheid van het object te bevorderen. Waar mogelijk is daarbij een transliteratie van die titel als formele titel toegevoegd, eventueel met een Nederlandse vertaling tussen teksthaken. Ter illustratie van deze uitgebreidere methodiek volgt hier de titelbeschrijving van inv.nr.:
MC424
改正大日本備圖
'Kaisei dai Nihon bizu [Herziene kaart van Japan]': kaart van de Japanse hoofdeilanden Honshū, Kyūshū en Shikoku, verdeeld in prefecturen
De opbouw is daarbij als volgt:
Titel in kanji
( Kanji: Japanse karakters. ) 'Titel in kana-schrift ( Kana: Japans fonetisch schrift. ) [Titel in Nederlandse vertaling]': geobjectiveerde beschrijving in het Nederlands
In het laatste deel van de titelbeschrijving zijn het primaire onderwerp (het gebied dat op de kaart is afgebeeld) en het secundarie onderwerp (het thema van de kaart) steeds duidelijk aanwezig.
Datering De datering geeft de vervaardigingsdatum van het object weer. Dit hoeft nadrukkelijk niet de datum te zijn waarop het kaartbeeld of de afbeelding ontstond: het betreft de datum van publicatie van het onderhavige exemplaar. Als extreem voorbeeld hiervan dient inv.nr., de MC719B Carta da Navigare door Girolamo Porro. Deze kaart komt voor het eerst voor in Thomaso Porcachhi's L'Isole piu famose del Mondo van1572 . Het exemplaar in de collectie HEK is echter afkomstig uit een in1713 uitgegeven exemplaar van Savonarola's Universus terrarum orbis scriptorum calamo delineatus [...] , ( Zie de versozijde. ) maar is mogelijk gedrukt van de originele koperplaat. De beschrijving vermeldt dan ook dat laatste jaartal. Waar het enigszins mogelijk was is in de diepergaande beschrijving van de inhoud een opmerking over een dergelijke geschiedenis opgenomen. Dat betekent echter niet dat bij elke kaart de vroegste datum van het voorkomen van het betreffende kaartbeeld in een toelichting vermeld staat. De gegevens die als referenties aan het einde van de beschrijvingen zijn opgenomen zijn bedoeld om de geïnteresseerden naar dergelijke informatie te loodsen. Ter illustratie: de twee exemplaren van Willem Jansz. Blaeus Novus XVII Inferioris Germaniae Provinciarum Typus [...] (zie inv.nrs. MC034 en MC177 ) zijn respectievelijk van1640 en1667 . De eerste staat van deze kaart verscheen in1608 . ( Zie MCN vol. IV, no. 23.1. ) Dit laatste is niet bij de beschrijving vermeld, maar daar is middels de referenties wel vrij eenvoudig achter te komen.
Aantal en uiterlijke vorm
Hierna volgt per beschreven eenheid een vermelding van het aantal en de uiterlijke vorm. Voorbeelden hiervan zijn: '1 blad', '1 deel' en 'blikken trommel met 38 bladen'. Dit gegeven wordt gevolgd door een vermelding van de vervaardigingstechniek: manuscript of soort drukmethodiek en de al dan niet aanwezige inkleuring.
Dit is tevens de aangewezen plek om het formaat van de afbeelding (vergelijkbaar met wat in de fotografie de 'dagmaat' heet) te vermelden. Dat is in deze inventaris echter bewust niet gedaan. De reden hiervoor is tweeledig. Voor het fysieke beheer is niet de maat van de afbeelding van belang, maar het formaat van het blad dat de afbeelding draagt. Omdat afbeeldingen op verschillende formaten papier gedrukt kunnen worden, heeft vermelding van het formaat van een vel papier voor de bibliografische identificatie geen toegevoegde waarde. De tweede reden bestond eruit dat Kok en Eijkemans weliswaar veelvuldig het formaat van de afbeelding noteerden, maar dit niet consequent deden. Soms werd de binnenmaat (de binnenkaderlijn) genomen, soms de buitenmaat (de buitenkaderlijn of, in het geval van voorkomende uitbouwen, de maximale afbeeldingsmaten). De verschillende beschrijvingsstandaarden zijn het ook niet eens over de te hanteren wijze van opmeten. Veelal wordt afronding op halve centimeters – en soms zelfs op hele – aanbevolen, waardoor het nut van de vermelding van het formaat van de afbeelding sowieso twijfelachtig wordt.
Hoe dit ook zij: voor een collectie van op papier en perkament gedrukte koperdiepdrukken dicht ik de afmetingen van een afbeelding geen bijzonder belang toe. De druk die in de pers toegepast moet worden voor het maken van de afdruk vervormt het vochtig gemaakte vel papier sowieso; bij het drogen vindt weer krimp plaats. Perkament 'beweegt mee' met de relatieve luchtvochtigheid. Bij houtsnedes ligt dit genuanceerder, maar in feite is het opnemen van de afmetingen van een afbeelding slechts van belang voor de beschrijving van stukken die niet gereproduceerd kunnen of mogen worden. Omdat bij het beschrijven maximale moeite is gedaan referentiegegevens op te nemen, én alle losbladige kaarten in de collectie HEK op 300 dpi op waar formaat, 1 op 1 gescand online beschikbaar zijn, is ervoor gekozen bij de beschrijvingen geen formaten te vermelden. Alle maten zijn van de digitale bestanden af te leiden.
Schaalaanduiding De concepten 'schaal' en 'oude kaarten' verhouden zich moeizamer tot elkaar dan we in de eenentwintigste eeuw gewend zijn. Pas kort nadoet de numerieke verhouding als aanduiding van de resolutie van een kaart1800 ( Bijvoorbeeld 1:25.000; gegeneraliseerd tot 1:[schaalgetal]. ) zijn intrede in de cartografie. Vóór die tijd komen alleen directe verhoudingsaanduidingen van kaartobjecten (zoals lijn- of vlakelementen), schaalstokken en geschreven maataanduidingen als '15 Duitse mijl in een graad' voor. Deze zijn niet eenvoudig naar een moderne notatie om te rekenen. Daarbij komt dat geen enkele projectie van het oppervlak van een bol in het platte vlak werkelijk schaalgetrouw kan zijn. Alleen gebulte kaarten en globes lenen zich voor een getrouwe weergave van het aardoppervlak op schaal. ( Voor meer informatie over schaal/resolutie, projectie en oude kaarten zie o.a.:;;;en. ) Ferjan Ormeling, "Kartografie voor kaartbeheerders", in: Geo-Info vol. 4 (2016), pp. 34-38 Edney 2019 (met name hoofdstuk 5 'Map Scale and Cartography's Idealized Geometry', pp. 166-227) Hydrografie 1951 Snyder 1993 Vannieuwenhuyze e.a. 2023, pp. 102, 177 & 182 Schaalaanduidingen zijn daarom in eerste instantie alleen overgenomen als die daadwerkelijk als verhoudingsgetal door de kaartmaker op de kaart vermeld zijn. In de geraadpleegde referentiewerken komen echter ook berekende schalen voor. In die gevallen is de numerieke verhouding opgenomen na een toevoeging 'Schaal ca.'. Dit wil echter niet zeggen dat die berekende schaal juist is of dat het überhaupt zinnig was die berekening te maken. Een berekende schaal voor een oude kaart suggereert een perfectie in toegepaste methodes en technieken, waar over het algemeen helemaal geen sprake van was bij de commerciële kaartvervaardiging van vóór 1800, zeker als het over kaarten met een relatief kleine resolutie gaat. Natuurlijk zijn er uitzonderingen: de kaart van het Hoogheemraadschap Delfland door de gebroeders Cruquius (zie inv.nrs.) is een beroemd voorbeeld van een vroege toepassing van een meetkundige schaal. Het gaat hier echter om een relatief klein gebied – de kaart heeft een hoge resolutie – en is daarnaast ook niet primair als commercieel product ontstaan. MC198.1 t/m .27 ( Ter benadrukking van deze paragraaf acht ik deze quote van Matthew Edney op zijn plaats: "The paradox of map scale reveals the inability even of professionals and academics to abandon their fundamental belief that maps are all properly derived from the measurement of the world, pure and simple." ( ) Edney 2019, p. 223).
Andere talen
Indien een kaart gesteld is in een andere taal dan het Nederlands is dat hier aangegeven: het ontbreken van een taalvermelding betekent dus dat het object in het Nederlands is. Voor objecten waarop naast het Nederlands ook een andere taal voorkomt, wordt het Nederlands naast die andere ta(a)l(en) wél vermeld. De taal waarin de eventueel voorkomende tekst op de versozijde is gesteld is hier zoveel mogelijk ook opgenomen, maar wordt in ieder geval bij de referentie vermeld, bijvoorbeeld als '[verso: Spaans]'.
De 'Nota Bene's': essentiële aanvullende data
In de onderstaande paragrafen komen de verschillende onderdelen aan bod die samen de diepergaande beschrijving vormen. Enkele bevatten essentiële informatie voor de identificatie en contextuele inbedding van het beschreven object.
Materiële karakteristiek
Hier staat bijzondere informatie over de materialiteit van het beschreven object vermeld. Het betreft een beschrijving van de onderdelen waaruit een object is samengesteld of hoe het is aangepast voor gebruik, bijvoorbeeld door het in facetten te snijden en op linnen te plakken. Tevens worden hier bijzondere materiaalsoorten vermeld.
Bereik en inhoud
Dit is de belangrijkste 'Nota Bene' omdat hier de beschrijving van de inhoud van het stuk en de verantwoordelijkheden voor inhoud en vorm nader toegelicht kunnen worden. In deze inventaris is ernaar gestreefd dit zo gestructureerd mogelijk te doen.
Ten eerste is dat een technisch gedeelte, waarin de verantwoordelijkheidsgegevens vermeld worden, in volgorde van het vervaardigings- en uitgeefproces: landmeter, tekenaar en/of ontwerper, graveur en/of etser, drukker, uitgever en verkoper. Waar mogelijk zijn die verschillende rollen als zodanig vermeld. Omdat deze rollen al dan niet in één persoon gecombineerd kunnen voorkomen, en het op basis van de op het object vermelde informatie vaak niet mogelijk is de verschillende attribuanten te benoemen, is hierbij veelvuldig gebruik gemaakt van de opzettelijk vage term 'Vervaardigd door'. Waar wel duidelijkheid te verkrijgen was over de verschillende verantwoordelijkheden is dat vermeld. Na deze gegevens volgt – indien van toepassing en bekend – een vermelding van de staat, ( Met 'staat' wordt de versie van de gedrukte afbeelding bedoeld. Vooral in koper gegraveerde of geëtste afbeeldingen lenen zich voor aanpassing, correctie en actualisering, waardoor een nieuwe versie ontstaat. Zie. ) Vannieuwenhuyze e.a. 2023, pp. 200-201 gevolgd door een vermelding van de atlas of het boekwerk waaruit de kaart of prent afkomstig is. Dit eerste gedeelte wordt afgesloten met de originele kaart- of bladnummering en overige voorkomende kenmerken, zoals die bij vervaardiging of uitgave van het object aangebracht zijn. ( De eventueel op de versozijde voorkomende bladnummering en katernsignaturen zijn opgenomen bij de referenties. )
Het tweede deel van deze 'Nota Bene' omvat een inhoudelijke nadere beschrijving van of toelichting op de afbeelding en de eventuele onderdelen daarvan. In een vaste volgorde wordt daarbij eerst informatie vermeld over de hoofdafbeelding, waarbij de oriëntatie – indien die niet op het noorden is – het eerst aan bod komt. Vervolgens wordt de 'alternatieve' titel vermeld. Daarna volgen de overige aanwezige onderdelen: eerst de inzetten en bijkaarten, dan het randwerk. Titels van afbeeldingen zijn letterlijk overgenomen en aangevuld met een objectiverende beschrijving, zoals ook bij de titelbeschrijving van het geheel is toegepast. Dit alles om de vindbaarheid van 'bijfiguren' te vergroten. Bij complexere afbeeldingen kan dit een uitgebreide toelichting vormen, zoals bijvoorbeeld de beschrijvingen van inv.nrs.,en.
MC535
MC617
MC836
Ten behoeve van de vindbaarheid van specifieke informatie is met grote regelmaat een normalisatie van een op een object voorkomende term opgenomen. Op inv.nr.wordt bijvoorbeeld de gelatiniseerde versie van de achternaam van de kaartmaker vermeld: Olearius. Zijn ware naam was Ölschlegel. Dergelijke gevallen zijn op deze wijze in de beschrijving vermeld: 'Vervaardigd door Adam Ölschlegel (hier als Adam Olearius)'.
MC529
Verwante stukken
Dit veld bevat een of meerdere verwijzingen naar verwant materiaal. Dat kan een verwijzing binnen de collectie HEK, binnen de archieven en collecties in het beheer van het Nationaal Archief of naar verwante stukken in andere collecties zijn. Zo verwijst de beschrijving van inv.nr.naar een in het Nationaal Archief aanwezige eerdere staat van dezelfde afbeelding en is bij inv.nr.een verwijzing naar een variant in het bezit van het Rijksmuseum opgenomen.
MC373
MC310
Locatie van originelen
In het geval van facsimile's, heruitgaven en prenten vervaardigd naar origineel werk kan hier een verwijzing zijn opgenomen, al dan niet met link, naar de instelling waar het origineel wordt bewaard. Zie bijvoorbeeld de inv.nrs.en.
MC487
MC778A
Afgezonderde stukken
Sporadisch wordt in de diepergaande beschrijving melding gemaakt van een werk of bijlage dat van origine bij het beschreven object hoort of waar dit onderdeel van uitmaakte, maar dat geen deel is van de collectie HEK.
Verwerving
Een enkele keer is een vermeldenswaardige opmerking over de verwerving van een object opgenomen. Herkomstonderzoek is mogelijk, maar daartoe dienen de aanschafadministratie, de catalogi en de documentatie uit hetgebruikt te worden.
verzamelaarsarchief
Bewerking
Dit veld bevat de verantwoording van de bij het formuleren van de beschrijving gemaakte keuzes en een opsomming van de daarbij geraadpleegde bronnen.
De hier opgenomen referenties vormen korte verwijzingen naar de standaard- en referentiewerken die bij het opstellen van de beschrijvingen zijn geraadpleegd. In hetzijn de volledige vermeldingen van deze werken en websites te vinden. Bij de referenties is in een gestandaardiseerde notatie een korte aanduiding van de op de versozijde van het beschreven object voorkomende gedrukte informatie vermeld, bijvoorbeeld: '[verso: Latijn G 29-30]'. Dit is te lezen als: op de achterzijde is een tekst in het Latijn gedrukt, met een katernsignatuur G en het blad is genummerd met paginanummers 29 en 30. '[verso: Nederlands 19 2v blanco]' betekent dat de tekst op de achterzijde in het Nederlands is met paginanummer 19 en dat de tweede helft van het uitgevouwen blad (het linker deel, dat, wanneer het blad gevouwen wordt, de tweede verso vormt) blanco is. Bij kaarten die losbladig uitgegeven én gebonden in atlassen kunnen voorkomen, maar geen opdruk op de versozijde hebben, staat '[verso: blanco]' vermeldt. Indien er géén opmerking over de versozijde aanwezig is, is de achterzijde van het object sowieso blanco.
overzicht van geraadpleegde referentiewerken en literatuur
In het geval een beschreven object ergens gereproduceerd is, staat dit bij desbetreffende referentie aangegeven door middel van de toevoeging '(reproductie van dit exemplaar)'.
Ordening
In voorkomende gevallen wordt hier een verantwoording gegeven van de keuzes die gemaakt zijn bij het op volgorde zetten van de beschrijvingen.
Geschiedenis van het beheer
Dit veld bevat informatie over facsimilering of restauraties, uitgevoerd vóórdat het beschreven object aan het Nationaal Archief geschonken werd.
Literatuurverwijzing
De literatuurverwijzingen zijn opgenomen als verwijzing naar achtergrondinformatie, die voor de beschrijving of contextualisering van het object relevant kan zijn.
Conventies en uitgangspunten
Bij het opstellen van deze inventaris zijn de onderstaande conventies en uitgangspunten gevolgd:
  • vindbaarheid is in de digitale omgeving afhankelijk van de mate van gedetailleerdheid van de beschrijving van de inhoud van het object
  • opsommingen zijn van elkaar gescheiden door een puntkomma gevolgd door een spatie (; )
  • hoewel EAD-XML de mogelijkheid biedt persoonsnamen en geografische namen te markeren én te normaliseren, is dat in deze toegang (nog) niet op die manier gedaan ( Normalisering staat en valt met het in gebruik hebben van woordsystemen als standaardtrefwoordenlijsten en thesauri. Momenteel worden die in het Nationaal Archief alleen toegepast bij het beschrijven van foto's; voor het 'overige materiaal' zijn dergelijke systemen niet in gebruik. Wel wordt er gewerkt aan Linked Open Data (LOD). )
  • alle dateringen zijn gemarkeerd en genormaliseerd
  • privilegevermeldingen en opdrachten zijn hooguit als verantwoording van de bewerking overgenomen van de kaarten
  • aperte fouten die op een origineel voorkomen zijn letterlijk overgenomen met direct daarachter een vermelding [sic]
  • verwijzing naar referentiewerken en literatuur in de voetnoten en de referenties gebeurt in verkorte vorm; zie hetvoor de volledige vermeldingen overzicht van geraadpleegde referentiewerken en literatuur ( Hierbij moet opgemerkt worden dat het gemis van enkele referentiewerken voor het geoefende oog zichtbaar zal zijn in deze toegang. Ik doel dan met name op de nog niet verschenen delen van Koeman's Atlantes Neerlandici over de 'kleinere' atlassen en de zee-atlassen. Zo gauw die delen gepubliceerd zijn kunnen diverse referenties bijgewerkt worden, waarbij ongetwijfeld de inhoud van diverse beschrijvingen en dateringen bijgesteld zal moeten worden. )
  • voor uitleg van gebezigde terminologie zij verwezen naar,en Bos e.a. 1991 SAP 2003 Vannieuwenhuyze e.a. 2023
Selectie en vernietiging
Omdat het hier om een particuliere verzameling gaat, is er geen sprake geweest van selectie of vernietiging in de zin van de Archiefwet. In feite vormde het opstellen van de nummerlijst bij de schenkingsakte de selectie. Al die stukken worden in deze inventaris beschreven. Alleen negentien gedrukte catalogi van veilinghuis Ketterer uit de jaren,endie betrekking hadden op negentiende- en twintigste-eeuwse kunst – en dus geen verband hielden met de collectie HEK – zijn daadwerkelijk vernietigd.200720082016

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Een deel van de MB-nummers en alle MC-nummers zijn in gedigitaliseerde vorm raadpleegbaar. Het verzamelaarsarchief is niet in kopievorm beschikbaar.
Afgescheiden materiaal Voor zover bekend werden nummers MC316 (fragment van een perkamenten overzeiler van de Indische Oceaan door Joan II Blaeu,)1677 ( Zie Schilder & Kok 2010, no. 2.10; nu State Library of New South Wales, call no. ) SAFE/M3 990/1677/1 ( . ) en MC526 (perkamenten portulaan door Giovanni Monno,1619 ) ( Zie Parmentier 2015, cat. 42. ) door Kok verkocht, respectievelijk aan antiquaar Leen Helmink ( Helmink verkocht de kaart weer door; zie:. ) Library Council of NSW, 2010–11 Annual Report . Sydney: State Library of New South Wales, 2011, pp. 68-71 & 99 en aan het National Maritime Museum of Korea te Busan. Nummers MC245 ( Carte des environs de Batavia door Antoine François Prévost d'Exille), MC318 (ongekleurde dubbel van MC138 ) en MC379 (portret van Jan Hendricksz. Tim door Abraham Blooteling) ( Zie. ) Caert-Thresoor vol. 40 (2021) no. 3, p. 34 werden al vóór de schenking aan het Nationaal Archief aan andere partijen weggeschonken.
Nummer MC750 ( Carte des Indes et de la Chine door Johannes Covens en Cornelis Mortier) werd wegens te slechte materiële staat geretourneerd aan de verkopende partij.
Daarnaast werden enkele als MB en MC genummerde stukken omgenummerd naar FC-nummering; deze zijn voorlopig bij de schenkers achtergebleven.
Zie ook de bijlage.
Concordantie
Verwante archieven en collecties
Vanwege het brede scala aan thema's dat de collectie HEK omvat, zijn er legio verbanden te leggen met verschillende archieven en collecties in het beheer van het Nationaal Archief. Zonder enige indruk van volledigheid te willen wekken, volgt hieronder een opsomming van de belangrijkste daarvan.
Overzicht van verwante archieven en collecties
Nummer toegang Titel
1.01.02 Inventaris van het archief van de Staten-Generaal, (1431) 1576-1796
1.01.19 Inventaris van het archief van de Raad van State, (1574) 1581-1795 (1801)
1.01.46 Inventaris van het archief van de Admiraliteitscolleges, 1586-1795
1.02.00 Inventarissen van de archieven van Nederlandse gezanten en consuls tot 1811
1.04.01 Inventaris van de archieven van de Compagnieën op Oost-Indië, 1594-1603
1.04.02 Inventaris van het archief van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), 1602-1795 (1811)
1.04.20 Inventaris van het archief van de Nederlandse Factorij te Canton, 1742-1826
1.04.21 Inventaris van de archieven van de Nederlandse Factorij in Japan te Hirado [1609-1641] en te Deshima, [1641-1860], 1609-1860
1.05.01.01 Inventaris van het archief van de Oude West-Indische Compagnie (Oude WIC), 1621-1674 (1711)
1.05.01.02 Inventaris van het archief van de Tweede West-Indische Compagnie (WIC), (1624) 1674-1791 (1800)
1.05.03 Inventaris van het archief van de Sociëteit van Suriname, (1650) 1682-1795 (1796)
4.AANW Inventaris van de collectie Aanwinsten Kaarten en Tekeningen, verworven sinds 1888
4.AKF Inventaris van de verzameling atlassen, kaartboeken en facsimile-uitgaven, 1608-2012
4.BEF Inventaris van kaarten behorend tot het archief van de familie Berg, ca. 1575-19e eeuw
4.BMF Inventaris van de collectie kaarten verzameld door E.H. Bergsma [levensjaren 1811-1899], 1570-ca. 1890
4.HYDRO Kaarten en bescheiden behorend tot het archief van de Hydrografische Dienst, ca. 1750-1962
4.MCAL Inventaris van de kaartenverzameling van het Ministerie van Marine (1642) 1813-1872
4.MIKO Inventaris van kaarten en tekeningen behorende tot het archief van het Ministerie van Koloniën en rechtsopvolgers, (1702) 1814-1963
4.MRF Plaatsingslijst van de prentenverzameling van C. van Marle, 18e en 19e eeuw
4.NIJF Plaatsingslijst van de verzameling atlassen, kaarten en literatuur afkomstig van G.C.M. van Nijnatten, 1835-1987
4.TOPO Voorlopige inventaris op het kaartenarchief van de Topografische Dienst en rechtsvoorgangers, (1590) 1814-1932 (1993)
4.VEL Inventaris van de verzameling buitenlandse kaarten Leupe, 1584-1813 (1865)
4.VELH Inventaris van de verzameling buitenlandse kaarten Leupe, supplement, 1621-1813 (1925)
4.VTH Inventaris van de verzameling binnenlandse kaarten Hingman, ca. 1500-1813 (ca. 1870)
4.VTHR Inventaris van de verzameling binnenlandse kaarten Hingman, eerste en tweede supplement, 1529-1813 (1951)
4.ZHPB4 Inventaris van het eerste gedeelte van het kaarten- en tekeningenarchief van het Provinciaal Bestuur van Zuid Holland, ook bekend als de Collectie Ernsting, (1531) 1570-1850 (1961)
Publicaties
Verschillende stukken uit de collectie HEK zijn gereproduceerd in boeken en tijdschriften. Bij de individuele beschrijvingen is dat veelal bij de referenties aangegeven, door middel van de toevoeging '(reproductie van dit exemplaar)'.
Over de collectie HEK verschenen de volgende publicaties:
  • Floria Benavides, "A visit to the HEK collection – a unique opportunity", in: Maps in History no. 65 (September 2019), pp. 27-30
  • Hans Kok, "Map Collecting, Easy to Start, Hard to Give Up. A few explanatory, sometimes philosophical notes on the Hans and Eva Kok Collection (HEK)", in: IMCoS Journal no. 174 (September 2023), pp. 24-36 ( In bewerkte vertaling alsin deze inventaris opgenomen. )
    inleiding
De lijst met publicaties van Hans Kok is opgenomen in de paragraaf.
publicaties en voordrachten
Nawoord
Het is niet gebruikelijk dat de opsteller van een archiefinventaris in het eindproduct een woord van dank opneemt. Vanwege de lange duur van dit project en de uitzonderlijke omstandigheden waaronder het uitgevoerd werd, maak ik hier graag een uitzondering op die regel. De verwerving, conservering, ontsluiting en presentatie van een collectie als die van Hans en Eva Kok vormen een complex proces dat veel tijd, inspanning en afstemming vergt. De COVID-19-pandemie van 2020-2023 vormde daarbij een extra complicerende factor. Vanzelfsprekend zijn er veel verschillende mensen bij het werk betrokken geweest. Zonder iemand tekort te willen doen bedank ik hier in ieder geval de volgende personen voor hun inzet, betrokkenheid en steun.
Het enthousiasme van Jelle Gaemers was doorslaggevend in het vroege verwervingsproces. Caroline Willers deed belangrijk voorwerk voor de juridische inbedding van de schenking en onderzocht de mogelijkheden die de ANBI-status van het Nationaal Archief biedt. Daniel Crouch van Daniel Crouch Rare Books te Londen reisde tussen twee COVID-lockdowns naar Nederland om de collectie te taxeren. Rob ten Holder van notariskantoor Boon te Lisse wist de bureaucratische impasse waarin het verwervingsproces verzandde te doorbreken door de Belastingdienst te bewegen het dossier toch nog tijdig – al was het op het allerlaatste moment – in behandeling te nemen.
De leden van het managementteam van het Nationaal Archief lieten zich ervan overtuigen dat de verwerving van de collectie HEK daadwerkelijk de moeite van de inzet waard was. Mijn dank gaat vooral uit naar diegenen van hen die elkaar de afgelopen jaren in de functie van Hoofd Collectiebeheer, mijn direct leidinggevende, hebben opgevolgd: Julia Romijn, Martin Meijer en Annelieke Kwak. Ik heb me steeds door jullie gesteund geweten, ook al was het regelmatig – en jullie weten het: naar mijn menig veel te vaak, en al veel te lang – noodzakelijk andere werkzaamheden prioriteit te geven.
Theo Scholtes en Richard Bakx zorgden voor het transport en de inhuizing van de collectie. Restauratrices Maartje Ubbels, Barbara Bovenberg, Alexandra Nederlof, Aafke Weller, Lieve Meulenbeld en Dominika Wojciechowska ontfermden zich over verschillende onderdelen van de verzameling. Charlene Mac Donald coördineerde al die werkzaamheden. Josse Fermont van de firma D/Arch nam de volledige herdigitalisering van de collectie voor zijn rekening. Ik wil hier graag mijn waardering uitspreken voor zijn vakmanschap en voor zijn flexibiliteit.
Tijdens de beschrijvende werkzaamheden heb ik een aantal mensen als klankbord kunnen gebruiken. Collega's Ron Guleij, Hanno de Vries, Henny van Schie, Jeroen van Luin, Michel Ketelaars en Max Bosschaart dank ik voor de discussies over indelings- en beschrijvingssystematiek, over de juiste toepassing van Encoded Archival Description (EAD) en over de manier waarop het samenspel tussen e-Depot, collectiebeheersysteem en website idealiter functioneert. Bibliothecaris Hans Punt dank ik voor de coulance die hij toonde toen ik voor de zoveelste keer referentiewerken mee naar huis sleepte.
Het belang van de kennis en het werk van kaarthistorici Günter Schilder en Peter van der Krogt kan ik niet genoeg benadrukken. Voor Günters belangrijkste publicatie, de negen delen Monumenta Cartographica Neerlandica , zal ik hem altijd dankbaar blijven. Tijdens een bezoek aan hem zette hij me weer met beide benen op de grond toen ik dreigde te verdwalen in de tegenstrijdigheden die mijn drang tot detaillering van mijn indeling opwierp. Ook wees hij me op het bestaan van enkele belangrijke referentiewerken die ik had gemist. Peter heb ik weleens gekscherend 'professor-lijstenmaker' genoemd. Ik zie nu pas in hoe ontzettend flauw dat was. Zonder het onvoorstelbaar vele werk dat hij gedurende zijn carrière heeft verricht, was een inventaris in deze vorm en met deze diepgang volstrekt onmogelijk geweest. Met name de al verschenen delen van zijn Koemans Atlantes Neerlandici , maar ook de 'previews' op de nog niet verschenen delen V ('kleinere' atlassen) en VII (zee-atlassen) die hij me bood, waren onmisbaar. Helaas wordt de uitvoering van dergelijk oerdegelijk basiswerk, dat voor Academia toch echt fundamenteel is, nog steeds weinig op waarde geschat.
Kjeld Duits (Tōkyō), Isis van Loosdrecht en haar medestudenten van de opleiding Russisch (universiteit Leiden) en Olesia Ignateva (Wenen) hebben me middels hun controle van de in het Japans en het Cyrillisch gestelde beschrijvingen voor een aantal omissies – en waarschijnlijk ook voor enige enormiteiten – behoed.
Aan Hans en Eva Kok ben ik de meeste dank verschuldigd. Ten eerste natuurlijk voor hun gulle schenking: het is niet niks om afstand te doen van het resultaat van een leven lang verzamelen en investeren. Maar zeker ook dank voor de immer allerhartelijkste ontvangst bij hen thuis in Lisse, voor de bereidheid mij langdurig boeken te lenen die ik elders niet kon vinden en – niet op de laatste plaats – voor hun geduld. Het is een understatement te stellen dat het 'allemaal wat langer geduurd heeft' dan gepland. Nu de inventaris uiteindelijk zijn voltooiing nadert, voel ik mij gesterkt in de overtuiging dat een collectie die zó waardevol en zó bijzonder is, niets minder verdient dan het beste dat ik te bieden heb. Ik heb het steeds als een eer en een genoegen ervaren er voor en met jullie aan te werken. Ik hoop dat ik mijn adagium 'je doet het goed of je doet het niet' gestand heb gedaan en dat de schenking een vervolg zal krijgen in de vorm van een overdracht van de vliegkaarten en de stukken die Theo, Richard en ik eind 2020 níet meenamen, om te voorkomen dat jullie met kale wanden achterbleven.
Ook dank ik mijn lieve vrouw, die, gedurende de vijf jaar dat ik af en aan met dit project bezig ben geweest, mijn periodes van monomanie en daaruit voortvloeiende geestelijke afwezigheid moest tolereren. Om de positieve noot erin te houden appte ik haar te pas en te onpas fotootjes van de getekende en gegraveerde leeuwen die ik tegenkwam op de vele kaarten die door mijn handen gingen. Het project is klaar, dit ei is gelegd. De leeuwtjes zullen blijven komen ;-)
Ik draag deze inventaris op aan de collega's van de voormalige Kaartenafdeling die ons veel te vroeg ontvallen zijn: Eric Ooijevaar (1953-2000), Frans Hoste (1949-2005), René Haubourdin (1957-2019) en Louisa Balk (1956-2023).
Gijs Boink,april 2024

Bijlagen

Nummer toegangTitel

Archiefbestanddelen