Opsporing van verdachten van zware oorlogsmisdrijven (COOM), 1944-1949

Zoekt u informatie over daders, getuigen of slachtoffers  van zware oorlogsmisdaden? Gebruik dan deze zoekhulp. 

Alles uitklappen

Na de Tweede Wereldoorlog hielden verschillende Nederlandse instanties zich bezig met het opsporen van oorlogsmisdadigers. Het ging in deze gevallen niet om (kleine) collaborateurs en NSB-sympathisanten maar om mensen die verdacht werden van wat we tegenwoordig misdaden tegen de menselijkheid zouden noemen. Die opsporing strekte zich ook uit tot buiten de landsgrenzen. Hiervoor werd in internationaal verband samengewerkt  met andere landen en de Verenigde Naties. In het archief van de Commissies tot Opsporing  van Oorlogsmisdadigers  (2.09.61) zijn de archieven van die instanties samengebracht. Het archief bevat zowel informatie over oorlogsmisdrijven van in Nederland gestationeerde buitenlandse (Duitse) daders als van naar het buitenland uitgeweken Nederlandse collaborateurs.

Voor het doen van onderzoek in het archief waarbij de namen van daders, getuigen of slachtoffers bekend zijn, zijn er twee belangrijke bestanden waarin kan worden gezocht:

  1. het archief van het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven (BOOM);
  2. het archief van Nederlandse Missie Opsporing Oorlogsmisdrijven in Duitsland oftewel de Netherlands War Crimes Commission in Duitsland

1. het archief van het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven (BOOM)

Indien de naam van een dader, getuige of slachtoffer bekend is kan gekeken worden of de gezochte naam voorkomt in de klapper op de opsporingsdossiers (inv.nrs. 293-331). Dit kaartsysteem verwijst naar de op agendanummer geordende correspondentie inv.nrs. 373-960 en 961-1001) en naar de PD-serie, inv.nrs. 1002-2825. De meeste kaartjes bevatten namen. Op de kaartjes staat soms een d (dader), g (getuige) of s (slachtoffer). De op agendanummer geordende correspondentie bestaat uit twee series:

  • Inv.nrs. 373-960: per agendanummer een afzonderlijke map
  • Inv.nrs. 961-1001: verzameling agendanummers in één pak, oorspronkelijk geborgen geweest in ordners.

Bovenstaande dossiers bevatten informatie over van oorlogsmisdaden verdachte personen, zonder dat van een actieve opsporing sprake is. In de beide series zitten hiaten, doordat de meeste stukken nadat tot actieve opsporing was overgegaan, toegevoegd zijn aan de zgn. Persoonsdossiers (PD's), deze vindt u onder:

  • Inv.nrs. 1002-2825:  Dossiers inzake de opsporing en aanhouding van oorlogsmisdadigers (de zgn. PD's waarbij sprake is van actieve opsporing)

De PD's zelf zijn genummerd 20-668, met enkele hiaten daarin. Bovendien zijn veel nummers onderverdeeld met behulp van Romeinse cijfers. Ook zijn een aantal agendanummers opgenomen in afzonderlijke bestanden. Het betreffen de dossiers die gaan over de opsporing van oorlogsmisdrijven begaan in Kamp Amersfoort (Verzamel PD 151; inv.nrs. 3586-3587) en Kamp Vught (verzamel PD 135; inv.nrs. 3592-3645).

2. het archief van Nederlandse Missie Opsporing Oorlogsmisdrijven in Duitsland oftewel de Netherlands War Crimes Commission (NWCC) in Duitsland?

Indien de naam van een dader bekend is kan gekeken worden of deze voorkomt in de klapper (inv.nrs. 3895-3907). De cartotheekkaartjes bevatten naast informatie omtrent de dader verwijzingen naar diverse in deze inventaris opgenomen bestanden:

  • de zgn. researchdossiers (inv.nrs. 4026-4127);
  • dossiers inzake concentratiekampen, rubriek AB, (inv.nrs. 3921-3949);
  • dossiers inzake war crimes algemeen, rubriek H, (inv.nrs. 3992-4003);
  • detention reports, rubriek Q, (inv.nrs. 4013-4014).
  • Sommige cartotheekkaartjes bevatten bovendien verwijzingen naar het zgn. chargenummer. De charges zelf zijn opgenomen in het archief onder rubriek 1.2.5 (inv.nrs. 208-215)

Zonder dat de naam bekend is kan toch onderzoek in het archief gedaan worden. Hierbij doen zich twee mogelijkheden voor:

  1. Het type misdaad is bekend
  2. De plaats van het misdrijf is bekend

1.Het type misdaad is bekend

Indien u gegevens zoekt waarvan noch de daders, noch de getuigen bekend zijn en welke alleen aangegeven kunnen worden door het type misdaad zijn kwalificatiekaarten nodig (inv.nrs. 17-19). Iedere kwalificatie wordt aangeduid met een romeins cijfer (type misdaad) en een letter  (geografische locatie), zie onderstaande tabel:

Type misdaad is bekend
Romeinscijfer Type misdaad Letters Geografische locatie
Moord Ne. Nederland
II Mishandeling A. Noord-Holland
III Marteling B. Zuid-Holland
IV Arrestatie (van enkelingen) C. Utrecht
V Tewerkstellingen (zgn. vrijwillige) D. Zeeland
VI Razzia’s E. Noord-Brabant
VII Organization Todt (Nederland) F. Gelderland
VIII Deportatie voor gedwongen werk G. Overijssel
IX Voedselroof H. Drenthe
X Bedrijfsmiddelenroof I. Groningen
XI Schepenroof J. Friesland
XII Grondstoffen en verwerkte materialenroof K. Limburg
XIII Gebruiksmiddelenroof Du. Duitsland
XIV Vernieling van huizen Oo. Oostenrijk
XV Vernieling van bedrijfsmiddelen De. Denemarken
XVI Maatregelen tot uithongering Be. België
XVII Standgerechten Fr. Frankrijk
XVIII Concentratiekampen (gevangenissen) It. Italië
XIX Internering No. Noorwegen
XX Prisoners of War Po. Polen
XXI Inundaties    
XXII Wetsverkrachting    
XXIII Geneeskundige proefnemingen    
XXIV Evacuaties    
XXV Diefstal van Nederlandse kunstschatten    
XXVI Verkrachting    
XXVII Gestapo en Sicherheitsdienst    

Van elk van de in de documenten voorkomende misdrijven bestaat dus een kwalificatiekaart. De bewerkte documenten werden opgeborgen in de opbergdossiers (zie inv.nrs. 87-91).

2. De plaats van het misdrijf is bekend

Indien de plaats van het misdrijf bekend is (bijv. de naam van een concentratiekamp) kan gezocht worden in een klapper waarbij de cartotheekkaartjes primair geordend zijn op plaats van misdrijf (inv.nrs. 3890-3894). De cartotheekkaartjes bevatten verwijzingen naar diverse in deze inventaris opgenomen bestanden:

  • de zgn. researchdossiers (inv.nrs. 4026-4127);
  • dossiers inzake concentratiekampen, rubriek AB, (inv.nrs. 3921-3949);
  • dossiers inzake War Crimes algemeen, rubriek H, (inv.nrs. 3992-4003);

Het interessante aan dit archief is dat het ons inzicht geeft in de werkzaamheden van lokale en internationale opsporingsinstanties.  In Nederland was daar een speciale opsporingsinstantie voor opgericht in 1945, hetgeen bekend is geworden als het Bureau Opsporing Oorlogsmisdadigers (BOOM).De primaire taak van deze organisatie was het opsporen en naar een bewaringskamp of gevangenis overbrengen van oorlogsmisdadigers. 

De subcommissies van het BOOM verzamelde informatie over mogelijke oorlogsmisdadigers. In totaal waren er dertien subcommissies in Nederland, veelal gevestigd in de grotere steden per provincie, die in samenwerking met de lokale politie onderzoek deden. Doorgaans was de gang van zaken als volgt: in de pers verschenen oproepen, uitgaande van de burgemeesters, die de burgers aanzetten tot het verstrekken van informatie over oorlogsmisdadigers. De lokale politie verzamelde de binnenkomende gegevens en zond die door naar de lokale of regionale subcommissie van BOOM. Indien er voldoende bewijs was om iemand te veroordelen dan werd een proces-verbaal opgemaakt en doorgezonden naar naar het hoofdbureau in Amsterdam of naar de procureur-fiscaal van het Bijzonder Gerechtshof in de provincie.

Wanneer het grote misdrijven betrof, begaan in bijvoorbeeld concentratiekampen, dan werd het proces-verbaal met al het bewijs doorgestuurd naar het hoofdbureau in Amsterdam. Zodra het BOOM voldoende bewijs had, werd het dossier door het hoofdbureau doorgezonden naar de Nederlandse vertegenwoordiger bij de United Nations War Crimes Commission (UNWCC) die de aanklachten in het Engels liet vertalen en de zaak verder doorgeleidde naar de UNWCC. Erkende ook Committee number 1 van de UNWCC het overlegde bewijs, dan werd een verdachte op de internationale opsporingslijst geplaatst.

Een belangrijke opmerking is dat  de UNWCC  uitmaakte of een verdachte als major war criminal diende te worden beschouwd of als minor war criminal. Een dergelijke aanwijzing had gevolgen voor de berechting, daar major war criminals voor het Internationaal Militair Tribunaal in Neurenberg zouden worden gebracht en minor war criminals in de landen, waar zij hun misdrijven hadden gepleegd. In Nederland zelf gebeurde dit door de Bijzondere Gerechtshoven en Tribunalen die hier speciaal voor waren opgericht, voor meer informatie hierover zie de zoekhulp Tweede Wereldoorlog: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR).