Stalbranden: decennia dierenleed

4 oktober 2019

Bij Dierendag denken we misschien aan het extra verwennen van huisdieren maar het welzijn en de veiligheid van onze veestapel verdient ook steeds meer aandacht: elk jaar weer komen tienduizenden dieren om bij stalbranden.

Brandgevaar

Dit jaar kosten stalbranden al bijna 180.000 dieren het leven. Dit gebeurt ondanks actieplannen met aanscherping van wettelijke eisen voor nieuwe stallen, meer aandacht voor brandpreventie en betere registraties van stalbranden. Met veel dierenleed, maatschappelijke onrust en een grote impact voor boeren tot gevolg. Een stal is heel brandbaar door de grote hoeveelheid stof, mestgassen en knaagdieren die bedradingen doorbijten. Hierdoor ontstaat makkelijk kortsluiting. Daarnaast kunnen de zogeheten luchtwassers die schone lucht de buitenwereld insturen, een oorzaak zijn; het vuur verspreidt zich hierdoor razendsnel. Vaak blijft onduidelijk hoe een stalbrand is ontstaan. 

Dierenbeschermer Hugo van Poelgeest

Het Nationaal Archief bewaart het archief van steenfabrikant en dierenbeschermer Hugo van Poelgeest (1879-1954). Hierin is veel te vinden over dierenbescherming in de eerste helft van de 20e eeuw. Van Poelgeest houdt zich vanaf de jaren twintig intensief bezig met het voorkomen van stalbranden. Hij is lid van verschillende commissies die stalbranden op hun agenda hebben staan. 

Prijsvraag redden van vee

Het niet kunnen ontsnappen aan een vuurzee is (nu ook nog) een van de oorzaken van de hoge dierensterfte. In 1928 schrijft de Dierenbescherming een prijsvraag uit hoe het beste vee uit een brandende stal te redden. Met het idee dieren van buitenaf los te kunnen maken wint de heer Broekhoven uit Wijchen de prijsvraag. Maar dat vraagt een (te) grote aanpassing in stallen. Ook nu is het ontbreken van ontsnappingsmogelijkheden de grootste oorzaak van de hoge dierensterfte bij een brand.

Extra bouweisen voor stallen

In 1933 is Van Poelgeest lid van de commissie die de ‘Koninklijke Nederlandsche Brandweervereeniging’ op verzoek van de minister van Binnenlandse Zaken instelt om maatregelen ‘ter bescherming van vee tegen levend verbranden’ te bedenken. 
De commissie stelt extra bouweisen voor (nieuwe) stallen voor: betonnen of stenen brandmuren tussen stallen en aangrenzende ruimten, brandvrije wanden en zolders van stallen en per acht koeien of paarden een aanwezige brede naar buiten draaiende buitendeur om op tijd naar buiten te vluchten. De commissie stuurt haar advies naar provincies in de hoop dat ze gemeentes aansporen hun bouwverordeningen aan te passen. Sommige provincies doen dat inderdaad, andere vinden dat ‘de kosten van stalverbetering te zwaar op de landbouwbedrijven drukken’. 

Economie versus dierenwelzijn

In 1937 is Van Poelgeest een van de leden van de Rijkscommissie Brandveiligheid en Hygiëne. De commissie roept op tot een veestallenwet maar wordt het onderling toch niet eens. De Wageningse professor Visser vestigt de aandacht op het kleine percentage van ’den geheelen Neerlandschen veestapel’, dat door verbranding het leven verliest. Een geluid dat vandaag de dag ook nog wel eens wordt gehoord.

Helaas: het brandt nog steeds door

Van Poelgeest vindt dat de oplossing gezocht moet worden in ‘een forsche beteugeling van nonchalance en criminaliteit’, brandvrije stalruimten, hulpmiddelen om brand te voorkomen of te beperken en in ‘opvoeding tot accuratesse en voorzichtigheid’. Ondanks commissies, rapporten en groeiende aandacht voor stalbranden, luidt Van Poelgeests conclusie in 1938: ‘Helaas het brandt nog steeds door!’ Nu, ruim tachtig jaar later, zijn nieuwe stallen brandveiliger maar een brandveiligere isolatie wordt niet verplicht vanwege de ‘zeer hoge, niet proportionele investeringen’. Stalbranden blijven vooralsnog een groot probleem.

Nationaal Archief

Dierenbeschermingsarchieven Collectie H. van Poelgeest (2.19.009), inv.nrs. 546, 551, 557, 559, 560, 564