Dagboek uit een Japans interneringskamp (1944)

Erik de Vries bericht van binnenuit

Alles uitklappen

Je zou het niet zeggen, maar deze vier morsige blaadjes met potloodaantekeningen zijn van onschatbare waarde. Ze geven namelijk informatie over een plek waar niemand aantekeningen mocht maken: een interneringskamp van het Japanse leger in voormalig Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Het is het kampdagboek van Erik Klaas de Vries, een Nederlandse radioreporter en televisiepionier, die vier jaar doorbrengt in interneringskampen op Java en Sumatra.

Steeds moeten Erik en zijn medegevangenen weer op transport naar andere werkkampen. Eerst verblijft hij op het eiland Java op verschillende locaties. Na twee jaar wordt Erik naar Sumatra getransporteerd. Daar, in kamp Ketiau, weet Erik in januari 1944 eindelijk aan wat papier en een stompje potlood te komen. Daarmee kan hij noteren wat hem dagelijks overkomt. Hij moet piepklein schrijven, want hij heeft maar weinig papier en wil zoveel mogelijk gegevens bijhouden. Dat helpt hem om niet gek te worden van alle ellende. Natuurlijk moet hij alles geheim houden voor de kampleiding. Daarom bewaart hij het dagboek onder zijn kleding vandaar de zweetvlekken op het papier.

In het begin schrijft Erik met hulp van kampgenoten zoveel mogelijk herinneringen op aan de vorige kampen en transporten. Op 26 januari zijn ze ‘bij’ en gaat hij dagelijkse gebeurtenissen vastleggen. Hij noteert veel gegevens, zoals de boeken die hij leest uit de kampbibliotheek (van Alice in Wonderland tot Piet Hein), welke ziekten hij heeft (van buikloop tot kiespijn), hoeveel nieuwe gevangenen erbij komen en wie er weggaan, en of er weer transport dreigt. Bijzonder om te lezen is hoe Erik zijn waardigheid probeert te bewaren door zijn haar elke morgen 300 slagen te borstelen met een gevonden wasborsteltje.

Maar vooral beschrijft Erik exact wat hij heeft gegeten en hoeveel voedingsstoffen hij binnenkrijgt. Logisch dat dit hem bezighoudt, want de gevangenen krijgen nauwelijks een behoorlijke maaltijd, terwijl de kampbewakers hun buik rond eten. Met ‘pisangs’ (bananen) bijvoorbeeld: voor de bewakers dagelijkse kost, voor Erik een zeldzaamheid. Vis is er af en toe, maar vanwege de hitte vrijwel altijd bedorven. Erik probeert zijn visrestjes in te zouten ‘voor later’. Hij is buiten zichzelf van vreugde als er een wild varken is gevangen en er weer eens vlees is. Ook slang en leguaan staan soms op het menu (‘Lekker!’). Gruwelijk zijn de meldingen over het eten van… ratten: ‘Als je nog ergens in het kamp hoort juichen, worden er ratten gejaagd!’.

Na Ketiau gaat Erik nog één keer op transport, naar kamp Palembang. De geallieerden bevrijden dit kamp in september 1945. Kort daarna vertrekt de zwaar verzwakte Erik per stoomschip naar Europa. Na zijn terugkeer in Nederland gaat hij verder met de ontwikkeling van televisie en werkt hij als tv-producent. Hij wordt bekend als de 'vader van de Nederlandse televisie'.

Onderstaande gegevens zijn nodig om het archiefstuk te vinden in het Nationaal Archief:

Dagboek van Erik de Vries: 2.21.327, inv.nr 70