De verborgen geschiedenis van Suriname (1933)

Anton de Kom strijdt voor meer bekendheid van het slavernijverleden

Alles uitklappen

Anton de Kom is in 1898 geboren in Paramaribo, Suriname. Hij heeft als kind al interesse voor de Surinaamse geschiedenis en de rol van zijn eigen familie daarin. Zijn vader is op een plantage in slavernij geboren. De verhalen over de wreedheden hoort Anton van zijn eigen familie, niet op school bij de Nederlandse paters. Hij zegt daar later over:

‘Geen beter middel om minderwaardigheid bij een ras te kweken dan dit geschiedenisonderwijs, waarbij uitsluitend zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen. Het heeft lang geduurd voordat ik mijzelf geheel van de obsessie bevrijd had dat een neger altijd onvoorwaardelijk de mindere moest zijn van iedere blanke.’

Het negeren van het slavernijverleden in het onderwijs zal Anton zijn leven lang bezighouden. Omdat hij als zwarte jongen in Suriname lastig werk kan vinden, vertrekt hij op 23-jarige leeftijd naar Nederland. Suriname is dan nog een kolonie van Nederland, waardoor hij daar mag wonen en werken. Maar ook in Nederland blijkt het niet makkelijk om een baan te krijgen.

Anton zit eerst een tijdje in het leger, waarna hij ten slotte aan de slag gaat als boekhouder in Den Haag. Daar begint hij bijeenkomsten van de communistische partij te bezoeken. De communisten vinden dat de koloniën, zoals Indonesië en Suriname, zelfbestuur moeten krijgen en daar is Anton het mee eens.

Hij gaat zelf lezingen houden op partijbijeenkomsten, om meer bekendheid te geven aan de Surinaamse geschiedenis van etnische ongelijkheid en slavernij. Omdat Anton het Nederlands onderwijs verantwoordelijk houdt voor het negeren van de geschiedenis van Suriname en de slavernij, besluit hij zelf bij scholen en jongerenbijeenkomsten langs te gaan om dat verhaal te vertellen. Ook in Suriname, waar hij in 1933 naar teruggaat, geeft  Anton lezingen.

In de speech, die Anton houdt op 20 november 1933, stelt hij:

‘De schoolboekjes worden zo geschreven, dat de kinderen geen respect voor negers kunnen verkrijgen.’ Hij vertelt ook over Boni, een jongen die in slavernij leefde, maar in opstand kwam. Volgens hem zou juist een held als Boni, die vocht tegen de slavenhouders, vermeld moeten worden in de Nederlandse schoolboeken. Anton begint ook te schrijven aan een belangrijk boek: Wij slaven van Suriname.

Het woord 'neger', dat Anton vrij vaak in zijn teksten gebruikt, is oorspronkelijk afkomstig van het Latijnse woord voor zwart, niger. Eeuwen geleden, toen witte mensen voor het eerst zwarte mensen zagen, noemden ze hen 'niger' om een onderscheid tussen mensen te maken op basis van hun huidskleur. Het woord kreeg een negatieve lading omdat witte mensen neerkeken op mensen met een donkere huidskleur.

Tijdens de Trans-Atlantische slavenhandel werd het woord gebruikt om zwarte mensen als handelswaar aan te duiden. De schepen van de WIC vervoerden bijvoorbeeld 'tabak, peper en negers'. Zwarte, tot slaafgemaakte mensen werden hierdoor ook in taal gereduceerd tot handelsproduct.

De term bleef nog lang in gebruik in de Nederlandse taal en werd in de jaren 30 ook door Anton de Kom gebruikt. Maar zoals de geschiedenis van het woord laat zien is het geen neutrale term. Doordat de geschiedenis van mensen in slavernij steeds meer aandacht krijgt, is er ook steeds meer aandacht voor de negatieve en kwetsende lading van het woord 'neger'. Om deze reden wordt de term tegenwoordig beschouwd als scheldwoord. 

Onderstaande gegevens zijn nodig om het archiefstuk terig te vinden in het Nationaal Archief:

Speech schoolboeken: 2.10.36.51, inv.nr. 409 10