A.M. Van Tuyll van Serooskerken rapporteert over misstanden in interneringskampen

1945, Den Haag

In het Nationaal Archief bevindt zich een klein archief van Kolonel A.M. baron Van Tuyll van Serooskerken. Het is het archief met rapportages over de misstanden in de interneringskampen na de bevrijding.

In kamp De Vergulde Hand zitten geïnterneerden dag en nacht aan elkaar vast geketend. Nationaal Archief

Na de oorlog worden duizenden mensen die met de Duitsers hebben gecollaboreerd in kampen, scholen en kazernes geïsoleerd (geïnterneerd). In veel van deze interneringskampen zijn de omstandigheden gruwelijk. Mensen worden er mishandeld en vernederd. Ook vinden in de barakken nachtelijke schietpartijen op de gedetineerden plaats.

Beetje bij beetje dringen de misstanden in de kampen door tot de Nederlandse regering. In oktober 1949 krijgt mr. A.M. van Tuyll van Serooskerken van de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 de opdracht om een onderzoek in te stellen naar de misstanden direct na de bevrijding, met name in de kampen van de 'foute Nederlanders'.

Onder andere onderzoekt Van Tuyll van Serooskerken de omstandigheden in het kamp De Vergulde Hand te Vlaardingen. Dit archief bevat  literatuur en krantenknipsels, ingekomen brieven, (inspectie)-rapporten van de kampen en processen-verbaal van gedetineerde Nederlandse en Duitse mannen en vrouwen.

Ook metalen hand- en voetboeien zijn onderdeel van de inventaris. Met deze ketens zaten geïnterneerden in kamp De Vergulde Hand dag en nacht aan elkaar vastgebonden. Ze vormen het gerechtelijk bewijsmateriaal van de slechte omstandigheden waarin de geïnterneerden zich bevonden. Er hoort bovendien een getuigenverslag bij van de persoon die met deze kettingen was vastgebonden. Van Tuyll van Serooskerken neemt de ketting mee als bewijsstuk. De ketting laat de schaduwzijde zien van de naoorlogse periode, namelijk die van Nederlanders die zich in de interneringskampen net zo misdadig gedroegen als hun voormalige bezetters tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden gedaan.

In zijn boek ‘In plaats van bijltjesdag' is de jurist A.D. Belinfante zeer kritisch over het rapport en noemt het onderzoek ‘een gemiste kans'.

Het onderzoek van Van Tuyll van Serooskerken maakt deel uit van een groter onderzoek naar het regeringsbeleid in de periode 1904-1945. In juni 1947 stelt Jhr. Mr. M. van der Goes van Naters voor om de Tweede Kamer een enquête te laten houden naar dit regeringsbeleid. Aanleiding was het feit dat er in deze jaren geen Nederlandse volksvertegenwoordiging was geweest die controle had uitgeoefend over de regering. De enquête zou in die lacune kunnen voorzien. Het voorstel wordt in november 1947 aangenomen en nog in datzelfde jaar wordt een commissie samengesteld die direct aan de slag gaat.

De commissie onderzoekt een breed scala van onderwerpen: het militaire beleid, de neutraliteitspolitiek, vertrek van de regering en de eerste maanden in Londen, het financieel-economisch beleid, de geheime diensten, contacten met bezet Nederland (waaronder de leiding en voorlichting van ambtenaren in bezette gebieden en de contacten met het verzet), kabinetscrises, de voorbereiding van de terugkeer van bestuur en regering, het beleid t.a.v. Nederlanders in het buitenland die hulp nodig hadden en Nederlands-Indië.

De commissie heeft bewust de relatie tussen koningin Wilhelmina en de regering buiten haar onderzoek gelaten, met als motief dat de koning(in) volgens de grondwet onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk.