Voor de Kust van Guinea werd in het jaar 1815 niet zoo-als voor de Westindische koloniën een regeeringsreglement gearresteerd. Het Koninklijk besluit van 27 Juli 1815 no. 31 dat de bestuursinrichting voor de Nederlandsche Etablissementen (of Bezittingen) ter Kuste regelde, stelde slechts vast eene tabel van het personeel en eene instruktie voor den hoofdgebieder; tot dit ambt werd benoemd Mr. H. W. Daendels, die den titel kreeg van Gouverneur-generaal.
Het 7de artikel dezer instructie (welke 73 artikelen telde) droeg aan den Gouverneur-generaal de opperdirectie in het militaire, civiele, politieke en huishoudelijke op. Artikel 24 hield het voorschrift in, dat de Gouverneur-generaal in zaken van aangelegen-heid den Grooten Raad moest convoceeren en in zaken van minder belang raad moest houden met den Kleinen Raad; in beide colleges zou hij het voorzitterschap bekleeden. Op 11 Maart 1816 aanvaardde de Gouverneur-generaal het bewind ter Kuste.
In verband met de afschaffing van den slavenhandel werd bij Koninklijk besluit van 1 November 1819 no. 32 eenenieuwe inrichting der administratie van de Etablissementen ter Kuste van Guinea vastgesteld, welke inhield, dat het hoofd ter Kuste den titel zou voeren van Commandeur. Op 1 Juli 1820 werd aan dit besluit uitvoering gegeven.
Het Koninklijk besluit van 23 Maart 1838 no. 104 bracht eene wijziging in het bestuur en de administratie voor de Etablissementen ter Kuste; o.a. werd de Commandeur vervangen door een Gouverneur. Deze titulatuur bleef gehandhaafd bij de Koninklijke besluiten van 2 Maart 1839 no. 93 en van 27 Februari 1842 n°63 betreffende de bestuursinrichting ter Kuste.
Eerste bij Koninklijk besluit van 2 Juli 1817 no. 52 werd een Reglement van bestuur voor de Nederlandsche bezittingen ter Kuste van Guinea vastgesteld, met intrekking van de instructie voor den Gouverneur-generaal van 1815. Artikel 1 van het Reglement bepaalde, dat bij den Gouverneur het hoogste gezag zou berusten, terwijl hem volgens artikel 2. een Koloniale Raad zou zijn toegevoegd.
Artikel 4. verplichtte den Gouverneur het gevoelen van den Raad in te winnen, zoo dikwerf algemeene bepalingen uitgevaardig of belangrijke maatregelen moesten worden; aan den Gouverneur allen stond de beslissing.
Het Nederlandsch gezag ter Kuste nam op 6 April 1872 een einde.
Met tafel. - Bijgevoegd is een contract van de afdeeling Dixcove. 1868.
Volgens art. 24 zijner instructie was de Gouverneur-generaal gehouden in zaken van aangelegenheid den Grooten Raad te convooeeren, die bestaan zou uit alle ambtenaren tot den rang van eersten resident ingesloten. In zaken van minder belang zou hij alleen raad houden met den contrarolleur de financiën en magazijnen, den inspecteur der gebouwen en den secretaris-kassier. De Gouverneur-generaal zou zoowel in den Grooten Raad als in den Kleinen Raad presideeren en zorg dragen, dat de notulen van beider vergaderingen in een apart verbaal werden ingeschreven.
De installatie van den Grooten Raad had of 11 Maart 1816 plaats.
Ingevolge het Koninklijk besluit van 1 November 1819 no, 32 bepalend de nieuwe inrichting der administratie van de etablissementen ter Kuste van Guinea, kwam de onderscheiding in Grooten, en Kleinen Raad te vervallen.Art 12 van dit besluit schreef voor, dat de Raad bestaan uit den Commandeur, den boekhouder als vice-president, 2 residenten en den chirurgijn-majoor; de nieuwe regeling werd in de vergadering van den Grooten Raad van 17 April 1820 ter kennis van de leden gebracht.
Krachtens het Reglement van bestuur voor de Nederlandsche bezittingen ter Kuste van Guinea, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 2 Juli 1847 no. 52, kwamen in plaats van den Raad twee lichamen: de Koloniale Raad en de Rechtbank te Sint George d'Elmina. Volgens art. 2 van het Reglement zou de Koloniale Raad samengesteld zijn uit den Gouverneur, den boekhouder-oficier van justitie, den hoofdingenieur der mijnen, den oudsten in rang aanwezigen officier van het garnizoen, benevens twee leden, uit de tingezetence, te kiezen door den Gouverneur onder nadere goedkeuring des Konings. Artikel 4 legde den Gouverneur de verpliching op, het gevoelen van den Raad in te winnen, zoo dikwerf er algemeene bepalingen uitgevaardigd of belangrijke maatregelen genomen moesten worden; de besligging bleef echter aan den Gouverneur.
Tusschen de samenstelling van den Kolonialen Raad en de Rechtbank bestond slechts dit verschil, dat in de Rechtbank ooknog zitting had de oudste in rang aanwezige resident.
Behalve de rechtspraak was aan de Rechtbank bovendien opgedragen het toezicht op de afdoening van boedels van ab intestato overleden Europeanen en daarmede gelijkgestelde prsonen (art. 21).
Bij gouvernementsbesluit van 10 December 1847 werden de door den Gouverneur aan te wijzen leden van Koloniale Raad en Rechtbank benoemd; beide colleges hielden in Februari 1848 hunne eerste bijbekomst.
Volgens de tabel der personeele organisatie voor 'sRijks bezittingen ter kuste van Guinea, gearresteerd bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1815 no. 31, werd het ambt ingesteld van Contrarolleur der financiën en magazijnen. Deze titularis werd tevens aan-gewezen voor de ambten van vice-president en fiscaal, zulks ingevolge de instructie voor den Gouverneur-generaal, welke in art. 25 bepaalde, dat een permanent vice-president zou worden benoemd, die tevens asl publiek aanklager zou fungeeren.Het Koninklijk besluit van 1 November 1819 no. 32 houdende bepaling der nieuwe inrichting van de administratie der etablissementen ter Kuste van Guinea, verwing den contrarolleur der financiën-fiscaal door een boekhouder, die tevens de ambten van fiscaal, secretaris en kassier zou vervullen; tegelijk kwam het afzonderlijk ambt van secretaris-kassier te vervallen.De combinatie boekhouder-fiscaal-secretaris-kassier, welke in Mei 1820 in werking trad, bleef sindsdien bestaan; de titel fiscaal werk bij de regeling van 1847 vervangen door: officeir van justitie.De fiscaal (officier van justitie) trad tevens op als rechterlijk ambtenaar voor kleine zaken; toen in 1862 over de bevoegdheid van den officier van justitie om schuldgeschillen te regeken inlichtingen werden gevraagd door den minister van Koloniën kon de Gouverneur bij kabinetsmissive van 9 Juni 1862 slechts mededeelen, dat deze door het aloude gebruik gewettigd was.
Aanvankelijk van den benoemden contrarolleur.
(1921) I.
Met alphabetischen naamwijzer.
Met alphabetischen naamwijzer.