Archief
Titel
2.03.08 Inventaris van het archief van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), 1945-2000
Auteur
CAS / D.J. Kortlang / H.H. Jongbloed / Doc-DirectVersie
08-04-2024
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
2023 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) RVD
Periodisering
archiefvorming: 1945-2000 oudste stuk - jongste stuk: 1945-2000
Archiefbloknummer
A2Omvang
5282 inventarisnummer(s)Taal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal Archief, Den HaagLocatie
Den HaagArchiefvormers
Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie van Algemene ZakenSamenvatting van de inhoud van het archief
De in deze inventaris beschreven archieven bestaat uit de stukken die ontstaan zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), van de Voorlichtingsraad (VoRa) en van de Dienstcommissie van de Rijksvoorlichtingsdienst (DC-RVD). De RVD had de volgende taken: verzorging van de voorlichting ten behoeve van de departementen, welke geen perschef hebben; adviseren van de minister-president betreffende de voorlichting over het algemeen regeringsbeleid; adviseren en coördineren met betrekking tot de voorlichting over het Koninklijk Huis; verzorgen van de technische regelingen inzake het gebruik van de publiciteitsmedia; het verzamelen en registreren van informatie uit binnen- en buitenlandse pers, radio en tv; en het doorgeven van dit materiaal aan de Staten-Generaal en de departementen van algemeen bestuur. De VoRa had als taak het adviseren van de minister-president en de ministerraad over het communicatiebeleid van de rijksoverheid. De Dienstcommissie was het medezeggenschapsorgaan tussen het personeel en de directeur van de RVD.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
De Nederlandse regering in ballingschap bouwde in 1940–1945 in Londen, ‘naar Brits model’, de Regeringsvoorlichtingsdienst op. Na de bevrijding werd de dienst in Den Haag opnieuw ingesteld. De regering wilde de overheidsvoorlichting structureel vormgeven. Daarom kreeg de staatscommissie-Van Heuven Goedhart in 1946 de opdracht te adviseren over de coördinatie van de overheidsvoorlichting.
In januari 1947 stelde het kabinet een ‘Regeringsadviseur van het voorlichtingsbeleid’ aan. Overheidsvoorlichting mocht alleen worden toegepast om door de politiek goedgekeurd beleid toe te lichten en te verklaren. Daarmee gaat de periode van ‘passieve overheids-voorlichting’ van start.
Later in 1947 gaf de ambtelijke commissie Hermans de regering het advies een coördinerend orgaan voor de overheidsvoorlichting in te stellen, de Voorlichtingsraad. De Voorlichtingsraad werd op 17 oktober 1947 ingesteld en heeft naast een coördinerende ook een adviserende taak.
In 1950 adviseerde de ambtelijke commissie-Fock de overheidsvoorlichting te centraliseren bij de RVD.
In de daaropvolgende dertig jaren hield de RVD zich bezig met de woordvoering voor Koninklijk Huis, Minister-President, de Ministerraad en de Minister van Algemene Zaken, met publicaties en advertenties, tentoonstellingen, film en foto.
Een bijzondere primeur kende het jaar 1967. De overheid begon met het uitzenden van TITAN-spotjes (televisieinformatie ten algemene nutte) waarin zij burgers voorlichtte over onderwerpen als persoonlijke hygiëne, voeding en energie. De RVD coördineerde de uitzendingen. Niet veel later werd Postbus 51 een bekend begrip. Het is de postbus van de RVD waar burgers hun schriftelijke vragen en grieven konden deponeren. De RVD stuurde de vraag voor beantwoording door naar het betreffende Ministerie.
Op 1 januari 1978 gaat de directie Toepassing Communicatietechniek (DTC) van start, het onderdeel van de RVD dat zich bezig ging houden met het faciliteren van de overheidscommunicatie.
De tijden veranderden. De Commissie Heroriëntatie Overheidsvoorlichting (commissie-Biesheuvel) haakte daarop eind jaren zeventig in met het rapport ‘Openbaarheid Openheid’. In het rapport stelde de commissie dat de overheid een actieve plicht heeft beleid openbaar te maken en dat daarvoor een Wet Openbaarheid van Bestuur moet worden ingevoerd. Dat was de start van de periode van actieve overheidsvoorlichting. Op 1 mei 1980 werd de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) van kracht. De wet stelde de overheid verplicht desgevraagd informatie te verschaffen. Ook moest de overheid de burger actief informeren als dit in het belang was van ‘een goede en democratische bestuursvoering’.
De Regeling uitbesteding voorlichting andere communicatieprojecten verscheen in september 1983 in de Staatscourant en verplichtte rijksoverheden om bijvoorbeeld bij de plaatsing van advertenties de RVD in te schakelen. Een jaar later introduceerde de ambtelijke werkgroep Heroverweging Voorlichting Rijksoverheid (onder leiding van de RVD-directeur Van der Voet) twee nieuwe begrippen: voorlichting als public relations en voorlichting als beleids-instrument. Dat laatste wilde zoveel zeggen als: de overheid probeert door communicatie de burgers zodanig te beïnvloeden dat geen regelgeving meer nodig is.
In 1984 verscheen het rapport Heroverweging Voorlichting Rijksoverheid. Ook kwamen er Kamervragen over publicaties van het Ministerie van Financiën. De Voorlichtingsraad besloot onder invloed daarvan een bezinningsdag te houden over de principia in de voorlichting van de rijksoverheid. De principia hadden betrekking op de persvoorlichting (in de fasen ‘beleids-voorbereiding’ en ‘beleidsvaststelling’) en de publieksvoorlichting (in de fase beleidsuitvoering’).
Een van de principia ging over de beïnvloedende publieksvoorlichting. Deze moest gericht zijn op houding en gedrag van de burger. Beïnvloeding van de mentaliteit (‘normen en waarden’) was alleen gewenst als de voorlichting ging over aanvaard beleid, over een onderwerp dat niet controversieel was en voldoende informatie bevatte om belangstellenden en belanghebbenden in staat te stellen een eigen oordeel te vormen.
In 1987 werd de Commissie voor de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen ingesteld, die tot taak had de Ministers van AZ, van Binnenlandse Zaken en van VROM, en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken te adviseren over algemene richtlijnen voor de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen.
De Algemene Rekenkamer verrichtte in 1991 een onderzoek naar de planmatige opzet, kosten en evaluatie van overheidscampagnes. De resultaten waren pijnlijk. Meer dan de helft van de campagnes bleek niet geëvalueerd te zijn. Financiële gegevens waren nauwelijks voorhanden. Het rapport van de Rekenkamer werd in de Tweede Kamer behandeld, waarna besloten werd criteria vast te leggen waaraan grote voorlichtingscampagnes moesten voldoen. Ze moesten vooraf worden voorgelegd aan de Kamer, mochten niet gaan over controversieel beleid en moesten bijdragen aan de geloofwaardigheid van de overheid.
De werkgroep Grote Efficiency Operatie-voorlichting (GEO) ging in 1991 van start en alle Ministeries moesten bezuinigen op voorlichting. Vanaf 1992 bood de RVD/DTC tegen betaling van kosten de volgende diensten aan overheden aan: communicatieadvies, onderzoeksadvies en -begeleiding, projectmanagement, mediaservice en juridische ondersteuning.
De RVD stootte zelf een aantal taken af. De afdeling Tentoonstellingen werd al in 1989 opgeheven. In 1996 werd het filmarchief geprivatiseerd en werd het foto-archief overgedragen aan het Nationaal Archief. De mediatheek is in 1998 verzelfstandigd. Wel heeft de RVD het organiseren van fotosessies met leden van het Koninklijk Huis en het beheren van de foto- en audiovisuele verzameling van het Koninklijk Huis in eigen beheer gehouden.
In de jaren negentig kwam de zogenaamde ‘interactieve beleidsvorming’ op. De overheid streefde ernaar, allereerst op lokaal en provinciaal niveau, om publieksgroepen te betrekken bij de voorbereiding van beleid. Op rijksniveau bleef de interactieve beleidsvorming tamelijk beperkt. Wel zagen veel websites het licht: die van Postbus 51, het Ministerie zelf en het Koninklijk Huis. Later de website regering.nl en government.nl, speciaal voor de buitenlandse pers, een aanvulling op de periodiek Netherlands Newsmonitor. Ook begon het Ministerie met de verzending van digitale nieuwsbrieven, zogenaamde e-zines.
In 1997 werd de Postbus 51 Infolijn ondergebracht bij de RVD. Een jaar later veranderde die zijn naam in Postbus 51 Informatiedienst. Postbus 51 is onder meer verantwoordelijk voor decentrale distributie van overheidsinformatie via bijvoorbeeld postkantoren en bibliotheken. Ook besloot de Ministerraad om de plaatsing van advertenties op radio en televisie en langs de openbare weg uitsluitend door tussenkomst van de RVD/DTC mogelijk te maken.
De Voorlichtingsraad besloot in 1999 om voor alle Postbus-51-campagnes standaard een effectonderzoek uit te laten voeren. DTC voerde het onderzoek uit en beheerde de databank met onderzoeksgegevens. Deze activiteit vloeide voort uit toezeggingen van de Minister-President aan Tweede Kamer om voortaan campagnes te melden, totaalevaluaties van campagnes te maken en een overzicht van coproducties van overheid met bijvoorbeeld omroepen te geven.
De RVD was ook vertegenwoordigd in externe commissies, zoals het Bestuur Nieuwspoort, Werkgroep Holland Imago en de Programmaraad van de Wereldomroep.
De staatscommissie Toekomst Overheidscommunicatie (Commissie-Wallage) werd in 2000 ingesteld met als opdracht om advies uit te brengen over de toekomst van de overheidscommunicatie. Een jaar daarna verscheen het eindrapport met de titel ‘In dienst van de democratie’. De regering nam de meeste adviezen over en stuurde in november 2001 het regeringsstandpunt naar de Tweede Kamer. De hoofdlijnen van het rapport: de burger moet centraal komen te staan in de overheidscommunicatie; communicatie moet opschuiven naar het hart van het beleidsproces. Het eindrapport heeft onder meer geleid tot de website regering.nl, een zeer actieve voorlichtingssite van de regering.
In 2002 fuseerden DTC en Postbus 51 Informatiedienst tot een nieuw onderdeel van de Rijksvoorlichtingsdienst: RVD/Publiek en Communicatie. De RVD zelf werd omgevormd van een hoofddirectie tot een Directoraat-Generaal binnen het Ministerie van Algemene Zaken. Vier jaar nadat de commissie Wallage haar rapport heeft gepresenteerd is er in het kader van het programma Andere Overheid opnieuw veel aandacht voor overheidscommunicatie. Communicatie is namelijk één van de onderwerpen waar een zogenaamde rijksbrede takenanalyse voor is uitgevoerd. De commissie onder voorzitterschap van Gerrit Jan Wolffensperger heeft gekozen voor een praktische invalshoek. Deze praktische benadering heeft geleid tot 50 concrete aanbevelingen om de overheidscommunicatie te versterken. Hierbij is gekozen voor een balans in eenheid, transparantie en intensiever contact met de burger. Voorbeelden hiervan zijn: meer contact en werkbezoeken, zowel van politici als van ambtenaren, meer kennis over en contact met de samenleving door enquêtes, consultatie, simulatiegames en expertmeetings, een televisiekanaal binnen de publieke omroep met live Kamerdebatten, persconferenties en dergelijke, ‘townhall meetings’ waarbij beleidsmakers kunnen worden aangesproken door burgers en maatschappelijke organisaties, expliciet aandacht voor eenheid in overheidsbeleid. Het kabinet reageert met een implementatieplan. In 2006 wordt het actieprogramma Wallage afgerond en wordt gestart met het uitwerken van de aanbevelingen van de commissie Wolffensperger.
Functies en activiteiten
De dienst had taken omtrent:- de uitvoering van technische werkzaamheden op voorlichtingsgebied, waaronder in het bijzonder het doen vervaardigen van het door de rijksorganen te gebruiken voorlichtingsmateriaal en het verstrekken van persdocumentatie aan die organen;
- verzorging van de voorlichting ten behoeve van de departementen, welke geen perschef hebben.
- adviseren van de Minister-President betreffende de voorlichting over het algemeen regeringsbeleid. Het verstrekken van inlichtingen over dat beleid. Zorgen voor een zo actueel mogelijke informatie van de leiding van het ministerie over aangelegenheden die direct of indirect van belang kunnen zijn voor het te voeren beleid;
- adviseren en coördineren met betrekking tot de voorlichting over het Koninklijk Huis;
- verzorgen van de technische regelingen inzake het gebruik van de publiciteitsmedia, waaronder in het bijzonder het technisch voorbereiden en (doen) vervaardigen van het door de rijksorganen te gebruiken voorlichtingsmateriaal;
- verzamelen en registreren van informatie uit binnen- en buitenlandse pers, radio en tv; het doorgeven van dit materiaal aan de Staten-Generaal en de departementen van algemeen bestuur.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Deze stukken zijn tot aan de overbrenging naar het Nationaal Archief altijd onder verantwoordelijkheid van de Directeur-Generaal van de Rijksvoorlichtingsdienst bij het Ministerie van Algemene Zaken beheerd.
De verwerving van het archief
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud
De archieven van de Rijksvoorlichtingsdienst, de Voorlichtingsraad en de dienstcommissie bestaan uit stukken die betrekking hebben op de reguliere taakuitvoering van de dienst.
Selectie en vernietiging
Het archief over de periode 1980-1999 is geselecteerd aan de hand van de volgende selectielijsten:
Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Algemene Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Voorlichting van de Rijksoverheid over de periode 1931-1996, vastgesteld bij bechikking van 5 juli 2001 nr. R&B/OSA/2001/2013, Strcrt. 2001-155
Selctielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Algemene Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Rijksbegroting over de periode 1945-2000, vastgesteld bij beschikking van 25 januari 2005 nr. C/S/05/155, Stcrt. 2005-62
De aan de hand van deze selectielijsten door de Centrale Archief Selectiedienst voor vernietiging geselecteerde archiefbescheiden zijn in juni 2007 in opdracht van de minister-president vernietigd.
Door het Nationaal Archief zijn tijdens de bewerking van het archief over de periode 1945-1979 slechts dubbelen uit het archief voor vernietiging geselecteerd, deze zijn met instemming van het ministerie van Algemene Zaken vernietigd.
Aanvullingen
Voor dit archief worden geen aanvullingen verwacht.
Verantwoording van de bewerking
De bewerking van het archief is deels geschied door het Nationaal Archief en deels door de Centrale Archief Selectiedienst. Het Nationaal Archef heeft het deel over de periode 1945-1979 alsmede de archieven van de Voorlichtingsraad en de Dienstcommissie bewerkt, de Centrale Archief Selectiedienst het deel over de periode 1980-1989. De resultaten van beide bewerkingen, voor zover het de voor bewaring geselecteerde delen betreft, zijn door de Centrale Archief Selectiedienst ineen geschoven tot één archiefbestand en één inventaris. Het Nationaal Archief heeft daarna afrondende werkzaamheden verricht op redactioneel maar ook op inhoudelijk gebied.
Buiten de bewerking is gebleven het archief van de Dienst Publiek en Communicatie. Dit archief wordt afzonderlijk van het archief van de RVD bewerkt en overgebracht.
Ook niet meegenomen in de bewerking is het foto-archief van de RVD. Het foto-archief is en wordt eveneens afzonderlijk van het RVD-archief bewerkt en overgebracht.
Zie voor de selectie de paragraaf "Selectie en vernietiging" in deze inventaris.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten.
Ordening van het archief
Aan de hand van de oorspronkelijke orde heeft het Nationaal Archief in overleg met het ministerie van Algemene Zaken een ordeningsschema opgesteld. Zowel het Nationaal Archief als de Centrale Archief Selectiedienst hebben dit ordeningsschema gebruikt.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B), deels niet openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van beperkt openbare bescheiden is niet toegestaan. Reproductie van openbare bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), nummer toegang 2.03.08, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, RVD, 2.03.08, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar