Terug naar zoekresultaten

2.06.056 Inventaris van de archieven van het Rijkskolenbureau, 1939-1954 (1956)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.056
Inventaris van de archieven van het Rijkskolenbureau, 1939-1954 (1956)

Auteur

V. van den Bergh

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1988 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Rijkskolenbureau
Rijkskolenbureau

Periodisering

archiefvorming: 1939-1954
oudste stuk - jongste stuk: 1939-1956

Archiefbloknummer

E20195

Omvang

; 780 inventarisnummer(s) 15,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Rijkskolenbureau Rijkskolenbureau, Sectie Turf, , 1939-1954 (1956),

Samenvatting van de inhoud van het archief

In het archief van het hoofdkantoor van het Rijkskolenbureau te Den Haag (1939-1954) zijn stukken te vinden die met name de distributie van vaste brandstoffen, gas en elektriciteit over verschillende verbruikersgroepen (huisbrand, midden- en kleinbedrijf, industrie) betreffen. Ook zijn stukken opgenomen van de volgende kantoren: Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen te Den Haag; Sectie Turf te Assen; Tijdelijk Rijkskolenbureau te Tilburg (1944-1945) en van de bijkantoren van het Rijkskolenbureau in Tilburg (1945-1947) en Zwolle (1945). Daarnaast bevat dit archief bescheiden van J.G.Ph. Looman, vertegenwoordiger van de Nederlandse Regering in de European Coal Organization en enkele archivalia van de Coördinatiecommissie voor Energietoewijzing.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 was Nederland, mede dankzij de ervaringen in de periode 1914-1918, goed voorbereid op de verstoringen van het economisch leven, die ongetwijfeld zouden volgen. Een heel stelsel van maatregelen was reeds genomen om een
zo ongestoord mogelijk functioneren van de Nederlandse volkshuishouding te verzekeren in mobilisatie- en oorlogstijd. In februari 1937 werd als onderdeel van de afdeling Nijverheid van het Ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart het Bureau Economische Verdedigingsvoorbereiding opgericht. In het kader van de aan dit bureau opgedragen taak werden in de jaren 1938-1939 de zogenaamde Kernbureaus opgericht. Deze belastten zich met het bestuderen en voorbereiden van de bovengenoemde maatregelen voor de onderscheidene bedrijfstakken. Door de arbeid van deze bureaus, waarin zowel het bedrijfsleven als de overheid was vertegenwoordigd en die samenwerkten met het Bureau Economische Verdedigingsvoorbereiding, stond al in grote lijnen vast, wat in geval van oorlog of mobilisatie zou moeten geschieden.
Van de belangrijkste wetten waarop een en ander was gebaseerd, kunnen genoemd worden: de Wet Medewerking Economische Verdedigingsvoorbereiding 1939, de Distributiewetten 1938 en 1939, de Algemene Vorderingswet 1939 en de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939. Hieruit resulteerden talrijke besluiten en beschikkingen die de distributie mede tot in detail regelden. Kort na het uitbreken van de oorlog werden de meeste Kernbureaus, eind 1939, omgezet in Rijksbureaus: de Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid, elk belast met de zorg voor een bepaalde bedrijfstak of een complex van verwante bedrijfstakken. De Rijksbureaus werden onder leiding gesteld van personen die hun sporen op het gebied van administratief beheer al verdiend hadden en een grote kennis bezaten van de betreffende bedrijfstakken. De directie werd bijgestaan door een Commissie van Bijstand, samengesteld uit deskundigen uit het bedrijfsleven en uit ministerie-ambtenaren, zodat de voorwaarden voor een goede samenwerking met het bedrijfsleven aanwezig waren. Daarnaast hadden verscheidene Rijksbureaus ook speciale adviseurs uit het bedrijfsleven.
De kosten verbonden aan de uitvoering van de distributie door de Rijksbureaus werden aanvankelijk door inschrijfgelden, later door heffingen, de zgn. consentgelden, bestreden, te betalen door de bij de Rijksbureaus ingeschreven ondernemingen.
De positie en de betekenis van de Rijksbureaus nam gedurende de oorlogstijd steeds in belangrijkheid toe. De werkzaamheden beperkten zich al gauw niet meer alleen tot bemoeienis met de distributie sec, maar strekten zich ook uit over allerlei daarmee samenhangende zaken zoals prijspolitiek, stimulering van de productie, import enz. enz. Het gehele economische leven werd in sterke mate beheerst door de Rijksbureaus. Daarbij trachtte men toch nog zoveel mogelijk de bestaande organen van handel en verkeer ingeschakeld te houden.
Na de oorlog werden, met het vorderen van het economisch herstel, de Rijksbureaus geleidelijk opgeheven. Het laatste, het Rijksbureau voor Diamant, werd opgeheven in 1955.
Het Rijkskolenbureau werd bij ministeriële beschikking van 2 september 1939 nr. 55000N opgericht als opvolger van het Kernbureau Steenkolen. Zoals ten tijde van de Eerste Wereldoorlog de directeur van de Rijkskolendistributie bijgestaan werd door een Commissie van Advies voor de Kolendistributie (ingesteld bij KB van 12 januari 1916 nr. 99), zo werd thans de directeur van het Rijkskolenbureau bijgestaan door de bij ministerieel besluit van 14 september 1939 nr. 49887N ingestelde Commissie van Advies voor Brandstoffen. Daarnaast fungeerde, zoals bij vele andere Rijksbureaus, een Commissie van Bijstand van het Rijkskolenbureau, voorheen Commissie van Advies voor het Steenkolenkernbureau. Voor bruinkool- en stooktechnische aangelegenheden werd gebruik gemaakt van gespecialiseerde adviseurs. Gedurende de oorlog werd nog - in september 1940 - een Duitse gevolmachtigde van de Rüstungsinspektion Niederlande aan het Rijkskolenbureau toegevoegd.
De organisatie van het Rijkskolenbureau in brede zin bestond aanvankelijk uit het hoofdkantoor, gevestigd in Den Haag, in augustus 1940 aangevuld met bijna 100 plaatselijke of regionale Brandstoffencommissies, direct ressorterend onder 16 Districtsadviseurs. De functionarissen van deze twee laatste geledingen combineerden vaak de vervulling van hun overheidsfunctie met hun reguliere bezigheden in het bedrijfsleven.
Kan de taak van het Rijkskolenbureau aangeduid worden met het bevorderen van alles wat resulteert in de vermeerdering en de billijke verdeling van de beschikbare hoeveelheden vaste brandstof, gas en elektriciteit, die van de Brandstoffencommissies bestond uit het zorgen voor een goede functionering van de brandstoffenvoorziening in hun rayon voor wat betreft de huisbrand en de klein-industrie, in samenwerking met de Districtsadviseurs en de plaatselijke distributiedienst.
De Districtsadviseurs fungeerden als intermediair tussen hoofdkantoor en Brandstoffencommissies en waren verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in hun ressorten.
Op 1 november 1940 werd, als een aparte afdeling van het hoofdkantoor, het Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen opgericht (te Den Haag) met -aanvankelijk - als voornaamste taak de verrekening van door de bijzondere omstandigheden gemaakte extra (transport)kosten door de handel, in het kader van de egalisatie van de brandstofprijzen. Daartoe werd een egalisatiefonds opgericht, dat gevoed werd door heffingen op brandstoffen. Naderhand kwamen daar andere taken bij, zoals het uitkeren van subsidies voor turfproductie, van breekvergoedingen en het administreren van de koop en verkoop van kolen door het Rijkskolenbureau. Op 1 september 1942 werd de distributietaak met betrekking tot turf overgenomen van het Verkoopkantoor Fabrieksturf N.V., dat die taak in opdracht van het Rijkskolenbureau sinds juli 1940 uitgevoerd had. Daarvoor werd nu te Assen de Sectie Turf, ressorterend onder het hoofdkantoor, in het leven geroepen. De Peelturfaangelegenheden werden speciaal door het Bureau de Peel, ressorterend onder de Sectie Turf, behandeld.
In de dagen dat Nederland weer strijdtoneel werd en de verbindingen met Den Haag verbroken werden, trad de noodorganisatie in werking, waarbij elk geïsoleerd onderdeel van het Rijkskolenbureau dezelfde bevoegdheden had als de Directeur-generaal van Handel en Nijverheid of de Directeur van het Rijkskolenbureau op het taakgebied van het Rijkskolenbureau. Voor zover nog coördinatie buiten het westen van ons land mogelijk was, werd die door het Tijdelijk Rijkskolenbureau te Tilburg uitgevoerd onder supervisie van het Militair Gezag en het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid voor het Bevrijde Nederlandse gebied (in termen van Militair Gezag: Het A, B en C-gebied). Het Tijdelijk Rijkskolenbureau, na de oorlog bijkantoor Tilburg van het Rijkskolenbureau, staakte zijn werkzaamheden in augustus 1945 en ging in 1946 met zijn bijkantoren Zwolle en Heerlen in liquidatie. Op het eind van dat jaar maakten ook de ca. 100 Brandstoffencommissies plaats voor 16 Toewijzingskantoren. Ongeveer een jaar na de beëindiging van de turfdistributie werd de Sectie Turf opgeheven op 31 juli 1947. Het Bureau de Peel was de Sectie al voorgegaan op 1 september 1945. Op 1 oktober 1949 was sprake van een samenvloeien van Districtsadviseurskantoren en Toewijzingskantoren; met ingang van mei 1950 werden beide opgeheven. Zo bleef met het afkalven van de taak van het Rijkskolenbureau het hoofdkantoor slechts over met het Centraal Verreken Kantoor. Het Rijkskolenbureau beëindigde zijn taken op 1 april 1954, terwijl het Centraal Verreken Kantoor tenslotte zijn werkzaamheden afsloot in 1956. Taken met betrekking tot kolen werden overgenomen door de afdeling Kolen van het Directoraat-generaal van Handel en Nijverheid.
In de eerste maanden van zijn bestaan heeft het Rijkskolenbureau weinig maatregelen behoeven te nemen om zijn taak uit te voeren. De voorziening van Nederland met vaste brandstoffen - en daarmee van gas en elektriciteit - gaf nog geen grote zorgen. Men bepaalde zich ertoe d.m.v. enquêtes een overzicht te krijgen van de brandstofpositie en de situatie in de bedrijfstakken. Handelaren en grotere verbruikers werden ingeschreven en uitvoeringsregels werden opgesteld om direct een efficiënte kolendistributie in het leven te kunnen roepen. Daarbij streefde men ernaar slechts dan in te grijpen in de maatschappelijke verhoudingen, wanneer de toestand dit onvermijdelijk maakte. Na 10 mei namen de werkzaamheden uiteraard snel toe en in het verloop van de oorlog breidden werkzaamheden en bemoeienissen zich steeds meer uit, gepaard gaande met uitbreiding en verandering van de organisatie vanzelfsprekend.
Met talrijke instanties werd samengewerkt.
Op grond van de Distributiewet 1939 kon het kopen, verkopen, te koop aanbieden, afleveren, in voorraad houden, gebruiken, verbruiken, bewerken en verwerken en het vervoeren van een distributiegoed verboden of aan voorwaarden gebonden worden. Zo was b.v. de vergunning tot verkoop of aflevering gebonden aan de verplichting consentgeld te betalen en - later - uitsluitend te leveren aan klanten die men ook al in 1939/40 had (klantenbinding). In de loop der tijd moesten steeds meer zaken gereglementeerd worden. De distributie volgde veelal het principe van toewijzing voor productie, verkoop of verbruik op grond van productie, omzet of verbruik van producenten, handelaren en verbruikers in een bepaald basisjaar, b.v. 1938 of 1939. Dit quoteringssysteem bracht echter ook onbillijkheden met zich mee omdat b.v. geen rekening gehouden kon worden met verschillen in levensvatbaarheid van bedrijven. Bij zeer nijpende schaarste was het ook niet fair meer rekening te houden met vroegere omstandigheden.
Op grond van ingewikkelde berekeningen, waarbij met talloze factoren - in overleg met de betrokken Rijksbureaus - rekening werd gehouden, werd maandelijks vastgesteld welke hoeveelheden kolen ter beschikking van de groepen Groot-industrie, Klein-industrie en Huisbrand gesteld konden worden.
Daarna werd dan tot verstrekking van toewijzingen overgegaan. De groot-industrie (inclusief grootverbruikers van de scheepvaart) ontving zijn toewijzingen rechtstreeks van het Rijkskolenbureau (hoofdkantoor) - voor zover van toepassing in samenwerking met Rijksverkeersinspectie en Bevrachtingscommissies -, de klein-industrie en de huisbrandverbruikers via de Districtsadviseurs en de Brandstoffencommissies.
De technische kant van de distributieregeling van vaste brandstoffen voor de klein-industrie en de huisbrandverbruikers was ondermeer voor de uitreiking van toewijzingen en distributiebonnen in handen gelegd van het Centraal Distributiekantoor en zijn plaatselijke distributiediensten.
De techniek van de bevoorrading was als volgt:
De door de handelaren van hun afnemers ontvangen toewijzingen en distributiebonnen werden bij de plaatselijke distributiediensten ingewisseld tegen een aanvullingstoewijzing. Met deze toewijzing ging de kolenhandelaar naar zijn leverancier (groothandelaar of agent) en deed een bestelling conform de aanvullingstoewijzing in de kolensoorten die zijn afnemers nodig hadden. De groothandelaren en agenten zetten, eveneens door tussenkomst van de plaatselijke distributiediensten, de door hen ontvangen aanvullingstoewijzingen om in verzameltoewijzingen. Deze verzameltoewijzingen werden aan het Rijkskolenbureau (hoofdkantoor) gezonden, dat een uiteindelijke toewijzing gaf waarop als leverancier een van de Limburgse mijnen was genoemd, die voor de bevoorrading van de betrokken groothandelaar of agent zou zorgdragen.
Naarmate de situatie op energiegebied steeds penibeler werd, niet in het minst door de Duitse eisen tot export naar Duitsland en de ingrepen van de Rüstungsinspektion ten gunste van de Duitse oorlogsbelangen - de distributie van gas en elektriciteit voor het bedrijfsleven was sinds 1943 bijna volledig een Duitse aangelegenheid -, werd de noodzaak tot bezuiniging en gebruik van alternatieve methoden en brandstoffen steeds groter. De brandstof turf werd belangrijk voor huisbrand-, industrie- en tractiedoeleinden (generatorbrandstof voor auto's b.v.). De verkoop en aflevering van generatorturf (en -antraciet) werd in de loop van 1941 opgedragen aan een organisatie van de vier grote benzinemaatschappijen hier te lande. De bepaling van de rantsoenen voor de verschillende verbruikersgroepen geschiedde door deskundige overheidsinstanties. Het Rijkskolenbureau (hoofdkantoor) en de Brandstoffencommissies bepaalden zelf alleen de rantsoenen voor stationaire motoren. Ook de bruinkoolwinning werd in 1942 weer ter hand genomen.
Op het gebied van bezuiniging werkte het Rijkskolenbureau samen met het Rijksinstituut voor Brandstoffeneconomie en de Economische Voorlichtingsdienst, waaruit onder meer vele voorlichtingspublicaties resulteerden. Onder het Rijksinstituut voor Brandstoffeneconomie ressorteerde een afdeling Brandstoffeninspectie, die de bedrijven controleerde op hun stookmethoden. Om praktische redenen vormde deze inspectie sedert oktober 1941 een afdeling van het Rijkskolenbureau. Desondanks kon niet voorkomen worden uiteindelijk dat sommige bedrijven stilgelegd moesten worden of dat sommige particulieren het hout uit hun huis moesten opstoken. Een strenge controle was nodig op alle aspecten van de distributie, zowel bij particulieren als bij de overheid. Het Rijkskolenbureau had hiervoor een eigen controledienst met opsporingsbevoegdheid en kon juridische sancties nemen op overtredingen zoals het intrekken van vergunningen of het opleggen van boeten. De controletaak werd naderhand overgenomen door de Centrale Dienst voor de Economische Controle.
Aan het eind van de oorlog was de toestand, vooral op het gebied van het vervoer, zo chaotisch dat van hogerhand besloten werd dat het (Tijdelijk) Rijkskolenbureau (te Tilburg) met ingang van 1 december 1944 alle kolen zou kopen en verkopen, dus als monopolistisch handelaar - met eigen opslagplaatsen - zou optreden. Na de bevrijding werden ook de weinig beschadigde mijnen onder staatsbeheer gesteld, zodat de staat de kolenmarkt volledig beheerste. Op 1 oktober 1949 namen de mijnen zelf weer de verkoop ter hand. De import van kolen heeft het Rijkskolenbureau nog tot aan zijn opheffing verzorgd, samen met de kort na de oorlog weer ingeschakelde importeurs.
Bij de wederopbouw van Europa nam Nederland ook actief deel aan de samenwerking in Europees verband. Op het gebied van de kolenvoorziening werd de oud-directeur van het Rijkskolenbureau, J.G.Ph. Looman - die reeds op 30 augustus 1940 door de Duitsers van zijn functie ontheven en door H.H. Wemmers jr. opgevolgd was - gedelegeerde van de Nederlandse regering bij enkele Europese organisaties. Directeur Wemmers bleef tot 1 maart 1949 in functie en werd opgevolgd door zijn medewerker W.H. van Schevikhoven, die in functie bleef tot aan de opheffing van het Rijkskolenbureau.
Ook in het kader van de Marshall-hulp heeft het Rijkskolenbureau vele activiteiten ontplooid. Successievelijk werden regelingen versoepeld of afgeschaft en de distributie van turf, kolen, gas en elektriciteit opgeheven. De turf werd vrijgegeven op 1 juli 1946, gas en elektriciteit, alsmede de huisbrandkolen en de kolen voor de klein-industrie op 1 mei 1950, terwijl als laatste de distributie van de kolen voor de groot-industrie opgeheven werd op 1 april 1954.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Verklaring van vernietiging D.1311 Ondergetekende, rijksarchivaris van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, verklaart hierbij 1. dat op grond van de machtigingen van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en van de minister van Economische Zaken, verleend bij brief van 24 mei 1984 MMA/Ar-13237 en van 4 september 1986 MMA/Ar-1521 en overeenkomstig de voor overheidsarchieven geldende normen ter vernietiging zijn verwijderd uit het archief van het Rijkskolenbureau 1939-1954 (1956) de navolgende categorieën archiefbescheiden:
  1. ter kennisneming ingekomen stukken, waaruit geen specifieke zaken zijn ontstaan;
  2. stukken bevattende informatie van zeer eenvoudige en routinematige aard over het Rijkskolenbureau als organisatie;
  3. stukken houdende (met name financiële) gegevens die verwerkt zijn in overzichten;
  4. correspondentie met diverse instanties en personen, alsmede andere archivalia inzake concrete, afzonderlijke:
    • toewijzingen, leveranties, importen, exporten, betalingen, vergoedingen en transporten van de distributiegoederen vaste brandstoffen, gas en elektriciteit;
    • inschrijvingen van handelaren en verbruikers, alsmede vergunningen tot koop, verkoop en vervoer van distributiegoederen, met uitzondering van dossiers of stukken, die als voorbeeld of vanwege hun belangwekkende inhoud bewaard dienden te worden,
  5. dubbelen, met een totale omvang van 57,8 m1),
2. dat de genoemde bescheiden door de Dienst der Domeinen werden afgevoerd naar het bureau Vernietiging te Apeldoorn om aldaar op de gebruikelijke wijze te worden vernietigd. 's-Gravenhage, 30 januari 1987. (drs E. van Laar)
Verantwoording van de bewerking
Verantwoording van de inventarisatie
Bij de aanvang van de inventarisatie is allereerst nagegaan of nog bij andere instanties archiefmateriaal berustte van de organen van het Rijkskolenbureau. Bij het Ministerie van Economische Zaken (het semi-statisch archief en de Directie Mijnwezen en Kolen), de rijksarchieven in de provincie, de gemeente- en streekarchieven, de Staatsmijnen, de Rijks Geologische Dienst en het Mijnmuseum bleken echter bij navraag geen bescheiden aanwezig te zijn. Uit het archief van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief blijkt, dat het de bedoeling was archivalia van het Tijdelijk Rijkskolenbureau en het bijkantoor Heerlen over te dragen aan het Rijksarchief in Noord-Brabant respectievelijk het Rijksarchief in Limburg.
Het archief van het Tijdelijk Rijkskolenbureau is echter niet aan het Rijksarchief in Noord-Brabant overgedragen; of archivalia van het bijkantoor Heerlen overgedragen - en derhalve verdwenen zijn - is niet duidelijk. Het lot van de archieven van het Kernbureau Steenkolen, de Commissies van Bijstand van Rijkskolenbureau en voorganger en de Commissie van Advies voor Brandstoffen is onbekend. Aangenomen wordt, dat alles wat overgebleven is van de archieven van het Rijkskolenbureau, in deze inventaris beschreven is. (Met uitzondering van 2 delen uit de archieven van de Brandstoffencommissies Wassenaar en Gorinchem, die, in het onderhavige archiefbestand verzeild geraakt, geschonken zijn aan de betreffende gemeentearchieven. In de inventaris zijn tevens stukken beschreven van de Adviescommissie voor de Huisbrandvoorziening, de Coördinatiecommissie voor Energietoewijzing, de Adviescommissie voor de Kolenvoorziening ten behoeve van de Industrie en archivalia van J.G.Ph. Looman, vertegenwoordiger van de Nederlandse Regering in de European Coal Organization.
Uit de (nu) vervallen plaatsingslijsten en correspondentie in het archief van de Tweede Afdeling blijkt tevens dat van de rechtstreeks van het Rijkskolenbureau en vooral later via het Ministerie van Economische Zaken ontvangen archivalia reeds voor de aanvang van de inventarisatie het merendeel vernietigd was. Het betreft hier grote hoeveelheden uitvoeringsdossiers en (financiële) bescheiden, waarvan de gegevens verwerkt zijn in overzichten. Precieze gegevens zijn niet bekend, maar geschat wordt, dat van het hoofdkantoor, de Sectie Turf, het Centraal Verreken Kantoor voor Brandstoffen en het Tijdelijk Rijkskolenbureau reeds 90% vernietigd was. Van de 74 m1 bij aanvang van de inventarisatie (inclusief 4 m1 afgedwaald archief in het archief van de Accountantsdienst van het Ministerie) is nu na vernietiging 16,2 m1 overgebleven. Hierin is begrepen 0,15 m archief van het Verkoopkantoor Fabrieksturf N.V. dat overgedragen is aan het Rijksarchief in Drenthe waar zich reeds het grootste gedeelte van dat archief bevond.
Uit de zonder enige systematiek en met onduidelijke en soms onjuiste aanduidingen opgestelde plaatsingslijsten bleek al zonder meer dat van de oorspronkelijke orde praktisch niets meer over was dan een enkele serie. De indruk bestaat dat een ordeningsplan slechts bestond voor routinematige zaken met betrekking tot bepaalde relaties. Verder werden er series correspondentie per relatie en series circulaires en verslagen aangelegd. Jaarverslagen van het Rijkskolenbureau zijn in geen enkel archief of bibliotheek aangetroffen; waarschijnlijk zijn ze nooit opgesteld, in het archief is hiervoor althans geen aanwijzing te vinden. Brieven werden, met uitzondering van die van het Tijdelijk Rijkskolenbureau, niet genummerd, geagendeerd of geclassificeerd. Zaken van wat algemenere strekking moesten bij inventarisatie vaak gereconstrueerd worden uit de over het archief verspreide doorslagen van bureaukopieën. Dit alles heeft de inventarisator genoopt een volledig nieuwe systematische ordening aan te brengen, waarbij de stukken betreffende de taakuitvoering ingedeeld zijn naar de bemoeienissen per distributiegoed. Gezien het bijzondere karakter van de periode 1940-1945 is, in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken bij de datering, naast het jaar, waar mogelijk, ook de maand vermeld. De inventarisatie werd afgesloten in 1986; door verschillende omstandigheden kon de inventaris pas in 1988 in offset uitgebracht worden.
Wenken voor de gebruiker Voor het verkrijgen van een globaal beeld van de werkzaamheden van het Rijkskolenbureau wordt aangeraden, naast de periodieke verslagen ( jaarverslagen zijn slechts gemaakt door het Centraal Verrekenkantoor voor Brandstoffen en de Sectie Turf. ) vooral ook de series circulaires door te nemen en eventueel de serie persberichten inzake kolendistributie c.a. van de Persdienst van het Ministerie.
Tussen het Ministerie en de onderdelen van het Rijkskolenbureau en tussen die onderdelen onderling werd uiteraard veel gecorrespondeerd en werden veel afschriften en stukken ter kennisneming uitgewisseld. Men zij erop bedacht, dat van een bepaald onderwerp in het ene archief, dat de stukken geproduceerd heeft, die stukken soms niet meer (volledig) aanwezig zijn, maar in het andere, ontvangende archief wel.
Voor de periode 1939-1945 bestaat een overzicht van de werkzaamheden van het Rijkskolenbureau in de vorm van een dissertatie van drs. J. Mensink, voormalig werknemer van het Rijkskolenbureau, getiteld "De Kolenvoorziening van Nederland in de Tweede Wereldoorlog". Het is gebruikelijk in het archiefwezen onder "Stukken van algemene aard" die stukken te plaatsen, die afzonderlijk of als groep niet naar inhoud, maar slechts naar redactionele vorm omschreven kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn series brieven, circulaires, periodieke verslagen, notulen, inschrijvingsagenda's en indices en klappers.
De inhoudelijke beschreven stukken bevinden zich in de rubriek "Stukken van bijzondere aard". De rubriek "Organisme" bevat de stukken betreffende de voorwaarden waaraan voldaan moet worden c.q. zijn om de taak te kunnen (blijven) uitvoeren.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijkskolenbureau, nummer toegang 2.06.056, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rijkskolenbureau, 2.06.056, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen
Publicaties Brouwers, G. 'De ontwikkeling van de Rijksbureaux voor Handel en Nijverheid', in: Economisch Statistische Berichten van 1 april 1942, blz. 146­151. Graaff, A. de. De kolenvoorziening in Nederland , Haarlem 1943. Mensink, J. De kolenvoorziening van Nederland in de Tweede Wereldoorlog , Den Haag, 1946. N.N. 'Organisatie en werkzaamheden van het Rijkskolenbureau', in: Economische Voorlichting van 18 juli 1941, blz. 1034-1037. N.N. Nota over de Economische Verdediging van de Nederlandse Volkshuishouding , 1939. N.N. Tweede nota over de Economische Verdediging van de Nederlandse Volkshuishouding , 1940.
Archieven Archief van de Directie van Handel en Nijverheid.

Archiefbestanddelen