Archief
Titel
2.06.087 Inventaris van het centraal archief van het Ministerie van Economische Zaken, (1906) 1944-1965 (1975)
Auteur
CAS 206Versie
03-07-2024
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Ministerie van Economische Zaken: Centraal Archief EZ / Centraal Archief
Periodisering
archiefvorming: 1944-1965 oudste stuk - jongste stuk: 1906-1975
Archiefbloknummer
E20163Omvang
4420 inventarisnummer(s) 168,00 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Ministerie van Economische Zaken / Afdeling Algemene Politiek Ministerie van Economische Zaken / Afdeling Organisatie Bedrijfsleven Ministerie van Economische Zaken / Directie Ordeningsvraagstukken Ministerie van Economische Zaken / Directoraat voor Herstel en Voorziening Ministerie van Economische Zaken / Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen Ministerie van Handel en Nijverheid / Afdeling Algemene Politiek Ministerie van Handel en Nijverheid / Directoraat voor Herstel en Voorziening Ministerie van Handel en Nijverheid / Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische BetrekkingenSamenvatting van de inhoud van het archief
Het archief bevat stukken van het Ministerie van Economische Zaken, en de voorloper daarvan, het Ministerie van Handel en Nijverheid, over de periode 1944-1965. Het archief bestaat uit onderdelen die zijn gevormd door de verschillende directoraten-generaal. Ook opgenomen zijn zogenaamde 'werkarchieven', door ambtenaren voor eigen gebruik aangelegde verzamelingen van vaak ongeregistreerde documenten.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
HET MINISTERIE
Na de instelling op 8 mei 1940 van een apart ministerie van Landbouw en Visserij werd de naam van het ministerie van Economische Zaken gewijzigd in ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. ( De Bruijn, blz. 15 en 16. ) Vijf dagen later werd de minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart mr. M.P.L. Steenberghe tengevolge van de Duitse inval gedwongen om met de rest van de Nederlandse regering naar Londen uit te wijken. Secretaris-generaal dr. H.M. Hirschfeld bleef als waarnemend hoofd van het departement achter. Vanaf dat moment was er dus sprake van een Londens en een Haags ministerie voor Handel, Nijverheid en Scheepvaart. In mei 1944 ging men in in Londen over tot een departementale herindeling. Tengevolge hiervan werd de naam van het Londense ministerie gewijzigd in ministerie van Handel, Nijverheid en Landbouw. ( Koninklijk besluit van 31 mei 1944, Stb. E 35. ) Deze wijziging bleef ingevolge het Koninklijk besluit van 9 november 1944, Stb. E 141 ook na de terugkeer van de regering van kracht. Al spoedig na de bevrijding deed de instelling van een apart ministerie voor Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij het woord Landbouw uit de naam van het ministerie verdwijnen ( Koninklijk besluit van 23 juni 1945, Stb. F 113. ) . Sinds in 1946 de zorg voor zaken van het mijnwezen en van de energievoorziening aan het ministerie werd toegewezen spreekt men weer van ministerie van Economische Zaken ( Koninklijk besluit van 18 juli 1946, Stb. G 186. ) .Taken
Het ministerie is verantwoordelijk voor het interne en externe economische beleid. Het interne economische beleid omvat de verantwoordelijkheid voor een gezonde stucturele economische ontwikkeling in het binnenland. Dit impliceert o.m. de zorg voor een bevredigende economische groei; het bevorderen qua omvang, kwaliteit en spreiding van voldoende investeringen; een goede energievoorziening; een werkzame economische mededinging; het - tezamen met vooral het ministerie van Sociale Zaken - voeren van een verantwoord loon- en prijsbeleid; het - tezamen met vooral het ministerie van Financiën - voeren van een adequate conjunctuurpolitiek en het veiligstellen van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven ten opzichte van het buitenland. Het externe economische beleid heeft zich ontwikkeld van de verantwoordelijkheid voor een doeltreffende handelspolitiek tot de zorg voor een internationaal economisch beleid dat beoogt de welvaart te bevorderen door het op verantwoorde wijze inpassen van Nederland in internationale economische structuren ( Inventarisnummer 5. ) . Bij de kabinetsformatie in 1952 werd er een afzonderlijke minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie benoemd. Deze werd belast met het bevorderen van de totstandkoming van bedrijfslichamen als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie, de samenstelling en inrichting van die lichamen, het bevorderen van de produktiviteit in het bedrijfsleven en de bezitvorming ( Koninklijk besluit van 25 september 1952, Stb. 480. ) . Bij de uitvoering van zijn taken maakte de minister gebruik van respectievelijk de directie Ordeningsvraagstukken, de afdeling Productiviteitsbevordering en de directie Algemene Economische Politiek van het ministerie van Economische Zaken. Deze situatie heeft geduurd tot in oktober 1956 de aangelegenheden van de bezitsvorming en de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie aan het departement van Binnenlandse Zaken werden toegevoegd ( Koninklijk besluit van 26 oktober 1956, Stb. 518. ) . Vanwege de complexiteit van de organisatie van het ministerie en de veelvuldige wijzigingen hierin in de periode 1944-1965 zal een uitputtende omschrijving hiervan hier achterwege blijven. Volstaan wordt met een omschrijving van de hoofdonderdelen van het ministerie. De bijlage bij deze inleiding toont het beeld van de organisatie van het ministerie van juni 1958. Meer gedetailleerde informatie over de organisatie en de taken van het ministerie is te vinden in de werken die in de lijst van geraadpleegde bronnen en literatuur zijn opgenomen,.
DE ONDERDELEN VAN HET MINISTERIE
Directoraat voor Herstel en Voorziening
Het directoraat voor Herstel en Voorziening bestond alleen in de eerse jaren na de oorlog. De taken van het directoraat hielden dan ook grotendeels verband met de bijzondere situatie welke tengevolge van de oorlog was ontstaan. De taken waren o.m. het opstellen van behoefte-schema's, het samenstellen van exportprogramma ter verkrijging van een zo hoog mogelijke deviezenopbrengst, behandeling van aangelegenheden met betrekking tot regeringsaankopen, bevordering van het herstel van de normale im- en exporthandel en bevordering van een zo doelmatig mogelijke produktie en distributie.
Directoraat-generaal voor de Prijzen
In 1945 werd de rol van de Dienst van de Gemachtigde voor de Prijzen overgenomen door het directoraat-generaal voor de Prijzen. Het directoraat was belast met de behandeling van alle aangelegenheden op het gebied van de binnenlandse prijspolitiek. Dit kwam neer op het voorbereiden van prijsregelingen, medewerking aan de prijspolitiek, verlening van ontheffingen van bepalingen in prijsvoorschriften, het vaststellen van prijsvaststellingen, het beheer van het Fonds voor de Prijspolitiek en de opsporing van prijsovertreders. Na 1950 nemen de werkzaamheden van het directoraat-generaal af. In 1952 werd bovendien een deel van de taken overgeheveld naar het directoraat-generaal voor Handel en Nijverheid. Vermoedelijk werd het directoraat-generaal niet lang daarna opgeheven. De functie van directeur-generaal voor de prijzen bleef echter bestaan ( Van den Bergh, Prijsbeheersing, blz. 15. ) .Directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen
Dit onderdeel werd ingesteld in 1945. Het was de taakopvolger van de afdeling Handelsaccoorden van de directie van Handel en Nijverheid. Het directoraat-generaal speelde een belangrijke coördinerende rol ten aanzien van het buitenlandse economische beleid van Nederland. Hierin werd het bijgestaan door de Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek. Naast de vraagstukken op het gebied van de handelspolitiek maakten ook de behandeling van aspecten betreffende de economische intergratie van Europa en uitvoeringskwesties met betrekking tot supra-nationale economische organisaties onderdeel uit van de taak van het directoraat-generaal.
Directoraat-generaal voor Handel en Nijverheid
De taakomschrijving van het directoraat-generaal voor Handel en Nijverheid was minder specifiek dan die van andere organisatie-onderdelen. De taak bestond in 1948 uit de volgende onderdelen: het behandelen van aangelegenheden betreffende de Nederlandse handel en nijverheid, hierbij inbegrepen de middenstand, bevordering van de industriële ontwikkeling, medewerking aan de voorbereiding van handelsverdragen, het behandelen van aangelegenheden betreffende het Rijksbureau voor Onderzoek van Handelswaren en de Rijksdienst voor technische voorlichting aan de Nijverheid ( Inventarisnummer 12. ) . In respectievelijk 1949 en 1951 werden de taken ten aanzien van de industriële ontwikkeling en de middenstand afgesplitst. Daarna resteerden de directie Ordeningsvraagstukken, de directie Industrie en Handel en de afdeling Algemene Zaken. De directie Ordeningsvraagstukken was belast met werkzaamheden met betrekking tot de ordening van het bedrijfsleven. De directie Industrie en Handel hield zich bezig met werkzaamheden die verband hielden met de instandhouding en ontplooiïng van de industriële en de handelsactiviteit, met uitzondering van de detailhandel. De afdeling Algemene Zaken behandelde aangelegenheden van algemene en administratieve aard. Na 16 januari 1965 ging het directoraat-generaal op in het nieuw ingestelde directoraat-generaal voor Industrie en Handel.Directoraat-generaal voor het Midden- en Kleinbedrijf en het Toerisme
In 1945 bestond er een directoraat voor de Middenstand. Het directoraat was de taakopvolger van de afdeling Middenstand van de directie van Handel en Nijverheid en van de met ingang van augustus 1945 opgeheven Rijksdienst Vestiging Kleinbedrijf ( Inventarisnummer 144. ) . Het directoraat, vanaf 1948 directie, maakte deel uit van het directoraat-generaal voor Handel en Nijverheid. Vanaf 1951 werd het een zelfstandig directoraat-generaal. In 1953 werd Toerisme aan de naam van het directoraat-generaal toegevoegd. Het directoraat-generaal behandelde aangelegenheden van het midden- en kleinbedrijf en zaken betreffende het toerisme.Directoraat-generaal voor de Industrialisatie
In 1949 werd het directoraat-generaal voor de Industrialisatie in het leven geroepen. Het vormde de taakopvolger van de afdeling Bedrijfspolitiek en de directie Industriële Ontwikkeling van het directoraat-generaal voor Handel en Nijverheid. In 1953 werden de directoraten-generaal voor Energievoorziening en voor Industrialisatie gecombineerd ( De Bruijn, blz. 34. ) . Dit duurde tot 16 januari 1965 waarna de industrialisatie-tak overging naar het directoraat-generaal voor Industrie en Handel ( Inventarisnummer 17. ) . Het directoraat-generaal hield zich bezig met de bestudering en bevordering van de industriële ontwikkeling en daarmee samenhangende vraagstukken.Directoraat-generaal voor de Energievoorziening
Met ingang van 3 juli 1946 werd de zorg voor de energievoorziening overgenomen van het ministerie van Verkeer en Energie. De directie van de Energievoorziening werd integraal en ongewijzigd overgenomen en voortgezet onder de naam directoraat voor de Energievoorziening. Vanaf 1947 vormde dit onderdeel een directoraat-generaal. De taak van het directoraat-generaal bestond uit de behandeling van aangelegenheden inzake gas- en elektriciteitsvoorziening en het toepassen en houden van toezicht op de naleving van wetten en besluiten inzake gas- en elektriciteitsvoorziening. Het directoraat-generaal werd in 1953 gecombineerd met het directoraat-generaal voor Industrialisatie. Na 16 januari 1965 was er weer sprake van een apart directoraat-generaal voor de Energievoorziening. Hieronder ressorteerden de directies Gasvoorziening, Elektriciteitsvoorziening, Kolen en Aardolie, Mijnwezen en Kernenergie.
Directie Mijnwezen
In 1946 werd de zorg voor de zaken van het mijnwezen overgedragen van de minister van Verkeer en Energie aan de minister van Economische Zaken. Vanaf dat moment kent het ministerie dus een afdeling, vanaf 1952 directie, voor het Mijnwezen. Na de reorganisatie van 16 januari 1965 maakte de directie deel uit van het directoraat-generaal voor de Energievoorziening. Tot die tijd was het een zelfstandig onderdeel. De taak van de directie bestaat uit het behandelen van aangelegenheden inzake de exploratie en exploitatie van delfstoffen, het houden van toezicht op de uitvoering van wetten, besluiten en reglementen betreffende het mijnwezen en behandeling van aangelegenheden betreffende de Mijnraad en het Staatstoezicht op de Mijnen.
Directie Kernenergie
De directie Kernenergie werd ingesteld bij ministerieel besluit van 15 maart 1956 ( Van der Horst, blz. I. ) . Het vormde een onderdeel van het directoraat-generaal voor de Industrialisatie en de Energievoorziening. De taak van dit onderdeel bestond uit de coördinatie en de behandeling van alle vraagstukken met betrekking tot het te voeren beleid op het gebied van kernsplitsing. Ook was men belast met de voorbereiding en uitvoering van de wettelijke regelingen op het gebied van de kernsplitsing, alsmede het toezicht op de naleving daarvan. Per 16 januari 1965 maakte de directie onderdeel uit van het directoraat-generaal voor de Energievoorziening.Afdeling Produktiviteitsbevordering
In juli 1951 vond de benoeming plaats van J.A. Berger als adviseur voor de Produktiviteitsbevordering. Op diens advies werd de afdeling Produktiviteitsbevordering in het leven geroepen ( CAS-inventarisnummer 31, blz. 7 en 8. ) . Dit onderdeel opereerde tot 16 januari 1965 als een zelfstandige afdeling. Na die datum ressorteerde het als hoofdafdeling onder het directoraat-generaal voor Industrie en Handel. De afdeling stimuleerde produktiviteitsverbeteringen in het bedrijfsleven en in de overheidsdienst. Het beoordeelde aanvragen voor subsidie uit het produktiviteitsfonds en fungeerde als contactpunt van het ministerie voor de Commissie Opvoering ProduktiviteitCommissariaat voor de Militaire Produktie
Het Commissariaat voor de Militaire Produktie werd in januari 1951 ingesteld. Het behandelde de economische aspecten van de produktie van militair materieel voor de Nederlandse krijgsmacht en voor buitenlandse afnemers. Na de samenvoeging in 1964 met de hoofdafdeling Economische Verdedigingvoorbereiding van het directoraat-generaal voor Handel en Nijverheid veranderde de naam in Militaire Produktie en Economische Verdedigingsvoorbereiding. Naast de behandeling van aangelegenheden op het gebied van de economische verdedigingsvoorbereiding werd in 1965 ook de behandeling van economische aspecten van internationale ruimtevaartaangelegenheden aan dit onderdeel opgedragen.
Dienst voor Economische Voorlichting en Exportbevordering
In 1936 werd als onderdeel van het directoraat van Handel en Nijverheid een afdeling Economische Voorlichting in het leven geroepen. De naam en de positie binnen de organisatie van het ministerie werden later herhaaldelijk gewijzigd. Zo was er in 1948 sprake van Economische Voorlichtingsdienst welke een onderdeel vormde van het directoraat-generaal voor Onderzoek en Voorlichting. Nog in dat zelfde jaar ging het echter weer als een zelfstandig onderdeel fungeren dat rechtstreeks onder de secretaris-generaal ressorteerde. In 1949 werd er een directie Exportbevordering aan de dienst toegevoegd. Vanaf 1951 werd er gesproken van dienst respectievelijk directie voor de Economische Voorlichting en Exportbevordering. De hoofdtaken van de dienst waren:
- bevordering van de Nederlandse export;
- de feitelijke voorlichting op economisch en commercieel gebied over het buitenland aan het Nederlandse bedrijfsleven en de overheid;
- de voorlichting op economisch en commercieel gebied over Nederland in het buitenland.
Directie Externe Betrekkingen
De afdeling Persdienst werd vermoedelijk tijdens de oorlogsjaren ingesteld. Het ressorteerde vanaf 1948 enige tijd onder het directoraat-generaal voor Onderzoek en Voorlichting. Buiten die periode vormde het echter een zelfstandig onderdeel. Na 1960 was er niet langer sprake van de Persdienst maar van respectievelijk de adviseur voor, de hoofdafdeling en de directie Externe Betrekkingen. Het onderdeel was belast met public relations activiteiten en met het geven van voorlichting binnen het departement. Dit laatste gebeurde o.m. door het selecteren, distribueren en archiveren van persartikelen welke voor de op het ministerie werkzame ambtenaren van belang waren.
Kabinet
Het ministerie kende gedurende de gehele periode 1945-1965 het onderdeel Kabinet. Het kabinet ging in 1965 onder de directie Externe Betrekkingen ressorteren. Het Kabinet verrichtte secretariaatswerkzaamheden voor de minister en de staatssecretaris, regelde ontvangsten en bezoeken en behandelde aangelegenheden van geheime en vertrouwelijke aard. Daarnaast verrichtte het de werkzaamheden welke samenhingen met de verlening van Koninklijke onderscheidingen. De minister van Economische Zaken maakte namelijk sedert 1947 deel uit van de Decoratiecommissie uit de Raad van Ministers.
Directie Algemene Economische Politiek
De directie Algemene Economische Politiek werd op 15 oktober 1952 ingesteld. Het was een voortzetting van de in 1938 ingestelde afdeling Economisch Onderzoek. De afdeling Economisch Onderzoek heeft vanaf 16 maart 1948, samen met de Economische Voorlichtingsdienst en de Persdienst, enige tijd onderdeel uitgemaakt van het directoraat-generaal voor Onderzoek en Voorlichting. Het werd echter al spoedig weer een zelfstandige afdeling. De afdeling respectievelijk directie adviseerde de leiding van het ministerie omtrent vraagstukken van algemeen economisch, sociaal, financieel en monetair beleid. Zij onderhield daartoe tevens de contacten met het Centraal Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Directie Wetgeving en andere Juridische Aangelegenheden
Met ingang van 16 maart 1948 was er sprake van de directie voor Wetgeving en andere Juridische Aangelegenheden. Voorheen was dit de afdeling Juridische Zaken. De directie hield zich bezig met de interpretatie, de toepassing en de herziening van bestaande en het ontwerpen van nieuwe wettelijke voorschriften op het terrein van het ministerie. Aangelegenheden betreffende de industriële eigendom maakten ook deel uit van het takenpakkenpakket van de directie.
Directie voor Administratieve Zaken
De directie voor Administratieve Zaken werd in 1949 opgericht ( Ministeriële beschikking van 26 april 1949, no. 1580. ) . In deze directie werden alle werkzaamheden samengevoegd, die betrekking hadden op personeel, op comptabele zaken, op de bevordering van een juiste organisatie en efficiency binnen het departement en op zaken die verband hielden met de interne beveiliging, de materiaalvoorziening en de huisvesting. Het doel van deze samenvoeging was het bereiken van een zo goed mogelijke coördinatie van deze werkzaamheden. Onder de directie ressorteerden de afdeling Comptabiliteit, de Centrale Personeelsafdeling, de afdeling Materieel en Huisvesting en vanaf 1957 de afdeling Organisatie en Efficiency en het bureau Beveiliging en BedrijfszelfbeschermingAccountantsdienst
Vanaf 13 september 1943 kwam er een aparte Accountantsdienst voor het ministerie ( Van den Bergh, Accountantsdienst, blz. 5. ) . Tot die tijd werd de Accountantsdienst gedeeld met het ministerie van Landbouw en Visserij. Tot 1948 ressorteerde de dienst onder het Kabinet. Daarna was het een zelfstandig onderdeel. De Accountantsdienst hield toezicht op de uitgaven, op de doelmatigheid van de organisatie en op de naleving van instructies. Daarnaast verrichtte het externe accountants- onderzoeken.Geschiedenis van het archiefbeheer
Het was vanaf 1944 tot en met 1965 regel om de archiefbescheiden van de organisatie-onderdelen van het ministerie van Economische Zaken onder te brengen in het centraal archief. Binnen dit centraal archief werden de stukken naar onderwerp geordend. Op de archiefbescheiden werd door middel van een code aangegeven tot welke rubriek zij behoorden. Verandering in de rubrieken en de daarmee samenhangende codering leidden tot de vorming van een drietal blokken binnen het centraal archief. De aanvankelijk gebruikte rubriekencode was gebaseerd op de inrichting van het openbaar bestuur in Nederland. Veranderingen hierin noopten tot een wijziging van de rubriekencode per september 1945. De tot september gebruikte cijfercombinaties in breukvorm werden vanaf die tijd voorafgegaan door een 0. Een niet volledig doorgevoerde wijziging van het archiefsysteem leidde in 1951 opnieuw tot een wijziging van de rubriekencode. Vanaf die tijd gebruikte men lettercombinaties voor de aanduiding van rubrieken. Wilde men bijvoorbeeld alle archiefbescheiden over de Zuiderzeesteunwet en -werken inzien, dan moest men kijken onder de codes 20/8, 020/8 en 'TZ. Een overzicht van de gebruikte rubrieken en codes is te vinden onder inventarisnummer 52.
Naast het centraal archief werden er in de periode 1944-1965 nog een aantal archiefbestanden gevormd. Vanaf 1950 werden 'geheime' stukken in het centraal geheim archief opgeborgen. Het centraal geheim archief is niet bij de bewerking van het centraal archief betrokken. Dit geldt eveneens voor de archieven van de volgende organisatie-onderdelen die over (een deel van) de periode 1944-1965 zelfstandig archief hebben gevormd:
- directoraat-generaal voor het Midden en Kleinbedrijf en het Toerisme, vanaf 1944;
- dienst voor de Economische Voorlichting en Exportbevordering, vanaf 1944;
- Accountantsdienst, vanaf 1944;
- directie Externe Betrekking, vanaf 1944;
- directoraat-generaal voor de Prijzen, 1945-1955;
- directoraat-generaal voor de Energievoorziening, vanaf 1946;
- adviseur en afdeling voor de Productiviteitsbevordering, vanaf 1951;
- commissariaat voor de Militaire Produktie, vanaf 1951;
- afdeling Comptabiliteit, vanaf 1951;
- Centrale Personeelsafdeling, vanaf 1951;
- directie Kernenergie, vanaf 1956;
- directoraat-generaal voor de Industrialisatie, vanaf 1958;
- directie Mijnwezen, vanaf 1958.
De archieven van de bovengenoemde onderdelen werden voor het merendeel al geïnventariseerd door de Centrale Archief Selectiedienst of door personeel van de afdeling Semi-Statisch Archief van het ministerie. Behalve het centraal geheim archief en de zelfstandige afdelingsarchieven moeten ook nog de zogenaamde werkarchieven onderkend worden. Dit zijn de door bestuurders, ambtenaren of organisatie-onderdelen voor eigen gebruik aangelegde 'verzamelingen' van vaak ongeregistreerde documenten. Deze werkarchieven zijn bij de bewerking van het centraal archief en de op zich zelf staande archieven veelal geïntegreerd. Van het directoraat-generaal voor Buitenlandse Economische Betrekkingen is het werkarchief niet geïntegreerd. Dit bestand is van een aparte inventaris voorzien.
In 1985 verzocht het ministerie van Economische Zaken de Centrale Archief Selectiedienst om de archieven van het ministerie van voor 1966, waaronder het centraal archief, in bewerking te nemen. De bewerking van het centraal archief vond plaats in de periode 1992-1994.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Ten behoeve van de selectie werd gebruik gemaakt van de 'Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden' van het ministerie van Economische Zaken. Daarnaast werd een voorstel gedaan tot incidentele vernietinging op grond van artikel 3 lid 4 van het archiefbesluit. Na goedkeuring van het vernietigingsvoorstel en na daartoe door het hoofd van de afdeling Algemene Secretarie van het ministerie gemachtigd te zijn werd tot daadwerkelijke vernietiging van deze bescheiden overgegaan. De stukken werden daartoe overgebracht naar Lignac & Levison B.V. te Apeldoorn.
Verantwoording van de bewerking
De omvang van het eigenlijke centraal archief bedroeg ca. 200 strekkende meter. Hierbinnen waren de reeds eerder genoemde drie blokken te onderscheiden. Daarnaast was er nog voor ca. 180 strekkende meter aan bij de bewerking van andere EZ-archieven afgesplitse bescheiden en aan deels van het Algemeen Rijksarchief afkomstige werkarchieven. Tijdens de bewerking zijn al deze bestanden tot één blok geïntegreerd. Voor de ordening van de onderwerpen binnen dit resterende blok werd gebruik gemaakt van de sinds 1965 in gebruik zijnde archiefcode van het Ministerie.
Als begincesuur werd 1 januari 1944 aangenomen omdat met ingang van die datum sprake was van één centraal archief voor het ministerie. De eindcesuur 31 december 1965 houdt verband met de invoering van een nieuw archiefplan voor het ministerie.
Een kleine hoeveelheid archiefbescheiden werd afgescheiden omdat ze buiten de cesuur vielen of volgens het bestemmingsbeginsel tot andere archieven behoorden. Een beperkte hoeveelheid bescheiden van instellingen die als zelfstandige archiefvormers konden worden aangemerkt zijn uit praktische overwegingen niet afgescheiden. Deze bescheiden zijn in een aparte rubriek achterin de inventaris in enge zin opgenomen of, indien onlosmakelijk met het hoofarchief verbonden, binnen het hoofdarchief naar doel geplaatst. Bij plaatsing binnen het hoofdarchief is hiervan aantekening gemaakt in een bijgevoegde opmerking.
De na afloop van de bewerking resterende archiefbescheiden, met een totale omvang van ca. 157 strekkende meter, werden teruggezonden naar het ministerie van Economische Zaken.
Supplement
In 1994 werd het archief van de Directie Ordeningsvraagstukken van het Ministerie van Economische Zaken bewerkt door de Centrale Archief Selectiedienst (CAS). De te bewaren archiefbescheiden werden gesplitst in een viertal bestanden. Eén van deze bestanden betreft archiefstukken die zijn afgescheiden ter invoeging in en completering van het reeds eerder door de CAS bewerkte Centraal Archief van het ministerie van Economische Zaken over de periode 1944-1965.
Aanvulling 2021
De archiefbescheiden van het Werkarchief-Incidenteel te Vernietigen Bescheiden (WA-IVB)
zijn beschreven conform het Normblad Archiefinventaris 3.0. Bij de bewerking van de archiefbescheiden van het CA/EZ, gaat het om een deelvan het Centraal Archief van het kerndepartement. Dit is niet uitgesplitst op beleidsonderdelen en ondersteunende onderdelen. Aansluitend op de bestaande inventaris is begonnen met inventarisnummer 4164. Bij de ordeningsstructuur van het centraal archief is de zogenaamde EZ-code in acht genomen. Archiefbescheiden met een looptijd van vóór 1945 en eventueel doorlopend ná 1945 zijn
integraal bewaard. Na de bewerking van CA/EZ is 3 meter bewaard.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Economische Zaken: Centraal Archief, nummer toegang 2.06.087, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, EZ / Centraal Archief, 2.06.087, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicatie
Bronnen en literatuur
- Bergh, V. van den, Archiefbewerkingsplan en eindproduktenbepaling voor de bewerking van een groep archieven van organen, werkzaam op het gebied van prijsbeheersing in de . periode c. 1940-1955 , 's-Gravenhage: Algemeen Rijksarchief, 1993
- Bergh, V. van den, Archiefbewerkingsplan en eindproduktenbepaling voor de bewerking van het archief van de Accountantsdienst van het ministerie van Economische Zaken, 1934-1951 , 's-Gravenhage: Algemeen Rijksarchief, 1993
- Blom, F., Literatuurrapport ten behoeve van de bewerking van het archief van het directoraat Middenstand en taakopvolgers 1945 -1965 van het Ministerie van Economische Zaken , Winschoten: CAS, 1987
- Blom, F., Literatuurrapport ten behoeve van de bewerking van de archieven van het Ministerie van Economische Zaken; directoraat-generaal voor de Energievoorziening 1946 t/m 1965 , Winschoten: CAS, 1988
- Blom, F., Literatuurrapport ten behoeve van de bewerking van de archieven van het Ministerie van Economische Zaken; directoraat-generaal Industrialisatie 1949-1964 , Winschoten: CAS, 1988
- Blom, F., Rapport van het onderzoek naar organisatie, taken en personeel van de afdeling Comptabiliteit van het Ministerie van Economische Zaken 1945-1974 , Winschoten: CAS, 1989
- Blom, F., Rapport van het onderzoek naar organisatie, taken en personeel van het directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken 1945-1969 , Winschoten: CAS, 1989
- Bruijn, J.A. de, Economische Zaken; profiel van een ministerie , 's-Gravenhage: VUGA Uitgeverij, 1989
- Hirschfeld, Dr. H.M., Herinneringen uit de Bezettingstijd , Amsterdam: Elsevier, 1960
- Hoekman, J., Rapport ten behoeve van de bewerking van de archieven van het Ministerie van Economische Zaken; Centrale Sector 1945-1966 , Winschoten: CAS, 1991
- Horst, H.J.E. van der, Inventaris van het archief van de directie Kernenergie (1947) 1956-1971 (1972) , 's-Gravenhage: Ministerie van Economische Zaken, 1990
- Inventaris van het archief van de adviseur voor de Productiviteitsbevordering en de afdeling Productiviteitsbevordering van het ministerie van Economische Zaken (1950-) 1951-1966 (1967), CAS-inventaris nr. 31, Winschoten: CAS, 1987
- Inventaris van het archief van het directoraat-generaal voor het Midden- en Kleinbedrijf en het Toerisme en taakvoorgangers van het ministerie van Economische Zaken (1916-) 1945-1965 (-1978),CAS-inventaris nr. 51, Winschoten: CAS, 1989
- Inventaris van het archief van het directoraat-generaal voor de Energievoorziening van het ministerie van Economische Zaken (1936-) 1946-1965 (1966)CAS-inventaris nr. 76, Winschoten: CAS, 1990
- Inventaris van het archief van de afdeling Comptabiliteit van het ministerie van Economische Zaken (1923-) 1951-1975,CAS-inventaris nr. 84, Winschoten: CAS, 1991
- Inventarissen van de archieven van het directoraat-generaal voor de Industrialisatie en Energievoorziening en taakvoorgangers (1944-) 1958-1965 (-1970) en het directoraat-generaal voor Industrie en Handel (1956-) 1965 (-1967) van het ministerie van Economische Zaken,CAS-inventaris nr. 90, Winschoten: CAS, 1991
- Inventaris van het archief van de directie Mijnwezen van het ministerie van Economische Zaken (1936-) 1946-1965 (-1967), CAS-inventaris nr. 92, Winschoten: CAS, 1991
- Inventaris van de archieven van de Economische Voorlichtingsdienst en de onder deze dienst ressorterende instellingen van het ministerie van Economische Zaken (1933-) 1936-1965 (-1973), CAS-inventaris nr. 100, Winschoten: CAS, 1991
- Inventaris van het archief van het directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het ministerie van Economische Zaken (1944-) 1945-1965, CAS-inventaris nr. 114, Winschoten: CAS, 1992
- Inventaris van het archief van het directoraat-generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het ministerie van Economische Zaken (1945-) 1966-1969 (-1975),CAS-inventaris nr. 123, Winschoten: CAS, 1992
- Overzicht van de organisatie en de voornaamste taken van het Departement van Economische Zaken , Instituut voor Bestuurswetenschappen, 1958
- Wat doen ze daar? , 's-Gravenhage: Ministerie van Economische Zaken, z.d.