Terug naar zoekresultaten

2.13.5148 Inventaris van de archieven van de Maatschappijke Raad voor de Krijgsmacht en taakvoorgangers, (1947) 1948-1980 (1982)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.5148
Inventaris van de archieven van de Maatschappijke Raad voor de Krijgsmacht en taakvoorgangers, (1947) 1948-1980 (1982)

Auteur

E.A. van Heugten, R. van Velden

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2010 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Defensie: Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht en taakvoorgangers
Defensie / Militair Personeel

Periodisering

archiefvorming: 1948-1980
oudste stuk - jongste stuk: 1947-1982

Archiefbloknummer

5148

Omvang

; 99 inventarisnummer(s) 5,25 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nationale Demobilisatieraad (1948-1952) Nationale Raad Welzijn Militairen (1952-1980) Maatschappijke Raad voor de Krijgsmacht (1980-1997)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken van de Nationale Demobilisatieraad betreffende zorg voor uit het voormalig Nederlands-Indië gedemobiliseerde militairen. Daarnaast zijn er stukken van de Nationale Raad Welzijn Militairen (NRWM) met betrekking tot welzijn en vorming van militairen, militair onderwijs en menselijke verhoudingen binnen de krijgsmacht. De stukken van de Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht (die dezelfde taken had als de NRWM) betreffen notulen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De volledige historische achtergronden en ontwikkelingen van de Maatschappijke Raad voor de Krijgsmacht en taakvoorgangers zijn uitgebreid beschreven in de volgende publicatie: 25. Geef acht. Een institutioneel onderzoek naar bedrijfsprocessen en handelingen op het beleidsterrein militair personeel: beroeps- en reservepersoneel in dienst van het ministerie van Defensie en voorgangers, 1945-1993 (samenstelling: drs. F. van der Doe, en drs. M.L. Loef; ISBN 90-74442-26-9), 's-Gravenhage 1994.
Personeelszorg bij Defensie
Onder personeelszorg bij Defensie wordt verstaan: geneeskundige verzorging, geestelijke verzorging, maatschappelijke zorg, stimuleren van ontspanning, sport en ontwikkeling van en personeelsvoorlichting aan zowel militaire ambtenaren als dienstplichtigen. Ook de kwalitatieve aspecten van het integratiebeleid en het verzorgen van onderwijs voor kinderen van in het buitenland gestationeerde militairen vormen onderdelen van het personeelszorgbeleid. De militaire personeelszorg dient een tweeledig doel. In de eerste plaats is de overheid verplicht de militairen een compensatie te bieden voor de bijzondere gevaren, waaraan zij (kunnen) worden blootgesteld, onder andere door middel van een goede verzorging. De andere kant van de medaille is dat door die verzorging de inzetbaarheid en de motivatie van de militairen goed blijft. De verschillende diensten op het gebied van de militaire personeelszorg hebben dan ook zowel vredes- als oorlogstaken.
De personeelszorg wordt op de meeste deelterreinen per krijgsmachtdeel uitgevoerd. Vanuit het centrale directoraat-generaal Personeel worden de activiteiten op het gebied van de personeelszorg in de drie krijgsmachtdelen gestuurd en gecoördineerd.
De zorg voor het welzijn van militairen is niet alleen een overheidstaak, ook kerkelijke en maatschappelijke organisaties houden zich hiermee bezig. Dit komt onder andere tot uiting in het feit dat de geestelijke verzorgers bij Defensie worden 'geleverd' door de kerken, het Humanistisch Verbond en joodse organisaties, alsook in het bestaan van de protestantse, katholieke en humanistische vormingscentra voor militairen (zie ook onder Geestelijke verzorging). De geestelijke verzorgers worden door Defensie betaald, maar zijn inhoudelijk geen verantwoording schuldig aan de minister.
Nationale Demobilisatieraad en taakopvolgers
Naar aanleiding van de maatschappelijke problemen die gedemobiliseerde militairen uit het voormalig Nederlands-Indië ondervonden, werd in 1948 de Nationale Demobilisatieraad opgericht als coördinatie- en adviesorgaan op het gebied van de zorg voor deze (ex-)militairen. In de raad, voorgezeten door de Inspecteur-Generaal der KM, KL en KLu Prins Bernhard, hadden vertegenwoordigers van de ministers van Oorlog en Marine en van kerkelijke en maatschappelijke organisaties zitting. Vanaf 1952 werd het overleg tussen overheid en genoemde organisaties voortgezet in de Nationale Raad Welzijn Militairen (NRWM), eveneens onder voorzitterschap van Prins Bernhard. Adviseerde de NRWM aanvankelijk de minister op het gebied van de welzijnsverzorging en vorming van militairen, in de loop der tijd breidde haar werkterrein zich ook uit tot het militair onderwijs en de menselijke verhoudingen binnen de krijgsmacht in het algemeen. In 1980 nam de Voorlopige Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht de taken van de NRWM over. De raad werd per 1 januari 1997 opgeheven (Stcrt. 1997, nr. 8). Het veteranenbeleid krijgt vooral sinds het midden van de jaren '80, mede dankzij de inzet van veteranenorganisaties verenigd in het Veteranen Platform, aandacht. In 1990 werd de Commissie maatschappelijke erkenning veteranen (Commissie Thoenes) ingesteld.
Stichting Volk en Verdediging
Vanuit de NRWM werd in 1962 het initiatief genomen tot oprichting van de Stichting Volk en Verdediging, die door middel van publikaties, conferenties en dergelijke de problemen in de relatie tussen maatschappij en krijgsmacht onder de aandacht bracht en trachtte op te lossen. Het bestuur van de stichting werd benoemd door de NRWM. In 1981 werd de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht opgericht, de opvolger van de Stichting Volk en Verdediging. ( Het stichtingsbestuur wordt benoemd door de Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht, aan welke raad de stichting op haar beurt weer adviezen levert. De stichting, volledig gesubsidieerd door de overheid, initieert wetenschappelijk onderzoek en neemt deel aan en organiseert internationale congressen op het gebied van vredesvraagstukken en militaire sociologie. )
Organisatieonderdelen op het gebied van personeelszorg
Tussen de functionarissen en afdelingen die op de deelterreinen van de personeelszorg bij de KM werkzaam zijn, bestaan op alle niveaus contacten. Van 1963 tot 1976 bestond er onder de vlagofficier Personeel KM een onderhoofd voor de Personeelszorg, die alle taken op het gebied van de personeelszorg bij de KM coördineerde. Van 1969 tot 1976 bestond een commissie voor de personeelszorg, waarin alle hoofden van beleidsafdelingen op het gebied van de personeelszorg zitting hadden. Sinds 1976 is de functie van onderhoofd voor de personeelszorg verdwenen en bestaat de commissie niet meer. Het contact tussen de beleidsafdelingen op personeelszorggebied is meer informeel geworden. Op uitvoerend niveau bestaan er nog wel de sociale coördinatiecommissies, waarin de geestelijke verzorger(s), de arts(en) of ziekenverpleger(s) en de personeelsofficier zitting hebben. Bij operationele activiteiten worden teams van verzorgers samengesteld, bijvoorbeeld in het kader van VN-operaties. Tussen de krijgsmachtdelen worden op de verschillende deelterreinen van de personeelszorg contacten onderhouden en activiteiten gecoördineerd in verschillende commissies, raden en comités, die per deelterrein zullen worden beschreven.
Bij de land- en luchtmacht zijn de organisatie-eenheden vergelijkbaar. Onder de opperofficier Personeel KL bestond sinds 1963 een afdeling Personeelszorg, vanaf 1976 viel deze afdeling onder de sous-chef Personeelszaken. Sinds 1992 heet zij afdeling Personeel. Ook bij de luchtmacht is er een afdeling Personeelszorg onder de sous-chef Personeelszaken.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Van elke omslag zal moeten worden bepaald onder welk Basis Selectiedocument (BSD) zij gaat vallen, in dit geval militair personeel. Onder een BSD verstaan we een lijst van handelingen van een actor of van verschillende actoren op een beleidsterrein, met een waardering van deze handelingen: bewaren, vernietigen of op termijn vernietigen van de neerslag hiervan.
De aangetroffen (lees: bewaren) stukken zijn volgens het zgn. agendastelsel gevormd. Daar er echter voor deze actoren slechts één handeling voorhanden is, nl. het geven van advies aan de minister, wordt er niets uit vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
In deze toegang worden de gegevensbestanden beschreven van de te bewaren schriftelijke neerslag van handelingen op het beleidsterrein militair personeel.
Voor een goed gebruik van deze toegang is het aan te bevelen eerst het PIVOT-rapport nr. 25 "Geef Acht" en de inleiding van deze toegang te raadplegen.
Hierin wordt o.a. de uitgangspunten van het PIVOT-onderzoek uiteengezet, de hoofdlijnen met betrekking tot de organisatie van het ministerie, alle actoren en relaties die de minister onderhoudt met diverse actoren zowel binnen als buiten de overheid, alsmede de handelingen die op het desbetreffende beleidsterrein worden beschreven.
Onder een beleidsterrein verstaan we het geheel van relaties tussen actoren die handelingen verrichten in het kader van een bepaald overheidsbeleid, dat voortvloeit uit een overheidstaak. Het beleid bij ons ministerie wordt bepaald door de operationele taken en doelstellingen. De doelstellingen en taken op de beleidsterreinen personeel en (in dit geval militair personeel) zijn een afgeleide van de operationele doelstellingen. Personeel en militair materieel zijn middelen waarmee de krijgsmacht haar taken uitvoert. Onder een bedrijfsproces verstaan we een onderdeel van een beleidsterrein, een geheel van handelingen en activiteiten gericht op een aspect van een beleidsterrein.
Omdat bij Defensie activiteiten ten aanzien van een beleidsterrein niet worden verricht door één organisatorische eenheid, zoals een directoraat-generaal of een directie, maar de bedrijfsprocessen door de hele Defensieorganisatie heenlopen (centrale organisatie en in de krijgsmachtdelen) is het noodzakelijk geweest eerst deze processen te beschrijven.
Pas daarna konden de handelingen en activiteiten per beleidsterrein worden geformuleerd en aan verschillende organisatieonderdelen gekoppeld worden.
Onder een handeling verstaan we een complex van activiteiten, gericht op het tot stand brengen van een product (bijv. verlenen van een vergunning), dat een actor (bijv. de minister, of namens hem of interdepartementale commissies of raden) verricht ter vervulling van zijn taak of op grond van zijn bevoegdheid.
In 1990 werd door E.F. Becker van het Centraal Archievendepot een toegang vervaardigd op dit gegevensbestand. Bij nadere beschouwing tijdens de bewerking en ontsluiting in 2000 van dit archiefbestand, bleek dat het oorspronkelijk was ingedeeld volgens het agendastelsel. In het verleden zijn series aangemaakt. Men rangschikte naar de diverse commissies die in de loop der jaren werden gevormd. Dit laatste is aangehouden, alleen zijn de drie actoren wel van elkaar gescheiden, te weten de nationale demobilisatieraad, de nationale raad welzijn militairen en de maatschappelijke raad voor de krijgsmacht.
Ordening van het archief
Het archief heeft betrekking op één beleidsterrein. Met een beleidsterrein wordt bedoeld een afgebakend onderwerp van overheidsbemoeienis, in dit geval dus: "militair personeel".
Het archief is onderverdeeld naar actor en vervolgens naar handeling. Per handeling zijn de beschrijvingen van de dossiers vermeld. Een handeling wordt verricht door een actor ter uitvoering van een taak, of op grond van een wettelijke bevoegdheid. Een actor is een overheidsinstelling die bevoegd is zelfstandig op te treden (bijvoorbeeld een minister) binnen het beleidsterrein. Op een beleidsterrein treden meerdere actoren handelend op.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Het archief was aanvankelijk beschreven in de Institutionele Toegang: 5.025.5148 - Institutionele Toegang op het gegevensbestand van het Ministerie van Defensie: Beleidsterrein Militair Personeel, (1947) 1948-1980, 1982.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie: Maatschappelijke Raad voor de Krijgsmacht en taakvoorgangers, nummer toegang 2.13.5148, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Defensie / Militair Personeel, 2.13.5148, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen