Archief
Titel
2.19.087 Inventaris van de archieven van het Nederlands Instituut van Accountants, 1894-1974; Nederlandse Bond van Accountants, 1899-1964; Nederlandse Organisatie van Accountants, 1903-1958; Nederlandse Accountants Vereniging, 1907-1958
Auteur
C.L.J. de KaperVersie
03-10-2018
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
1987 (c)Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Nederlands Instituut van Accountants Ned. Instituut van Accountants
Periodisering
oudste stuk - jongste stuk: 1894-1974
Archiefbloknummer
I27124Omvang
; 1374 inventarisnummer(s) 25,35 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in talen als het, heten het.
Nederlands
Engels
Duits
Frans
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Het archief bevat enkele foto's.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Amsterdamse Club van Accountants Comité Amsterdam Nederlands Instituut van Accountants Nederlands Instituut van Accountants, Stichting NIVA-Fonds Militaire Administratie Nederlandse Accountantsvereniging Nederlandse Bond van Accountants Nederlandse Organisatie van Accountants Noord-Hollandse Club van Instituutsaccountants, 1919-1926, 1937-1943, 1894-heden, 1955-1966, 1927-1940Samenvatting van de inhoud van het archief
De archieven van het Nederlands Instituut van Accountants, van de Nederlandse Bond van Accountants, van de Nederlandse Organisatie van Accountants en van de Nederlandse Accountants Vereniging bevat onder andere stukken van de verschillende commissies zoals die van de Commissie van Advies inzake Beroepsaangelegenheden, de Commissie Latente Uitspraken en de Commissie Organisatie Bedrijfsleven, stukken betreffende de verschillende nationale en internationale congressen, waaronder die van het Internationaal Accountantscongres 1957 en stukken met betrekking tot de rechtspraak waaronder die van de Raad van Discipline en Zuivering.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis van de archiefvormende organen
In de tweede helft van de 19e eeuw werd de naamloze vennootschap in het algemeen de verschijningsvorm van grote ondernemingen. De eigendom van het kapitaal en het beheer erover werden principieel gescheiden. Langzamerhand ontstond er behoefte en noodzaak aan toezicht op het beleid van de directie en aan verificatie van de afgelegde rekening en verantwoording. Het toezicht werd uitgeoefend door de commissaris. Voor de verificatie van de afgelegde stukken was een speciale bekwaamheid vereist. De commissarissen zochten deze bij de bestaande boekhoudbureaus welke reeds adviseerden bij het opstellen en inrichten van boekhoudingen, deze bijhielden en uit de boeken de rekeningen en verantwoordingen opstelden. Uit de hoofden en werknemers van deze boekhoudbureaus ontwikkelden zich de eerste accountants. De wensen van enkelen van hen, die begrepen dat waarborgen van bekwaamheid geschapen moest worden, leidde tot de oprichting op 15 december 1894 van het Nederlands Instituut van Accountants (NIvA) ( Inv.nrs. 1-1206. ) Gemakshalve is altijd als oprichtingsdatum 1januari 1895 aangehouden. De doelstellingen van de nieuwe organisatie waren:- de organisatie van de stand van de accountants;
- de wettelijke regeling van het beroep;
- propaganda maken voor het beroep en het gebruik van een accountant;
- het verheffen van het niveau van de accountant door middel van cursussen en een examen;
- het verhogen van de bekwaamheid en moraliteit door aan de accountant de hoogste eisen te stellen;
- het beschermen van een ieder, dus ook de accountant door instelling van een Raad van Tucht. ( Inv. nr. 154 )
a) de organisatie van de stand van de accountants
Als algemene eis voor het lidmaatschap werd gesteld dat men te goeder naam en faam bekend moest staan. Behalve de oprichters konden zij die ten tijde van de oprichting minstens vijf jaar accountantswerkzaamheden hadden verricht zonder diploma lid worden. De beslissing werd in handen gelegd van de algemene vergadering. Na 1900 werd niemand meer toegelaten zonder met goed gevolg het NIvA-examen te hebben afgelegd. Was men 25 jaar oud dan kon men benoemd worden tot lid der 2e klasse om na vijf jaar accountantspraktijk tot lid der 1e klasse te worden bevorderd. Sinds 1908 is het onderscheid van de klassen opgeheven. ( Inv. nr. 154 ) Regelmatig werden de eisen tot benoembaarheid aangepast. Als belangrijkste mag worden vermeld dat tijdens de buitengewone algemene vergadering van 6 april 1929 werd bepaald een wijziging in de statuten aan te brengen waardoor ook academisch gevormden tot lid konden worden benoemd. ( Inv. nr. 2 ) De leden verenigden zich in de jaren '20 in clubs. ( Inv. nrs. 239 e.v. ) Een van die clubs was de Noord-Hollandsche Club van Instituutsaccountants. ( Inv. nrs. 1207 e.v. ) Na de Tweede Wereldoorlog ontstond het kringreglement waarmee het bestuur de indeling van de leden in kringen aangaf. De taak van de kringen was het meewerken aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het NIvA. ( Inv. nrs. 165, 243 e.v. ) Behalve tot lid kon men ook tot assistent worden benoemd. Hiervoor moest men in het bezit zijn van een boekhouddiploma dat naar het oordeel van het bestuur voldoende waarborg van bekwaamheid opleverde. Tot assistent werd men benoemd door het bestuur op voordracht van drie leden of een comité. Assistenten mochten niet zelfstandig als accountant optreden. Zij konden zich verenigen in assistenverenigingen welke het recht hadden zich in de algemene vergaderingen te vertegenwoordigen om aldaar hun belangen te laten behartigen. ( Inv. nr 154 ) Op de derde zaterdag van de maand december vond de jaarlijkse algemene vergadering plaats. Het aldaar gekozen bestuur benoemde uit haar midden een dagelijks bestuur. ( Inv. nr. 154 ) In elke plaats waar ten minste tien leden woonden werd uit hun midden een comité benoemd. Op plaatsen waar minder dan tien leden woonden kon de algemene vergadering, waar zij dit nodig achtte, telkens voor de tijd van drie jaar, correspondenten aanstellen. De taak van comités en correspondenten bestond uit de behartiging van de belangen van het NIvA. De comités werd opgedragen een onderzoek in te stellen naar de antecedenten van kandidaatleden en -assistenten. Zij konden de leiding op zich nemen van de assistentenverenigingen. De comités en correspondenten deden belangrijk werk ten aanzien van de opleidingen. ( Inv. nrs. 154, 190 e.v. ) Van een zo'n comité, het Comité Amsterdam, zijn is aantal archiefstukken bewaard gebleven en in deze inventaris beschreven. ( Inv. nrs. 1214 e.v. ) In 1937 benoemde het bestuur uit de in Nederlands-Indië wonende leden die geen deel uitmaakten van het bestuur drie gedelegeerden welke tot taak hadden de representatieve plichten van het bestuur waar te nemen, toezicht te houden op de naleving van de bepalingen van de reglementen en het bestuur over alle belangrijke zaken te informeren. ( Inv. nr. 157 ) Afwijzing van een aantal kandidaten tot lid van het NIvA leidde in 1899 tot de oprichting van de Nederlandse Bond van Accountants (NBvA). ( Inv. nrs. 1217 e.v. ) Als beginsel nam men aan dat als leden alleen werden toegelaten zij die praktisch werkzaam waren en dat alle kandidaten en ook de oprichters de nodige bewijzen van bekwaamheid en soliditeit moesten overleggen. Er ontstond een voorlopig bestuur met een Raad van Toezicht en een Commissie van Bijstand. Ingevolge de opgestelde eisen werden slechts 15 van de 85 oprichters tot het lidmaatschap toegelaten. Doordat het onderzoek van de stukken de nodige tijd vereiste werd eerst in 1902 de Koninklijke goedkeuring op de statuten gevraagd en verkregen. Als officiële datum van oprichting werd daarbij aangenomen: 1 maart 1902. De NBvA begon in 1904 met het afnemen van haar examens. Al spoedig had zij de wens tot samenwerking, eventueel samensmelting, met andere accountantsverenigingen. Het niveau van het examen van de NBvA werd bij de diverse besprekingen als te laag ervaren. Naar aanleiding van het rapport van de Staatscommissie Bijleveld (wettelijke regeling) werd het niveau verhoogd. Ook het aannamebeleid van nieuwe leden (dikwijls afgewezen kandidaten bij andere accountantsverenigingen) vormde menigmaal een struikelblok. In 1934 kwam het tot een fusie met het NIvA. ( Inv. nrs. 405 e.v., 1261 e.v. ) De NBvA was erg actief in Nederlands-Indië. ( Inv. nrs. 1302 e.v. ) Eveneens uit onvrede met het aannamebeleid van het NIvA werd op 15 november 1902 de Nationale Organisatie van Accountants (NOvA) opgericht. ( Inv. nrs. 1319 e.v. ) De meeste oprichters waren in het bezit van de akte MO-Boekhouden. Een onderzoek naar hun bekwaamheden als accountant vond niet plaats. De NOvA begon in 1903 met het afnemen van examens. Tot 1919 bleef de mogelijkheid bestaan zonder examen afgelegd te hebben lid te worden. Ook de NOvA wenste samenwerking, eventueel samensmelting, met andere accountantsverenigingen. In 1922 kwam er een fusie tot stand met de Nederlandsche Academie van Accountants. ( Inv. nr. 1327 ) De nieuwe vereniging kreeg de naam: Nederlandse Organisatie van Accountants (NOvA). Onder invloed van de werkzaamheden ten aanzien van een wettelijke regeling ontstond een samengaan met het NIvA op het gebied van het examen. Beide verenigingen richtten een Bureau van het Federatief Examen op. ( Inv. nrs. 400, 1337 ) Voor de NOvA betekende dit zelfmoord. Alle afgestudeerden werden lid van het NIvA. In 1934 kwam een fusie met het NIvA tot stand. ( Inv. nrs. 405 e.v., 1328 ) Reeds in 1905 wees Th. Limperg jr. in een artikel in het blad "Accountancy" op de grote oppervlakkigheid onder de accountants. Kritiek op het NIvA-bestuur leidde tot zijn royement in 1907. In dat jaar richtte hij met een aantal leden en assistenten van het NIvA de Nederlandse Accountants Vereniging (NAV) op. ( Inv. nrs. 1346 e.v. ) De belangrijkste reden tot deze oprichting was het feit dat in het NIvA te veel mensen zaten die het beroep van accountant niet ten volle uitoefenden. Hun stem was uiteraard mede bepalend bij beleid van het NIvA. Bovendien vonden zij die het beroep wel ten volle uitoefenden dat de oppervlakkige werkwijze van de eerste jaren plaats moest maken voor een volledige boekhoudkundige controle wilde men het vertrouwen van de zakenwereld niet verliezen. Zij die tussen 1 januari 1901 en het tijdstip van aanmelding ononderbroken als accountant werkzaam waren geweest konden zich tot 1909 en eveneens tussen 1912 en 1915 zonder examen gedaan te hebben aanmelden als lid. De NAV spreidde direct al een grote activiteit ten toon. Het in 1903 ontstane blad "Accountancy", waarvan Limperg sinds 1905 de leiding had, werd orgaan van de NAV. Er werd dadelijk een examen ingesteld waarbij men eiste dat de examinandi op de hoogte waren van de techniek van het vak. In tegenstelling tot de examens van NIvA was dit examen praktijkgericht.
Op 1 januari 1910 trad een reglement van arbeid in werking. ( Inv. nr. 1359 ) Dit reglement bevatte een aantal bepalingen aangevend hoe de accountant omtrent het resultaat van zijn onderzoek diende te rapporteren en stelde voor bepaalde gevallen enige normen, terwijl artikel 1 de algemene norm bevatte dat de accountant op goede gronden overtuigd moest zijn van de juistheid van zijn mededelingen. Bovendien had dit reglement tot doel om de Raad van Tucht, die ook was ingesteld, tot richtsnoer te dienen. De NAV toonde zich bereid met NIvA en NBvA een reglement samen te stellen dat voor de drie verenigingen zou gelden. Als gevolg hiervan nam de NBvA het reglement met kleine wijzigingen over. Het NIvA kreeg pas een reglement van arbeid na de fusie van de NAV met het NIvA in 1919. ( Inv. nrs. 397 e.v. ) Een ander belangrijk initiatief was de instelling van een jaarlijkse accountantsdag. Deze heeft in sterke mate bijgedragen tot het bekendmaken van het doel van de accountantsorganisatie en de inhoud van het beroep. De ontwikkeling van de taak van de accountant werd in de NAV gezien in samenwerking met de nieuwe wetenschap van de bedrijfseconomie.
De scheiding tussen NIvA en NAV duurde tot 1919. Het baanbrekend werk van de NAV werd ook in kringen van het NIvA erkend en wederzijds leefde de opvatting dat het accountantsberoep gediend was met een fusie. Hetgeen in de NAV ontwikkeld was werd door het NIvA overgenomen; de consolidatie van de examencommissie in het Bureau der Examens, het reglement van arbeid, de accountantsdag en een verbeterde tuchtrechtspraak, namelijk een gemengd tuchtcollege. ( Inv. nrs. 154, 524 e.v., 831 e.v. ) De NBvA, NOvA en NAV leidden na hun fusie met het NIvA tot 1964 een sluimerend bestaan. Door de fusie waren hun leden en assistenten/adspirantleden, lid of assistent van het NIvA geworden. Het NIvA behartigde in het vervolg hun belangen. Slechts tussen 1957 en 1964 hielden zij gelijktijdig met het NIvA een algemene vergadering. Besturen en leden waren dezelfde als van het NIvA. ( Inv. nrs. 3-5, 179, 1218, 1230, 1321, 1326, 1346, 1359 ) Van de oprichting van het NIvA tot haar opgaan in de Orde Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) in 1967 was zij getuige van de oprichting en ontbinding van vele accountantsverenigingen, verenigingen van belastingconsulenten en van administratiekantoren. Veelal waren het onbeduidende verenigingen. Een vereniging welke wel van groot belang voor de ontwikkeling van het accountantsberoep is geweest was de in 1927 te Rotterdam opgerichte Vereeniging van Academisch Gevormde Accountants (VAGA). ( Inv. nr. 1000 ) Deze vereniging ontstond omdat het diploma van het in 1915 ingestelde doctoraal examen Handelswetenschappen aan de in 1913 te Rotterdam opgerichte Handels Hogeschool niet door het NIvA werd erkend en kandidaten met dit diploma niet als lid werden toegelaten. Het NIvA vond het peil in de eerste jaren van de Rotterdamse Handels Hogeschool te laag. De VAGA ontwikkelde zich tot een vereniging van hoog niveau. Er ontstond op veel terreinen samenwerking tussen NIvA en VAGA. Toen steeds meer leden in de praktijkuitoefening samenwerking zochten dienden de beroepsreglementen geüniformeerd te worden. ( Inv. nrs. 440 e.v. ) Ter ondersteuning van de werkzaamheden van het bestuur werd al voor de jaren '20 een gesalarieerde kracht als secretaris aangesteld. Het was J.C. Regenhardt, gewezen kapitein bij de Infanterie, welke voor zijn werk een kamer in het perceel Tesselschadestraat 20 te Amsterdam kreeg toegewezen. ( Inv. nr. 307 ) Het aantal personeelsleden breidde zich gestaag uit zodat later het pand Valeriusstraat 101 werd gehuurd. ( Inv. nr. 308 ) In dit pand werden ook cursussen gegeven. In 1935 kwam het secretariaat onder leiding te staan van A.L. de Bruyne. In datzelfde jaar, het 40-jarig bestaan van het NIvA, werd het secretariaat overgeplaatst naar het pand Herengracht 491. ( Inv. nrs. 202, 309 e.v. ) In 1949 werd het in de nabijheid gelegen pand Reguliersdwarsstraat 40 wegens ruimtegebrek erbij betrokken. Na een obligatielening onder de leden te hebben geplaatst (1947) konden de beide panden worden gekocht, verbouwd en heringericht. ( Inv. nrs. 314 e.v. ) Het verenigingsjaar liep van 1 september tot en met 31 augustus.
b) de wettelijke regeling van het beroep
In 1895 wilde het NIvA direct tot een wettelijke erkenning komen door aan de Minister van Justitie een adres te richten waarin aangedrongen werd commissarissen van naamloze vennootschappen te verplichten of in de gelegenheid te stellen zich bij hun toezichthoudende taak te voorzien van de hulp van een accountant. In 1899 werd een permanente commissie samengesteld ter voorbereiding van een wettelijke regeling. In 1900 werd een ontwerp aangeboden aan H.M. de Koningin. ( Inv. nr. 436 ) Tot een parlementaire behandeling kwam het niet. In 1909 werd in plaats van de permanente commissie voor de wettelijke regeling een nieuwe commissie benoemd. Door diverse accountantsverenigingen werden pogingen ondernomen om de kwestie van de wettelijke regeling aanhangig te maken. Bij Koninklijk Besluit van 16 mei 1918 werd een Staatscommissie Wettelijke Regeling ingesteld onder voorzitterschap van mr. F.S. van Nierop ten behoeve van een wettelijke regeling van het handelsonderwijs en het accountantswezen. De commissie zag haar eind 1920 totstandgekomen ontwerp niet tot wet verheven. De bezwaarlijke toestand van 's lands financiën vormde hiertoe een hinderpaal, evenals de kwestie onder welk ministerie de wettelijke regeling diende te vallen. De titel accountant bleef vrij, doch de wet beoogde de titel registeraccountant, dat wil zeggen accountants die op nader omschreven voorwaarden in een vanwege de staat gehouden accountantsregister waren ingeschreven. Deze zouden onderworpen zijn aan een Raad van Toezicht welke tevens het register zou houden en als Raad van Tucht zou fungeren. Het examen werd geheel in handen van de staat gelegd. Wel zou er vrijheid van opleiding blijven. Veel accountants vonden het voorgestelde overheidsingrijpen toch te ver gaan.
In 1925 verzocht de minister dr. H. Colijn de verenigingen NIvA, NBvA en NOvA zelf met een ontwerp voor een wettelijke regeling te komen. Uitgangspunt hiervoor was het plan van mr. F.C. van Geer betreffende een organisatie van het accountantswezen op federatief-corporatieve grondslag. Hiertoe werd de Commissie Limperg geïnstalleerd met als opdracht het maken van een ontwerp voor een regeling waarbij de verenigingen onder toezicht van de minister belast werden met het afnemen van een gemeenschappelijk examen en het bijhouden van een accountantsregister. De Commissie Limperg werd op 23 maart 1928 ontbonden. ( Inv. nr. 440 ) In 1928 werd een Staatscommissie ingesteld onder voorzitterschap van mr. H. Bijleveld. De taak van de commissie was advies te geven over de door de Commissie Limperg ontworpen regeling. Tevens moest de Staatscommissie de vraag beantwoorden of een regeling van het belastingconsulentschap mogelijk was. ( Inv. nrs. 440-445 ) De Commissie Bijleveld stelde na bestudering van het ontwerp van de Commissie Limperg een ontwerp van wet op dat in beginsel met het voorstel van de drie verenigingen overeenstemde. Voorzag het verenigingsontwerp er in dat het accountantsregister door de drie verenigingen zou worden bijgehouden waarin slechts haar leden en eventuele nieuwe leden zouden worden ingeschreven, het ontwerp Bijleveld voorzag in de instelling van een openbaar register dat zou worden gehouden door een nieuwe vereniging: Nederlandsch Instituut van Registeraccountants (NIVRA), opgericht door de voorzitters van de drie verenigingen. De leden van de drie verenigingen en de academisch gevormde accountants zouden zonder meer kunnen worden ingeschreven, terwijl anderen een NIVRA-examen moesten afleggen. De organisatie van het NIVRA zou worden gevormd door een Raad van Beheer, een Raad van Tucht, een Raad van Beroep, een Bureau der Examens en een Curatorium. De registeraccountants zouden onderworpen zijn aan een reglement van arbeid. Het ontwerp van de Commissie Bijleveld zou pas na wijzigingen in 1939 bij de Tweede Kamer der Staten Generaal worden ingediend. Omdat na de totstandkoming van het ontwerp van de Commissie Bijleveld een wettelijke regeling van het accountantsberoep niet direct te verwachten was, werd door de Minister van Economische Zaken aangestuurd op een fusie tussen NIvA, NBvA, NOvA en VAGA. De VAGA haakte af omdat zij eiste dat de toekomstige accountantsopleiding uitsluitend de academische moest zijn. ( Inv. nr. 405 ) De fusie vond plaats in 1934. ( Inv. nrs. 405 e.v., 1265, 1328 ) In 1939 werd het inmiddels gewijzigde ontwerp van de Commissie Bijleveld door de Minister van Economische Zaken bij de Tweede Kamer ingediend. ( Inv. nr. 446 ) Door de voorzitters van NIvA en VAGA werd het het daarin voorgestelde NIVRA opgericht. Grote kritiek was er in de Tweede Kamer. Een groot bezwaar vond men dat er geen regeling kwam voor het gehele accountantswezen. Met betrekking tot een mogelijke discriminerende werking jegens hen die niet tot het register zouden worden toegelaten stelde de minister dat bij de wet slechts inschakeling van een registeraccountant zou kunnen worden verwacht in die gevallen waar het publiek belang dat zou eisen. Het uitbreken van de oorlog maakte een eind aan de parlementaire behandeling. In 1947 verzocht de Minister van Economische Zaken de bestaande accountantsverenigingen haar wensen ten aanzien van de wettelijke regeling kenbaar te maken. ( Inv. nr. 451 ) In 1953 bracht het NIvA een daartoe samengesteld rapport uit. ( Inv. nr. 478 ) Dit rapport sloot in hoofdzaak aan bij het wetsontwerp 1939. Op 5 april 1954 werd een Staatscommissie onder leiding van prof. W.C.L. van der Grinten ingesteld om de minister te adviseren. ( Inv. nrs. 479 e.v. ) Bij de bestudering van de materie trad de commissie in contact met de besturen van 14 Nederlandse accountantsverenigingen, de Nationale Coöperatieve Raad, het Economisch Instituut voor de Middenstand en de Vereniging van Landbouwboekhoudbureaus. De genoemde besturen maakte hun zienswijzen en wensen kenbaar. In 1956 kwam de Commissie Van der Grinten met een ontwerp van wet, een memorie van toelichting, een ontwerpregeling voor het examen, een ontwerp voor de beroepsregelen alsmede een toelichting daarop. De commissie achtte alleen een regeling wenselijk voor die groep accountants welke hoofdfunctie de controlefunctie was, aangezien buiten die groep een sterk verschil in niveau bestond tussen de velen die de titel accountant voerden. Alleen een regeling als door de commissie voorgestaan zou leiden tot een homogene groep binnen het te vormen publiekrechtelijk orgaan, de Orde Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA). Zowel in hoofdzaken van de regeling als in de terminologie sloot dit alles nauw aan bij het ontwerp van 1939. Van de 14 leden van de commissie behoorden er vijf tot het NIvA of de VAGA.
In 1959 werd op grond van het rapport van de Staatscommissie Van der Grinten een wetsontwerp ingediend. ( Inv. nr. 490 ) Op 26 oktober 1961 werd het ontwerp van de Wet op de registeraccountants zonder hoofdelijke stemming en zonder gebruik te maken van het recht van amendement door de Tweede Kamer aangenomen. Het ontwerp werd wet, doch de inschrijving in het accountantsregister werd uitgesteld tot minstens drie jaren na het inwerkingtreden van de overgangsregeling. Dit uitstel, waardoor de wet pas in 1967 van kracht werd, was ingegeven door de wens van verschillende kamerleden dat ook onderzocht zou worden of een regeling mogelijk was voor die accountants welke niet voor inschrijving in het register in aanmerking zouden komen. Eind 1962 werd daartoe een Staatscommissie, de Commissie Brands I, ingesteld. Zij diende een onderzoek te doen naar de omvang en de inhoud van de behoefte van onder andere het midden-en kleinbedrijf aan diensten op het terrein van de accountancy en daarmee verband houdende werkzaamheden. In 1964 bracht deze commissie rapport uit en werd vervolgens de Commissie Brands II ingesteld om de Minister van Economische Zaken advies uit te brengen over de inhoud van een wettelijke regeling van de zogenaamde administratieve dienstverlening voor onder andere het midden- en kleinbedrijf. ( Inv. nrs. 492-493 ) De titel accountant was met de wettelijke regelingen niet aan banden gelegd. Wel was het onrechtmatig gebruik van de titel registeraccountant strafbaar gesteld.
Bij Koninklijk Besluit van 27 februari 1967, stbl. 118, werd bepaald dat met ingang van diezelfde datum de Wet op de registeraccountants volledig in werking zou treden. Op 6 maart 1967 begon het NIVRA als publiekrechtelijke beroepsorganisatie te functioneren. De eerste bijeenkomst van de ledenvergadering van de Orde vond plaats op 29 april 1967 te Amsterdam. Het eerste boekjaar van de Orde liep van 6 maart 1967 - 31 augustus 1968. ( Inv. nrs. 188 e.v. )c) propaganda maken voor het beroep en het gebruikmaken van een accountant
Reeds in 1895 werd de eerste prospectus samengesteld waarin propaganda voor het NIvA maar ook voor het beroep werd gemaakt. Sindsdien zijn er nog vele prospecti en propagandaboekjes verschenen. In de jaren '50 en '60 werd veelvuldig propaganda gemaakt onder de middelbare schooljeugd om hen warm te maken voor het beroep van accountant. ( Inv. nrs. 494 e.v. ) Talrijk zijn ook de brieven aan ministers en leden van de Kamers der Staten Generaal waarbij het NIvA de eventueel te vervullen rol van de accountant onder ogen bracht. Functionarissen van overheid en van bedrijfsleven werden steeds uitgenodigd bij de jaarlijkse accountantsdagen, studievergaderingen, regionale vergaderingen en congressen. ( Inv. nrs. 831-836, 841-852, 869 e.v. )d) het verheffen van het niveau van de accountant door middel van cursussen en een examen
Van de oprichting af werd het instellen van cursussen, het afnemen van examens en het uitreiken van diploma's als een van de middelen gezien om het niveau van de accountants te verhogen. In het oprichtingsjaar kwam dan ook het eerste examenreglement tot stand dat bepaalde dat minstens éénmaal per jaar examen afgenomen moest worden.
Tot het examen werden uitsluitend assistenten toegelaten. De exameneisen waren zo dat de eisen voor het vak accountancy in het niet verzonken bij de vele andere vakken. Het NIvA eiste van haar kandidaten een goede algemene ontwikkeling alsmede moest men al over een praktijkdiploma boekhouden beschikken om tot het examen toegelaten te worden. Het examen bestond uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte. ( Inv. nr. 154 ) Reeds rond 1900 werden door het NIvA in Nederlands-Indië schriftelijke examens afgenomen.
Zodra in enige plaats de wenselijkheid bleek tot oprichting van een of meer cursussen in de vakken van het NIvA-examen werden deze door het plaatselijk comité of de correspondent georganiseerd. In overleg met de assistenten werd bij voorkeur uit de NIvA-leden een cursusleider benoemd. Het honorarium werd in overleg met het bestuur bepaald en over de deelnemers gelijkelijk omgeslagen. Het beheer van de cursussen werd door het plaatselijk comité of de correspondent gevoerd. ( Inv. nrs. 190 e.v. ) Uit de comitéleden en correspondenten werd een Commissie van toezicht benoemd.
Voortdurend werd gezocht naar een unificatie van de examens, afgenomen door het NIvA, de NBvA en de NAV. ( Inv. nr. 396 ) Na de fusie met de NAV werd op 1 januari 1919 het Bureau der Examens opgericht. ( Inv. nrs. 524 e.v. ) Vanaf dat moment werd samenwerking met het Hoger Onderwijs gezocht waarmee het onderwijs in de bedrijfseconomie op een hoger niveau kon komen. Het Bureau der Examens werd gevormd door de examinatoren in het vak accountancy en van het slotexamen. Zij werden jaarlijks door het bestuur benoemd. ( Inv. nr. 154 ) De comités en correspondenten regelden in overleg met het bestuur en het Bureau der Examens de oprichting van mondelinge cursussen. Zij hielden hierop toezicht (Commissie van toezicht) met uitzondering van de cursussen in accountancy. Ten behoeve hiervan en voor het toezicht op de schriftelijke cursussen en de examens werd een Curatorium in het leven geroepen bestaande uit vooraanstaande personen uit het bedrijfsleven en de overheid. De regeling van schriftelijke cursussen werd opgedragen aan het Bureau der Examens. Tot de schriftelijke cursussen werden slechts zij toegelaten die niet in staat waren mondelinge lessen te volgen.
De cursusleiders werden benoemd door het bestuur op voordracht van het Bureau der Examens hetwelk overleg pleegde met het comité of de correspondent.
De financiële regeling van de cursussen werd opgedragen aan het Bureau der Examens. De penningmeester nam de inning van de cursusgelden en de uitbetaling van de honoraria aan de cursusleiders van de comités en correspondenten over. De penningmeester diende hiervoor wel steeds opgave van de deelnemers van de cursussen te krijgen.
In 1927 kwam men tot unificatie van de examens met de NOvA. Deze examens werden afgenomen onder leiding van het Bureau van het Federatief Examen. ( Inv. nrs. 533 e.v. ) Deze geunificeerde examens werden tot 1934 afgenomen. Hieraan kwam een einde door de fusie van het NIvA met de NBvA en de NOvA. De examens kwamen toen weer onder het Bureau der Examens van het NIvA. ( Inv. nrs. 549 e.v. ) Het in 1935 opnieuw opgerichte Bureau der Examens kreeg als taak de mondelinge en schriftelijke cursussen in te richten. Zij benoemde de leiders van de cursussen.
Naast de door het Bureau der Examens georganiseerde cursussen waren er opleidingen en mogelijkheden ontstaan tot het afleggen van accountantsexamens aan instituten voor Hoger Onderwijs. De aan deze instellingen verbonden lectoren in het vak accountancy waren merendeels leden van het NIvA en merendeels leden van het Bureau der Examens. Veel academisch gevormde leden van het NIvA wilden dat het NIvA haar examen zou opheffen en dit aan het Hoger Onderwijs zou overlaten. Een nadeel van de academische opleiding was echter dat deze niet naast een praktische scholing kon worden genoten.
Van de zijde van het NIvA als van de kant van het Hoger Onderwijs werd getracht te komen tot coördinatie van beide examens. In 1950 kwam er een regeling waarbij eenzelfde stel vraagstukken voor de accountantsexamens administratieve organisatie en controleleer voor de academische en NIvA examens door een gecombineerde redactiecommissie zou worden samengesteld. Deze vraagstukken zouden op dezelfde dag en op hetzelfde uur dienen te worden voorgelegd.
Voor wat betreft de economische en accountancyvakken was er in 1946 al een samenwerking bereikt met de Rijkscommissie voor het accountantsexamen. Het grootste deel van de leden van de Rijksexamencommissie werd immers al gevormd door leden van het Bureau der Examens.
In 1949 kwam er een regeling tot stand met de Inspecteur der Militaire Administratie inzake de opleiding tot officier van administratie en tot hoofdofficier van administratie. ( Inv. nrs. 520 e.v. ) De opleiding tot officier van administratie vond plaats op de KMA door NIvA-docenten. Het examen werd afgenomen door leden van het Bureau der Examens. De jonge officieren werden dan assistent van het NIvA. Uit een geselecteerde gezelschap kwamen de kandidaten tot benoeming voor hoofdofficier. Zij studeerden als toehoorder aan de Universiteit van Amsterdam en liepen stage op een accountantskantoor. De kantoren betaalden voor iedere stagiair een maandelijks bedrag dat afgedragen werd aan de Stichting NIvA-Fonds Militaire Administratie voor extra kosten van de stagiairen aan kleding, huisvesting tijdens de studie e.d. ( Inv. nr. 1216 ) De stageperiode duurde 2 3/4 jaar. Zij deden een NIvA-examen en konden lid van het NIvA worden.e) het verhogen van de bekwaamheid en moraliteit door aan de accountant de hoogste eisen te stellen
Het grote aantal beroepsvraagstukken dat het bestuur van het NIvA door de leden ter behandeling kreeg voorgelegd of waarvan zij zelf vond haar leden over van advies te dienen bracht de noodzaak met zich mee dat hiervoor een aantal bestuurscommissies moest worden samengesteld. ( Inv. nrs. 723-820 ) Deze commissies verrichtten hun werk onder verantwoordelijkheid van het bestuur en brachtten van hun werkzaamheden rapport uit. In deze commissies konden ook niet-leden worden opgenomen. Verschillende commissies zijn in de loop van hun bestaan samengevoegd of opgevolgd door nieuwe commissies. De Commissie van Advies inzake de Specialisatie van accountantsarbeid in het bijzonder ten aanzien van de vraagstukken van organisatie en efficiency (Specialisatiecommissie) werd in 1946 opgevolgd door de Commissie voor Beroepsontwikkeling (CBO). ( Inv. nrs. 735-736 ) In datzelfde jaar besloot men de Commissie van Oud-Voorzitters, die het bestuur bij moeilijke beslissingen van raad diende, niet samen te voegen met de Commissie van Advies inzake gepubliceerde Accountantsverklaringen (CAA) maar over te gaan tot oprichting van een Permanente Adviescommissie en een nieuwe CAA. ( Inv. nrs. 724-733, 739, 740 ) In 1950 werd de CBO opgeheven en ging ze samen met de CAA op in de Commissie van Advies inzake Beroepsaangelegenheden (CAB). ( Inv. nrs. 746 e.v. ) In 1961 werd de Commissie van Advies inzake Organisatievraagstukken (CAO) in het leven geroepen, ontstaan door samenvoeging van de in de jaren '50 gevormde Administratieve Organisatie Commissie (AOC) en de Commissie Interne Organisatie (CIO). ( Inv. nrs. 811 e.v. ) In de jaren '60 kwam men tot de oprichting van een Researchfonds en een Commissie Wetenschappelijk Bureau. Aan het Wetenschappelijk Bureau werden diverse opdrachten gegeven. ( Inv. nrs. 821 e.v. ) Daarnaast heeft ook L. Koolsbergen diverse onderzoekswerkzaamheden verricht. ( Inv. nrs. 827 e.v. ) Behalve met de bestudering van beroepsvraagstukken in ons eigen land heeft het NIvA ook de problemen in het buitenland bestudeerd en gezocht naar terreinen van samenwerking. In 1951 werd te Parijs de Union Europeenne des Experts Comptables, Economiques et Financiers (UEC) opgericht. NIvA en VAGA bleven evenals de Angelsaksische en Scandinavische landen afzijdig. De reden was voornamelijk deze, dat de algemene vergadering van de UEC besluiten kon nemen die voor de aangesloten organisaties bindend waren. De totstandkoming van het Verdrag van Rome in 1957 en de daarin ook voor het accountantsberoep voorgenomen liberalisatie maakte een nauwe samenwerking binnen de EEG-landen wenselijk. Toen de UEC bereid bleek de statuten zodanig te wijzigen dat de voordien bestaande belemmeringen werden weggenomen, traden in 1963 NIvA, VAGA, Engeland, Ierland en de Scandinavische landen toe. ( Inv. nr. 858 ) In 1926 organiseerde het NIvA in samenwerking met de NBvA en de NOvA een Internationaal Accountantscongres. ( Inv. nrs. 869 e.v. ) Deelgenomen werd door 43 accountantsverenigingen uit 18 landen. Men wisselde met elkaar van gedachten over diverse beroepsvraagstukken. Aan de door het congres geschapen band wilde men een blijvend karakter geven zodat besloten werd regelmatig om de drie of vier jaar een internationaal congres te houden. In 1957 organiseerde het NIvA samen met de VAGA het 7e Internationale Accountantscongres. ( Inv. nrs. 880 e.v. ) Hiervoor werd een groot aantal commissies in het leven geroepen om het geheel te doen slagen. De tussenliggende Internationale congressen alsmede die welke na 1957 werden georganiseerd werden door NIvA-leden bezocht. ( Inv. nrs. 849 e.v. ) Aan diverse congressen verleende het NIvA en NIvA-leden medewerking. Het initiatief tot het houden van het Europees Accountantscongres te Edinburgh in 1963 kwam van NIvA-voorzitter J. Kraayenhof. ( Inv. nrs. 964 e.v. ) Dit congres werd gehouden als tegenhanger van de door de UEC georganiseerde congressen. Na toetreding van het NIvA in 1963 tot de UEC werden ook de UEC-congressen bezocht en verleenden bestuur en leden medewerking. Door middel van ledenbijeenkomsten, studievergaderingen (sinds 1926 tweemaal per jaar), voordrachten, conferenties, accountantsdagen (jaarlijks vanaf 1907 door de NAV en vanaf 1919 door het NIvA) en regionale vergaderingen wilde het NIvA haar leden op de hoogte houden van en mee laten denken over nieuwe ontwikkelingen binnen het beroep en beroepsvraagstukken. Veelal werden hierbij discussies gevoerd met en lezingen gehouden door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en/of de overheid. ( Inv. nr. 830 e.v. ) Ter ondersteuning van de leden bouwde het NIvA een goed voorziene actuele bibliotheek en documentatie op. ( Inv. nrs. 981 e.v. ) Vanaf 1895 verscheen het orgaan van het NIvA "de Accountant". Hierin werden geen publicaties betreffende het vak opgenomen tenzij die op een accountantsdag of een studievergadering waren behandeld.
Ten aanzien van de uitoefening van het beroep werden van het begin af aan strenge eisen gesteld. Zo was het verboden anders dan door advertenties de aandacht te vestigen op hun kantoor, schriftelijk of bij circulaire dienstaanbiedingen te doen tenzij zij daartoe werden uitgenodigd, promotorswerkzaamheden te verrichten en accountant te zijn in de zaak waarin zij commissaris waren of een beheersfunctie bekleedden. De leden werden tevens verplicht als personeel uitsluitend assistenten van het NIvA in dienst te nemen, tenzij gegronde redenen dit onmogelijk maakten. ( Inv. nr. 154 ) In 1919 kreeg het NIvA een reglement van arbeid. Dit reglement was van toepassing op de werkzaamheden verricht in de uitoefening van de functie en op de verklaringen in die functie afgegeven. Het bepaalde onder meer dat de leden gehouden waren hun arbeid op zodanige wijze te verrichten dat zij op goede gronden overtuigd waren van de juistheid van de medegedeelde uitkomst en dat zij verplicht waren alle inlichtingen te verschaffen welke nodig zijn om een juist denkbeeld van die uitkomst te geven. Het was de leden geoorloofd de hun opgedragen werkzaamheden onder hun verantwoordelijkheid door de in hun dienst zijnde assistenten te laten verrichten. ( Inv. nr. 154 ) In 1931 werd een Commissie tot herziening van het reglement van arbeid ingesteld. In 1946 werd de herziening van het reglement tot een einde gebracht. De invoering van het nieuwe reglement vond plaats per 1 januari 1947. ( Inv. nrs. 158-159, 165 ) In de loop der jaren was de behoefte ontstaan tot het vaststellen van ereregelen, welke tot nu toe op verschillende plaatsen in de diverse reglementen stonden en ten dele ook geleidelijk als ongeschreven wet waren ontstaan. Zo ontstonden in 1946 ook de ereregelen. ( Inv. nrs. 162-163, 165 ) Belangrijk in de ereregelen was de bepaling dat het openbare beroep alleen kon worden uitgeoefend voor eigen belang, dan wel in maatschap. Dit sloot de uitoefening van het openbare beroep in dienst van rechtspersonen uit. Belangrijk was ook de bepaling dat verklaringen van interne accountants niet in het openbaar verkeer mochten komen, behoudens ten behoeve van de overheid of een daarmee gelijk te stellen dienst. Ook was maatschapvorming met buitenlanders verboden. Ten aanzien van de samenwerking met accountants welke geen NIvA-lid waren, kon het bestuur NIvA-leden dispensatie verlenen, maar het niet-NIvA-lid diende dan de totale beroepsuitoefening onder verantwoordelijkheid van het NIvA-lid uit te oefenen. ( Inv. nrs. 1056, 1060 e.v. ) Gesteld werd dat leden van een samenwerkingsverband aan dezelfde beroepsreglementering gebonden moesten zijn en aan eenzelfde tuchtrechtspraak onderworpen moest zijn. Ten aanzien van samenwerking met VAGA-leden ontstond een gelijkmaking van de beroepsreglementen. ( Inv. nrs. 427-434 )f) het beschermen van een ieder, dus ook de accountant door instelling van een Raad van Tucht
Direct na de oprichting van het NIvA werd een Raad van Tucht ingesteld. ( Inv. nr. 154 ) Deze trad op bij overtredingen van de statuten en wanneer een lid zich schuldig maakte aan een ernstig tekort aan nauwgezetheid in de uitoefening van het beroep of handelingen verrichtte in strijd met de goede trouw of de eer van de stand van accountant. De Raad van Tucht nam ook kennis van de geschillen over declaraties indien beide partijen zich schriftelijk met het verzoek om begroting van de declaratie tot de Raad wendden en vooraf verklaarden zich aan de beslissing van de Raad te onderwerpen. Ook assistenten waren aan dezelfde rechtspraak onderworpen ter zake van hun handelingen in de uitoefening van accountantswerkzaamheden in dienst onder toezicht of op last van anderen verricht. Klachten dienden schriftelijk bij het bestuur ingediend te worden. Het bestuur was verplicht de klacht bij de Raad van Tucht in te brengen. Het bestuur kon ook op eigen verzoek een zaak aanhangig maken, terwijl de Raad van Tucht bovendien nog ambtshalve op kon treden.
Aanvankelijk werd de Raad van Tucht gevormd uit en door het bestuur. Daartegen rees verzet. Per 1 januari 1905 werd een Raad van Tucht van gemengde samenstellingen gevormd; namelijk twee accountants en drie juristen. In 1907 bleek een gemengde samenstelling niet meer mogelijk. In 1911 ontbrak de Raad van Tucht zelfs, hetgeen het werk van het NIvA echter belemmerde. In dat jaar werd voorgesteld weer een Raad van Tucht in te stellen met naast deze een Raad van Discipline. De Raad van Discipline zou rechtspreken ter zake van overtredingen van statuten, reglementen en wettige besluiten van het NIvA en inzake handelingen tegenover elkaar, terwijl de Raad van Tucht zich zou beperken tot de uitoefening van het beroep. Op 30 maart 1912 werden beide Raden geïnstalleerd. De leden van deze Raden waren allen lid van het NIvA. In 1919 werd de tuchtrechtspraak georganiseerd zoals bij de NAV. Er kwamen weer gemengde samenstellingen. In 1928 kwam voor de Raad van Discipline een Kamer voor Geschillen als onderdeel van de Raad van Tucht in de plaats. ( Inv. nrs. 154-155 ) De Kamer voor Geschillen diende voor elk geval afzonderlijk benoemd te worden uit de leden van de Raad van Tucht. In 1933 ontstond de Raad van Beroep als beroepsmogelijkheid na een uitspraak door de Raad van Tucht. ( Inv. nr. 157 ) Sinds 1948 werden regelmatig vonnissen die door de Raad van Tucht of van Beroep waren gewezen, gepubliceerd. De identiteit van de gevallen werd onherkenbaar gemaakt. ( Inv. nrs. 1152-1153 ) In 1954 werden tuchtrechtspraak en geschillenrechtspraak principieel gescheiden. ( Inv. nrs. 168-170 ) Ten aanzien van de toetsing van de gedragingen van een aantal leden en assistenten werd in 1946 een Zuiveringsraad ingesteld. ( Inv. nrs. 1165 e.v. ) Behalve activiteiten betreffende de verwezenlijking van de in 1894 gestelde doelstellingen verrichtte het NIvA de nodige werkzaamheden op het terrein van de sociale, materiële en maatschappelijke belangen van de leden en assistenten. ( Inv. nrs. 1172 e.v. ) Zo kwam er een collectieve pensioenvoorziening voor assistenten, een collectieve ongevallenverzekering voor personeel van accountantskantoren, een collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering en een collectieve reconstructieverzekering tot stand. Richtlijnen werden er verstrekt ten dienste van de uitvoering van diverse verordeningen. Tijdens en vlak na de oorlogsjaren 40-45 heeft het NIvA veel voor haar leden en assistenten gedaan. In 1931 stelde de accountant J.E. van Koetsveld fl. 100,- beschikbaar als voorbeeld om te komen tot de oprichting van een Stichting met als doel het doen van uitkeringen aan die leden van het NIvA of hun nabestaanden waarvan de financiële omstandigheden dit wenselijk maakten. Dit resulteerde in de Stichting Accountantsfonds. Een Raad van Beheer wees de uitkeringsgerechtigden aan en stelde de hoogte van de bedragen vast. Het fonds verkreeg haar geld uit periodieke bijdragen, giften, erfstellingen en legaten van leden en derden, alsmede uit inkomsten hiervan. ( Inv. nr. 1213 )Geschiedenis van het archiefbeheer
Na de fusies in 1919 en 1934 zijn de archieven van de NAV, de NBvA en de NOvA overgebracht naar het secretariaat van het NIvA en aldaar gedeponeerd. Wat betreft de archiefbescheiden van de NBvA heeft dit de nodige moeilijkheden opgeleverd omdat de voormalige secretaris van de NBvA het eigendomsrecht van het NIvA betwistte. ( Inv. nr. 291 ) De drie archieven zijn niet vermengd met die van het NIvA en staan achterin de inventaris beschreven. ( Inv. nrs. 1217 e.v. ) In 1930 is enig speurwerk verricht naar de verblijfplaats van diverse archiefstukken uit de jaren 1907-1918. ( Inv. nr. 289 ) In 1951 blijkt dat het NIvA een aantal archiefstukken in een safe-loket heeft ondergebracht. ( Inv. nr. 292 ) In 1985 zijn de archieven, ruim 80m', naar het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage gebracht, alwaar ze in bewaring zijn gegeven. De bewaring geschiedde voor een termijn van tien jaar en zou na het verstrijken van jaar tot jaar stilzwijgend worden verlengd.
De verwerving van het archief
Het archief is voor langere tijd in beheer, niet in eigendom verkregen.
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud
In 1938 en 1961 heeft men ledenregisters samengesteld vanaf 1895. Beide registers, elk samengesteld vanuit een ander gezichtspunt, bevinden zich thans op het bureau van het NIVRA en zijn bijgehouden tot en met 1967. ( Voor Inv. nr. 216 ) Ter vergroting van de toegankelijkheid zijn achter in de inventaris een lijst van coderingen gebruikt bij de samenstelling van dossiers, een index op persoonsnamen en een index op zaaknamen op de inventaris opgenomen.
Selectie en vernietiging
In de loop der jaren is er regelmatig uit de archieven vernietigd. In 1969 heeft een brand in het gebouw van het NIvA aan de Herengracht te Amsterdam haar vernietigend werk gedaan. Sporen hiervan waren in de vorm van schimmel in de archieven nog te ontdekken.
Van de ruim 80m' archiefbescheiden werd ruim 50m' voor vernietiging voorgedragen.
Verantwoording van de bewerking
In juni 1985 werd met de inventarisatie van de archieven begonnen. Het NIVRA, de eigenaar van de archieven, had hiervoor een inventarisator in dienst genomen. De Rijksarchivaris van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief stelde werkruimte en enige begeleiding beschikbaar. Aan de inventarisatie werd full-time gewerkt van juni 1985 - juli 1986 en daarna tot maart 1987 enkele uren per week. Door plaatsing van diverse bescheiden in de bibliotheek van het NIVRA, overheveling van archiefbescheiden van na 1967 naar de bij het NIVRA aanwezige archiefbescheiden 1967 - heden en door herverpakking beslaat het te bewaren gedeelte circa 21m'. Bij de inventarisatie zijn de archiefbestanddelen geordend naar de doelstellingen welke het NIvA en ook de andere accountantsverenigingen zich stelden. Tijdens de inventarisatie hebben zich diverse moeilijkheden voorgedaan.- Gedurende de jaren 1944 tot en met 1955 werden de stukken welke voor het bestuur van belang waren zaaksgewijs geordend. Ieder jaar werden in wisselende volgorde dossiers aangelegd waarin ontvangen en opgestelde stukken op nummer werden opgeborgen. Deze ordening is verlaten omdat de jaarlijks gevormde dossiers ieder jaar een verschillend nummer hadden en de na schoning overgebleven dossiers ten behoeve van de raadpleging beter konden worden samengevoegd.
- In de jaren '50 is men begonnen ten behoeve van de bestuursleden en de leden van de verschillende commissies stukken te vermenigvuldigen, te nummeren en in dossiers ter beschikking te stellen. De nummering bestond uit een getal voorafgegaan door een codering bestaande uit letters. Een alfabetisch overzicht van de coderingen gebruikt bij de samenstelling van de dossiers is als bijlage 1 in de inventaris opgenomen.
- Omwille van de organisatie van de examens werd in 1919 het Bureau der Examens opgericht. Dit Bureau werkte onder verantwoordelijkheid van het bestuur aan wie het rekenplichtig was. Dit Bureau werd in 1927 opgevolgd door het samen met de NOvA opgerichte Bureau van het Federatief Examen. De werkzaamheden van dit Bureau waren dezelfde als van het Bureau der Examens en werden door dezelfde mensen verricht. Ten aanzien van het in 1935 weer opgerichte Bureau der Examens kan nog worden gesteld dat haar werkzaamheden waren uitgebreid met de organisatie van de cursussen doch dat haar verhouding tot het bestuur gelijk was aan die van het eerdere Bureau der Examens. Vanwege het gemak van de raadpleging zijn de archiefstukken betreffende opleiding en examens welke rechtstreeks door het bestuur van het NIvA zijn ontvangen en/of zijn opgemaakt in één rubriek beschreven met die van de beide Bureaus der Examens en het zelfstandige Bureau van het Federatief Examen.
- Vermenging van archiefbescheiden is opgetreden bij de stukken betreffende de werkzaamheden van de Raden van Tucht, van Beroep en van Discipline, de Kamer voor Geschillen en de Zuiveringsraad van het NIvA. De leden van deze organen waren verplicht na hun aftreden hun dossiers bij het secretariaat in te leveren alwaar zij vernietigd zouden worden. ( Inv. nr. 290 )Waarschijnlijk is dit ten dele gebeurd en zijn stukken toegevoegd aan de dossiers betreffende de eerder genoemde organen gevormd door het secretariaat. De stukken zijn daarom allen beschreven onder het hoofdstuk Rechtspraak van het archief van het NIvA. ( Inv. nrs. 1117 e.v. )
- De bestuursleden van de Afdeling Nederlandsch-Indië van de NBvA stuurden na een brief aan het secretariaat van de NBvA ook nog een doorslag van deze brief om zeker te zijn van aankomst van het bericht in Holland. Regelmatig stuurden zij ook archiefbescheiden op. ( Inv. nr. 1231 )Door dit alles is het niet doenlijk de stukken van het NBvA-archief en die van de Afdeling Nederlandsch-Indië te scheiden. Gemakshalve zijn deze stukken daarom gezamenlijk onder het hoofdstuk Afdeling Nederlandsch-Indië beschreven. ( Inv. nrs. 1300 e.v. )
- Hoewel de accountantsdagen en regionale vergaderingen ook een voorlichtend karakter droegen zijn zij niet beschreven onder het hoofdstuk Beroepsvoorlichting, maar vanwege de behandeling van een of meerdere beroepsvraagstukken onder het hoofdstuk Beroepsontwikkeling, rubriek Bijeenkomsten. ( Inv. nrs. 831 e.v. )Onder het hoofdstuk Beroepsvoorlichting is voorlichting alleen bestemd voor derden geordend. ( Inv. nrs. 494 e.v. )
- Nadat al ruim twee jaar werkzaamheden waren verricht ten aanzien van de organisatie van het Zevende Internationale Accountantscongres werd in 1955 de Stichting Internationaal Accountantscongres 1957 opgericht. ( Inv. nr. 887 )Hoewel vanaf dat moment een zelfstandig archiefvormend orgaan was ontstaan zijn de toen ontvangen en/of opgestelde archiefstukken aansluitend geordend zodat er één subrubriek Internationaal Accountantscongres 1957 is gevormd waarin alle archiefstukken dit congres betreffende staan beschreven. ( Inv. nrs. 880 e.v. )
Als einddatum van het archief van het NIvA is genomen het jaartal waarin de constituerende vergadering van het NIVRA plaatsvond, 1967. Een aantal registers en enkele dossiers betreffende werkzaamheden van commissies hebben dit jaartal overschreden. De uiterste datum, 1981, is tussen haakjes in de datering van het archief opgenomen.Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B). Raadpleging stukken betreffende zuivering van accountants en assistent-accountants na 1945 en tuchtrechtspraakstukken, jonger dan 50 jaar, na toestemming directie NIVRA.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Het archief kent geen materiële beperkingen.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nederlands Instituut van Accountants, nummer toegang 2.19.087, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Ned. Instituut van Accountants, 2.19.087, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Bijlagen
Overzicht van geraadpleegde bronnen Bindenga, A.J. Het vrije beroep van accountant. Alphen aan de Rijn, 1973. Bruyne, A.L. de. Hoogtepunten in de beroepsontwikkeling van het accountantsberoep, 1945-1967. Amsterdam, 1971 (Archief NIVRA 1967-heden). Enige Mededelingen betreffende het Nederlandsch Instituut van Accountants en den werkkring zijner leden , s.l., 1911. (Inv. nr. 494). Gerritsen, H. Geschiedenis van het Nederlandse Accountantsberoep. Wassenaar, 1969 (Archief NIVRA 1967-heden). Koolsbergen L. Het ontstaan en de ontwikkeling van het accountantsberoep in Nederland. s.l., 1965 (Inv. nr. 215). Munnik, H. Enige beschouwingen over de geschiedenis van het NIvA , s.l., (1962) (Inv. nr. 212). Sternheim, A. e.a. Gedenkboek Nederlandsch Instituut van Accountants, 1895-1935. Amsterdam, 1935. Vries, Johan de. Geschiedenis der Accountancy in Nederland; Aanvang en Ontplooiing, 1895-1935. Assen/Maastricht, 1985. Wet op de Registeraccountants. Ed. Schuurman en Jordens, derde druk Zwolle, 1979.
Lijst van coderingen gebruikt bij de samenstelling van dossiers
Lijst van coderingen gebruikt bij de samenstelling van dossiers
Code |
Omschrijving inventaris |
Nummer(s) |
AOC |
Administratieve Organisatie Commissie |
791-792 |
AOC-ARAOC |
Subcommissie techniek en tactiek van de administratieve reorganisatie |
796 |
AOC-BVAOC |
Subcommissie bedrijfsvergelijking |
794 |
AOC-IBAOC |
Subcommissie interne berichtgeving |
802 |
AOC-IB-WUAOC |
Subcommissie interne berichtgeving, werkgroep Utrecht |
804 |
AOC-ICAOC |
Subcommissie interne controle |
795 |
AOC-LAAOC |
Subcommissie loonadministratie |
798 |
AOC-LA MONAOC |
Subcommissie loonadministratie, monografieën |
800 |
AOC-PKAOC |
Subcommissie prestatie- en kostennormen |
801 |
AOC-RSAOC |
Subcommissie rekeningenstelsels |
797 |
AOC-VAAAOC |
Subcommissie voorraadadministratie |
807 |
AOC-VEAOC |
Subcommissie electronica |
806 |
B |
Bestuursinformatie |
111-116 |
Bacc |
Bestuursinformatie "de Accountant" |
1040-1042 |
BAOC |
Bestuursinformatie AOC |
793 |
BCAB |
Bestuursinformatie CAB |
764-767 |
BCAO |
Bestuursinformatie CAO |
815 |
BDiv |
Bestuursinformatie, diversen |
117-126, 129, 132, 134 en 137 |
BE |
Bureau der Examens |
560-568, 570-574 |
BeJub |
Bestuursinformatie Jubileumcommissie |
208 |
BEO |
Bestuursinformatie Commissie Economische Overheidsvoorschriften |
742 |
B/EUR |
Bestuursinformatie Europese aangelegenheden |
1081-1084 |
BeZa |
Diverse beroepsaangelegenheden |
714 |
BF |
Bestuursinformatie Financiën |
393-395 |
BFOIB |
Bestuursinformatie Federatie Organisatie Intellectuele Beroepen |
1050 |
BIC |
Bestuursinformatie Internationaal Congres |
956 |
BiCo |
Bibliotheekcommissie |
982-983 |
BiCoAO |
Bibliotheekcommissie, administratieve organisatie |
985 |
BiCoCL |
Bibliotheekcommissie, controle |
984 |
BiDoc |
Documentatie binnenland |
991-992 |
BInd |
Bestuursinformatie Indonesië |
1034 |
Blg |
België |
1095 |
BLT |
Werkgroep bestuursbeleid op lange termijn |
186 |
BNot |
Notulen bestuursvergaderingen |
128, 131 en 136 |
BRC |
Bestuursinformatie reglementencommissie |
429, 433 |
BuDoCo |
Documentatiecommissie buitenland |
1027, 1028 en 1030 |
B/UEC |
Bestuursinformatie UEC (Union Européen des Experts Comptables Economiques et Financiers) |
859 |
BV |
Commissie beroepsvoorlichting |
497-499 |
BWR |
Bestuursinformatie Commissie wettelijke regeling |
466-473 |
CAB |
Commissie van Advies inzake Beroepsaangelegenheden |
747-763 |
CAO |
Commissie van Advies inzake Organisatievraagstukken |
811-814 |
CAO-AVCAO |
subcommissie administratie en verkoopleiding |
816 |
CBAV |
Commissie beroepsaansprakelijkheid voor accountants1 |
369 |
CBB-BR |
Commissie Buitenlandse Beroepsaangelegenheden, beroepsregelen en samenwerking |
1088-1090 |
CBB-EEGCBB |
Europese Economische Gemeenschap |
1087 |
CBB-OCBB |
|
1086 |
CBB-UECCBB |
Union Européen des Experts Comptables Economiques et Financiers |
1091 |
CC |
Contact-Commissie |
415-418 |
CEO |
Commissie Economische Overheidsvoorschriften |
741 |
CIB |
Commissie Indonesische Belangen/Jaarstukken |
731 |
CoBes |
Subcommissie CAB, Besancon |
771 |
CoBla |
Subcommissie CAB, De Blaey |
769 |
CoBla II |
Subcommissie CAB, De Blaey II |
774 |
CoBos |
Subcommissie CAB, Bos |
776 |
CoCredCAB |
Wet tot toezicht op het Credietwezen |
788 |
CoCo |
Coördinatiecommissie |
820 |
CoDi |
Subcommissie CAB, Stol, administratieve automatisering |
787 |
CoElm |
Commissie Elmendorf |
868 |
CoEs |
Subcommissie CAB, Van Essen |
777 |
CoEs II |
Subcommissie CAB, Van Essen II |
780 |
CoEs III |
Subcommissie CAB, Van Essen III |
783, 1370 |
CoGa |
Commissie aanvullende studie voor gemeenteaccountant |
519 |
CoGou |
Subcommissie CAB, Goudeket |
770 |
CoGou II |
Subcommissie CAB, Goudeket II |
778 |
CoGro |
Commissie Grosheide |
170 |
CoGro II |
Commissie Grosheide II |
810 |
CoHa |
Subcommissie CAB, Van Hamersveld |
773 |
CoKastein |
Subcommissie CAB, Kastein |
781 |
CoKeu |
Subcommissie CAB, Keuzenkamp |
771 |
CoLan |
Subcommissie CAB, De Lange |
784 |
CoLee |
Subcommissie CAB, De Leede |
772 |
CoLeeuw |
Subcommissie CAB, De Leeuw |
779 |
CoMo |
Subcommissie CAB, Moret |
781 |
CoNaMCAB |
Subcommissie Van Namen |
1371 |
Congres/O |
Commissie ontvangst 7e IAC |
926 |
Congres/OA |
Commissie ontvangst en accommodatie 7e IAC |
927 |
CoRei |
Commissie voordrachtenserie interne organisatie |
809 |
CoStol |
Subcommissie CAB, Stol |
786 |
CP |
Collectieve Pensioenverzekering NIvA-VAGA |
1202 |
CR |
Commissie Reder |
744 |
CUR |
Curatorium opleidingen |
646-647 |
CuWeBu |
Curatorium Wetenschappelijk Bureau |
823-824 |
DB |
Bestuursinformatie dagelijks bestuur |
127, 130, 133 en 135 |
DIV |
Bestuursinformatie, diversen |
117 |
Dld |
Duitsland |
1093 |
ER |
Ereregelen |
1066-1068 |
Frk |
Frankrijk |
1094 |
HC |
Huishoudelijke Commissie |
575-586 |
IA |
Internationale aangelegenheden |
1085 |
IC |
Internationaal Congres |
953 |
JuCo |
Jubileumcommissie |
207 |
KR |
Kraayenhof/Van Rietschoten |
880 |
MA |
Stichting NIvA-Fonds Militaire Administratie |
1216 |
OT |
Verhouding overheidsaccountants en de tuchtrechtspraak |
1163 |
ParCo |
Paritaire commissie |
431 |
Prog.OAII,3 |
Commissie ontvangst en accommodatie 7e IAC, programma |
928 |
PS |
Wet op de pensioen-\en spaarfondsen |
712 |
RAW |
Werkgroep wettelijke regeling, inwerkingtreding registeraccountantswet |
491 |
RC |
Reglementencommissie |
428 |
SUB/WG |
Onderwerpscommissie wetenschappelijk gedeelte 7e IAC |
905 |
TC |
Wet tot toezicht pensioen-\en spaarfondsen |
789 |
VCC/DIV |
Voorlopig congrescomité 7e IAC, diversen |
883 |
VCC/DOCVCC |
Documentatie |
884 |
VCC/FVCC |
Financiën |
891 |
VAA/NOTVCC |
Notulen |
882 |
VCC/OOVCC |
Ontvangst en ontspanning |
925, 929 |
VCC/CPVCC |
Pers en publiciteit |
916 |
VCC/WGVCC |
Wetenschappelijk gedeelte |
900, 901 |
VS |
Overleg voorzitter - secretaris |
140 |
VVS |
Overleg voorzitter - vice-voorzitter - secretaris |
141-143 |
WeBu |
Wetenschappelijk Bureau |
821, 825 |
WR |
Commissie wettelijke regeling |
452-465 |
WR/A |
Subcommissie contact-commissie, organisatie NIVRA |
420-421 |
WR/B |
Subcommssie contact-commissie, studie-\en examenregeling NIVRA |
423 |
WR-B |
Commissie wettelijke regeling |
477 |
WR/C |
Subcommissie contact-commissie, juridische zaken NIVRA |
425 |
WRM |
Commissie wettelijke regeling, memories |
483 |
CodeOmschrijving inventarisNummer(s)