Terug naar zoekresultaten

2.27.148 Inventaris van het archief van het Commissariaat van Ambonezenzorg, (1949) 1952-1970 (1985) [GEANONIMISEERDE VERSIE]

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.27.148
Inventaris van het archief van het Commissariaat van Ambonezenzorg, (1949) 1952-1970 (1985) [GEANONIMISEERDE VERSIE]

Auteur

Doc-Direkt

Versie

20-11-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2019 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Commissariaat van Ambonezenzorg (CAZ)
Commissariaat van Ambonezenzorg / CAZ

Periodisering

archiefvorming: 1952-1970
oudste stuk - jongste stuk: 1949-1985

Archiefbloknummer

X51

Omvang

8506 inventarisnummer(s); 48,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Hoofdleider der Ambonese woonoorden in Nederland (1951-1952) Commissariaat van Ambonezenzorg (1953-1970) Adviescommissie Ambonezen (1957-1959) Gemengd Nederlands-Ambonese Commissie van Bijstand (1963-1969)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Commissariaat van Ambonezenzorg (CAZ) bestaat voornamelijk uit beleids- en uitvoeringsarchief inzake een etnische minderheid in Nederland en vormt de neerslag van de taken die aan de archiefvormer CAZ zijn toegewezen. Het bevat mappen betreffende af te werken en afgedane zaken, objectmappen (betreffende gebouwen en terreinen) en persoonsdossiers van Ambonezen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Voorgeschiedenis
In april 1950 werd de Republiek der Zuid-Molukken (Republik Maluku Selatan of RMS) uitgeroepen. Van Nederlandse zijde werden in die maand bij monde van de staatssecretaris van Oorlog toezeggingen gedaan over een definitieve plaatsing van de Ambonese militairen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) in de Nederlandse strijdkrachten. Bij Koninklijk Besluit (KB) van 20 juli 1950, Stb. K 310 werd het KNIL (bij Grondwet van 1948 de opvolger van het vroegere KNIL) opgeheven. De oud-KNIL-militairen kregen een tijdelijke verbintenis bij de Koninklijke Landmacht (KL-status) die kon eindigen met ingang van een door de minister van Oorlog te bepalen tijdstip.
De ‘Ambonezen’, waaronder voortaan is te verstaan de (vroegere) bewoners van de Zuid-Molukse eilanden Ambon, Seram, Haruku, Saparua en Nusa Laut, werden in hun guerrillastrijd in het defensief gedrongen en voor hun veiligheid bracht een rechterlijke uitspraak voorlopig uitkomst. Door een vonnis van het Gerechtshof te Den Haag van 22 januari 1951 (door de Hoge Raad op 2 maart 1951 bevestigd) werd de Nederlandse regering verplicht al diegenen die zich niet wensten te vestigen in de gebieden die door de troepen van de Republiek Indonesië werden bezet, met hun gezinnen naar Nederland te doen overkomen.
Voorjaar 1951 kwamen zo’n 3500 ex KNIL-militairen en 325 burgers, samen met hun gezinnen in totaal 12.500 Ambonezen, naar Nederland. De Indonesische regering had de belofte gedaan te zorgen voor de betaling van pensioenen, wachtgelden en andere uitkeringen en om degenen die wilden terugkeren, weer onmiddellijk toe te laten. Nederland verbond zich om de Ambonese militairen niet operationeel te gebruiken en niet naar een ander land dan Nederland af te voeren. Indonesië hield geen van beide beloften. Zo werd de terugkeer door Indonesië meermalen geblokkeerd, op zijn minst beperkt. Tot 1962 keerden slechts zo’n 575 Ambonezen terug.
Remigratie naar Nederlands Nieuw-Guinea werd door het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken (BUZA) wegens de verhouding met Indonesië en door het ministerie voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen (MINUOR) in verband met de binnenlandse verhoudingen in Nieuw-Guinea als bezwaarlijk gezien. En Nederland demilitariseerde de Ambonezen, onder protesten van de betrokkenen en tegen eerdere beloften in, direct na hun aankomst. Het militaire karakter van de groep is, behalve door de demilitarisatie, door ouder worden, het werken in het bedrijfsleven en vooral door het feit dat de opgroeiende jeugd nooit militaire functies bekleedde, in belangrijke mate verloren gegaan.
De komst van de Ambonezen leek voor even en daarom werden ze, niet zoals de andere uit Indonesië gerepatrieerden in contractpensions of huizen gehuisvest, maar in vroegere arbeidskampen, leegstaande kloosters en kazernes die provisorisch voor gezinsbewoning werden ingericht.
Aanvankelijk waren de volgende drie ministeries bij onderdelen van de verzorging van de Ambonezen betrokken. MINUOR droeg de verantwoordelijkheid voor algemene zaken en scholing in het bijzonder. BUZA was belast met de huisvesting, voeding en de sociale zorg omvattende uitbetaling van zakgelden, kledingverstrekking, medische en culturele verzorging, gezinszorg e.d. De dienst Maatschappelijke Zorg van het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting tenslotte hield zich bezig met het beheer van de woonoorden. Hierin kwam geen verandering toen laatstgenoemde dienst onder het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid in september 1952 kwam te ressorteren en deel ging uitmaken van de dienst Arbeidsvoorziening.
Van 30 maart tot 12 november 1951 vergaderde een Interdepartementale Coördinatie Commissie, waarin naast vertegenwoordigers van de drie hiervoor genoemde ministeries ook vertegenwoordigers van de ministeries van Oorlog (O), Justitie (JUS), Verkeer en Waterstaat (V&W) en Financiën (FIN) zitting hadden, over de Ambonezen-problematiek. De Interdepartementale Coördinatie Commissie was verantwoordelijk voor de opvang, maar bleek tegen de problemen die de toestroom schiep niet opgewassen. Daarnaast was er nog een Kleine Ambon Commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van MINUOR, de dienst Maatschappelijke Zaken en de dienst Uitvoerende Werken (DUW) van het ministerie van Sociale Zaken (SZ).
Hun werk resulteerde in de oprichting in november 1951 van een nieuwe organisatievorm en het opheffen van de eigen commissie. Daarbij werd de organisatie van de woonoorden toevertrouwd aan de in 1951 aangestelde hoofdleider der Ambonese woonoorden in Nederland (HAWIN), generaal-majoor buiten dienst (b.d.) P. Scholten, welke met zijn assistent b.d. J.F. Logeman en de kampleiders van de ‘gezinsorden’ vielen onder de dienst Maatschappelijke Zorg van BUZA. Voorstellen van Scholten om de Ambonezen omwille van ‘tucht en orde’ via remilitarisering opnieuw onder militair gezag te plaatsen, vonden geen weerklank bij de regering. In november 1952 nam hij ontslag. Daarop werd besloten de gehele maatschappelijke verzorging van de hier te lande verblijvende Ambonezen, welke tevoren bij de drie hiervoor genoemde ministeries berustte, samen te brengen onder een in te stellen Commissariaat voor Ambonezenzorg (CAZ).
Het Commissariaat Ambonezenzorg (CAZ)
Na het opstappen van de HAWIN werd besloten de gehele maatschappelijke verzorging van de hier te lande verblijvende Ambonezen, welke tevoren bij de drie hiervoor genoemde ministeries berustte, samen te brengen onder een in te stellen CAZ. Bij besluit van 24 december 1952 no. 235 afdeling Kabinet werd J. van Ringen officieel als commissaris benoemd. Het CAZ zelf trad per 10 januari 1953 in werking.
De commissaris van Ambonezenzorg was belast met de huisvesting en de maatschappelijke verzorging van de tijdelijk hier te lande in woonoorden verblijvende Ambonezen en stond als zodanig aan het hoofd van het CAZ. Hij trad regelmatig met de minister van Maatschappelijk Werk (MAWE) in overleg omtrent het te voeren beleid en volgde de aanwijzingen op van die minister.
Het CAZ van het inmiddels ingestelde MAWE nam het gezag over de kampen, voortaan woonoorden genoemd, over. De organisatie en taakuitvoering in de woonoorden werden verfijnd. Er werden beheerders aangesteld met als taakstelling het toezicht en de zorg in het algemeen, het beheer van rijkseigendommen en het leggen en onderhouden van contacten, onder andere met de kampraad. Hij kreeg in de dagelijkse leiding assistentie van een door Ambonezen gekozen kampoudste. Er werden sociaal verzorgsters aangesteld om de bewoners bij gezins- en andere moeilijkheden bij te staan en voorlichting te verschaffen. De sociaal ambtenaren rapporteerden daarover aan de (adjunct-)inspecteurs van de districten, waarin de woonoorden gelegen waren. Voor de primaire levensbehoeften dienden een centrale keuken en kledingbonnen. Wekelijks werd zakgeld uitbetaald. Men stimuleerde de scholing door vestiging van kleuter- en basisscholen in de woonoorden (hoewel later de voorkeur van ouders bleek voor externe scholen), deelname aan voortgezet onderwijs, organisatie van cursussen voor volwassenen en plaatsing op rijkswerkplaatsen voor vakontwikkeling. Werkgelegenheid vond men in de woonoorden (keuken, administratie, in enkele grote woonoorden het ziekenhuis) en in toenemende mate in het particuliere bedrijfsleven, zoals merkwaardigerwijs de Nederlandse koopvaardij.
Om voeling te hebben met politieke en andere wensen onder Ambonezen en reacties te peilen op te nemen maatregelen, was er contact met de belangrijkste belangenverenigingen Badan Perwakilan Rajat Maluku Selatan (BPRMS die uitsluitend onderofficieren van het KNIL tot leden heeft), Committee Rehabilitation Army Men of Maluku Selatan (CRAMS) en Kepentingan Rajat Pulau PulauTerselatan (KRPPT). Omwille van rust en orde in de woonoorden verkoos men slechts Ambonezen van gelijke richting in een en hetzelfde oord te huisvesten. Zo nodig deed men overplaatsingen. Voor bezoek aan andere woonoorden was toestemming vereist en er gold een meldplicht bij aankomst in het ‘gastkamp’.
Op 1 oktober 1953 had het CAZ de materiële en sociaal-culturele zorg voor 14.620 Ambonezen in 56 woonoorden. De grootste woonoorden waren Lunetten (Vught) met 2969 en Schattenberg (Westerbork) met 2728 personen. Van de bewoners van de woonoorden was 93% protestant (voornamelijk de Moluks Evangelische Kerk), 6% rooms-katholiek en 1% islamiet (gevestigd in het woonoord Wyldemerck te Balk). Hoewel de groei van het aantal Ambonezen geleidelijk afnam (van 8% in 1952 tot 3,5% in 1959), was uitbreiding van aantal en grootte van woonoorden nodig tot een hoogtepunt van 72 woonoorden in 1959.
Tot juni 1954 genoten Ambonezen volledige verzorging op rijkskosten in de vorm van natura en voor een klein deel in zak- of huishoudgeld (wekelijks f3,- voor volwassenen, f2,- voor kinderen tot 18 jaar). Daarnaast was er een voorlopige Bijdrageregeling van kracht, waarbij 60% van de inkomsten moest worden afgedragen als bijdrage in de verzorgingskosten met dien verstande dat de resterende 40% tenminste gelijk moest zijn aan het huishoudgeld voor het gehele gezin (dat dan vervalt). In juni 1954 werd deze 60%-regeling vervangen door een andere, de Bijdrageregeling 1954. Ook hierbij moesten verdieners 60% van hun inkomsten afstaan, maar mocht men in alle gevallen het zakgeld behouden. Maar ook nu liet de naleving te wensen over.
Met de inwerkingtreding van de Uitkeringsregeling Ambonezen op 14 mei 1956 werd de zelfzorg ingevoerd die de Ambonezen dwong het huishouden uit eigen inkomsten te bekostigen. Ambonezen moesten zich inschrijven bij een Arbeidsbureau. Wie geen werk of onvoldoende inkomsten had, kon een (aanvullende) uitkering krijgen. Aan de verzorging van rijkswege door middel van de verstrekking van voeding (via de centrale keukens), kleding, schoeisel en zakgeld kwam een eind. Voorrechten die de Ambonezen nog overbleven, waren faciliteiten inzake de gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting. Tegenover gratis wonen, licht, water en brandstof voor koken en verwarming stond op 1 januari 1962 nog slechts een bijdrage van maximaal f3,- per week, die echter geregeld zou worden verhoogd. Begin 1962 werd de Uitkeringsregeling vervangen door de Rijksgroepsregeling voor Ambonezen die aansloot bij overeenkomstige regelingen voor Nederlanders. De aanpassing kwam ook tot uitdrukking doordat de AOW en AWW op Ambonezen van toepassing werd.
De mogelijkheden tot integratie van de Ambonese bevolking in de Nederlandse samenleving bleven echter beperkt door de vaak geïsoleerde ligging van de woonoorden, de aanvankelijk ongunstige arbeidsmarkt, het aangetaste eer- en rechtsgevoel van de Ambonese ex-KNIL-militairen, de andere taal (Moluks Maleis) en cultuur en niet het minst de wens van veel Ambonezen om eens terug te keren. Toch werd het bewustzijn sterker dat het tijdelijk verblijf van de Ambonezen in Nederland wel eens van langdurige aard zo niet permanent zou kunnen worden. In november 1957 werd door de regering aanvaard, dat er voor veel Ambonezen geen reële kans op terugkeer mogelijk was. De minister van MAWE stelde de Commissie Ambonezenvraagstukken in om de minister te adviseren over de aanpak van maatschappelijke vraagstukken bij het voortdurend verblijf van de Ambonezen in Nederland.
Mede gestimuleerd door de aanbevelingen in het eindrapport van de commissie op 9 mei 1959 en de aantrekkende arbeidsmarkt waardoor ook meer werkgelegenheid aan Ambonezen geboden werd, zette de minister het traject van zelfzorg en integratie voort en bevorderde de stichting van woonwijken voor Ambonezen, zoals een woonwijk in Assen voor de bewoners van het woonoord Schattenberg. De Ambonezenwijken maakten deel uit van gemeentelijke uitbreidingsplannen. Onder leiding van de Rijksgebouwendienst werd met rijksgeld op rijksgrond gebouwd in woningtypen die met woningwetwoningen vergelijkbaar waren. Voor het onderhoud van de woningen maakte men, op declaratiebasis, gebruik van de onderhoudsdienst van de betrokken gemeente of woningbouwvereniging. Eind 1960 waren er al ongeveer 1000 Ambonese gezinnen vanuit de woonoorden naar stenen woningen in woonwijkverband en in mindere mate verspreide huisvesting verhuisd. Voor de inrichting kregen ze een stofferingsbijdrage. Vanaf 1962 kregen de gemeenten een extra bouwcontingent en werden de woningen eigendom van de gemeente cq. woningbouwvereniging, zij het dat zij voor bewoning door Ambonezen beschikbaar bleven. Boven een minimum aan bewoners werden in woonwijken naast lokaliteiten voor ontspanning en voorlichting ook kerkjes voor Ambonezen gebouwd. Ze bleven van het Rijk, kwamen in materieel beheer bij het CAZ en werden aan de plaatselijke kerkelijke gemeenten in gebruik gegeven. Op 1 april 1962 waren er nog maar 48 woonoorden met in totaal 2230 gezinnen. Daarnaast waren er al 18 woonwijken gereed, 14 in aanbouw en 22 in voorbereiding. Toen echter na een onderzoek bleek, dat in de Ambonese woonwijken nog een aantal gezinnen in kommervolle omstandigheden verkeerde, werd bij beschikking van 16 oktober 1963 nr. 71368 CAZ de Gemengd Nederlands-Ambonese Commissie van Bijstand ingesteld die op 7 november 1963 werd geïnstalleerd. Ze ging het CAZ adviseren bij allerlei kwesties op maatschappelijk en cultureel gebied.
Bij KB van 1 september 1952, Stb. 460, was MAWE ingesteld, dat van MINUOR, Binnenlandse Zaken (BIZA) en Sociale Zaken en Volksgezondheid de bemoeienis overnam ten aanzien van personen die uit Indonesië waren gekomen of daar nog verbleven (Hoofdleiding Ambonezenwoonoorden). In de organisatiebeschikking van 24 december 1952 nr. 235 afdeling Kabinet bepaalde de minister van MAWE, dat het hoofd van het CAZ, de commissaris van de Ambonezenzorg J. van Ringen, werd belast met de huisvesting en maatschappelijke verzorging van ‘tijdelijk hier te lande in woonoorden verblijvende Ambonezen’, dat er 6 secties op het hoofdkantoor kwamen en 3 districten, elk onder een inspecteur, voor de buitendienst:
  • District I (Noord: Friesland, Groningen en Drenthe);
  • District II (Midden: Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland);
  • District III (Zuid: Zeeland, Noord-Brabant en Limburg).
De inspecteurs werden bijgestaan door een of meer adjunct-inspecteurs en verder toegevoegd personeel. In de periode 1952-1969 zou de samenstelling van secties en districten of inspecties (zie hieronder) meerdere malen worden gewijzigd. Vanaf 1 april 1958 werd de buitendienst verricht in 2 districten:
  • District I (Noord: boven de Rijn-Oude Rijn);
  • District II (Zuid: beneden de lijn Rijn-Oude Rijn en er boven de woonoorden Golflinks te Arnhem en De Kemp te Wehl).
Vanaf 1 september 1965 was er nog maar één inspectie van Ambonezenzorg die ressorteerde onder sectie I (sectie Algemene Zaken). De inspectie werd verdeeld in 4 rayons onder leiding van adjunct- of rayoninspecteurs: Rayon I (Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel), Rayon II (Gelderland), Rayon III (Utrecht, Noord- en Zuid-Holland) en Rayon IV (Zeeland, Noord-Brabant en Limburg). In de rayons assisteerden de sociaal verzorg(st)ers, beheerders van woonoorden en consulenten voor de woonwijken.
Al spoedig na de opheffing van MAWE bij KB van 14 april 1965 Stb. 146, en opvolging door het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) begon het proces van liquidatie van het CAZ. Vanaf 1 oktober 1966 werd het bureau Ambonezen, onder leiding van het vroegere hoofd van sectie II ds. De Boer en ressorterend onder de hoofdafdeling Algemeen Maatschappelijk Opbouwwerk, verantwoordelijk voor de sociale dienstverlening aan en relatiebevordering van Ambonezen met Nederlanders. Het CAZ regelde onder andere nog de financiële aspecten, bevolkingsboekhouding, verhuizing uit de woonoorden, gezinshereniging, naturalisatie en het gebruik en beheer van gebouwen. De opheffing van het CAZ geschiedde bij beschikking van de minister van CRM van 28 april 1970 AZ/Kabinet U 19874, met terugwerkende kracht tot 1 januari 1970. De taken werden overgenomen door een afdeling Repatriëring en Ontruiming Woonoorden Ambonezen onder leiding van de vroegere commissaris van het CAZ, A.J. van Raalte, tevens raadadviseur in algemene dienst bij CRM.
Samenstelling van de secties en inspecties
10 januari 1953
Secretariaat
Taak: Te waken voor de eenheid in correspondentie en de afhandeling daarvan, zoals deze door de secties wordt opgesteld; verantwoordelijkheid voor de juiste vorm en inhoud van uitgaande correspondentie. Voorbereiding, verslag en uitwerking van vergaderingen met inspecteurs, Ambonese belangenverenigingen en diverse andere instanties. Voorbereiding en uitwerking van besprekingen in de Staten-Generaal, voor zover het Ambonezenprobleem betreft. De werkzaamheden, die niet onder een bepaalde sectie zijn onder te brengen.
Sectie I Algemene Zaken
Taak: Het beleid in het algemeen; handhaving van rust en orde in de woonoorden; het contact met de Ambonese belangenverenigingen; het leiding geven aan de inspecteurs in de districten ; juridische kwesties; tewerkstelling; beheer stamboek Ambonese ex-KNIL-militairen; registratie er Ambonezen (bevolkingsregister).
Sectie II Huisvesting, Voeding en Inventaris
Taak: (DUW-apparaat onder verantwoordelijkheid van de commissaris) de zorg voor huisvesting, voeding en inventaris.
Sectie III Culturele en Sociale Zorg en Voorlichting
Taak: De werkzaamheden, welke overeenkomen met die ten behoeve van de culturele- en sociale zorg en voorlichting in de Nederlandse samenleving, zoals voogdij, reclassering, kledingverstrekking, ontwikkeling, sport, spel, jeugdorganisaties, kampcourant, bibliotheek etc. Deze functie fungeert tevens als secretariaat van de Adviescommissie voor het Culturele, Sociale en Voorlichtingswerk (onder voorzitterschap van de heer J. Schipper, lid Eerste Kamer). Het sectiehoofd is ambtshalve secretaris van genoemde adviescommissie.
Sectie IV Scholing (Onderwijs)
Taak: Onderwijs en (om) scholing in en buiten de woonoorden van jeugd en volwassenen, teneinde de Ambonezen geschikt te maken voor de burgersamenleving. Contact met de inspecteur voor het lager onderwijs aan Ambonezen kinderen van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW).
Sectie V Medische Zorg
Taak: Het organiseren en het geven van leiding aan en het houden van toezicht op de medische verzorging in de woonoorden en noodziekenhuizen. Het geven van advies in medische aangelegenheden, zoals keuringen, vaccinaties enz. Contact met artsen en directeuren van sanatoria en inrichtingen, waarin Ambonezen verpleegd worden buiten de woonoorden. Het houden van contact met diverse instanties op medisch terrein, zoals hoofdinspectie Volksgezondheid enz.
Sectie VI Financiën
Taak: Beoordeling en fiattering van rekeningen en declaraties. Samenstelling der begroting. Kredietbewaking. Samenstelling van administratieve richtlijnen en voorschriften en de controle op de uitvoering. Administratieve voorlichting. Medewerking aan andere voorschriften voor wat betreft de financieel technische zijde hiervan.
Inspecties van Ambonezenzorg
Taak: De inspecties zijn belast met de algemene leiding in de woonoorden; verantwoordelijk voor de handhaving van orde en rust. De uitvoering van de richtlijnen gegeven en te geven door de commissaris van Ambonezenzorg. Het leggen en onderhouden van contact met de kampraden en de bewoners der woonoorden. Het doen van voorstellen aan de commissaris. De inspecties treden op als vertegenwoordigers van de commissaris in de districten.
Inspectie in het district Noord, standplaats Groningen
Inspectie in het district Midden, standplaats Arnhem
Inspectie in het district Zuid, standplaats Den Bosch, Venlo, Vlissingen
1 april 1958
Secretariaat
Sectie I Algemene Zaken
Sectie II Huisvesting, Voeding en Inventaris
Sectie III Culturele en Sociale Zorg en Voorlichting
Sectie IV Scholing (Onderwijs)
Sectie V Medische Zorg
Sectie VI Financiële Zaken
1 augustus 1959
Secretariaat
Sectie I Algemene Zaken
Sectie II Gebouwen, Terreinen en Woonoordpersoneel
Sectie III Culturele en Sociale Zorg en Voorlichting
Sectie IV Scholing (Voortgezet Onderwijs)
Sectie V Financiële en Administratieve Zaken en Personeel (m.u.v. woonoordpersoneel)
1 INSPECTIE (1 september 1965)
1 januari 1967
Secretariaat
Sectie I Algemene Zaken
Sectie II Gebouwen, Terreinen en Woonoordpersoneel
Sectie III Financiële en Administratieve Zaken
1 januari 1968
Secretariaat
Sectie I Algemene Zaken en Inspectie
Sectie II Gebouwen en Terreinen
Sectie III Financiële en Administratieve Zaken
Adviescommissie Ambonezen
De Adviescommissie Ambonezen (ook bekend onder de naam Commissie Verwey-Jonker) werd ingesteld bij beschikking van de minister van MAWE van 24 september 1957, nr. U 2598 Kabinet. Mevrouw dr. H. Verwey-Jonker werd tot voorzitter benoem, terwijl prof. dr. H. Bergema, de heer L. Götzen, prof. dr. J.P. Kruyt en prof dr. J.M. Pieters hier als leden zitting in namen. De heer P.A. Lanting, referendaris bij het CAZ, werd als secretaris aan de commissie toegevoegd. De opdracht was ‘advies uit te brengen over de wijze waarop - wanneer het verblijf der Ambonezen hier te lande mocht voortduren - de daarmede verband houdende maatschappelijke vraagstukken tot oplossing moeten worden gebracht’.
In totaal heeft de commissie 28 maal vergaderd. Van deze vergaderingen waren er zeventien gewijd aan gesprekken met vertegenwoordigers van diverse Ambonese belangenorganisaties en elf aan de samenstelling van het rapport, de richtlijnen en de aanbevelingen. In haar vergadering van 22 april 1959 werd het rapport met algemene instemming vastgesteld.
Gemengd Nederlands-Ambonese Commissie van Bijstand
Het voorspel In het Rapport 'Ambonezen in Nederland' uit 1959 werd gewezen op het nut van een Gemengd Nederlands-Ambonese Commissie van Bijstand, welke de minister van MAWE zou kunnen adviseren bij de uitwerking van bepaalde richtlijnen. Ook in de Staten-Generaal werd op de instelling van een dergelijke commissie aangedrongen. De voorbereidingen voor de samenstelling van bedoelde commissie werden nog getroffen tijdens de ambtsperiode van minister dr. M.A. M. Klompé. Voor de samenstelling van het Ambonese deel van de gemengd commissie leverde de Ambonese belangenorganisatie BPRMS door het voordragen van personen de belangrijkste bijdrage.
De installatie
Op 7 november 1963 installeerde de minister van MAWE, mevr. drs. J.F. Schouwenaar-Franssen, in aanwezigheid van de CAZ en zijn staf, het hoofdbestuur van de BPRMS en andere organisaties de Gemengd Nederlands-Ambonese Commissie van Bijstand.
Taak en opdracht van de commissie
De taak en opdracht van de commissie werden in het ministeriële besluit van 30 oktober 1963, nr. 71368, afdeling Ambonezen (sectie 1) als volgt omschreven: ’de minister van MAWE, al dan niet op verzoek, van advies te dienen over vraagstukken, die samenhangen met een voortgezet verblijf van de Ambonezen in Nederland. Deze adviezen kunnen zowel betrekking hebben op de uitvoering van het met die vraagstukken samenhangende beleid als op de vorming van het beleid.’
De samenstelling van de commissie
Voorzitter werd: J. Schipper; vice voorzitter: ds W.H. Turuarima;
eerste secretaris: Th. van Emstede; tweede secretaris: Th. O. Kuhuwael;
Bovengenoemde heren vormden het bestuur van de commissie.
Als leden kreeg de commissie:
Mej. N.van den Broek, Mej. W.A.L.M. Hillen, Mevr. H. Seluta - Nanlohy, alsmede de heren: deken A.H. Harst, J. Hitiahubessy. J. Hitipeuw. C. van Nierop, P. Post, J.P. Sinke, H. Tan, arts, A.H. Tomasoa, ds. Jac. van Vessem en G.J. Ziedses des Plantes.
Tussentijdse wijzigingen in de samenstelling van de commissie
Bij het overlijden van Tj. van Emstede op 19 juni 1965 werd als secretaris -penningmeester benoemd ds. Jac. van Vessem. C van Nierop zag zich genoodzaakt uit de commissie te treden. Hij werd in juli 1965 opgevolgd door H.J. Moes. G.J. Ziedses des Plantes bedankte als lid van de commissie. F.J.H. Klevant werd in 17 februari 1966 in zijn plaats benoemd. W.A.L.M. Hillen trok zich omstreeks 2 december 1966 terug uit de commissie. Op voordracht van de Geredja Indjili Maluku (GIM.) trad in haar plaats ds. H. Supusepa trad als lid toe.
Vergaderingen
Gedurende haar bestaan kwam de Gemengde Nederlands-Ambonese Commissie van Bijstand 50 keer in plenaire zitting bijeen. Het bestuur van de commissie vergaderde 68 maal.
Contacten
De grote omvang van de met het voortgezet verblijf van de Ambonezen in Nederland samenhangende problematiek noodzaakte de commissie verscheidene keren gesprekken te voeren met de overheid en met gemeentelijke of particuliere instanties.
Commissies met een speciale taak.
Met speciale opdrachten werden belast:
  • De Commissie ad hoc voor het vraagstuk van de verhuizing van het woonoord Schattenberg. Deze commissie bestond uit Th. van Emstede als voorzitter en de heren J. Hitiahubessy, Th.O. Kuhueael, J.P. Sinke, en H.Tan, arts, als leden;
  • De Subcommissie voor Jeugdvraagstuk. Deze commissie bestond uit ds. Jac. van Vessem als voorzitter en mej. J.J.E. Keiluhu, mevr. H. Seluta - Nanholy, alsmede de heren J. Hitipeuw, M.F. Mual, J.P. Sinke en H. Tan als leden;
  • De Subcommissie voor onderwijs. Deze commissie bestond uit de P. Post als voorzitter en mej. N. van den Broek, de heren F.J.H. Klevant, Th.O. Kuhuwael en J.P. Sinke als leden.
Bij beëindiging van haar werkzaamheden is het archief van de Gemengd Nederlands-Ambonese commissie van Bijstand overgedragen aan CRM. Omdat de werkzaamheden van deze commissie samenhingen met die van het CAZ is het archief in deze inventaris opgenomen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Na de opheffing van het commissariaat werden delen van het archief op verschillende locaties bewaard. Sommige delen vonden hun bestemming op het ministerie van Maatschappelijk Werk en zijn opvolger CRM. Hier was de afdeling Molukkers (Mol) ondergebracht die de niet-afgeronde zaken van het commissariaat had overgenomen. Andere delen van het CAZ-archief zijn als losse deelblokken op andere locaties bewaard. In de voorliggende inventaris zijn deze bestanddelen weer bijeengevoegd.
De delen waaruit het archief uiteen was gevallen, zijn:
  1. Het reguliere CAZ-archief, bevattende stukken betreffende de algemene gang van zaken en beleidsvoorbereiding, afkomstig van de verschillende secties. Dit deel van het archief besloeg 24 meter, overgeleverd als drie bestanddelen die los van elkaar bewaard zijn gebleven:
    1. Een bestand van 12,5 m, afkomstig uit het depot van VWS en in 2000/2001 door het toenmalige Algemeen Rijksarchief bewerkt (nummer toegang 2.27.03) bewerkt;
    2. Een bestand van 1,5 m, afgezonderd van het archief van het ministerie van Maatschappelijk Werk, waarvan de inventaris in 2000 door de Centrale Archief Selectiedienst is opgeleverd (nummer toegang 2.27.02);
    3. Een bestand van 10 m, afgezonderd van het archief van het ministerie van CRM, waarvan de inventaris in 2010 door de Centrale Archief Selectiedienst is opgeleverd (nummer toegang 2.27.19);
  2. Het archief van de Inspecties, met een omvang van 6 m, aangetroffen op het ministerie van VWS. Dit archief bevat voornamelijk stukken betreffende de uitvoering van het beleid en controle op de naleving van regelingen, zoals de bijdrage- en zakgeldregeling;
  3. Een bestand van 5 m, bevattende de dossiers woonoorden, aangetroffen in het depot van VWS en overgedragen aan Doc-Direkt;
  4. Een bestand van 40 m, bevattende persoonsdossiers, aangetroffen in het archiefdepot van VWS te Steenbergen.
In de periode 1999-2000 werd door het ARA een deel van het archief van het CAZ bewerkt (1a). Dit leverde de Inventaris van het archief van het Commissariaat van Ambonezenzorg (1924) 1952-1970 (1979) (2.27.03) van H.J.Ph.G. Kaajan en H. Libretto op, welke in 2000 gereedkwam (met een aanvulling in 2001).
In deze periode werd door de CAS het archief van MAWE over de periode 1952-1965 aangepakt (1b). Hierin bleken ook stukken uit het archief van het CAZ te zitten.
Later werd ook een groot blok beleids- en uitvoeringsarchief van het CAZ ter bewerking naar de CAS vervoerd (1c, 2 en 3). Omdat het CAZ een soort afdeling van MAWE was (later een onderdeel - in liquidatie- van CRM) en het CAZ een specifiek op de Ambonezen gerichte taak had, werd in overleg met het Nationaal Archief (NA) besloten het CAZ-archief als geheel van een eigen toegang te voorzien. Hierin konden dan ook de aangetroffen persoonsdossiers uit Steenbergen (4) en de reeds geïnventariseerde stukken uit inventaris 2.27.03 (1a) bij aansluiten.
In 2003, nog tijdens de bewerking door de CAS, werd door het NA besloten dat een groot deel van het beleids- en uitvoeringsarchief uitgeleend zou worden aan het Moluks Museum te Utrecht voor onderzoek en voor het vervaardigen van enkele publicaties. Door deze beslissing kwam de bewerking van het archief bij de CAS stil te liggen.
Van de te bewerken bestanden uit het archief van het Commissariaat van Ambonezenzorg zijn geen plaatsingslijsten meer aanwezig omdat het grootste deel van het archief reeds in de periode 2002-2003 is bewerkt. Wel is er een concept–inventaris aanwezig waarin het reeds geïnventariseerde deel van het CAZ-archief is opgenomen. Daarnaast is inventaris 2.27.03 nog aanwezig (op papier).
Nadat het archief aan het Nationaal Archief was geretourneerd, werd de (her)bewerking eind 2016 hervat.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2022 door Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief van het CAZ bestaat voornamelijk uit beleids- en uitvoeringsarchief inzake een etnische minderheid in Nederland, nog voor er sprake was van een minderhedenbeleid en vormt de neerslag van de taken die aan de archiefvormer CAZ zijn toegewezen. Het bevat mappen betreffende af te werken en afgedane zaken (eigenlijke dossiers dus), objectmappen (betreffende gebouwen en terreinen) en persoonsdossiers van Ambonezen.
Het reguliere CAZ-archief omvatte 75 meter, bestaande uit:
  • 40 meter persoonsdossiers uit het archiefdepot in Steenbergen.
  • 12,5 meter archief dat in de uit 2000/2001 daterende Inventaris van het Archief van het Commissariaat van Ambonezenzorg (1924) 1952-1970 (1979) van H.J.Ph.G. Kaajan en H. Libretto was opgenomen en op het toenmalige ARA bewaard werd;
  • 6 meter inspectiearchieven die bij VWS aanwezig waren;
  • 10 meter archief dat door afsplitsing van over de cesuren van 14 april 1965 (MAWE/CRM) en eind 1969 (opheffing CAZ) heenlopende mappen uit het CRM-archief werden teruggehaald;
  • 1,5 meter uit het MAWE-archief, beschreven in de door de CAS in 1998 uitgebrachte Inventaris van het archief van het Ministerie van Maatschappelijk Werk (1936) 1952-1965 (1970);
  • 5 meter betreffende de woonoorden bij VWS aangetroffen.
In het 30 meter reguliere archief bevatten de verschillende sectiearchieven (overigens sterk vermengd door de meervoudige reorganisatie van de secties) overwegend stukken betreffende de algemene gang van zaken en beleidsvoorbereiding. De inspectiearchieven bevatten voornamelijk stukken betreffende de uitvoering van het beleid en controle op de naleving van regelingen, zoals de bijdrage- en zakgeldregeling. In het CAZ-archief ontbreken of komen slechts fragmentarisch voor: verslagen van interne vergaderingen van het CAZ en jaargangen van het woonoordblad Pertemuan (Ontmoeting). Het archief bevat verder met name agenda’s en notulen van de overleggen (vergaderstukken), correspondentie, registers, financiële bescheiden, huisvestingsbescheiden en stukken betreffende scholing.
Selectie en vernietiging
Bewerking van 1999-2000
Bij de selectie is rekening gehouden met de goedgekeurde en vastgestelde V-Lijst van MAWE, ‘MB. no. ON 64841 d.d. 23-04-1959 no. AJZ U700325 d.d. 28 januari 1959’ en de tijdens de bewerking samengestelde lijst voor incidentele vernietiging. Er werd 1,25 meter voor vernietiging aangewezen.
Bewerking 2016
Gezien de eerdere afspraken met het Nationaal Archief zijn alleen identieke dubbelen uit het archief vernietigd.
Aanvullingen
Voor dit archief worden geen aanvullingen verwacht
Verantwoording van de bewerking
Bewerking van 1999-2000
In 1999-2000 is een deel van het archief geïnventariseerd, waaronder ook de zaken van vóór 1970 die de afdeling Molukken van het ministerie van CRM bij opheffing van het CAZ heeft overgenomen. Stukken die betrekking hebben op of een nasleep vormen van de Tweede Wereldoorlog zijn in de inventaris gelaten. Bij de vernietiging van stukken betreffende de zorg voor Ambonezen werd de bovengenoemde vernietigingslijst met uiterste voorzichtigheid toegepast op grond van afspraken, die in het verleden gemaakt zijn door de afdelingen Semi-statisch archief en Welzijn Molukkers van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC).
Bewerking van 2001
In 2001 werd alsnog vanwege de politieke gevoeligheid van het materiaal een groter deel, te weten 6,5 strekkende meter, aan het reeds overgedragen archief toegevoegd. Om een hernummering van de oude inventaris te voorkomen, werd een concordantie gemaakt van alle inventarisnummers naar de paginanummers waar deze zijn te vinden. In een aantal gevallen werden oude beschrijvingen uitgebreid en verplaatst. Dit was vooral het geval bij de secties I en II, die alsnog een nadere onderverdeling in subrubrieken kregen. Over het algemeen werd tijdens de herinventarisatie de sectie-indeling van het CAZ consequenter doorgevoerd, zodat ook hier de nodige stukken herplaatst moesten worden. Hierbij werd als volgt te werk gegaan. Wanneer de dossiers stukken van verschillende secties bevatten, wat bij dossiervorming zeer gebruikelijk is, werd bij de plaatsing in principe uitgegaan van de sectie waarvan de meeste stukken in het desbetreffende dossier werden aangetroffen.
Bewerking van 2016
Bij deze bewerking is de inventaris, in 2001, vervaardigd ingelezen in MaisFlexis en is een controle uitgevoerd in het uitgeleende deel van het CAZ-archief dat naar het Moluks Museum was gegaan. Per dossier is gekeken of de inhoud nog de lading dekt van de beschrijvingen en de aangegeven cesuur van de stukken klopt. Die controle is ook uitgevoerd op de in het depot van Doc-Direkt te Winschoten achtergebleven dossiers. De nog niet eerder geïnventariseerde dossiers van de woonoorden en de van MAWE en CRM afgescheiden archiefbescheiden zijn na materiële verzorging beschreven en eveneens ingevoerd in MaisFlexis. Na bewerking en materiële verzorging is 48 meter archief bewaard en in 2020 overgedragen aan het NA.
De begincesuur van de te bewerken archieven wordt bepaald door de oprichting van MAWE bij KB van 1 september 1952, Stb. 460, en de onder het ministerie ressorterende CAZ. De eindcesuur wordt bepaald door de opheffing van het CAZ bij beschikking van de minister van CRM van 28 april 1970 AZ/Kabinet U 19874, met terugwerkende kracht tot 1 januari 1970. Aangetroffen stukken van vóór de cesuurdatum van 1 september 1952 zijn ook in de huidige inventaris opgenomen. Verder zijn een aantal dossiers die doorlopen na de cesuur en een aantal dossiers van na 1970, voornamelijk persoonsdossiers, opgenomen in deze inventaris.
De andere dossiers van na 1 januari 1970 zullen worden toegevoegd aan inventaris 2.27.19, Inventaris van het archief van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1910) 1965-1982 (1990). Eventueel aangetroffen archiefbescheiden van MAWE zullen als vreemd archief worden afgescheiden en toegevoegd aan inventaris 2.27.02, Inventaris van het archief van het Ministerie van Maatschappelijk Werk (1936) 1952-1965 (1970).
Ten behoeve van de overbrenging naar het NA dient het archief te voldoen aan de in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (2001) gestelde eisen. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
  • Alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd;
  • Foto's, lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps;
  • Omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis.
Ordening van het archief
De rubrieksindeling is gebaseerd op de organisatie en taakuitoefening van de archiefvormer.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B). Persoonsdossiers van personen < 100 jaar zijn deels geanonimiseerd (alleen familienaam)
Beperkingen aan het gebruik
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Commissariaat van Ambonezenzorg (CAZ), nummer toegang 2.27.148, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Commissariaat van Ambonezenzorg / CAZ, 2.27.148, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Bewaarplaats van originelen
Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Verwante archieven
Nationaal Archief:
  • 2.27.02 Inventaris van het archief van het Ministerie van Maatschappelijk Werk (1936) 1952-1965 (1970)
  • 2.27.19 Inventaris van het archief van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1910) 1965-1982 (1990)

Bijlagen

Geen bijlagen

Archiefbestanddelen