Verbroken lias.
De bijlagen vormen een verbroken lias.
Verbroken lias.
De bijlagen vormen een verbroken lias.
Verbroken lias.
Geliasseerd geweest.
Zie ook: inv. nr. 1 en: KB. HS. 75 A 19, houdende formulieren van leenakten.
Zie voor voorafgaande registers: J.C. Kort, Het archief van de graven van Holland, 889-1581, Den Haag 1981, inv. nrs. 707-739. Zie voorts voor de inhoud van deze registers en de literatuur: Overzicht leenkamers, in het bijzonder nr. 68.
Dit deel bevat tot ca. 1599 akten, die ook in inv. nrs. 49-51 voorkomen.
Het register Hooge Overicheit E ontbreekt.
Dit deel bevat uitsluitend de beleningen van stadhouder Willem V. Zijn akten zijn bij deze gelegenheid gesplitst naar de afzonderlijke leengoederen.
Voorafgaande akten van bezwaring zijn opgenomen in de algemene leenregisters, genoemd onder inv. nrs. 49-54.
Eerdere rekesten, gericht aan de Staten van Holland, over de jaren 1703-1789 en 1793 zijn aanwezig in het archief van de Staten van Holland, nrs. 2079-2084.
In drievoud.
Het betreft de repertoria, genoemd onder inv. nrs. 126-129, 131-133, 151, 152, 156, 157, 161-165, 167, 168, 171, 173, 174, 176-183 en 185-187.
In drievoud.
Toen de goederen van de abdij Egmond in 1580 verbeurd waren verklaard, trokken de Staten van Holland de registratie van de lenen der abdij aan zich. Daartoe legden zij aparte registers aan. In 1671 werden deze lenen verenigd met de lenen in de algemene leenregisters (hier inv. nrs. 70-104), waar zij een apart caput bleven vormen. Zie voor de literatuur: Overzicht leenkamers, nr. 58.
De Staten van Holland kochten de heerlijkheid en het huis Egmond, waaronder het leenhof, in 1613 van Sabina van Egmond. Zij verwierven toen afschriften van de leenregisters van die hofstede. In 1661 werden deze lenen echter verenigd met de lenen in de algemene leenregisters (hier inv. nrs. 67-104), waar zij een apart caput bleven vormen. Zie voor de literatuur: Overzicht leenkamers, nr. 109.
Zie voor het leenhof van Hagestein: Overzicht leenkamers, nr. 127.
De heerlijkheid Purmerend en het huis waren sinds 1484 verbonden aan de heerlijkheid Egmond. Daarmee kwam ook het leenhof, zij het in werkelijkheid slechts ten dele, aan de heer van Egmond. Heerlijkheid en leenhof waren tevens begrepen in de verkoop van de heerlijkheid en het huis Egmond aan de Staten van Holland in 1613. Zie voor de literatuur: Overzicht leenkamers, nr. 204.
Volgende akten van belening zijn opgenomen in de algemene registers van de hofstede Egmond, hier inv. nrs. 140-148.
Van het leenhof van de hofstede Brederode, dat in 1675 in handen van de Staten van Holland kwam, zijn over de periode van 1675 tot het einde van de achttiende eeuw geen registers bekend. Dit leenhof koos overigens Haarlem als standplaats. Zie voor de literatuur: Overzicht leenkamers, nr. 96.
Verordening van koning Filips II betreffende de verheffing van de lenen, afkomstig van de hofstede Brederode, 1568.
De heerlijkheid Altena werd in 1590 door de Staten van Holland gekocht. In de koop was ook het leenhof begrepen. De eigen registratie bestaat uit vier registers in het archief van de heerlijkheid. Zij werd voortgezet in de algemene registers van Holland(hier inv. nrs. 49-104). Vanaf 1612 waren deze lenen daar in een apart caput ondergebracht. Zie voor de literatuur: Overzicht leenkamers, nr. 75.
Rendantsexemplaren.
In 1755 begon mr. Martinus Gousset, commies van de Leenkamer, zijn nieuwe index op de oude registers van de Leen- en Registerkamer. Hij bewerkte akten uit de volgende registers in het archief van de graven van Holland: archiefinventaris 3.01.01, inv. nrs. 59, 87, 195-243, 255-257, 289-291, 303-305, 316, 317, 324, 325, 355, 398, 400, 402, 574, 575, 620, 645, 652, 707-713, 776, 892-896, 1649, 2145 en 2146. Voorts nam hij gegevens over uit de registers van de heren van Voorne: archiefinventaris 3.19.56, inv. nr. 29, de heren van Blois: archiefinventaris 3.19.10, inv. nrs. 1-3, en van de heren van Putten en Strijen: archiefinventaris 3.19.43, inv. nr. 1. Dit geheel wist hij in zeven jaar af te ronden, zie: Van Riemsdijk, Tresorie, pp. 679-682 en pp. 703-704.
Wegens het succes van Goussets index op de oude registers wenste men een dergelijke bewerking ook voor de latere registers. Deze werden echter slechts ten dele behandeld. Het betreft voornamelijk leenregisters van de graven van Holland: inv. nrs. 714-739 en van een register van het Leenhof, hier: Inv. 15.
Deze namenklapper is vervaardigd door J.J. Feijlbrief, adjunct-commies bij het Rijksarchief.
Dit deel is grotendeels gelijk aan een overeenkomstig register in het archief van de graven van Holland, inv. nr. 2147. Het wijkt daarvan echter op enige punten af.
De vervaardiging van deze afschriften is beginnen in 1660 en voortgezet tot 1717.
De registers werden in de 19e en 20e eeuw voor het grootste gedeelte ondergebracht in de Rijksarchieven in Noord-Holland te Haarlem, in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch en en in Zeeland te Middelburg.
Alleen de registers die nog bij het Nationaal Archief berusten zijn hier weergegeven. De ontbrekende inventarisnummers zijn overgebracht naar de genoemde rijksarchieven. In de concordansen is aangegeven, onder welk nummer deze stukken daar geraadpleegd kunnen worden.
Hierin ook afschriften van registers uit het archief van de heren van Putten en Strijen (nummer toegang 3.19.32), inv. nrs. 2, 63 en 66.
In tweevoud.
De vervaardiging van deze afschriften is beginnen in 1660 en voortgezet tot 1717.
De registers werden in de 19e en 20e eeuw voor het grootste gedeelte ondergebracht in het Rijksarchief in Noord-Holland te Haarlem. Alleen het registers dat nog bij het Nationaal Archief berust, is hier weergegeven. De ontbrekende inventarisnummers 441 en 443 zijn overgebracht naar het Rijksarchief Noord-Holland. In de concordans is aangegeven, onder welk nummer deze stukken daar geraadpleegd kunnen worden.
De vervaardiging van deze afschriften is beginnen in 1660 en voortgezet tot 1717.
De registers werden in de 19e en 20e eeuw voor het grootste gedeelte ondergebracht in het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch.
Alleen de registers die nog bij het Nationaal Archief berusten zijn hier weergegeven. De ontbrekende inventarisnummers zijn overgebracht naar het genoemde rijksarchief. In de concordansen is aangegeven, onder welk nummer deze stukken daar geraadpleegd kunnen worden.
Hierin ook afschriften van registers uit het archief van de graven van Holland (nummer toegang 3.01.01), inv. nr. 92.
Het betreft de folia vanaf 138, die in het origineel verloren gingen.
De vervaardiging van deze afschriften is beginnen in 1660 en voortgezet tot 1717.
De registers werden in de 19e en 20e eeuw ondergebracht in het Rijksarchieven in Noord-Holland te Haarlem, in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch en en in Zeeland te Middelburg. In de concordansen is aangegeven, onder welk nummer deze stukken daar geraadpleegd kunnen worden.
De vervaardiging van deze afschriften is beginnen in 1660 en voortgezet tot 1717.
De registers werden in de 19e en 20e eeuw voor het grootste gedeelte ondergebracht in het Rijksarchief in Noord-Holland te Haarlem.
Alleen de registers die nog bij het Nationaal Archief berusten zijn hier weergegeven. In de concordansen is aangegeven, onder welk nummer deze stukken daar geraadpleegd kunnen worden.
Dit afschrift is ondergebracht in het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch. In de concordans is aangegeven, onder welk nummer dit stuk daar geraadpleegd kan worden.
Afschrift van "supplement, in fine".
In tweevoud.
Zie ook: Kort, Graven van Holland, inv. nr. 2111.
Het orgineel berust in het Haus, Hof und Staatsarchief Wenen, afdeling Belgiën, P C nr. 11 (oud nr. 71).