Terug naar zoekresultaten

3.01.52 Inventaris van het archief van de Leenhoven en Leen- en Registerkamer van Holland, 1520-1798 (1807)

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.01.52
Inventaris van het archief van de Leenhoven en Leen- en Registerkamer van Holland, 1520-1798 (1807)

Auteur

J.C. Kort

Versie

07-02-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2005 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Leenhoven en Leen- en Registerkamer van Holland
Leenhoven en Leen- en Registerkamer Holland

Periodisering

archiefvorming: 1520-1798
oudste stuk - jongste stuk: 1520-1807

Archiefbloknummer

37151

Omvang

; 303 inventarisnummer(s) 2,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief. De Duitse stukken zijn grotendeels in het Kurrentenschrift geschreven.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Leenhoven en Leen- en Registratiekamer van Holland

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bestaat uit een drietal deel-archieven: 1. Leenhof van Holland 1520-1582 2. Leenhof van Holland 1660-1674 en 3. Leen- en registerkamer van Holland 1584-1798 (1807). De leenhoven waren belast met de rechtspraak over leenzaken, een bevoegdheid die na de opheffing werd overgedragen aan het Hof van Holland. De Leen- en registerkamer was belast met de registratie van de uitgegeven lenen. Deze werden vanaf 1612 per regio (Kennemerland, Amstelland e.d.) in de registers ingeschreven. Als toegang zijn er repertoria op de lenen, met klappers op plaatsnaam. In de afdeling Documentatie is er een omvangrijke serie registers met afschriften van grafelijke leenregisters van vóór 1579 (waarvan de originelen berusten in het archief van de Graven van Holland) alsmede een serie indices op grafelijke registers uit de jaren 1316-1440.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
A. Het Leenhof van Holland van 1520 tot 1577
Was de rechtspraak over leenzaken, behorend tot de leenkamer van de graaf van Holland, aanvankelijk voorbehouden aan de graaf en zijn raad ( Th.H.F. van Riemsdijk, De rechtspraak van den graaf van Holland, 3 dln., Utrecht 1932-1934. ) , in 1469 vaardigde Karel de Stoute regels uit voor een apart leenhof ( Groot Placaet-boeck, dl. II, kolom 681-682 d.d. 19-10-1469. ) . Inderdaad werd in het volgende jaar een nieuw register begonnen, dat alleen uitspraken in leenzaken bevatte. Later werd het gevolgd door een ander register en twee rollen ( Kort, Graven van Holland, inv. nrs. 873-875. ) . Geheel geregeld waren de zaken in 1469 nog niet, zodat Karel V in 1520 een nieuwe verordening voor het leenhof opstelde ( Groot Placaet-boeck, dl. II, kolom 681-692 d.d. 20-3-1520, gevolgd door een wijziging, ibidem, kolom 693-696 d.d. 27-3-1525. ) . In de tekst was sprake van geldigheid voor Holland, Zeeland en West-Friesland maar in de praktijk viel Zeeland buiten de nieuwe instelling. Daar bleef de hoge vierschaar als leenhof fungeren ( L.W.A.M. Lasonder, Bijdrage tot de geschiedenis van de hooge vierschaar in Zeeland, Den Haag 1909, pp. 51-52. ) . Het nieuwe leenhof ging bestaan uit een stadhouder of president en twaalf raadsleden. Zes daarvan zouden rechtsgeleerden en zes edele mannen zijn. Behalve voor zaken van de Hollandse leenkamer waren zij in hoger beroep ook gerechtigd tot de beslechting van geschillen tussen de zogenaamde mansmannen. Deze hingen af van aan de graaf ondergeschikte leenkamers ( J.C. Kort, Overzicht van de leenkamers in Holland, Den Haag 1987 (3), inleiding. ) .
Na het begin van de Tachtigjarige oorlog kon het leenhof zijn taak nog slechts in beperkte mate uitoefenen. Na 1577 kwamen zijn bevoegdheden zonder nadere instructie aan het Hof van Holland.
B. Het Leenhof van Holland van 1660 tot 1674.
Nadat het leenhof van 1520 geruisloos was verdwenen, besloten de Staten van Holland in 1660 op aanbeveling van raadpensionaris Johan de Witt opnieuw een leenhof op te richten. Hierin namen niet alleen Hollandse raadsleden plaats maar ditmaal ook twee uit Zeeland ( Resolutie Staten van Holland d.d. 30-7-1660. ) . De procedures voor dit leenhof werden in 1661 vastgesteld ( Groot Placaet-boeck, dl. II, kolom 2645-2654 d.d. 7-4-1661. ) . Als in 1520 zou het bestaan uit een stadhouder en twaalf raadsleden. Behalve voor zaken van de Hollandse leenkamer waren zij ook nu in hoger beroep gerechtigd geschillen van lagere leenhoven te beslechten. Voorts konden zaken worden afgedaan door commissarissen, waarvan wekelijks twee werden aangewezen. Het tweede leenhof van Holland bestond niet lang. Na de val van Johan de Witt in 1672 kwamen de Staten van Holland en West-Friesland en die van Zeeland overeen de leenzaken wederom onder het Hof van Holland te brengen ( Groot Placaet-boeck, dl. III, pp. 692-698 d.d. 11-6-1674. ) . Daarmee werd het leenhof van 1660 opgeheven.
C. De Leen- en Registerkamer van Holland.
De afzwering van koning Filips II in 1581 gaf geen aanleiding de wijze, waarop de Hollandse lenen werden geadministreerd, te veranderen. Na het begin van de Tachtigjarige oorlog was de destijds alternatieve regering al met een eigen reeks leenregisters begonnen ( Kort, Graven van Holland, inv. nrs. 736-739. ) . De laatste daarvan werd na 1581 gewoon voortgezet. Aan een nieuwe verordening voor de Leenkamer kwam men door de oorlog niet toe. Dat moest wachten tot 1610, toen de leenmannen hun voorlopige akten - zogenaamde akten van diligentie - eindelijk moesten inruilen voor definitieve leenakten ( Wijs, pp. 70-71. ) . De registratie geeft een getrouwe afspiegeling van de voorlopige staat, waarin de Leenkamer aan het eind van de zestiende eeuw had verkeerd. De registers over 1584 tot 1600 ( Hier inv. nrs. 49-51. ) werden in een trek geschreven. Een register van 1585 tot 1603 ( Hier inv. nr. 52. ) werd daarna eveneens door een schrijver samengesteld. Enkele akten schreef hij in, die ook in de hiervoor genoemde registers voorkomen. Waarschijnlijk maakte hij gebruik van geliasseerde akten zoals die bijvoorbeeld genoemd worden van de lenen van de abdij Egmond ( Hier inv. nr. 134 fol. 43v-45v. ) . Vanaf 1604 werd de arbeid aan de registers op een meer geregelde manier voortgezet. De registers kenden onder de alternatieve regering geen onderverdeling naar landstreken. Die kwam in 1612, toen zij naar hoofdstukken - zogenaamde capita - werden ingedeeld. Zo waren de leenregisters eerder vanaf 1440 onderverdeeld geweest ( Kort, Graven van Holland, pp. 99*-100*. ) . Zij zouden het blijven tot de afschaffing van het leenstelsel in 1798 en de jaren daarop.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Van het lot der archieven van beide leenhoven van Holland is uit later tijd niets bekend. Zij zullen waarschijnlijk zijn gevoegd bij het archief van het Hof van Holland. In 1924 verscheen een inventaris van beide leenhoven van de hand van mejuffrouw G.H.C. Breesnee ( Verslagen omtrent 's-Rijks Oude Archieven, 1924, I, pp. 155-160. ) . De Leen- en Registerkamer was gevestigd in een kamer in de westelijke toren van het Binnenhof, waar thans nog het uurwerk is opgesteld ( Wijs, p. 33; J. de Riemer, Beschrijving van 's-Graven-hage enz., Delft 1730, p. 120. ) . De registers stonden, chronologisch in kassen gerangschikt, in een kamer daarachter. Vanaf 1660 nam dit archief sterk in omvang toe door afschriften, die van de registers uit de tijd vóór 1581 werden vervaardigd. Het argument voor deze arbeid was de slechte leesbaarheid van de oude registers ( Van Riemsdijk, Tresorie, p. 703. ) . Toen men alle registers had afgeschreven, ging men voort met registers van na 1581. Zo werden de leenregisters zelfs tot 1708 ( Hier inv. nr. 79; de datum van de kopie is op de band geschreven. ) gekopieerd! Daarmee was in 1717 echter het einde van deze activiteit gekomen. Na de opheffing van de Leenkamer kwam het archief onder beheer van de archivaris des Rijks H. van Wijn, die er een lijst van samenstelde. Na het herstel van het koninkrijk moesten de stukken echter worden afgestaan aan het Amortisatiesyndicaat. Deze instelling bracht het archief in diverse partijen over naar het Algemeen Rijksarchief. Van de leenregisters kwam een deel over de jaren 1609 tot 1611, nog genoemd door Van Wijn ( Archief van het Algemeen Rijksarchief, inv. nr. 859 p. 94. ) , niet meer terug. Daar ook het afschrift ervan verdween, zijn deze drie jaren de enige, waarin de registratie een kleine leemte vertoont.
Het Amortisatiesyndicaat bracht het archief van de Leen- en Registerkamer in diverse partijen over naar het Algemeen Rijksarchief, het laatst in 1947 ( Hier inv. nr. 158. ) .
Het archief is bij Koninklijk Besluit of ministeriële beschikking overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is bij Koninklijk Besluit of ministeriële beschikking overgebracht.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Leenhoven en Leen- en Registerkamer van Holland, nummer toegang 3.01.52, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Leenhoven en Leen- en Registerkamer Holland, 3.01.52, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal Het eigenlijke archief van de Leen- en Registerkamer bleef na terugkeer van het Amortisatiesyndicaat bijeen in het Algemeen Rijksarchief. De afschriften begon de rijksarchivaris R.C. Bakhuizen van den Brink echter door het land te verspreiden ( Archief van het Algemeen Rijksarchief, inv. 23 d.d. 6-10-1859. ) . In 1859 zond hij ongeveer tweehonderd delen naar het Rijksarchief in Noord-Holland. Naar de bijgevoegde lijst werd de inventaris enige jaren later gedrukt ( P. Scheltenma, Inventaris van het provinciale archief van Noord-Holland, Haarlem 1873, pp. 3-12. ) . Bij de delen was overigens ook een ander afschrift gevoegd, dat in 1712 door de heer Van den Berg, burgemeester van Leiden, aan de Leen- en Registerkamer was gegeven ( F. van Mieris, Groot charterboek der graaven van Holland, van Zeeland en heeren van Friesland enz., dl. I, Leiden 1753, p. ****. ) . In 1929 zond de rijksarchivaris van Noord-Holland, B.M. de Jonge van Ellemeet, ruim twintig delen terug ( Archief van het Algemeen Rijksarchief, inv. nr. 228 d.d. 29-1-1929 en 11-3-1929; het betrof de nrs. Scheltema, 4, 7-9, 12, 21-25, 27, 28, 32, 34, 35, 46, 53, 142 en 171; hiervan gingen de nrs. 4, 22 en 32 naar het Rijksarchief in Zeeland. ) . Veertig jaar later gingen zeven delen daarvan weer retour naar Noord-Holland. ( Verslagen omtrent 's-Rijks Oude Archieven, 1969, pp. 56 en 77; het betrof de nrs. Scheltema, 24, 27, 28, 34, 53, 142 en 171. ) Inmiddels waren in 1862 delen naar het Rijksarchief in Noord-Brabant gegaan ( Archief van het Algemeen Rijksarchief, inv. nr. 29 d.d. 4-3-1862. ) en toen en in 1929 enige naar het Rijksarchief in Zeeland.
De beschrijvingen van deze elders berustende registers zijn ook niet meer in deze archiefinventaris opgenomen.
De zelfstandige waarde van deze afschriften is overigens niet groot. Zij dienen voornamelijk geraadpleegd te worden, wanneer de originelen hiaten vertonen.
Overgebracht naar het Rijksarchief Noord-Holland, te Haarlem:
  • Afschriften van stukken uit het archief van de graven van Holland (nummer toegang 3.01.01):
    t.w. van de inv.nrs. 19, 59, 153, 195-196, 198-208, 210--219, 221, 223-226, 228-232, 237-242, 244, 256-257, 272, 289, 316, 324-325, 347, 350, 371, 400, 553, 623, 652, 663-664, 676, 706-710, 712-733, 735, 737-738, 740-742, 744-745, 767, 775-777, 808a, 839, 873-877, 879-881, 884-889, 893-896, 946-948, 1002, 1212, 2105-2106, 211, 2113, 2118, 2120, 2130-2131, 2133-2136, 2139-2140, 2142, 2149-2150.
  • Afschriften van stukken uit de archieven van de Leenhoven van Holland en van de Leen- en registerkamer van Holland (nummer toegang 3.01.52):
    t.w. van de inv.nrs. 2-4, 6, 8, 11-12, 15, 134-135, 137-145, 147-149, 153.
  • Afschriften van stukken uit het archief van de graven van Blois (nummer toegang 3.19.10):
    t.w. van de inv.nrs. 1 en 3.
  • Afschriften van stukken uit het archief van de heren van Altena (nummer toegang 3.19.02):
    t.w. van inv.nr. 71.
Overgebracht naar het Rijksarchief Noord-Brabant, in 's-Hertogenbosch:
  • Afschriften van stukken uit het archief van de graven van Holland (nummer toegang 3.01.01):
    t.w. van de inv.nrs. 151, 222, 575, 606, 651, 745, 803, 808.
  • Afschriften van stukken uit het archief van de heren van Putten en Strijen (nummer toegang 3.19.43):
    t.w. van de inv.nrs. 1, 3, 67-68.
  • Afschriften van stukken uit het archief van de heren van Altena (nummer toegang 3.19.02):
    t.w. van de inv.nrs. 68-70.
  • Afschriften van stukken uit het archief van de Grafelijkheidsrekenkamer.
Overgebracht naar het Rijksarchief Zeeland, te Middelburg:
  • Afschriften van stukken uit het archief van de graven van Holland (nummer toegang 3.01.01):
    t.w. van de inv.nrs. 87, 194, 303-305, 1648-1649 en 2146.
  • Afschriften van stukken uit het archief van de heren van Putten en Strijen (nummer toegang 3.19.43):
    t.w. van inv.nr. 65.

Bijlagen

Archiefbestanddelen