Archief
Titel
3.03.71 Inventaris van het archief van het Kantongerecht te Gouda, 1838-1979
Auteur
CAS 611Versie
01-08-2022
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
2006 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Kantongerecht Gouda [periode 1838-1979] Kantongerecht Gouda, 1838-1979
Periodisering
archiefvorming: 1838-1979 oudste stuk - jongste stuk: 1838-1992
Archiefbloknummer
37134Omvang
1495 inventarisnummer(s); 79,20 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte documenten, geen bijzondere handschriften, tekeningen.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Kantongerecht GoudaSamenvatting van de inhoud van het archief
Het archief van het Kantongerecht Gouda beslaat anderhalve eeuw rechtspleging (1823-1979) en bestaat uit een veelvoud van gerechtelijke stukken. Deze zijn o.a. het register van strafzaken, brievenboeken, audiëntiebladen, processen-verbaal, minuten van vonnissen en processtukken. Tevens bestaat het archief uit stukken m.b.t. in beslag genomen goederen en gelden, processtukken van civiele zaken, stukken van de Pachtkamer, stukken aangaande dwangbevelen en dagvaardingen, zittingsboeken van extrajudiciële zaken, evenals stukken betreffende huishoudelijke en griffiezaken.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Organisatie van de rechterlijke macht
In 1827 kwam de "Wet op de samenstelling der regtelijke magt en het beleid der justitie voor het Koningrijk der Nederlanden" (Staatsblad (Stb.) 20) tot stand. Deze wet (afgekort: Wet R.O.) werd de grondslag van de nieuwe rechterlijke organisatie. De (nu nog geldende) Wet R.O. bepaalt in hoofdzaak welke soorten rechterlijke instellingen er zijn en in welke zaken deze bevoegd zijn. In vele andere wetten staan bepalingen die bepaalde rechterlijke instanties in zekere zaken bevoegd verklaren. Bij de Wet R.O. behoorden vier "reglementen van openbaar bestuur", regelende de eedsaflegging en de inwendige dienst, de titulatuur en het ambtskostuum, de orde en discipline voor de advocaten en procureurs en de organisatie van de deurwaarders en andere rechtsbedienden.
De Belgische opstand maakte het onmogelijk om de nieuwe rechterlijke organisatie en de wetboeken op 1 februari 1831 in te voeren.
De Wet R.O. onderging vervolgens wijzigingen bij Wet van 28 april 1835, Stb. 10. Uiteindelijk traden de gewijzigde Wet R.O. en de wetboeken in werking op 1 oktober 1838 (ingevolge het Koninklijk Besluit (KB) van 10 april 1838 en het KB van 19 mei 1838). Het Hoog Nationaal Geregtshof werd vervangen door de Hoge Raad der Nederlanden en de provinciale gerechtshoven kwamen in plaats van de hoven van assisen. De negen provinciale gerechtshoven waren gevestigd in Groningen, Leeuwarden, Assen, Zwolle, Arnhem, Utrecht, Den Haag, Middelburg en Den Bosch. Naast de gerechtshoven werd in Amsterdam een criminele rechtbank voor het noordelijk deel van Noord-Holland ingesteld. De arrondissementsrechtbanken vervingen de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel. De kantongerechten kwamen in plaats van de vredegerechten en rechtbanken van enkele politie.
In 1841 werden nog twee gerechtshoven, in Maastricht en in Amsterdam, en een aantal arrondissementsrechtbanken ingesteld. Met de instelling van de arrondissementsrechtbank in Amsterdam werd de criminele rechtbank opgeheven.
Met de "Wet tot opheffing van Provinciale Geregtshoven en Instelling van nieuwe Gerechtshoven" van 10 november 1875, Stb. 204, werden de provinciale gerechtshoven opgeheven en werden vijf regionale gerechtshoven ingesteld. De nieuwe gerechtshoven waren gevestigd in Amsterdam, Arnhem, Den Bosch, Den Haag en Leeuwarden. Bij de wetten van 9 april 1877, Stb. 74-78, werden de rechtsgebieden van de nieuwe gerechtshoven nader bepaald. Een groot aantal rechtbanken en kantongerechten werd opgeheven. De rechterlijke organisatie telde nog 5 gerechtshoven, 23 rechtbanken en 106 kantongerechten. In de volgende jaren werd het aantal arrondissementsrechtbanken en kantongerechten nog aanzienlijk verminderd.
De vijf wetten uit 1877, Stb. 74-78, werden op 17 november 1933 ingetrokken bij vijf nieuwe wetten, Stb. 601-605. Deze wetten traden in werking op 1 januari 1934, Stb. 623, en stelden de rechtsgebieden van de gerechtshoven en de zetels van de arrondissementsrechtbanken en kantongerechten vast.
Het merendeel van de strafzaken en burgerlijke zaken valt onder de bevoegdheid van de arrondissementsrechtbanken. Bij de strafzaken onderscheidt men overtredingen en misdrijven. De berechting van overtredingen, met uitzondering van de overtredingen van bedelarij en landloperij, en het misdrijf stroperij is opgedragen aan de kantongerechten. De berechting van de misdrijven met uitzondering van stroperij, en van de overtredingen bedelarij en landloperij behoort tot de competentie van de arrondissementsrechtbanken. De rechtbanken vonnissen in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen in strafzaken van de kantonrechter. Daarnaast nemen de rechtbanken in eerste en tevens hoogste ressort kennis van alle jurisdictiegeschillen tussen de kantongerechten binnen haar arrondissement.
In de rechtspraak wordt onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve competentie.
Absolute competentie geeft antwoord op de vraag welke rechter bevoegd is (hoofdregel: de arrondissementsrechtbank; in uitzonderingsgevallen: de kantonrechter). De relatieve competentie geeft antwoord op de vraag welke bepaalde rechter van die soort bevoegd is (hoofdregel: de rechtbank of de kantonrechter van de woonplaats van de gedaagde).
Bij absolute competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken. In strafzaken is de kantonrechter bevoegd alle overtredingen, met uitzondering van de overtredingen bedelarij en landloperij, en het misdrijf stroperij te berechten. In burgerlijke zaken is de competentie van de kantonrechter een uitzonderingsbevoegdheid. De gewone rechter in eerste aanleg is de arrondissementsrechtbank. Tenslotte behandelt de kantonrechter ook verschillende buitengerechtelijke zaken.
Ook bij relatieve competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken.
In het burgerlijk procesrecht kent men twee procestypen: het proces, dat met een dagvaarding begint en het proces, dat met een verzoekschrift begint. De dagvaarding is een document waarmee de partij, die een uitspraak van de rechter wenst, zich door bemiddeling van de deurwaarder tot de tegenpartij wendt. Het verzoekschrift is een document, waarmee een partij zich rechtstreeks tot de rechter wendt.
Een groot deel van de door de kantongerechten behandelde burgerlijke zaken bestaat uit arbeids- en huurkoopzaken alsmede pachtzaken. Bij Wet van 13 juli 1907, Stb. 193, werden de artikelen 125 a-f ingevoegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Betreffende artikelen golden aanvankelijk alleen voor arbeidszaken en gaven de procedureregels in de volgende zaken:
- een arbeidsovereenkomst;
- een agentuurovereenkomst;
- een collectieve overeenkomst;
- algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een CAO;
- aanneming van werk.
De kantonrechter was bij uitsluiting bevoegd in bovengenoemde zaken, ongeacht de som van de vordering. Hoger beroep was mogelijk als de vordering meer dan f 2500,- bedroeg. Bij Wet van 23 april 1936, Stb. 202, werden de artikelen 125 g-j aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsverordening toegevoegd. Deze artikelen regelden de procedure inzake huurkoopzaken.
De Crisispachtwet van 17 juni 1932, Stb. 301, omschreef begrippen als "pachter", "pachtovereenkomst" en "pachtprijs". Volgens de Crisispachtwet kon de pachter een verzoek doen tot ontheffing van de verplichting tot betaling van de pachtprijs. De verzoeken tot ontheffing werden behandeld door de kamers voor crisispachtzaken. Deze kamers bestonden uit de kantonrechter als voorzitter en twee leden, die niet tot de rechterlijke macht behoorden.
De Pachtwet van 31 mei 1937, Stb. 205, regelde onder meer:
- de pachtovereenkomst moest "op straffe van nietigheid" schriftelijk worden aangegaan;
- de pachtrechters, bij de kantongerechten en het Gerechtshof te Arnhem, moesten de verplichtingen van de pachter toetsen;
- een tussentijdse wijziging van de bepalingen in de pachtovereenkomst werd mogelijk;
- pachtovereenkomsten golden voor onbepaalde tijd, slechts bij uitzondering was een termijn van 1 tot 3 jaar mogelijk.
De pachtkamer bestond uit een voorzitter, de kantonrechter en twee deskundigen ten aanzien van de verhoudingen op het pachtgebied. Deze deskundigen behoorden niet tot de rechterlijke macht.
Door de Pachtwet 1937 werden zogenaamde pachtbureaus ingesteld. Deze waren bevoegd beslissingen te nemen over de duur van pachtovereenkomsten. De beslissingen hadden dezelfde rechtskracht als die van de pachtkamers.
De Crisispachtwet 1932 en de Pachtwet 1937 werden met ingang van 25 november 1941 buiten werking gesteld en vervangen door het Pachtbesluit.
Het Pachtbesluit kende een aantal nieuwe regelingen:
- men kon schriftelijke vastlegging van een mondeling aangegane pachtovereenkomst vragen bij de grondkamers;
- de toetsing van de pachtovereenkomsten werd voortaan door de grondkamers verricht;
- de pachtovereenkomst moest worden aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk twaalf jaar voor een hoeve en zes jaar voor "los land";
- naast de grondkamers bleven de pachtkamers bij de kantongerechten en bij het Gerechtshof Arnhem bestaan.
Voor uitgebreide informatie over de organisatie van de rechterlijke macht in Nederland, de procedures bij rechtszaken alsmede taak, samenstelling en werkwijze van de rechtbanken en kantongerechten wordt verwezen naar het "Werkboek rechterlijke archieven 1838 - 1940" onder redactie van R. Huijbrecht en "Berecht en gestraft: een geschiedenis van de rechterlijke organisatie en de strafinstellingen, 1811 - 1993" van G. Beks en H.J.Ph.G. Kaajan.
Geschiedenis van het kantongerecht te Gouda
Het gebied en de indeling van het arrondissement van het kanton Gouda is tussen 1838 en 1951 steeds gewijzigd. In 1877 en 1933 werd het ambtsgebied uitgebreid als gevolg van het achtereenvolgens opheffen van de kantons Hillegersberg en Schoonhoven. Een situatie, die in 1951 nauwelijks veranderde toen alleen Polsbroek overging naar het kanton Utrecht.
Het kantongerecht zetelde hoogstwaarschijnlijk vanaf het begin in het Raadhuis van Gouda. Hierin kwam in 1853 verandering in toen het stadsbestuur vanwege ruimtegebrek tot nieuwbouw voor deze instantie besloot. In het te bouwen pand zou ook de Stadstekenschool voor aanstaande handwerkers en (minvermogende) ambachtslieden worden gehuisvest, omdat het toenmalig lokaal onbruikbaar was. Adjunct-stadsarchitect W.C. van Goor ontwierp daarvoor het gebouw "Arti Legi" (Voor Kunst en Wet). ( W.C. van Goor, `Beschrijving van het gebouw voor Kantongeregt, Teekenschool enz., aan de Markt te Gouda', in: Bouwkundige Bijdragen, 10e jrg (1858) 313-318, met 2 platen. ) Deze benaming verwees duidelijk naar de belangrijkste toekomstige gebruikers. Toch was het vanaf het begin de bedoeling dat ook de schuttersraad en de Kamer van Koophandel daar vanaf de ingebruikneming in 1855 zouden vergaderen. Nadat het kantongerecht eerst kosteloos gebruik van dit pand had gemaakt, moest het vanaf 1865 fl 300,00 huur aan de gemeente betalen voor de ruimten, inclusief het meubilair en het onderhoud daarvan. Men had toen de beschikking over een ruime audiëntiezaal, een kamer voor de griffie, een spreekkamer, een kamer voor de getuigen en wachtende familieraden en een vertrek voor de berging van in beslaggenomen overtuigingsstukken.
Nadat de tekenschool het pand had verlaten, werd op 12 mei 1874 op de eerste verdieping het Stedelijk Museum van Oudheden geopend, dat hier tot 1947 gevestigd zou blijven. ( P.H.A.M. Abels e.a. red., Duizend jaar Gouda. Een stadsgeschiedenis, (Hilversum 2002) 705. ) Drie jaar later werd overwogen het Kantongerecht de huur op te zeggen in verband met het veiliger opbergen van het Oud-Stadsarchief, dat op de zolder van het Raadhuis lag. Omdat het de gemeente niet lukte aan het Rijk geschikte vervangende ruimte aan te bieden, ging dit plan niet door. Vanwege de aankondiging van een nieuwe huurverhoging werd de situatie in 1895 opnieuw bezien. Inmiddels beschikte het kantongerecht ook over een vertrek voor de rijksveldwachters en een kantonrechterskamer. Verder deed de vestibule dienst als wachtruimte en kon men over een deel van de zolder beschikken voor de berging van de overtuigingsstukken. Bij die gelegenheid werd bedongen dat er enige verbeteringen in de lokalen werden aangebracht. Aan het verzoek van de kantonrechter voor een apart vertrek om scheidingen uit te spreken, scheepsverklaringen uit te geven en dergelijke werd echter geen gehoor gegeven.
Hoewel de kantonrechter in 1910 veel meer klachten over de huisvesting had en hij daarin door de hoofdingenieur voor de gevangenissen en gerechtsgebouwen werd gesteund, wilde het gemeentebestuur alleen de ventilatie in de zittingszaal verbeteren en een vloerkleed en enkele tafelkleden vervangen. Het eerste gebeurde in de praktijk al evenmin, terwijl het ernstige probleem van de akoestiek in de zittingszaal onopgelost bleef.
In 1912 werd afgezien van aankoop van een door B.H. van de Werve te koop aangeboden herenhuis aan de Gouwe, omdat dit zelfs met belangrijke verbouwingskosten niet als geschikt kantongerecht viel in te richten. Toen het gemeentebestuur eind 1913 voor 1915 een huurverhoging tot fl. 1.000,00 aankondigde, ging het Ministerie van Justitie actief op zoek naar andere huisvesting. Mr. E.J.J. van der Heyden uit Rotterdam bood voor dit doel twee huizen aan de Wetering te koop aan, terwijl de gemeente nog attendeerde op een terrein aan de Krugerlaan, dat vanwege de excentrische ligging niet geschikt werd bevonden. In plaats daarvan werd na enig onderhandelen ingestemd met een huurverhoging van fl 700,00, ingaande in 1916. Dit gebeurde op voorwaarden dat de ventilatie in de zittingszaal alsnog werd verbeterd. Nadat was overeengekomen dat het kantongerecht de schutterszaal erbij kreeg, werd de huurprijs in 1923 naar fl.1.000,00 verhoogd.
Vanwege het voornemen om het gebouw "Arti Legi" vanaf juli 1939 als politiegebouw te gaan gebruiken, zei de gemeente de huur voordien op. De vervangende ruimte meende men gevonden te hebben in de voormalige St. Agnietenkapel op de Nieuwe Markt, die eerst moest worden gerestaureerd. Omdat andere overheidsinstanties hiervoor uiteindelijk geen bijdragen konden leveren en Justitie en de gemeente hiervan maar een deel konden financieren, werd de restauratie ingeschreven bij het Werkfonds, een werkgelegenheidsproject van het Ministerie van Sociale Zaken. ( Kort overzicht van de Geschiedenis der Gebouwen bij het Departement van Justitie in gebruik, met vermelding van de nummers der dossiers waarin de stukken zijn opgenomen (uitgave Departement van Justitie, Archief, 's-Gravenhage, 1912), p. 76. De geschiedenis is hier uitgebreider beschreven en voor de latere periode aangevuld met gegevens uit: Nationaal Archief, Archief Ministerie van Justitie, Gebouwen, dossier 66 en voor de naoorlogse periode: Archief Ministerie van Justitie, dossier G.B. 136, dat nog op het departement berust. ) Hoogstwaarschijnlijk kwam het door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog echter niet tot uitvoering van deze plannen. ( De restauratie zou pas in 1975 worden uitgevoerd. Zie: Abels, a.w., 271. ) Het lijkt aannemelijk dat het politiebureau pas in 1947 zijn intrek nam in "Arti Legi", omdat het museum dit gebouw toen verliet. In de periode van 1950 tot 1960 werd tot achtmaal toe in verband met de slechte behuizing van het kantongerecht geprobeerd elders grond voor nieuwbouw te vinden. In 1960 werden daartoe de gebouwen Oosthaven 24-27 aangekocht om te worden gesloopt en om op die plaats een nieuw kantongerecht te realiseren. Omdat sommige van deze panden kort daarna op de lijst van beschermde monumenten werden geplaatst, duurde het uiteindelijk tot 20 november 1972 voordat minister mr. A.A.M. van Agt in een buitengewone zitting het nieuwe kantongerecht aan de Oosthaven 25 overdroeg aan kantonrechter mr. J.H. Landwehr. ( Goudsche Courant, 21 november 1972. Staatsalmanak van het Koninkrijk der Nederlanden 1973 ('s-Gravenhage 1973) U 11. ) Tijdens de in deze inventaris beschreven periode van 1838 - 1979 onderging de personele bezetting van het kantongerecht geen echte grote veranderingen. In 1860 was er één kantonrechter met twee plaatsvervangers en één griffier. Het aantal plaatsvervangers zou in de loop der tijd toenemen tot zes. Sinds de oprichting van de pachtkamer in 1932 bestond deze voor zover bekend uit twee leden met elk twee plaatsvervangers. Vanaf 1975 was er één vaste kantonrechter met een griffier in dienst, terwijl de pachtkamer ook geen plaatsvervangers meer kende. ( Staatsalmanak voor het Koningrijk der Nederlanden 1860 ('s-Gravenhage 1860) 137 en Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden 1935 ('s-Gravenhage 1934) 116; idem 1976, T 6. Hoewel uit de stukken blijkt dat de pachtkamer van Gouda vanaf 1832 functioneerde, werd deze pas voor het eerst vermeld in Bestuursalmanak voor het bezette Nederlandsche gebied 1942 - 1943 ('s-Gravenhage 1942) 33. )Lijst van gemeenten, behorende tot het rechtsgebied van het kanton Gouda
- Gouda
- Broek, Thuil en het Weegje
- Bloemendaal, Broekhuizen
- Het Land van Stein, Kort Haarlem en Willes, benevens Vrijhoef en Kalverenbroek
- Noordwaddinxveen en St. Hubertsgerecht
- Zuidwaddinxveen
- Moordrecht
- Reeuwijk
- Sluipwijk
- Gouderak
- Gouda
- Hekendorp
- Lange-Ruigeweide
- Reeuwijk
- Waddinxveen
- Moercapelle
- Bleiswijk
- Zevenhuizen
- Nieuwerkerk aan den IJssel
- Moordrecht
- Gouderak
- Gouda
- Hekendorp
- Lange-Ruige-Weide
- Reeuwijk
- Waddinxveen
- Moercapelle
- Bleiswijk
- Zevenhuizen
- Nieuwerkerk aan den IJssel
- Moordrecht
- Gouderak
- Schoonhoven
- Vlist
- Haastrecht
- Stolwijk
- Berkenwoude
- Ouderkerk aan den IJssel
- Bergambacht
- Ammerstol
- Papekop
- Oudewater
- Hoenkoop
- Polsbroek
- Willige Langerak
- Ammerstol
- Bergambacht
- Berekenwoude
- Bleiswijk
- Gouda
- Gouderak
- Haastrecht
- Hekendorp
- Lange Ruige Weide
- Moercapelle
- Moordrecht
- Nieuwerkerk aan den IJssel
- Ouderkerk aan den IJssel
- Oudewater
- Papekop
- Reeuwijk
- Schoonhoven
- Stolwijk
- Vlist
- Waddinxveen
- Zevenhuizen
Zie: Werkboek Huijbrecht, p. 122, p. 145, p. 173-174 en de Wet van 10 augustus 1951 (Stb. 347, art. 6), p. 7.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Uit een opgave uit 1865 is bekend, dat het kantongerecht toen op de begane grond een vertrek voor de berging van in beslaggenomen overtuigingsstukken had. In 1895 werd hiervoor inmiddels ook een deel van de zolder gebruikt. In 1904 liet de griffier aan de minister van Justitie weten vanwege de toeloop van bezoekers en de toename aan werkzaamheden voor de griffie behoefte te hebben aan een groter lokaal. Noodgedwongen moest hij nu daardoor afzien van de benoeming van een tweede klerk. In zijn vertrek waren de ter griffie gedeponeerde stukken (strafzaken met bijbehorende processtukken; civiele procedures etc.) in een inmiddels geheel volle archiefkast opgeborgen, terwijl er ook nog een archiefkast in de zittingszaal zelf stond. Vanwege de evenredige groei met de werkzaamheden nam de behoefte aan een aparte archiefruimte alleen maar toe. Om de archiefkast in de griffiekamer te kunnen wegbreken werd besloten een deel van de voorzolder af te zonderen voor de berging van overtuigings- en archiefstukken, waar de rest van het archief toen al lag. Met het oog daarop werden er in die ruimte ook voorzieningen getroffen voor een betere ventilatie.
In 1969 constateerde een medewerker van het Bureau Inspectie over de archieven van het Ministerie van Justitie, dat er in Gouda problemen waren met de opslag van de overtuigingsstukken. Op de sterk vervuilde zolder lagen de stukken ongeordend in rekken opgestapeld of zelfs op de grond. Nadat was afgezien van het plan om het eigen personeel in overuren het archief te laten ordenen, werd hiervoor een medewerker van buiten aangetrokken.
Als voorbereiding op de verhuizing naar het nieuwe kantongerecht brachten medewerkers van het ministerie op 21 januari 1971 een inspectiebezoek. ( Ministerie van Justitie, dossier G.B. 136. ) Dit resulteerde het jaar daarop al in de overdracht van de eerste van een reeks blokken van het archief van het kantongerecht van de periode 1838 - 1939. In 1972 bood de minister van Justitie de audiëntiebladen voor burgerlijke zaken van 1856 - 1858 en van 1867 aan het Algemeen Rijksarchief (thans: Nationaal Archief) c.q. het Rijksarchief in Zuid-Holland aan. In 1976 volgde na een eigen inventarisatie het archief over de periode van 1838 - 1920. In 1982 werden vervolgens de archiefbescheiden van de periode 1920 - 1929 overgedragen, met ook nog stukken vanaf 1858. Vier jaar later volgden de archiefbescheiden over de periode van 1930 - 1939. ( Zie voor de verklaringen van overbrenging d.d. 8 september 1972; 23 december 1976; 6 januari 1982 en 16 april 1987: Verwervingsdossier 13 van de 3e Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, later het Rijksarchief in Zuid-Holland geheten. ) In 1976 en in 1986 leverde het Kantongerecht te Gouda bij de overdracht zelf plaatsingslijsten mee. Op grond van de latere aanvullingen werd de plaatsingslijst van 1838 - 1920 later omgewerkt tot één lijst, die tot en met 1936 liep. Hierdoor ontstond er een gedeeltelijke overlap met de lijst van 1930 - 1939.
De inspecteur van het Rijksarchief in Zuid-Holland constateerde in 1991 dat er in het kantongerechtsgebouw aan de Oosthaven in de archiefkelder nog ongeveer dertien meter aan archiefbescheiden uit voornamelijk de periode 1931 - 1939 stond. ( Dossier Rechterlijke Macht: Kantongerechten (periodeblok 1991 - 2000) van de Inspectie Rijksarchief in Zuid-Holland: inspectierapporten d.d. 8 juli 1991; 19 augustus 1993. ) Eerder was al opgemerkt dat voornoemde ruimte feitelijk niet voldeed omdat er ook verwarmings- en waterleidingsbuizen doorheen liepen. ( Idem (periodeblok 1976 - 1990), inspectierapport d.d. 1 juni 1988. ) Op het moment van de voornoemde inspectie uit 1991 ressorteerde het kantongerecht nog onder het arrondissement Rotterdam. Dit veranderde bij de laatste reorganisatie van de rechterlijke macht in 1997 toen het kanton te Gouda overging naar het arrondissement 's-Gravenhage. In overleg met laatstgenoemde instantie zijn de voornoemde archiefstukken in 2003 aan de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) te Winschoten als aanvulling ter bewerking aangeboden. Reden hiervoor was dat de CAS toen al bezig was met het inventariseren van het archief van het kantongerecht over de periode 1940 - 1979. Op verzoek van het Nationaal Archief was voordien al afgesproken, dat deze tot één inventaris zou worden geïntegreerd met de beide voornoemde plaatsingslijsten van dit kantongerecht van 1838 - 1939.Het archief is na bewerking, met uitzondering van het te vernietigen bestand, verzonden naar het Nationaal Archief. In 2006 droeg de Arrondissementrechtbank te 's-Gravenhage het blok 1940 - 1979, dat in sommige gevallen verder in de tijd doorliep dan 1979, over aan het Nationaal Archief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud
De omvang van het archief bedraagt 91 meter. Het archief vertoont over het gehele bestand nogal wat hiaten.
Selectie en vernietiging
Bij de selectie is gebruik gemaakt van de selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Justitie en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein rechterlijke macht vanaf 1950, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 16 januari 2003, nr. 11, rekening houdend met de rectificatie, gepubliceerd in de Staatscourant van 20 februari 2003, nr. 36.
De vernietiging is, na toestemming van de zorgdrager, gerealiseerd door Van Gansewinkel Nederland BV.
Verantwoording van de bewerking
De bewerking van dit archief was het gevolg van de Archiefwet van 1995 waarbij de overbrengingstermijn werd teruggebracht van 50 naar 20 jaar.
Bij de totstandkoming van deze inventaris is zoveel mogelijk rekening gehouden met het archiefschema van R. Huijbrecht in het 'Werkboek rechterlijke archieven 1838 - 1940'.
De inventaris is ontstaan door de bestanden van het Kantongerecht te Gouda, die al bij het Nationaal Archief aanwezig waren over de jaren 1838 - 1939 samen te voegen met het gedeelte dat is aangetroffen tijdens de bewerking van het archief van het Kantongerecht te Rotterdam 1938 - 1979 (1983) en het gedeelte 1940 - 1979 afkomstig van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage.
Om eventueel in het verleden gemaakte verwijzingen naar de plaatsingslijst ook nu nog traceerbaar te maken is er achterin deze inventaris een concordans op de oude inventarisnummers opgenomen. Hierdoor wordt voor een deel meteen zichtbaar welke archiefstukken in het archief van het Kantongerecht te Rotterdam zijn aangetroffen. Daarnaast is het mogelijk dat er stukken zijn ingevoegd bij reeds bestaande inventarisnummers.
De eindcesuur, 1979, werd bepaald door de wettelijke verplichting van de nieuwe Archiefwet en omdat dit jaar het blok 1970 - 1979 afsluit. Registers waarvan de einddata doorlopen na 1979 zijn in de inventaris opgenomen.
Ordening van het archief
De inventaris is niet chronologisch opgemaakt maar op de voortgang van de processen.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B). Voogdijregisters en voogdijregisterkaarten zijn openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
De materiële staat laat te wensen over.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kantongerecht Gouda [periode 1838-1979], nummer toegang 3.03.71, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kantongerecht Gouda, 1838-1979, 3.03.71, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Bijlagen