Terug naar zoekresultaten

3.18.16 Inventaris van het archief van het klooster Maria Magdalena in Bethanië te 's-Gravenzande

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.18.16
Inventaris van het archief van het klooster Maria Magdalena in Bethanië te 's-Gravenzande

Auteur

J.M. Sernée, S.W.A. Drossaers, W.G. Feith

Versie

08-12-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1920 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Kloosters Delfland: Maria Magdalena in Bethanië te 's-Gravenzande
Kloosters Delfland / Maria Magdalena in Bethanië

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1266-1582

Archiefbloknummer

36015

Omvang

183 inventarisnummer(s) 0,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief. De Duitse stukken zijn grotendeels in het Kurrentenschrift geschreven.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Klooster "Maria Magdalena in Bethanië"

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat grotendeels stukken met betrekking tot het financieel beheer van het klooster, zoals stukken betreffende landerijen en huizen (zowel binnen als buiten de stad en het ambacht 's-Gravenzande) en rentebrieven. Daarnaast bevinden zich in het archief stukken betreffende de stichting van het klooster, waaronder een giftbrief en een akte van Philips van Bourgondië.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
In de eerste helft der 13de eeuw werd door de graven van Holland in hun residentie 's-Gravenzande een gasthuis gesticht om als logement te dienen voor zwervers. Het reglement ( zie het cartularium (Inv. no. 5) fol. XVI verso. ) spreekt van een hospitalium pro reysantibus in Zeelandia ( Met Zeelandia zal natuurlijk niet bedoeld zijn het graafschap Zeeland, maar een gebied in de omgeving van 's-Gravenzande. Misschien heette wel aldus het eiland, waarop 's-Gravenzande is ontstaan. (zie "de Masemude" van Dr. A. A. Beekman in Tijdschr. v. h. Kon. Ned. Aardrijksk. Genootsch. 2e Ser. dl. XXXVI afl. 3). In de 14de eeuw komt te 's-Gravenzande de naam Zeelander of van Zoeland herhaaldelijk voor en is ook wel sprake van Zeelandersland. In het request om secularisatie of verhuizing, vermeld in Bijdr. bisd. Haarl. XXV 371 beklagen de broeders zich, wenschende bevrijd te worden van de landloopers en vagebonden, die hen, "als niet wijt van de Zeelant leggende", dagelijks lastig vallen. ) , waar men slechts één nacht onderdak kon vinden en bij storm hoogstens twee; wie aldaar ziek werd, moest worden geëvacueerd naar Delft of den Haag. Aan het hoofd stonden 2 gasthuismeesters, die tevens het beheer der inkomsten hadden. In het begin der 15e eeuw schijnen zij dit verwaarloosd en de gelden voor andere doeleinden besteed te hebben. De Regulieren van St. Hieronymusdal te Delft maakten hiervan gebruik door zich tot PHILIPS DEN GOEDE te wenden, wijzend op dit wanbeheer, met verzoek hun die inkomsten te schenken tot het stichten van een klooster hunner orde te 's-Gravenzande. Waarschijnlijk is hun aandacht juist op dit gasthuis gevallen, doordat een hunner conventualen in 1404 door den graaf begiftigd werd met de kapelanie op het altaar der Heilige Maagd en St. Anna in het gasthuis. Den 24sten April 1427 droeg hertog PHILIPS als ruwaard van Holland deze inkomsten over, op voorwaarde, dat de Regulieren het gasthuis met 8 bedden in stand zouden houden. Den 3den December 1427 verhief bisschop ZWEDER van Utrecht het huis tot een klooster der orde van Reguliere Kanunniken van St. Augustinus met bevestiging van deze overdracht. De stad scheen een overdracht door den ruwaard niet voldoende te achten, want in Augustus had zij zich tot gravin JACOBA - in 1427 in naam nog de landsvorstin - gewend om deze overdracht te bewerkstelligen. Zonder echter dit antwoord af te wachten, gaf het stadsbestuur in November zijn toestemming tot het oprichten van dit klooster, waarbij het aan zich houdt de benoeming van de gasthuismeesters uit de poorters. Eerst in Februari 1433 gaf JACOBA haar toestemming, in haar antwoord sprekend, alsof nog geen klooster tot stand ware gekomen. De Regulieren uit Delft echter onder hun conventuaal NICOLAUS THOMAS' zoon, betrokken, steunend op de bovengenoemde bisschoppelijke bevestiging, dadelijk het nieuwe klooster. Het beheer der gasthuisgoederen schijnt er nadien niet beter op geworden te zijn, want in 1439 werd naast het klooster Bethanië ook dat van Syon door den bisschop gemachtigd tot de beschikking over de inkomsten. Het gasthuis stond ten Noorden achter de kerk, op een terrein van 41/2 morgen; ten Oosten daarvan werd het klooster gebouwd buiten de bebouwde kom, waardoor verklaard wordt, dat in de stukken afwisselend sprake is van het klooster binnen en buiten 's-Gravenzande. Voor het klooster, achter de kerk, lag het bagijnhof, dat zoo nauw aan het gasthuis grensde, dat het paterhuis van het eerste met een verdieping over het terrein van het gasthuis uitstak. De onderlinge ligging dezer gebouwen blijkt duidelijk uit de kaarten in de beide kaartboeken (Inv. nos. 6 en 7), waar men ook een indruk krijgt van den omvang der kloostergebouwen met een ruim binnenhof en de kapel. Deze nabijheid, maar misschien nog meer de rijke inkomsten van het bagijnhof gaven aanleiding, dat reeds in 1428 de prior een poging deed - doch tevergeefs - om het bagijnhof onder zijn bewind te brengen. Nadat het klooster zich in 1437 had weten los te maken van de parochie, waarbij het het recht kreeg een eigen kerk en kerkhof te hebben, stelde het zich in 1444 onder het kapittel van Syon ( Römer. a. w. I 391. ) . In het midden der 16de eeuw werd het klooster der Cellezusters te Brielle en der Regularissen te Rijswijk door den bisschop van Utrecht onder het toezicht van den prior van Bethanië gesteld ( Bijdr. bisd. Haarl. XXV 366. ) .
Behalve het zegel van het convent, dat o.a. voorkomt aan het charter, vermeld regest no. 176, gebruikte ook de prior een apart zegel (zie reg. no. 159).
Hoewel het klooster vermogend was - zijn landerijen brachten jaarlijks 1500 carolusguldens ( Bijdr. bisd. Haarl. XXV 373. ) op - begon het in de 16e eeuw te kwijnen, voornamelijk door de geleidelijke ontvolking, een gevolg van het uitzenden van conventualen als biechtvaders e.a. naar vrouwenkloosters - er waren nog 7 broeders in het convent en 6 elders ( Oud-Archief der Gem. 's-Gravenzande no. 86. ) , - zoodat omstreeks 1560 het zich tot den koning wendde, met een verzoek om geseculariseerd te worden ( Römer, a. w. I 659 ) en te mogen verhuizen. Dit werd echter afgewezen. Bij de hervorming schijnt het convent het klooster te hebben verlaten en naar Delft (Syon?) te zijn gegaan, doch in 1572 beklaagde de stad 's-Gravenzande zich bij den Prins, dat de conventualen aldaar nog immer pachten en renten inden ( Bijdr. bisd Haarl. XXV 371 noot 1. ) . Zooals elders werden ook hier ten slotte de goederen door de Staten in beslag genomen en gesteld onder een ontvanger. Aangezien het klooster in dien tijd ongeveer 52 gezinnen te 's-Gravenzande ondersteunde en deze thans ten laste der stad kwamen, werd bij akte ( Oud-Archief der Gem. 's-Gravenzande no. 1. ) van 20 Februari 1580, het gasthuis benevens de goederen van het bagijnhof aan de stad gegeven, op voorwaarde, dat zij de 7 overgebleven conventualen zou onderhouden. Het gasthuis is tot het begin der 19de eeuw door de stad geëxploiteerd en stond onder beheer der Heilige-Geestmeesters; in 1806 is het afgebroken. Volgens JUNIUS ( Bat. Hist 302 ) waren in 1575 de kloostergebouwen nog in wezen; de kloosterhof, groot 3 morgen 4 hont, werd gekocht door ADRIAEN DUYCK, rekenmeester van Holland. Later zijn de gebouwen afgebroken en is ter plaatse een buitenplaats Vreeburg gebouwd, waarvan de boomgaard nog over is.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De meeste stukken bevinden zich van ouds in het A.R.A.
No. 5 is uit de collectie Van Voorst, in 1860 aangekocht bij Fred. Muller.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kloosters Delfland: Maria Magdalena in Bethanië te 's-Gravenzande, nummer toegang 3.18.16, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kloosters Delfland / Maria Magdalena in Bethanië, 3.18.16, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
De inventarisnummers, die zich bevinden in de thans nog niet aan het Nationaal Archief overgedragen collectie Van Vredenburch zijn aangeduid met een *.
No. 7 bevindt zich in het oud-archief der gemeente 's-Gravenzande (tegenwoordig Historisch Archief Westland).

Archiefbestanddelen

      • reg. nos. 260 en 263.

        • 260 1536 November 20

          Allaert Henrix zoon en Jan Claes' zoon, schepenen van sGravenzande, oorkonden, dat Pieter Doen zoon den prior en den procurator der Regulieren aldaar belooft om, zoodra hij het land benoorden het convent, thans reeds door ruiling bij hen in gebruik, kan missen, hij het hun zal verkoopen voor een prijs, te bepalen door 4 arbiters.

          Upten twintichsten dach in Novembri int jair vijftienhondert ses ende dertich.

          a. Oorspr. ( Inv. no. 103.1 ). Met geschonden stadszegel in groene was (bij hande van Aeriaen Sproncx zoon, burgemeester).

          b. Afschr. in Inv. no. 5 , fol. LXXXVI verso.

        • 263 1540 April 13

          Cornelis Willem Coppairts zoon en Allairt Henrix zoon, schepenen der stad van sGravensande, oorkonden, dat Pieter Doen zoon verkoopt aan het convent der Regulieren van Bethaniën zijn aanspraken op het land bij het klooster, dat hij in huur heeft van den Heiligen Geest en van het Onse Liever Vrouwen en St. Annengilde te sGravensande, met verzoek aan de administrateurs hem uit te boeken en het klooster als huurder in te boeken.

          Upten derthyensten dach in Aprille in den jaire ons Heeren duysent vijfhondert veertich.

          a. Oorspr. ( Inv. no. 103 ). Het stadszegel verloren.

          b. Afschr. in Inv. no. 5 , fol. LXXXVII

          Uit fol. 7 in het kaartenboek ( Inv. no. 7 ) blijkt, dat dit land groot is 3 morgen 25 roeden.

  • Zie ook reg. no. 4.

    • Deze kapelanie is gesticht in 1344 door Johanna van Brabant, gravin van Holland. (reg. no. 6). Zie ook reg. no. 28.

        • reg. nos. 12, 11 en 3
          Zie ook reg. no. 2

          • 11 1348 Januari 21

            Landschepenen van sGravenzande oorkonden, dat Hughe Pieters zoon de 2 morgen land aldaar, strekkende van de steenen brug bij Scilperorde tot den Maesdijc en gekocht van Coppaert Jans zoon van Naeldwijc door Willaem van den Hofdijc, gasthuismeester te sGravenzande, ten behoeve van de kapellanie in het gasthuis, waaraan hij nog 4 jaar huur had, opnieuw heeft ingehuurd voor 10 jaar van heer Niclays den Vlaminc, kapelaan aldaar.

            Ghegheven int jaer ons Heren M° CCC° achte ende viertich up beate Agnieten dach.

            a. Oorspr. ( Inv. no. 105 ). Het schependomszegel verloren.

            b. Afschr. in Inv. no. 5 , fol. LXIII.

          • 12 1366 Maart 16

            Ade Coppaert Jans zoons doet afstand van haar aanspraken op 2 morgen land in het Nieuwelant, die zij als morgengift had en die het gasthuis van den Zande kocht van Coppaert Jans zoon.

            Ghegheven int jaer ons Heren MCCC ses ende tsestich op den sestienden dach in Maerte.

            a. Oorspr. ( Inv. no. 105.1 ). Met geschonden zegel van Ades neef Jan Baeck Gheryts zoon in groene was.

            b. Afschr. in Inv. no. 5 , fol. XXXIIII verso.

          • 3 1310 Juni 24

            Jan, proost, en het convent van Coninxvelt verkoopen aan Huge uit het gasthuis van den Zande, ten behoeve daarvan, de 3 morgen, die zij te Zande bezaten.

            Ghegheven int jaer ons Heren dertienhondert ende tine sente Jans misse tot Middesomer.

            a. Oorspr. ( Inv. no. 105.2 ). Met de geschonden zegels van den proost en het convent in groene was.

            b. Afschr. in Inv. no. 5 , fol. XXXIIII.

            Zie regest no. 2.

        • 133 1453 November 2

          De provisor en deken van Delfflandia doet uitspraak in een geschil tusschen heer Johannes Jacobus' zoon, priester, en Arnoldus Theodericus' zoon over een rente van 20 groot Hollandsch 's jaars, gaande uit zeker huis in de stad tsGravensande, waarbij hij beslist, dat de eigenaars van dat huis de rente moeten betalen aan heer Johannes, ten bate van de kapelanie in het gasthuis aldaar.

          Datum anno Domini millesimo quadringentesimo tercio die ut supra (in consistorio nostro feria quinta post omnium Sanctorum hora causarum in ecclesia Sancti Ypoliti martiris in Delff).

          a. Oorspr. ( Inv. no. 106 ). Het dienst zegel verloren.

          b. Afschr. in Inv. no. 5 , fol. CXXXVI verso.

          reg. no. 133