Vergeet me nietje: de natuur in het archief

22 oktober 2025

Het is half oktober en de maand van de geschiedenis is in volle gang. Dit jaar is het thema ‘Natuurlijk’; een goede reden om aandacht te besteden aan ‘de natuur’ in de archieven. Dat lijkt een tegenstelling. Bij een archief denken we meestal niet meteen aan echte bloemen en planten. Maar wie goed zoekt, kan deze in het Nationaal Archief wel degelijk vinden; tenminste de gedroogde varianten. 

Herbarium

In verschillende familiearchieven in het Nationaal Archief zijn herbaria te vinden. Een herbarium is een verzameling gedroogde planten, vastgehecht aan papier, die van oorsprong gebruikt wordt voor (wetenschappelijk) onderzoek. De Italiaanse botanicus Luca Ghini (1490-1556) wordt beschouwd als de uitvinder ervan. In een herbarium worden planten beschreven en geclassificeerd op soort. Daarbij maken de meeste botanisten gebruik van het classificatiesysteem van Carl Linnaeus (1707-1778). Zo ook Nicolaas Anslijn (1823-1882), van wie we een herbarium bewaren in het archief van J. van den Bosch (archiefnummer 2.21.028). Anslijn was als officier van gezondheid (legerarts) onder andere werkzaam in Suriname en op Curaçao. Zijn herbarium bestaat uit gedroogde planten, afkomstig van het eiland Curaçao. Dat juist Anslijn een herbarium heeft samengesteld is niet zo vreemd. Veel officieren van gezondheid hadden naast geneeskundige taken ook farmaceutische taken. Mogelijk dat Anslijn vanuit medisch oogpunt interesse had voor de planten die op Curaçao groeiden.

Dagboeken

In dagboeken kunnen we ook gedroogde bloemen en planten aantreffen. Een voorbeeld is het dagboek van Wilhelmina Johanna Laman Trip-Nolen (1884-1965) uit het archief van de familie Laman Trip (archiefnummer 2.21.270). Hierin vertelt ze over de tijd die ze als 18-jarige doorbracht aan de ‘Bel Air’ school voor jongedames in Brussel. De verhalen over school, klasgenootjes, uitjes en kerkbezoeken illustreert ze met foto’s, menukaartjes én met gedroogde bloemen en plantjes. Op Palmzondag plakt ze bijvoorbeeld een palmtakje in haar dagboek. Ze schrijft hierbij ‘(..) morgen ging ik met Mademoiselle en Elisabeth mee in de katholieke kerk. We kregen allemaal een palmtakje, ik plakte er een beetje van hiernaast.’ Op 22 maart 1903 versiert ze haar dagboek met een klavertje: ‘Dit klaverblaadje vond ik vanmiddag in ’t kleine tuintje’.

Souveniers

Bloemen werden ook meegenomen als souvenir. In het archief van de familie Gevers (archiefnummer 2.21.070) zit een herbarium van jonkvrouw Anna Cecilia van Haersma de Wit (1864-1930), dat ook als poëziealbum gebruikt is. In het album zitten droogbloemetjes uit verschillende landen. Ze zijn meegenomen als souvenir. Zo is er edelweiss uit Rigi Kaltbad (Zwitserland) en zijn er bloemetjes geplukt in Duitsland in 1877. Daarnaast zijn er bijdragen van vriendinnen die dienen als aandenken, zoals de keurig opgeplakte krans vergeet-me-nietjes van een zekere J.M.S. ‘Forget me not’ luidt het bijschrift.

Poeziëalbum

In negentiende-eeuwse archieven vinden we droogbloemen en -planten ook als versiering in poëziealbums. Een mooi voorbeeld is een poëziealbum uit de jaren 1876-1878 van de eerder genoemde Anna Cecilia van Haersma de Wit, dat zich ook bevindt in het archief van de familie Gevers. Het poëziealbum is een afgeleide van het album amicorum: een vriendenboek met handgeschreven teksten van vrienden en bekenden. Tot de 19e eeuw was het vooral een gebruik onder mannen. Vanaf de 19e eeuw waren het de dames van stand die poëziealbums bezaten en vulden. Vriendinnen en familieleden schreven in het album gedichtjes voor elkaar. De pagina’s werden meestal prachtig versierd met borduurwerkjes, tekeningen en dus ook met droogbloemen. 

Een bijdrage van Johanna Loos in het poëziealbum van Anna Cecilia, gedateerd 28 oktober 1877, luidt als volgt: 

‘k Heb een kransje samengevlochten, 

van de bloempjes aan de Vliet,

‘k Heb voor u het saamgevlochten,

’t Vraagt voor mij: “Vergeet mij niet”. 

Het gevlochten kransje ontbreekt natuurlijk niet. 

De natuur in het archief bekijken?