Heerlijkheden

Bent u op zoek naar (archief)informatie over heerlijkheden? Gebruik dan deze zoekhulp.

Alles uitklappen

Een heerlijkheid kunnen we het beste omschrijven als ‘een aantal rechten die van kracht waren binnen een nauwkeurig omschreven gebied’. Het belangrijkste onderdeel van dit complex aan rechten betrof de rechtsmacht, ook wel aangeduid als het ‘jurisdictierecht’. Strikt genomen was een heerlijkheid dus geen gebied, maar in de praktijk werd de term ook gebruikt om het territorium waarbinnen de rechten golden, aan te duiden.

In de middeleeuwen gingen de landsheren er steeds vaker toe over om hun goederen geheel of gedeeltelijk in leen te geven aan hun ondergeschikten (voor meer informatie bekijk de zoekhulp Leenregisters). Door op deze manier hun overheidsgezag uit handen te geven, probeerden de landsheren hun ondergeschikten aan zich te binden. De landsheer verplichtte zich als leenheer om een vrij man (de leenman, vazal) te beschermen en te onderhouden. De leenman, op zijn beurt, beloofde gehoorzaamheid en dienstbaarheid aan de leenheer.

Wanneer de landsheer (later: de Staten) de lage en middelbare jurisdictie in leen gaf, ontstond een zogenaamde ‘ambachtsheerlijkheid’. Wanneer hij ook de hoge rechtsmacht in leen uitgaf, spreken we van een ‘hoge heerlijkheid’ of ‘halsheerlijkheid’. Registratie van de lenen vond tijdens de grafelijke periode plaats in de registerkamer, vanaf de zestiende eeuw steeds vaker aangeduid als de leenkamer.

De belening met een heerlijkheid, het zogenaamde ‘verlei’, was een officieel moment. De leenman legde een eed af en diende de onkosten voor de administratie, de ‘hofrechten’, te betalen. Tenslotte was hij aan zijn heer een symbolisch geschenk verschuldigd, de zogenaamde ‘heergewaade’. Voorbeelden daarvan zijn een nieuw zwaard, een rode sperwer, een windhond of een paar konijnen, geschenken die overigens ook met een geldbedrag waren af te kopen. Dit alles werd vastgelegd in een leenakte, ook wel ‘verleibrief’ genoemd.

De rechtsmacht kende een onderverdeling in drie delen: de lage, de middelbare en de hoge jurisdictie:

  • onder de lage of dagelijkse jurisdictie vielen civiele zaken. Voorbeelden daarvan zijn de registratie van testamenten, huwelijkse voorwaarden en eigendomsoverdrachten van onroerend goed. Ook de benoeming van voogden over minderjarige wezen viel hieronder;
  • misdrijven waar lage boetes op stonden en het recht om wetten en reglementen op te stellen werden gerekend tot de middelbare jurisdictie;
  • de hoge of criminele rechtsmacht, tenslotte, omvatte de bevoegdheid om zware misdrijven met een geldboete of eventueel met de dood te mogen bestraffen.

In de heerlijkheid had een heer of vrouw dus het jurisdictierecht. Daarnaast beschikte hij of zij vaak nog over tal van andere heerlijke rechten, de zogenaamde ‘ambachtsgevolgen’. Voorbeelden daarvan zijn het recht om boeten te innen of het recht om functionarissen aan te stellen. Bekend zijn ook het jachtrecht, tolrecht, veerrecht, visrecht en windrecht. Veel heren of vrouwen beschikten over het patronaatsrecht, de bevoegdheid om een pastoor of predikant van een in de heerlijkheid gelegen kerk aan te wijzen, voor te dragen of de keuze daarvan goed te keuren.

Met de komst van de Bataafse Republiek in 1795 werden heerlijkheden en heerlijke rechten afgeschaft. Enkele jaren later, in 1814, werden de eigenaars van heerlijkheden gedeeltelijk hersteld in hun rechten. Uiteindelijk werden, met de grondwetsherziening van 1848, de heerlijke rechten definitief afgeschaft.

Heerlijkheden in Holland waren lange tijd vooral in handen van de adel. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werden steeds meer heerlijkheden aangekocht door steden, die op die manier hun invloedssfeer op het omringende platteland wilden uitbreiden. Maar het waren vooral de stedelijke regenten die behoorden tot de belangrijkste kopers van heerlijkheden. Voor velen was een heerlijkheid een belangrijk statussymbool. Niet voor niets voegden sommigen de naam van het gebied toe aan hun geslachtsnaam. Een goed voorbeeld daarvan is de familie Van Aerssen, waarvan de verschillende takken aan de hand van hun heerlijkheden waren te onderscheiden: Van Aerssen van Hoogerheide/Voshol, Van Aerssen van Sommelsdijk en Van Aerssen van Wernhout.

Veel heren en vrouwen waren zeer betrokken bij hun heerlijkheid. Sommigen droegen bij aan de bouw of het herstel van de kerk, anderen ondersteunden de armen. Zij, of hun kinderen, trouwden in de plaatselijke kerk of werden er begraven.

  • stukken over de uitgifte van de heerlijkheid en rechten verbonden aan de heerlijkheid. Te denken valt aan leenaktes, reglementen op het veer of stukken over de vervulling van een predikantsplaats
  • stukken van en over bezitters (heren en vrouwen) van heerlijkheden. Hierbij valt te denken aan financiële bescheiden rond de aankoop of het beheer van de heerlijkheid, of brieven over zaken die de heerlijkheid aangaan
  • stukken over in de heerlijkheden gelegen dorpen en polders
  • het Nationaal Archief heeft een groot aantal heerlijkheidsarchieven. Voor een volledig overzicht (per plaats) van alle heerlijkheidsarchieven in Holland, waaronder de archieven in het Nationaal Archief, zie: Yvonne Bos-Rops, Herman Oost en Rombert Stapel, ‘Archievenoverzicht van heerlijkheden en legenda bij de kaart van het Graafschap Holland (1795)’ in: Frans Willem Lantink en Jaap Temminck (red.), Heerlijkheden in Holland (Hilversum 2017) 117-152, bibliotheek Nationaal Archief 500 E 41. Bij dit overzicht hoort een kaart met alle heerlijkheden in Holland.
  • in familiearchieven is vaak veel informatie te vinden over heerlijkheden en hun bezitters. Deze archieven zijn, onder de desbetreffende plaatsnaam, opgenomen in: Bos-Rops, Oost en Stapel, ‘Archievenoverzicht'.
  • informatie over heerlijkheden in bezit van de Oranjes is met name te vinden in het archief van de Nassause Domeinraad tot 1580, archiefinventaris 1.08.01 en het archief van de Nassause Domeinraad vanaf 1581, archiefinventaris 1.08.11.

In de Staatsregeling 1798, art. 25, werden alle oude rechten, afkomstig uit het leenstelsel of het leenrecht, voor altijd vervallen verklaard ‘als strijdig met der Burgeren gelijkheid en vrijheid’. Oude rechthebbenden kregen nog wel de mogelijkheid om een rekest (verzoekschrift) in te dienen tot schadeloosstelling. Deze rekesten bevinden zich in het archief Wetgevende Colleges 1796-1810, archiefinventaris 2.01.01.01, inv. nr. 390-441.
In de rekesten, opgesteld door een advocaat, zijn verzoeken om geldelijke vergoeding voor het verlies van heerlijke rechten en tienden (een belasting van een tiende deel over landopbrengsten) te vinden. Vaak met meegezonden afschriften van eigendomsbewijzen als bijlage.
Op deze rekesten is een index gemaakt. Deze index bevat: de naam van de persoon, gemeente of instelling waar het rekest betrekking op heeft; de naam van plaats en de provincie; het toegangsnummer, inventarisnummer en volgnummer van het rekest. Soms (wanneer het rekest betrekking heeft op een belastingonderwerp) is de aard van de belasting toegevoegd.

Veel heerlijkheidsarchieven zijn zeer onvolledig of verspreid geraakt over de archieven van de verschillende eigenaren. Wie onderzoek doet naar een bepaalde heerlijkheid, doet er daarom goed aan te kijken of er ook informatie beschikbaar is in familiearchieven van de bezitters van de heerlijkheden. Ook archieven van de in de heerlijkheden gelegen dorpen bevatten met regelmaat materiaal dat de heerlijkheid aangaat.

 

Heerlijkheden kwamen veelvuldig voor in Gelderland, Utrecht, Zeeland en Staats-Brabant. In Drenthe, Groningen en Overijssel waren ze veel uitzonderlijker, terwijl ze in Friesland geheel afwezig waren. Informatie over heerlijkheden is dan ook te vinden in archieven verspreid over heel Nederland. Voor de provincies Holland en Noord-Brabant bestaat een compleet overzicht van alle heerlijkheidsarchieven. Zie:

  • Holland: Yvonne Bos-Rops, Herman Oost en Rombert Stapel, ‘Archievenoverzicht van heerlijkheden en legenda bij de kaart van het Graafschap Holland (1795)’ in: Frans Willem Lantink en Jaap Temminck (red.), Heerlijkheden in Holland (Hilversum 2017) 117-152, bibliotheek Nationaal Archief 500 E 41;
  • Noord-Brabant: W.A. van Ham, J.G.M. Sanders en J. Vriens (red.), Noord-Brabant tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden, 1572-1795. Een institutionele handleiding (’s-Hertogenbosch en Hilversum 1996), hfst. 3, bibliotheek Nationaal Archief 158 F 32.
  • Arjan Nobel, ‘Heerlijkheden in Holland. Een historiografische en historische verkenning’ in: Frans Willem Lantink en Jaap Temminck (red.), Heerlijkheden in Holland (Hilversum 2017) 15-52, bibliotheek Nationaal Archief 500 E 41. Met uitvoerige bibliografische verwijzingen, ook voor andere gewesten en de Zuidelijke Nederlanden (noot 26 en 27).