Zie voor de verhouding van de in de volgende nrs genoemde geslachten tot van Schinne stamboom 2.
Betreft:
Judith van Schinne,
Pieter van Schinne,
Jan van Schinne,
Isaac van Schinne,
Susanna van Schinne - geb. Vrolijk,
Isaac I van Schinne,
Catherina van Schinne - geb. Dammaert,
Isaac van Schinne,
Isaac II van Schinne,
Magdalena Adriana van Schinne - geb. Van Qualbergen,
Isaac III van Schinne,
Everdina van Schinne - geb. de Joode,
Cornelis Matheus van Schinne,
Isaac IV van Schinne,
Sara Anna van Schinne - geb. van Ruster,
Isaac V van Schinne,
Johanna Theodora van Schinne - geb. Mossel,
Jacoba Theodora de Gijselaar - geb. van Schinne,
Pieter Isaac van Schinne,
Rebecka van Quaalbergen.
Een katern bevat wapentekeningen en tevens genealogische aantekeningen van Hendrik Schenkenberg en Cornelis van Quaelbergen; het deel bevat achterin een genealogie van de nakomelingen van Jhr Gijsbert van Zoelen en Dirckje van der Leck, 17e eeuw.
Zie voor de onderlinge verwantschap stamboom 1.
Hij was opperkoopman der Oost-Indische Compagnie en opperhoofd in Japan.
Hij was achtereenvolgers koopman, raadfiscaal bij de Raad van Nederlands-Indië, voorzitter van deze Raad en president-schepen van Rotterdam.
Zie ook nrs 24, 25.
Zij was de moeder van Magdalena Adriana van Schinne - van Quaelbergen.
Hij was lid van de Raad van Nederlands-Indië en later schepen van Rotterdam.
Afkomstig van: Gouverneur-Generaal G. W. van Imhoff, 1748 ---en P. Wentholt, 1747 - 1748,
Hij werd in 1746 advocaat bij het Hof van Holland, Raad van Stadhouder Willlem IV, Prinses douarière Anna en Willem V en in 1767 baljuw van Voshol.
Afkomstig van:
A. de Back, Utrecht, 1751 - 1776,
J. de Back, Utrecht, 1751,
J. Collot d'Escury, den Haag, 1760,
D. Diesbach, Parijs, 1774,
L. W. von Drebber, Breda, 1754,
S. C. von Drebber-Versluys, Breda, 1757,
F. R. Frisching, Frankrijk, z.d.,
E. H. Mingard - van Schinne, Lausanne, 1762 - 1773,
A. Patras en M. A. van Schinne, Wijekel, 1750 - 1762,
I. III van Schinne, Rotterdam, 1742 - 1744,
J. van Schinne - de Mey, Rotterdam, 1766 - 1744,
A. M. C. Versluys, Breda, 1754,
C. Z. Versluys, Hulst, 1754,
M. C. Versluys, Breda, 1767, en
een onbekende, Rotterdam, 1757,
Van het overlijden van:
A. Abeleven, Amsterdam, 1752;
E. A. van Beaumont, Leiden, 1759;
G. Beurs, Amsterdam, 1762;
Mr. A. Boddens Ezn, Amsterdam, 1751;
Mr. A. A. du Bois, Rotterdam, 1776;
A. H. Bondt-van der Sluys, Rotterdam, 1777;
A. C. Chasteleyn- de Bye, Leiden, 1752;
Mr. N. Dassonville, Vere, 1762;
Mr. L. J. Dibbets, Amsterdam, 1764;
I. W. von Drebber, Princenhage, 1782;
F. van Gheyn-van den Bergh, Amsterdam, 1766;
A. E. van Groenewegen- Chasteleyn, Delft, 1773;
C. Groeninx van Zoelen, Rotterdam, 1754;
N. A. Groeninx van Zoelen-Koordthey, St. Maartensdonk, 1761;
T. M. van Heek-Groenhout, Rotterdam, 1764;
F. Helbereghts, Vlissingen, 1775;
Mr. A van Helsdingen, Amsterdam, 1758;
A. M. van Helsdingen-Ruymveld, Amsterdam, 1757;
J. ?. Hofstede-Visch, Rotterdam, 1774;
D. Hoppenaar-Veltenburgh, Amsterdam, 1759;
?. de Jonge, Middelburg, 1766;
J. Koning, Rotterdam, 1758;
A. N. Larcher van Keenenburg-van Raesfelt, Zaltbommel, 1769;
S. I. Larcher van Keenenburg-van Schinne, Keenenburg, 1755;
Ds. J. ?eyendecker, Bemmel, 1755;
M. S. van Nierop-le Petit, Rotterdam, 1771;
J. B. de Peyrouvan Loon, Amsterdam, 1765;
J. F. du Pire, Amsterdam, 1752;
G. A. Schenkenberg, Rotterdam, 1771;
J. D. Schenkenberg, Rotterdam, 1758;
G. Schepers-Visch, Rotterdam, 1766;
Ds. T. Sibelius, Gouda, 1771;
C. A. Sichenberg-Spruytenburg, Amsterdam, 1773;
A. C. E. van Sloterdijk, Leeuwarden, 1774;
F. J. B. van Sloterdijk, Leeuwarden, 1763;
W. A. van Sloterdijk, Leeuwarden, 1763;
E.Spruytenburg-Hinte, Amsterdam, 1770;
A. Vermeer, Utrecht, 1762;
C. J. Versluys, Hulst, 1762;
D. Versluys, Dwingelo, 1768;
R. M. E. Versluys-van Schinne, Hulst, 1755;
A. M. A. Vreeland, Utrecht, 1777;
G. J. Vreeland, Utrecht, 1753;
C. D. de Vriese, Groningen, 1762;
L. E. de Vriese, Groningen, 1774;
A. A. A. de Wit Haganaeus-Parvé, Haarlem, 1769;
A. J. van Zuylen van Nyevelt-Timmers, Rotterdam, 1775;
J. J. van Zuylen van Nyevelt-Timmers, Rotterdam, 1957.
Afkomstig van:
C. van Gennep a / b. 's lands schip "Tromp", 1782,
W. L. van Hardenberg a / b. "Tromp", 1782
A. Krayenstein a / b. "Tromp", 1782,
E. H. Mingard-van Schinne, Zwitserland, 1781 - 1785,
J. Patras, den Haag, 1779,
A. J. van Schinne, onderweg naar Indië, Makassar, 1782 - 1792,
C. van Schinne, Zwitserland, 1773 - 1775,
I. IV van Schinne, den Haag, 1778,
Isaac van Schinne verkreeg in 1767 het ambt van baljuw van Voshol van de Staten van Holland, na het overlijden van Cornelis van Aerssen. Deze laatste werd als heer van Voshol opgevolgd door zijn zoon Albrecht Nicolaas van Aerssen.
Zie ook nr 48.
In dit deel ook opgaven van huishoudelijke aard door Isaac V van Schinne en Johanna Theodora Mossel, 1805 - 1839. Voorin het deel ligt een kwitantie van J Guckenbiel, juwelier, 1758.
Hij was baljuw van Voshol (1779 - 1795),baljuw, schout, secretaris en ontvanger der verpondingen te Rijnburg (1785 - 1795),vroedschap van Rotterdam (1788 - 1795),hoogheemraad van Schieland (1804 - 1831),officier van de jacht in het 7e district van Holland (1807 - 1810),maire van den Haag (1811 - 1813),lid van de Ridderschap on de Staten van Holland (1816 - 1831).
Afkomstig van:
W. Brouwer, Zwamzerdam, 1798, 1799,
A. van Byland-van der Duyn, z.d.,
A. J. van der Duyn, Breda, 1785,
L. Gerling, Haarlem, 1826, 1 st.
D. Gevers Reynoot, 1829, 1 st.
G Haagen, den Haag, 1816, 2 st.
W. R. van Heeckeren, Utrecht, 1821,
Chr. Higgins, Amsterdam, 1814,
P. A. 't Hoen, den Haag, 1794,
F. van der Hoop, den Haag, 1779,
K. van Hogendorp, den Haag, 1814,
F. van Maanen, 1820,
E. H. Mingard-van Schinne, Lausanne, 1806 - 1811 + bijlagen;
J. H. Mollerus, 1808, 1827,
T. J. Prins, Rotterdam, 1823,
W. F. Roëll, 1806,
A. van Schinne, Princenhage, Lymington, 1793, 1801,
A. J. van Schinne, Nederlands-Indië, 1789 - 1831,
C. van Schinne, 1799,
?.I. van Schinne 1810, 1812,
P. Snellen, Rotterdam, 1809,
H. van Stralen, 1807, 1814,
A. van Twist, den Haag, 1794,
G. Volkert, Deventer, 1813,
G. de Vriese, Groningen, 1796,
Z. M. Koning Willem I, 1814, 1815,
H. van Rijn, den Haag, 1821,
B. G. van Zuylen, 1809, 1 st. en een onbekende, 1814,
J. Mossel, 1796,
Van het overlijden van:
A. van Beeftingh, Rotterdam, 1829;
J. Graafland Pzn, Amsterdam, 1821;
F. van Herzeele, de Bilt, 1817.
Afkomstig van:
Th. Brantsen, Soestdijk, 1834,
A. H. Brantsen-Mossel, Amsterdam, 1831 - 1835,
J. F. N. Certon-Rigail, z.d.,
J. van Heeckeren, Utrecht, 1834 -1835,
S. van Heeckeren-Taets van Amerongen, Utrecht, 1834,
S. L. Janssens-Harten, 1833,
J. Mossel, Rotterdam, 1772, 1796,
S. Petit, Rotterdam, 1835,
I. van Schinne, den Haag, 1804,
Th. van Schinne, den Haag, 1804,
P. I. van Schinne, 1804,
W. F. J. van Schinne, 1804,
A. C. Snouckart van Schaumberg, den Haag, 1834,
S. van Stralen, z.d.
W. de With van Citters, z.d., en
onbekenden, z.d.
Afkomstig van:
J. van Amerongen van Renswoude;
A. Backer;
A. Backer jr.;
C Backer, de Zijp bij Arnhem;
J. Backer, Utrecht;
W. Backer, Amsterdam;
J. M. L. C. Backer-Brantsen;
Th. Brantsen, Hilvarenbeek;
Brantsen van de Zijp, Arnhem;
H. Collot d'Escury, Alkmaar;
R. Collot d'Escury;
Baronesse de Constant Rebecque-van Zijnden (namens Prinses Frederik);
van der Duyn, president Ridderschap van Holland;
Mevr. d'Estorf (namens de Koningin);
W. F. van Heeckeren, Utrecht;
J. Heuft, douairière Six, Baarn;
C. Hutscher, 's Graveland;
H. B. C. van Leyden van Pallandt, Warmond;
van Limburg Stirum (namens de Prins van Oranje);
P. C. J. van Nierop;
J. H. Minouts, Maastricht;
Baronesse Nagell-Rengers (namens Prinses van Oranje);
S. Petit, Rotterdam;
F. Rendorp, Amsterdam;
Ds. T. G. Schomaker, de Zijpe;
A. Taets van Amerongen, Utrecht;
C. R. Vaillant, Amsterdam;
M. C. Vaillant, Amsterdam;
Versteeg, secretaris van Schieland.
Van het overlijden van:
J. C. Collot d'Escury van Heinenoord-Rees, Leiden, 1832;
H. C. Taets van Amerongen van Renswoude, Renswoude, 1834;
A. J. Witsen Elias-Sloet van Hogendorp, Zutphen, 1833.
Zie ook nr. 36
Isaac V van Schinne woonde met zijn gezin te Rotterdam aan de Houttuinen en het Haringvliet tot 1795, te Vianen op het huis Buitenzorg tot 1798, weer te Rotterdam aan het Haringvliet tot 1802, vervolgens afwisselend te 's Gravenhage aan het Voorhout en te Wassenaar op de buitenplaats Groot Haesebroek.
Isaac V van Schinne was een van de geïnteresseerden.
Voor het droogmaken van de plassen in de polders Zetienhoven en de Oudendijk onder Overschie, werd in 1786 octroy verleend door de Staten van Holland aan een aantal participanten, o. w. Jacob Mossel jr. Uit diens nalatenschap verwerf Isaac V van Schinne landerijen in deze polder. Als zaakwaarnemer trad op A. Munro, beëdigd landmeter van Scieland te Rotterdam.
Uit de nalatenschap van Martha Mossel- van Herzeele verkreeg Isaac V van Schinne in 1799 een stal en koetshuis te Rotterdam.
In 1777 verkreeg Jacob Mossel jr een aantal landerijen in de polder van Spijkenisse, welke goederen na zijn dood overgingen op Isaac V van Schinne.
Het landgoed Groot Haesebroek onder Wassenaar en Zuidwijk kwam aan Isaac V van Shinne uit de nalatenschap van Jacob Mossel jr. In 1806 kocht Isaac van Schinne nog stukken land aan op de veiling van het landgoed Persijn en in 1826 de hofstede Wildrust.
De landerijen in de Eendrachtspolder onder Zevenhuizen verwierf Isaac V van Schinne uit de nalatenschap van Jacob Mossel jr.
Isaac V van Schinne werd in 1779 als opvolger van zijn vader door de Staten van Holland benoemd tot baljuw van Voshol en bekleedde dit ambt tot de omwenteling van 1795. Tot de heerlijkheid Voshol behoorden de dorpen Zwammerdam, Ter Aar, Langeraar, Kortenaar en Reewijk.
Isaac V van Schinne werd in deze functies door Ridderschap van Holland benoemd in 1785 en behield ze tot de omwenteling van 1795. Tot het ambacht Rijnsburg behoorde het dorp Boskoop.
De verkopingen vonden plaats ten laste of ten verzoeke van:
J. van Alphen-Vangst, 1788;
Armmeesteren der Roomsgezinde armen, 1792;
N. van Beek en C. van Egmond, echtelieden, 1782;
H. van Beek-Verkade, 1789,
G. J. Bogaards, 1785,
G. Dedel, 1783,
A. van Ginhoven, 1791 - 1792,
G. G. Herkenhoek-Camper, 1788,
M. Klinkenberg, 1792,
C. van der Mey, 1793,
G. van der Mey, 1791,
D. van der Quaak,1785,
A. van Rhijn, 1785,
E Swaan-Nagtegaal, 1789.
Isaac V van Schinne was lid van de vroedschap in zijn woonplaats Rotterdam van 1788 tot 1795, toen hij uit het ambt ontzet werd ten gevolge van de omwenteling.
Isaac V van Schinne werd in 1804 door het departementaal bestuur van Holland aangesteld tot hoogheemraad van Schieland en behield deze functie tot zijn Overlijden in 1831.
Afkomstig van:
C. van Cattenbroek, den Haag, 1830,
A. van Gennep, Amsterdam, 1729,
A. van der Heim, Rotterdam, z.d.,
O. van Heinenoord, Amsterdam, 1830,
J. M. van Mees, Rotterdam, 1829,
H. Schepman, den Haag, 1809,
A. Versteeg, loco-secretaris van Schieland, 1831,
Het betreft:
verkiezing van hoogheemraden 1800;
ampliatie van de keur van 1770 op het malen van de watermolens in Schieland;
aanbesteding van aarden bermen achter Schielands hoge zeedijk, 1825;
bestekken en conditiën van aanbestedongen van het afdammen van de Schutsluis "het Spuy" te Rotterdam, z.d.;
van het bouwen van een houten schutverlaat te Overschie, z.d.
In 1807 werd Isaac V van Schinne in deze functie benoemd. Met de opheffing van het departement van de jacht in 1810 verviel het ambt. Tot het 7e district van het departement Maasland behoorde Rotterdam en deszelfs rechtsgebied, en het baljuwschap Schieland met de stad Schiedam.
Afkomstig van:
A. W. Beelaerts, Rotterdam (land onder Kralingen);
P. Kleiweg, Hillegersberg, namens de graaf van Spangen, Brussel (zwaandrift bij huis te Spangen);
2 st.;
B. van Lockhorst, Rotterdam (duiventil op Woudenstein onder Kralingen, land onder Kralingen en elders, Zwaandrift in heerlijkheid Veenhuizen bij Eekhuizen);
Dr. D. P. Scheltema (land onder Bleiswijk);
F. van Vollenhoven, Rotterdam;
(land onder Bleiswijk);
A. Voorendonk, te Rotterdam (land onder Sciebroek);
secretaris van Zevenhuizen (namens vele ingezetenen voor land aldaar).
Geëndosseerd door J. Ploeg.
Isaac V van Schinne werd in 1808 benoemd tot lid van de vroedschap van den Haag en in 1811 maire van deze stad, elke functie hij bekleedde tot het herstel van de onafhankelijkheid in 1813.
Afkomstig van of gericht aan:
Dedel, in tendant van de goederen van de Kroon in Holland, 1811;
M. van der Goes, Parijs, 1813;
hertog van Plaisance, prins-aartstresaurier van Holland, Amsterdam, 1812, 1813;
baron de Stassart, prefect van het departement van de monden van de Maas, (sie ook nr 152).
Hierby 3 brieven aan Isaac van Schinne van baron de Stassart, prefect van het departement van de monden van de Maas.
Hierbij staten van de bureau-onkosten over 1811 - 1813, en kwitanties van door Isaac van Schinne in zijn kwaliteit van maire van den Haag uitbetaalde tractementen aande secretarieambtenaren
A. C. van Daal,
G. D. Haartlein,
P. van der Hoop,
P. T. de Mazure,
J. H. Oosthoek,
J. J. Scheps,
R Schott,
C. Steffen,
J. G. Tromp,
Vrijdag,
J. J. van Weemen.
Zie ook nr 152.
Sinds 1816 lid van de Ridderschap van Holland, werd Isaac V van Schinne in 1823 wegens deze ridderschap gekozen tot plaatsvervangend lid van de Staten van Holland. Deze verkiezing werd op formele gronden niet geldig bevonden, doch in 1825 volgde opnieuw zijn verkiezing tot plaatsvervangend lid en in 1829 tot lid van de Staten van Holland.
De hieronder opgenomen brieven zijn ten dele mede gericht aan Everdina Anna en Magdalena Antoinette van Schinne, die met Catharina van Schinne samenwoonden.
Afkomstig van:
D. Ballas-Smit, Oosterhout, 1775,
L. E. Beaujon, den Haag, 1771,
C. van Borselen, 1773,
C. van Buren, Zwitserland, 1773,
P. W. L. van Byland, 1777,
F. E. A. van der Capellen, 1780 -1782,
E. Connod-Mingard, Zwitserland, 1809 - 1818,
C. Estorff, 1812,
J. M. de Goltz-de Perponcherf, z.d.,
F. E. A. van Goltstein- van der Capellen, 1782,
F. Gonin, Londen, 1777,
M. E. Hallingius, Breda, 1777,
C. Hartsinck, 1803,
Legras-Mingard, 1782,
E. H. Mingard- van Schinne, Zwitserland, 1772 - 1784,
M. van Muiden, 1824,
S. Petit, Rotterdam, 1813,
P. Quant, den Haag, 1816,
C. van Ruster- van den Bergh, den Haag, 1773,
I. IV van Schinne, den Haag, 1773,
J. Th van Schinne-Mossel, 1791 - 1814 en z.d.,
M. A. van Schinne, 1776 - 1779,
P. I. van Schinne, 1809,
S. A. van Schinne- van Ruster, Rotterdam en den Haag, 1771 - 1787,
?. Stevens, Dyon, 1773,
A. E. de With, 1778.
en onbekenden,
Niet raadpleegbaar
In dit contract (zie de inleiding) werd deelgenomen door C. van Ruster-van den Bergh ten behoeve van haar kleinkinderen.
Zie ook nr 157.
Afkomstig van:
A.A.C. van Heusden, Leiderdorp, 1824 - 1826,
Louise, 1802,
A. van Schinne, Engeland, 1801 - 1805,
Zie ook nr 157.
In enkele cahiers is ook door Catharina van Schinne geschreven.
Hij was ontvanger te Makassar.
Hij was kapitein van de Hollandse garde te voet, luitenant-kolonel in staatse dienst, vervolgens kolonel in Engelse dienst.
Afkomstig van:
C. Bentick, Berlijn, 1805,
F. A. van Goltz, 1802,
E. M.L. O'Connor, Cork, 1803,
C. Nollie, Engeland, 1803,
Mrs Hulstein, Lymington, 1802,
de Erfprins van Oranje, Granienstein, 1802,
H. S. Roche, Lymington, 1802 - 1807,
A. J. van Schinne, Makassar, 1805,
M. Woodyear, Lymington, 1803 en
een onbekende, 1803, 1805
Afkomstig van:
A. Barchon, Elten, 1805 - 1806,
R. T. van Kruissen, Loenen a / d Vecht, Amsterdam, 1807 - 1814 + minuut van antwoord;
J. G. Otterhein, Elten, 1805