Terug naar zoekresultaten

2.10.62 Inventaris van het archief van de Marine en Leger Inlichtingendienst, de Netherlands Forces Intelligence Service en de Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederlands-Indië

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.10.62
Inventaris van het archief van de Marine en Leger Inlichtingendienst, de Netherlands Forces Intelligence Service en de Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederlands-Indië

Auteur

P.L. Groen

Versie

16-11-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2001 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Netherland Forces Intelligence Service [NEFIS] en Centrale Militaire Inlichtingendienst [CMI] in Nederlands-Indië
NEFIS en CMI

Periodisering

archiefvorming: 1942-1949
oudste stuk - jongste stuk: 1942-1960

Archiefbloknummer

K1

Omvang

7342 inventarisnummer(s); 75,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, heten het.
Nederlands
Engels
Indonesisch

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften, kaarten.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Netherland Forces Intelligence Service (NEFIS) Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederlands-Indië (CMI)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Dit archief biedt inzicht in het spionage- en inlichtingenwezen van de Nederlandse krijgsmacht en overheid in Nederlands-Indië ten tijde van de Japanse bezetting en de periode 1945 tot 1949.
Van de oorlogsperiode in het Verre Oosten is materiaal aanwezig over de organisatie en reorganisatie van de Nefis en CMI, verslagen van krijgsverrichtingen, militaire intelligence, interrogatie van krijgsgevangenen, en materiaal m.b.t. "party's" uitgezonden naar bezet gebied. Daarnaast ook verslagen van de Nederlandse Liaison Officieren bij de verschillende geallieerde militaire- en inlichtingendiensten, dag- en weekrapporten van Nefisagenten en -bureaus, topografische informatie, en stukken over de organisatie van een intelligence- en security-organisatie in Nederlands-Indië bij herstel van het Nederlands gezag.
Het archief bevat veel stukken en verslagen met een politieke, militaire en of economische strekking. Ook is er specieker informatie zoals namenlijsten van personeel, of bijv. het "Handbook of Netherlands East Indies for Air Intelligence Officers", pamfletten, bekendmakingen, een B Paspoort van Soekarno, stukken over de moord op de Loerah van Glindak, verslagen van verhoren, een "Constitution of the Union of Soviet Socialist Republics", stukken afkomstig uit Republikeins gebied, of lidmaatschapsbewijzen van Republikeinse politieke partijen en verzetsbewegingen.
De meerderheid van stukken is gerelateerd aan de na-oorlogse-periode in Nederlands-Indië en Indonesië, waaronder een sectie buitgemaakte stukken met o.a. materiaal afkomstig van de Republikeinse regering en verschillende delegaties.
Het archief bevat ook een veelheid aan correspondentie van bijvoorbeeld, Generaal Spoor, de Militaire Olie Rehabilitatie Dienst (MORD), luitenant-kolonel Haverkamp, vice admiraal Helfrich, Mohammed Hatta, en correspondentie aangaande R.P.P. Westerling.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1 richting australië
Na de onvoorwaardelijke capitulatie van Nederlands-Indië op 9 maart 1942 kon slechts een gering aantal Nederlandse burgers en militairen Australië, dat vooralsnog geen doelwit was van het Japanse leger, bereiken. De hele archipel werd binnen korte tijd door de Japanners van de buitenwereld afgesloten. Door directe Japanse controle over de havens en de overheersing van het luchtruim door de Japanners was het vrijwel onmogelijk vanuit Nederlands-Indië te ontkomen naar door de geallieerden beheerst gebied. Slechts rond de 1500 Nederlanders (inclusief vrouwen en kinderen) wisten voor de capitulatie Australië te bereiken. ( zie voor samenstelling van die groep: De Jong, 11c, 9-12 ) Dat een selecte groep van hooggeplaatste burgers en militairen, waaronder de luitenant gouverneur- generaal H.J. van Mook, de gouverneur van Oost-Java Ch.O. van der Plas, de kapitein van de generale staf S.H. Spoor en A.H.J. Lovink, hoofd van de Dienst Oost-Aziatische Zaken, vlak vóór de capitulatie naar Australië kon vertrekken, vond zijn oorzaak in een telegram van 20 februari 1942 van minister-president P.S. Gerbrandy te Londen aan Van Starkenborgh, waarbij de laatste de opdracht kreeg: "... eenige personen die buitenlands noodig [zijn] voor aanstonds voor te bereiden organisatie in Indië die ons van zaken gang Indië na vijandige bezetting op de hoogte houdt door geheime zenders, spionnage enz." te groeperen en naar Australië over te brengen. ( RGP 188, 334; telegram van 20 februari 1942 van Gerbrandy aan Van Starkenborgh. ) Van Starkenborgh zelf bleef in Nederlands-Indië achter en zou, net als alle andere Nederlanders, worden geïnterneerd. Dat de Nederlandse strijdkrachten, althans dat deel dat naar Australië en Ceylon was ontkomen, geen grote bijdrage in het geheel van de oorlogvoering tegen Japan zou kunnen leveren, was van meet af aan duidelijk. Inzet van materieel en personeel vanuit Europa was, zolang de oorlog daar voort duurde, niet te verwachten. Het enige wat men kon doen was het aanbieden van diensten aan de geallieerden en voorbereidingen treffen voor een terugkeer naar de kolonie die men in allerijl had moeten verlaten. Er was echter één voor de oorlogvoering noodzakelijk component dat alleen door de Nederlanders in Australië en Ceylon geleverd kon worden: informatie omtrent Nederlands-Indië. Die informatie kon onmogelijk rechtstreeks uit Nederlands-Indië worden betrokken. Wel zijn in februari en maart 1942 enkele pogingen ondernomen op Java een inlichtingen-organisatie op te bouwen die berichten naar Australië moest seinen, maar deze pogingen kwamen veel te laat en konden op technisch gebied niet voldoende worden ondersteund; voor geheel Nederlands-Indië waren slechts drie zenders beschikbaar. ( De Jong, 11a, 2e helft, 1053-1057 )
2 geallieerde inlichtingendiensten
De chaotische situatie die in maart en april 1942 in Australië heerste - er waren nog geen operatiegebieden ('wartheatres') vastgesteld en de benoeming van MacArthur tot opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten in Australië zou pas plaats vinden op 18 april - was ook merkbaar op het terrein van de militaire inlichtingendiensten. Alle in Australië verzamelde strijdkrachten, naast de Australiërs ook de Amerikanen en de Engelsen (de Nederlanders waren gezien hun geringe aantal een te verwaarlozen factor), hadden een aparte inlichtingendienst voor leger, marine en luchtmacht. Al deze verschillende diensten werkten voor een groot gedeelte langs elkaar heen. ( J.J. Nortier, Acties in de archipel. De intelligence operaties van Nefis-III in de pacific oorlog, Franeker 1985, p. 47 (Nortier, 47). ) De eerste taak van het G2-SWPA, het stafbureau Inlichtingen van de South-West Pacific Area, het inmiddels vastgestelde operatiegebied van MacArthur ( Nederlands-Indië was met de samenstelling van de geallieerde operatiegebieden verdeeld tussen het Engelse operatiegebied, waartoe Sumatra behoorde, en het Amerikaans/Australisch operatiegebied waar overig Nederlands-Indië onder viel. In 1945, vlak vóór de Japanse capitulatie, zou geheel Nederlands-Indië in het Engelse operatiegebied vallen. ) , was het coördineren van de activiteiten van de verschillende inlichtingendiensten. ( Nortier, 47 ) Als uitvoerende organisatie werd op 26 april 1942 het Interallied Services Department (ISD) in het leven geroepen. Aan het hoofd daarvan werd de Britse luitenant-kolonel G. Egerton Mott gesteld. ( Invnr. 336 ) Het ISD diende een organisatie te worden die sabotage activiteiten in bezet gebied op touw moest zetten. Als operatiegebied voor het ISD werd Nederlands-Indië, Brits Nieuw-Guinea met omliggende eilanden en Portugees Timor vastgesteld. Omdat Nederlands-Indië gelegen was in het operatiegebied van het ISD werden twee Nederlanders, Ltz I J.J. Quéré en kapitein ir J. Jansen aan het ISD toegevoegd. Samen vormden zij de Netherlands East-Indies Section (NEI-sectie) van het ISD. ( Nortier, 47 ) In mei 1942 werd de sectie versterkt met personeel van de Nederlandse strijdkrachten, leden van de veldpolitie en burgers. ( Invnr. 336 ) MacArthur wenste echter een verdere integratie van de inlichtingendiensten en voelde er niets voor het ISD, dat sterk werd gedomineerd door Engelse officieren, min of meer zelfstandig te laten opereren. Op 6 juli 1942 richtte hij het Allied Intelligence Bureau (AIB) op; het ISD werd hier een onderdeel van.
Het AIB was als uitvoerende organisatie gesteld onder de supervisie van GHQ-G2 en had de coördinatie van de geallieerde inlichtingenwerkzaamheden als taak.
De Nederlandse vice-admiraal C.E.L. Helfrich, opperbevelhebber van de resterende Nederlandse strijdkrachten in Australië en Ceylon met de titel Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten (BSO), was niet echt gelukkig met deze constructie, maar moest die uiteraard wel accepteren. ( C.E.L. Helfrich, Memoires, deel 2, Glorie en tragedie, Amsterdam 1950, p. 107 (Helfrich, 107) ) De aparte dienst onder GHQ-G2 was nodig om de Australiërs voldoende invloed te geven in de leiding over de inlichtingendiensten, omdat GHQ-G2 al onder Amerikaanse leiding (generaal C.A. Willoughby) was geplaatst. Het AIB stond onder leiding van de Australische kolonel C.G. Roberts en bestond uit vier secties. Sectie A (het oude ISD) was belast met sabotage activiteiten ('special operations'), sectie B met het uitzenden van spionnen, sectie C met het verzamelen van militaire intelligence (onder andere door middel van het ondervragen van Japanse krijgsgevangenen) en sectie D diende de subversieve propaganda te verzorgen. ( Nortier, 45; ook De Jong, 11c, 159-160 ) De laatstgenoemde afdeling zou snel uit de AIB-organisatie verdwijnen omdat MacArthur dit meer een civiele dan een militaire taak achtte. ( De Jong 11c, 160 ) De Nederlandse inbreng in het AIB bleef niet beperkt tot de NEI-sectie van sectie A. Quéré werd namelijk ook benoemd tot hoofd van de NEI-sectie van sectie C. Daarnaast waren de Nederlandse strijdkrachten vertegenwoordigd door middel van een 'liaison-officier' bij het stafbureau van het AIB, samen met vertegenwoordigers van de geallieerde land-, zee- en luchtstrijdkrachten. De NEI-sectie van sectie A zou geen deel uitmaken van de op te richten Nederlandse militaire inlichtingendienst; reden waarom de ontwikkeling van deze sectie hier niet verder is beschreven. In het voorjaar van 1943 zou de NEI-sectie bij de Nefis worden gevoegd.
3 de nederlandse inlichtingendienst
In verband met te ondernemen pogingen tot herovering van Nederlands-Indië zouden de geallieerden in eerste instantie veel informatie over de archipel nodig hebben. Het vergaren van actuele inlichtingen en het opzetten van sabotage-acties was weliswaar aan de geallieerde instellingen ISD en later AIB opgedragen, deze activiteiten konden in geen enkel door de Japanners bezet gebied worden uitgevoerd indien niet werd beschikt over gedetailleerde informatie inzake de betreffende area. Voor het uitzetten van sabotage-groepen of het aan land zetten ('inbrengen') van spionnen waren gedetailleerde kaarten en was informatie over samenstelling van bevolking, over werking van het plaatselijke bestuur en dergelijke onontbeerlijk. Deze informatie kon slechts worden verkregen door gebruik te maken van instellingen en personen die of over een goede terreinkennis beschikten of deskundig waren op het gebied van bestuursorganisatie en lokale bevolking. Die specialistische kennis met betrekking tot Nederlands-Indië was vrijwel het enige 'wapen' dat de Nederlandse civiele en militaire autoriteiten in dit stadium van de oorlog in stelling konden brengen.
In Australië waren in het voorjaar van 1942 slechts twee Nederlanders aanwezig die ervaring hadden met inlichtingenwerk. A.H.J. Lovink was degene die op de meeste ervaring kon bogen. Hij was tot februari 1942 hoofd van de Dienst Oost-Aziatische Zaken (DOAZ) te Batavia en behoorde tot de uitverkorenen die vóór de capitulatie van het KNIL uit Nederlands-Indië mochten vertrekken, onder andere vanwege zijn grote kennis van de Japanse verbindingen en de organisatie van de Japanse inlichtingen-diensten.
De DOAZ was in 1932 ontstaan door samenvoeging van de tijdens de Eerste Wereldoorlog opgerichte dienst voor Chinese Zaken en de sinds 1922 werkzame Dienst voor Japanse Zaken ( R.D. Haslach, Nishi no kaze, hare. Nederlandsch-Indische inlichtingendienst contra agressor Japan, Weesp 1985, p. 39-40 (Haslach, 39-40) ) en uitsluitend gericht op inlichtingenwerk. Veel aandacht werd besteed aan het decoderen van Japanse codeberichten. De andere in Australië aanwezige Nederlander die enige ervaring had met inlichtingen-werkzaamheden was kapitein-luitenant ter zee G.B. Salm. Niet dat hij voor het uitbreken van de oorlog enig operatief aandeel had gehad binnen een inlichtingendienst, maar hij beschikte in Australië over goede contacten met de Australische inlichtingendiensten. In februari 1941 was Salm door vice-admiraal C.E.L. Helfrich naar Melbourne gestuurd als 'liaison'-officier; niet alleen voor marine-aangelegenheden, maar omdat hij de enige Nederlandse officier ter plaatse was, ook voor land- en luchtmachtaangelegenheden. ( Nortier, 45-46 )
Salm kreeg van schout-bij-nacht F.W. Coster de opdracht een inlichtingendienst te formeren. Bij de opbouw hiervan kon hij gebruik maken van personeel van de Koninklijke Marine en van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. De dienst werd gevestigd te Melbourne, onder andere omdat daar de staven van de Australische krijgsmachtonderdelen waren gevestigd en Salm te Melbourne gebruik kon maken van diensten van Australische en Britse militairen.
De medewerkers van de Nefis (zoals de inlichtingenorganisatie al snel werd genoemd; de officiële naam was tot april 1943 "Marine en Leger Inlichtingendienst") moesten zich tot ver in 1943 afzijdig houden van het 'actieve' inlichtingenwerk, dat wil zeggen het zelfstandig vergaren van inlichtingen uit bezet gebied. Het actieve inlichtingenwerk werd, zoals eerder vermeld, ondergebracht bij het Allied Intelligence Bureau.
Het zou nog een jaar duren voordat de 'actieve' of 'hot'-intelligence met betrekking tot Nederlands-Indië bij de Nefis ondergebracht zou worden. De Nefis diende zich vooralsnog aan de instructie van de Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten (OBSO), F.W. Coster te houden. ( Invnr. 1 ) Consequentie van die instructie was dat de Nefis zich concentreerde op het verzamelen van inlichtingen omtrent Nederlands-Indië en de activiteiten van de Japanners aldaar. Naast deze taak werd de Nefis tevens belast met de beveiliging van de Nederlandse strijdkrachten in Australië. Dit hield onder meer in dat de Nefis optrad als brief- en perscensor. De overige taken waren het onderhouden van contacten met de overige geallieerde inlichtingendiensten, deelnemen aan werkzaamheden van de Interallied Geographical Section en het verzorgen van de propaganda onder het personeel van de Nederlandse strijdkrachten in Australië en de delen van Nieuw-Guinea die nog niet in Japanse handen waren gevallen.
3.1 de organisatie
Organisatorisch gevolg van de instructie van Coster was dat de Nefis werd onderverdeeld in drie afdelingen. Op het eerste organisatieschema, daterend van waarschijnlijk juni of juli 1942, ( Invnr. 1 ) zijn de afdelingen Security, met als hoofd luitenant ter zee I Douw van der Krap en het Intergeallieerd bureau voor locale gegevens N.E.I. section van majoor generale staf S.H. Spoor vermeld. Als stafafdeling staat het Secretariaat onder leiding van kapitein G.L. Reinderhoff aangegeven. Een later schema (september 1942) ( Invnr. 2 ) vermeld als naam voor de afdeling van Spoor Intergeallieerde Geografische Afdeling. Op datzelfde organisatieschema staat Spoor als plaatsvervangend hoofd van de Nefis aangegeven. In schema: Embedded Image
Afdeling i
Prioriteit werd gelegd bij de werkzaamheden van de Geografische Afdeling: het verzamelen van zoveel mogelijk gegevens betreffende Nederlands-Indië, het bewerken van die gegevens en vervolgens de resultaten ter beschikking stellen aan de Nederlandse en geallieerde strijdkrachten, inclusief het AIB.
De informatiebronnen hiervoor waren bibliotheken en documentatie. Tevens werden zo veel mogelijk rapporten en verslagen van militairen die betrokken waren bij de gevechtshandelingen met de Japanners verzameld. ( idem, 351-418; De Jong, 11c, 249-250 ) Een andere belangrijke bron waren de in Australië woonachtige en naar Australië geëvacueerde personen afkomstig uit Nederlands-Indië. Zij konden een schat van gedetailleerde informatie leveren over gebieden, steden en eilanden waar zij oorspronkelijk vandaan kwamen. ( Invnr. 43-58 ) In de loop van de jaren zouden meer dan duizend personen in Australië die ook maar over enige kennis met betrekking tot Nederlands-Indië beschikten worden verhoord.
Overige activiteiten van deze afdeling waren het aanleggen van een kaarten- en fotoarchief dat werd aangevuld met gegevens die voortkwamen uit de verhoren.
Eind april 1943 maakten de hierboven beschreven taken nog steeds deel uit van het takenpakket, maar waren inmiddels ondergebracht bij sub-afdelingen. ( Invnr. 8 ) Er waren acht kantoren of sub-secties, die onder leiding stonden van het hoofd "General Intelligence", of, een nieuwe benaming van de afdeling, Nefis-I:
  • I-1 operational intelligence
  • I-2 interrogation
  • I-3 geografische intelligence
  • I-4 intelligence summaries
  • I-5 topgraphical registry and information
  • I-6 photo interpretation
  • I-7 press-review
  • I-8 research and library
In oktober werden de werkzaamheden van de sectie I-4 ondergebracht bij sectie I-1, terwijl de foto-interpretatie tot de taken van sectie I-5 ging behoren. In januari 1944 werd sectie I-1: Operational Intelligence, die voornamelijk de militaire aangelegenheden behandelde, afgesplitst van de afdeling General Intelligence. ( Invnr. 515 ) Alhoewel de formalisering hiervan pas in augustus 1944 geschiedde (Operational Intelligence werd toen een aparte sectie, namelijk sectie IV: Militaire Intelligence) valt aan te nemen dat vanaf januari 1944 Nefis feitelijk met vier afdelingen opereerde. In de organisatie van Nefis-I zou tot de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 geen verandering meer komen.
Afdeling ii
De Nefis diende als inlichtingenorganisatie niet alleen te zorgen voor informatie die bij kon dragen aan offensieve activiteiten van de geallieerden, maar had tevens een defensieve opdracht gekregen: zorgdragen voor de interne veiligheid van de Nederlandse strijdkrachten in Australië. Dat betekende in de praktijk het controleren van de strijdkrachten op mogelijke 'lekken' en onbetrouwbare elementen.
De controle op de veiligheid werd gedeeltelijk uitgevoerd door de Nefis als censor te laten optreden. Directeur Nefis was door Helfrich als hoofdcensor van de in Australië aanwezige strijdkrachten aangesteld ( Invnr. 221 ) en diende in die functie richtlijnen uit te vaardigen met betrekking tot censurering van brieven van militairen en de wijze waarop deze verstuurd dienden te worden. Dit gold voor zowel particuliere als dienstcorrespondentie. Een tweede controlerend middel was het zogenaamde "betrouwbaarheidsonderzoek". Alle militairen en burgers die op de een of andere wijze in aanraking konden komen met militaire geheimen werden hieraan onderworpen. Bij deze op het individu gerichte onderzoeken werd getracht na te gaan hoe de betrokkenen zich binnen en buiten dienstverband gedroegen, waarbij vooral werd gelet op uitlatingen in het openbaar en de contacten die in Australië werden onderhouden. Ook een onderzoek naar de politieke antecedenten maakte deel uit van de procedure. ( Invnr. 232-235 ) Met de herovering van delen van Nieuw-Guinea werd het werkterrein van Nefis-II uitgebreid met het verrichten van onderzoek buiten Australië. Voor deze onderzoeken werd aan de ondervragingssectie van Nefis-I een officier van Nefis-II toegevoegd. ( ibidem ) Door Nefis-II werd in het kader van de handhaving van de veiligheid in Australië uitgebreid onderzoek verricht naar de Indonesische bevolkingsgroep en rapporteerde zij regelmatig aan de Nederlandse civiele autoriteiten inzake de Indonesische gemeenschap in Australië. ( Invnr. 229 ) Ook de registratie van Indonesiërs in Australië werd door Nefis-II bijgehouden. Een andere door haar verzorgde registratie was die van krijgsgevangenen- en burgerinterneringskampen in Nederlands-Indië en kampen buiten Nederlands-Indië waar Nederlanders en/of Indonesiërs waren gesignaleerd. ( Invnr. 244-291 ) Dezelfde bronnen die zorgden voor de opbouw van het hierboven genoemde registratie-systeem leverden de bouwstenen voor nog een registratie; die van namen en gegevens met betrekking tot personen in bezet Nederlands-Indië. Bij herbezetting van grondgebied zou het immers van groot belang zijn te weten wie wel en wie niet sympathiek stond tegenover de geallieerden. ( Invnr. 2 ) .
3.2 reorganisatie
Begin 1943 was MacArthur niet onder de indruk van het inlichtingenwerk met betrekking tot Nederlands-Indië; alle inlichtingenoperaties die tot dan toe op touw waren gezet waren falikante mislukkingen geworden. Pogingen om 'parties' aan land te zetten waren of mislukt of men ontving geen berichten van de afgezette groepen. ( De Jong, 191 ) In januari 1943 heeft Van der Plas een onderhoud met MacArthur die dan op bezoek is in Australië. Hij zegde Van der Plas alle steun en medewerking toe bij de reorganisatie van de inlichtingendienst voor Nederlands-Indië. De activiteiten met betrekking tot Nederlands- Indië zouden voortaan geheel door de Nederlanders moeten worden bestierd, dus los van het A.I.B. ( ARA/Coll. v.d. Plas, B8; De Jong, 11c, 197 ) Dit betekende dat de Nederlandse tak van Sectie A van het AIB werd ondergebracht bij de Nefis. De naam van de nieuwe afdeling werd Nefis-III. Met de inlijving van de sectie van Quéré in de organisatie van de Nederlandse inlichtingendienst in Australië op 1 april 1943 werd de Nefis officieel opgericht (tot dan toe was de officiële naam Marine en Leger Inlichtingendienst, maar al vanaf juni 1942 was de naam Nefis in zwang).
De interne organisatie van de Nefis per 1 april 1943 zag er schematisch aldus uit:
Embedded Image
De taken en werkzaamheden van Nefis-I en II ondergingen na april 1943 geen wezenlijke veranderingen.
De instelling van Nefis-III, de nieuwe loot aan de stam, betekende dat de Nefis rechtstreeks betrokken zou raken bij de geallieerde oorlogvoering. Veel meer dan bij het bedrijven van de General intelligence en Security diende met de wensen van het geallieerde opperbevel rekening te worden gehouden.
De Directeur Nefis stond onder rechtstreeks gezag van de Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten (BSO), Helfrich, ( Invnr. 515 ) en indien deze niet in Australië verbleef (wat veelal het geval was) onder de OBSO, maar instructies over te ondernemen activiteiten ontving van het Bureau Intelligence van MacArthur's Algemeen Hoofdkwartier (G.H.Q.-G2). De ontvangen instructies diende hij te coördineren met de bevelen van de BSO/OBSO en de wensen van de Indische Commissie. Contacten met het AIB werden in stand gehouden door een verbindings-officier van de Nefis bij GHQ-G2. ( zie inventarisnummers 7294-7300 )
Nieuwe wijzigingen in de organisatie en bevelsverhoudingen werden in 1944 ingevoerd na het uitvechten van diverse controverses waardoor Salm vertrok als Directeur Nefis en in die functie werd opgevolgd door Spoor.
De wijzigingen in de organisatie en de bevelsverhoudingen werden door Helfrich vastgelegd in een wijziging van de instructie voor de Directeur Nefis van 9 januari 1944. ( Invnr. 515 ) Uit een praktisch oogpunt werd de Nefis rechtstreeks onder de OBSO gesteld; Helfrich zelf was immers weinig in Australië en de communicatie met Ceylon was voor het leiden van een dienst 'op afstand' niet geschikt.
De Nefis werd verplicht advies in te winnen bij Van der Plas inzake politieke aangelegenheden of voorziene contacten met de Indonesische bevolking.
Nefis-I wordt opgedeeld in een afdeling die de geografische gegevens en een afdeling die de 'operational intelligence' gegevens verzorgt. Pas in juni 1944 zou een verdere uitwerking volgen en de splitsing worden geformaliseerd. ( Invnr. 515 ) Een formele wijziging in de organisatie werd door Spoor in juni 1944 ( Invnr. 2 ) aan de OBSO Van Oyen voorgelegd. Als redenen voor de reorganisatie voert Spoor aan de steeds toenemende werkdruk, de herovering van Nederlands-Indisch grondgebied en de daaraan gepaard gaande vraag naar meer en gedetailleerder informatie en noodzakelijke efficiëntere en meer gespecialiseerde inrichting van de werkzaamheden.
Zowel de aanleiding tot de reorganisatie als de aangedragen oplossing voor de gesignaleerde problemen verschillen niet wezenlijk van eerdere reorganisaties.
Te veel onderwerpen worden door één kantoor behandelt en door onvoldoende specialisatie wordt vaak dubbel werk verricht. In de nieuwe opzet wordt het aantal secties verdubbeld van drie naar zes:
Embedded Image
De reorganisatie laat na afloop een nieuw beeld zien van de Nefis.
Sectie II en III blijven in vrijwel ongewijzigde vorm bestaan.
Bij Sectie I vindt een accentverschuiving van de werkzaamheden plaats; meer aandacht voor opleiding, instructie en 'briefing' van personeel belast met de counter-intelligence bij de NICA-detachementen die in bevrijd gebied optreden.
Sectie III wordt 'ontlast' van haar administratieve taken: archief, personeelszaken en transportaangelegenheden worden voortaan door de Algemene Dienst verzorgd, zodat concentratie op de kern van de toegewezen taak kan plaatsvinden. Tevens krijgt de sectie de beschikking over een eigen materialendepot, zodat niet telkens een beroep op het AIB behoeft te worden gedaan.
De sub-sectie 'Operational Intelligence' (Sectie I-1) wordt als aparte sectie IV in de organisatie geplaatst en krijgt de beter passende naam Military Intelligence. De taak blijft ongewijzigd.
Een geheel nieuwe sectie is de Sectie V: Civil Affairs Intelligence met als taken:
  1. verzamelen en coördineren van alle gegevens die belangrijk zijn voor de herovering van Nederlands-Indië en die niet van geografisch of militair- technische aard zijn.
  2. geven van voorlichting over sub 1 aan Nederlandse en geallieerde instanties.
De nieuw geformeerde Sectie VI: Technische Photo Sectie (TPS) tenslotte had haar bestaan feitelijk te danken aan de verhuizing van de Nefis van Melbourne naar Brisbane. In Melbourne kon nog gebruik worden gemaakt van de 'Film and Photo Unit' van de Netherlands Indies Government Information Service (NIGIS), maar in Brisbane niet. De organisatie zou tot aan de verhuizing van Australië naar Batavia na de Japanse capitulatie niet meer veranderen. Vóór die verhuizing vond nog wel een reorganisatie plaats. Die reorganisatie anticipeerde op de veranderde taakstelling van de Nefis, waarin geen plaats meer was voor special intelligence en special operations. Het organisatieschema ziet er najaar 1945 als volgt uit: ( Aan de sectie II-3 Oorlogsmisdaden werd in januari 1946 toegevoegd het Bureau tot opsporing van Oorlogsmisdadigers, dat in het najaar van 1945 was ingesteld. )
Embedded Image
In het oorspronkelijke schema ontbreken de afdelingen VII en IX. Er van uitgaande dat zij wel bestaan hebben zijn ze wel in dit schema opgenomen, maar in het archief zelf ontbreekt elke aanwijzing wat de taak van deze afdelingen geweest zou kunnen zijn.
Naast de Nefis zouden in Nederlands-Indië aparte inlichtingendiensten bestaan van het KNIL en de Marine.
Naast de organisatie van het Hoofdkantoor bevatte de Nefis-organisatie (en later ook de CMI) na de verhjuizing naar Batavia ook een groot aantal Buitenkantoren. Het grootste deel van het operationele inlichtingenwerk werd door deze kantoren en de onder hen ressorterende Buitenposten verricht. Dat operationele werk bestond uit het ondervragen van personen, het vergaren van inlichtingen omtrent de ontwikkelingen in de regio waar het kantoor gevestigd was door middel van het opbouwen en in stand houden van een inlichtingen-netwerk en het volgen van de media. Daarnaast stond een Buitenkantoor in voortdurend contact met de civiele en militaire autoriteiten in de regio.
In 1948 wordt het gehele inlichtingenbouwwerk in Nederlands-Indië gereorganiseerd. De reorganisatie had te maken met een verminderde beschikbaarstelling van personeel aan de Nefis door de verschillende departementenvan algemeen bestuur in verband met de slechte rechtspositie van Nefis-personeel, maar ook met het versnipperde aanbod van intelligence-materiaal. Want hoewel Nefis altijd al gebruik maakte van de inlichtingen die door de diverse legereenheden werden verzameld, had de dienst nooit enige zeggenschap over de te velde opererende inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Met de reorganisatie die in september 1948 van kracht werd zou dat wel het geval zijn. In de opmaat naar de reaoganisatie werd dit beschreven als "grotere centralisatie in de leiding en uitvoering, waarmee nauw is verbonden een doelmatig gebruik van de beschikbare middelen". ( inventarisnummer 499 ) Tevens zou de nieuwe dienst nauw samen moeten gaan werken met de niet-militaire inlichtingendiensten van de deelstaten van de toekomstige Verenigde Staten van Indonesië. De Nefis werd met die reorganisatie vervangen door de Centrale Militaire Inlichtingendienst (CMI) die onder het bevel kwam te staan van het Directoraat Militaire Inlichtingen, gevormd door de Commandant der Zeemacht en de Legercommandant.
De nieuwe organisatievorm, die tot aan de soevereiniteitsoverdracht en dus tot en met de liquidatie van de Centrale Militaire Inlichtingendienst stand zou houden, was als volgt:
Embedded Image
Overzicht van Buitenkantoren en buitenposten
Buitenkantoren met Buitenposten
AMBOINA KISSAR
TERNATE
BANDJERMASIN SAMARINDA
TARAKAN
KETAPANG
KADANGAN
BALIKPAPAN
BANDOENG TJIAMIS
TJIANDJOER
KAWALI
POERWAKARTA
GAROET
KARANGMONDJOL
CHERIBON
INDRAMAJOE
SOEKABOEMI
TJIKAMPEK
TJIMAHI
TASIKMALAJA
BATAVIA BEKASI
DEPOK
DENPASSER NEGARA
KEDIRI
MATARAM
PENEBEL
KARANGASEM
KLOENGKOENG
TENGGADIN
TEGALLINGA
KINTAMANI
KETJONG
MANGWI
SINGARADJA
BOELELENG
ANTOSARI
BATOERITI
TABANAN
BANGLI
BANJOEWANGI
BADOENG
SERIRIT
GIANJAR
PLAGA
AMPENAN
DJEMBRANA
SELAT
SELONG
HOLLANDIA MOROTAI
MERAUKE
IFAR
FAK-FAK
MAKASSAR PARE-PARE
MAROS
TARNAT
MOENA
PALOPPO
TANABOENG
KALOKA
GOWA
BONE
BONTHAIN
KENDARI
MANDAR
LOEWOE
MEDAN BERASTAGI
KABAN DJAHE
TARATOENG
SIBOLGA
PADANG SIBOLGA
LOEBOEK ALOENG
PALEMBANG DJAMBI
BENGKOELEN
PANG KALPINANG MUNTOK
SOENGEILIAT
TOBOAL
TANDJOENGPANDAN
PONTIANAK KETAPANG
SEMARANG PEKALONGAN
TEGAL
MAGELANG
AMBARAWA
SALATIGA
GOMBONG
POERWOKERTO
DEMAK
BOEMIAJOE
POERWODADI
SINGAPORE RIOUW
TANDJOENGPINANG
SOERABAIA TANGGOEL
MALANG
BONDOWOSO
DJEMBER
BODJONEGORO
BLITAR
BANJOEWANGI
BATOE
KEDIRI
KETJONG
PROBOLINGO
SIDOARDJO
POERWOKERTO
PAMEKASSAN
LOEMADJANG
MODJOKERTO
SOEMENEP
Buitenposten met Buitenkantoren
AMBARAWA SEMARANG
AMPENAN DENPASSER
ANTOSARI DENPASSER
BADOENG DENPASSER
BALIKPAPAN BANDJERMASIN
BANGLI DENPASSER
BANJOEWANGI DENPASSER
BANJOEWANGI SOERABAIA
BATOE SOERABAIA
BATOERITI DENPASSER
BEKASI BATAVIA
BENGKOELEN PALEMBANG
BERASTAGI MEDAN
BLITAR SOERABAIA
BODJONEGORO SOERABAIA
BOELELENG DENPASSER
BOEMIAJOE SEMARANG
BONDOWOSO SOERABAIA
BONE MAKASSAR
BONTHAIN MAKASSAR
CHERIBON BANDOENG
DEMAK SEMARANG
DEPOK BATAVIA
DJAMBI PALEMBANG
DJEMBER SOERABAIA
DJEMBRANA DENPASSER
FAK-FAK HOLLANDIA
GAROET BANDOENG
GIANJAR DENPASSER
GOMBONG SEMARANG
GOWA MAKASSAR
IFAR HOLLANDIA
INDRAMAJOE BANDOENG
KABAN DJAHE MEDAN
KADANGAN BANDJERMASIN
KALOKA MAKASSAR
KARANGASEM DENPASSER
KARANGMONDJOL BANDOENG
KAWALI BANDOENG
KEDIRI SOERABAIA
KEDIRI DENPASSER
KENDARI MAKASSAR
KETAPANG PONTIANAK
KETAPANG BANDJERMASIN
KETJONG SOERABAIA
KETJONG DENPASSER
KINTAMANI DENPASSER
KISSAR AMBOINA
KLOENGKOENG DENPASSER
LOEBOEK ALOENG PADANG
LOEMADJANG SOERABAIA
LOEWOE MAKASSAR
MAGELANG SEMARANG
MALANG SOERABAIA
MANDAR MAKASSAR
MANGWI DENPASSER
MAROS MAKASSAR
MATARAM DENPASSER
MERAUKE HOLLANDIA
MODJOKERTO SOERABAIA
MOENA MAKASSAR
MOROTAI HOLLANDIA
MUNTOK PANG KALPINANG
NEGARA DENPASSER
PALOPPO MAKASSAR
PAMEKASSAN SOERABAIA
PARE-PARE MAKASSAR
PEKALONGAN SEMARANG
PENEBEL DENPASSER
PLAGA DENPASSER
POERWAKARTA BANDOENG
POERWODADI SEMARANG
POERWOKERTO SOERABAIA
POERWOKERTO SEMARANG
PROBOLINGO SOERABAIA
RIOUW SINGAPORE
SALATIGA SEMARANG
SAMARINDA BANDJERMASIN
SELAT DENPASSER
SELONG DENPASSER
SERIRIT DENPASSER
SIBOLGA PADANG
SIBOLGA MEDAN
SIDOARDJO SOERABAIA
SINGARADJA DENPASSER
SOEKABOEMI BANDOENG
SOEMENEP SOERABAIA
SOENGEILIAT PANGKALPINANG
TABANAN DENPASSER
TANABOENG MAKASSAR
TANDJOENGPANDAN PANGKALPINANG
TANDJOENGPINANG SINGAPORE
TANGGOEL SOERABAIA
TARAKAN BANDJERMASIN
TARATOENG MEDAN
TARNAT MAKASSAR
TASIKMALAJA BANDOENG
TEGAL SEMARANG
TEGALLINGA DENPASSER
TENGGADIN DENPASSER
TERNATE AMBOINA
TJIAMIS BANDOENG
TJIANDJOER BANDOENG
TJIKAMPEK BANDOENG
TJIMAHI BANDOENG
TOBOAL PANGKALPINANG
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het Nefis/CMI-archief is vóór de souvereiniteitsoverdracht van 27 december 1949 ingepakt en per boot naar Nederland getransporteerd, waar het werd opgeslagen bij het ministerie van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen. Daar werd in januari 1950 begonnen met het ontpakken van de kisten waarin het archief zat verpakt. In mei 1950 werd rapport opgemaakt met betrekking tot het ontpakken van het archief en de bestemming die aan de diverse delen werd gegeven. ( inventarisnummer 613 ) In dit rapport wordt als omvang van het archief aangegeven 130 kisten.
Dat het archief bij de eerste controle al niet compleet was blijkt wel uit de opmerking dat stukken met betrekking tot de liquidatie van de CMI niet werden aangetroffen.
Van het aanwezige materiaal werden de kaartenbakken en de personenfiles overgedragen aan de afdeling Security van MINUOR. Deze kaartenbakken en personenfiles werden met het opheffen van het ministerie van Zaken Overzee overgenomen door de Binnenlandse Veiligheidsdienst, die ze in 1986 weer overdroeg aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, zodat ze weer bij het Nefis-archief gevoegd konden worden. ( zie inventarisnummers 2482-2500 en 2515-2714 )
Het archief besloeg vóór een schifting uit 1953 echter nog 300 strekkende meter. Heel wat meer dan de 70 m' die aangetroffen werd bij het begin van deze inventarisatie. Wat er met de overige 20 m' is gebeurd is niet bekend. Onduidelijk blijft wanneer wat werd vernietigd of overgedragen aan andere instanties
De indruk bestaat dat het gedeelte "zeer geheim" volledig vernietigd is. De agenda's die volgens de opgave in 1953 nog aanwezig waren en daar uitsluitsel over hadden kunnen geven zijn in ieder geval niet meer aanwezig.
Het beheer van het archief is een verhaal apart. Hoewel het Nefis/CMI-archief als een defensie-archief moet worden beschouwd heeft het archief na de souvereiniteitsoverdracht nimmer bij dit ministerie berust. Na de verscheping naar Nederland werd het geplaatst bij het ministerie van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen en haar rechtopvolgers: ten laatste het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Via een aantal besluiten van de Ministerraad (1969,1975 en 1978) stond het Nefis/CMI-archief, dat met een aantal andere archieven bekend stond onder de naam SAOR-archieven (Statische Archieven Overzeese Rijksdelen), onder expliciete verantwoordelijkheid van de regering. Toen het ministerie van Binnenlandse Zaken in 1979 de wens uitsprak de SAOR-archieven af te willen stoten vond overleg plaats tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Algemene Zaken en Defensie en in een latere fase tevens het Algemeen Rijksarchief. In dat overleg werd besloten een deel van de archieven over te brengen naar het Algemeen Rijksarchief en de overige archieven te laten berusten bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (waaronder het Nefis/CMI-archief). De daadwerkelijke overdracht aan het ministerie van Buitenlandse Zaken van het Nefis/CMI-archief vond begin 1981 plaats. De overige SAOR-archieven zouden uiteindelijk niet bij het ministerie komen te berusten, maar door het ministerie van Binnenlandse Zaken rechtstreeks in beheer bij het Algemeen Rijksarchief worden gegeven. Na protesten van het ministerie van Buitenlandse Zaken en na veel geharrewar werden de SAOR-archieven formeel in beheer gegeven bij het Algemeen Rijksarchief terwijl de minister van Buitenlandse Zaken als zorgdrager optrad.
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
In een rapport van 20 maart 1953 wordt een korte inhoudsopgave van het Nefis/CMI-archief gegeven: ( BZ / code 1 / 153.0 Djakarta. Overdracht regeringsarchieven inzake Indonesië via MINUOR aan BuZa, o.a. archief Secretarie en Nederlandse Delegatie Commissie Goede Diensten, 1952-1954 )
  1. ca. 6000 documenten (zie inventarisnummers 3013-7112)
  2. stukken van het Kabinet van Nefis/CMI
  3. uit het archief gelichte files waarop een registratie werd gemaakt
  4. uit het archief gelichte files zonder registratie
  5. 180 m' archief inclusief agenda's
Selectie en vernietiging
Een rapport uit 1950 spreekt ook over vernietiging van het 'rapportenarchief': alle periodieke rapporten tot eind 1948 van de Territoriale onderdelen, bestuur, politie, enz. De motivatie daarvoor was dat de gegevens uit die rapporten verwerkt waren in de eigen Nefis-publicaties. Tevens wordt in dat stuk voorgesteld het 'volgnummer register' te vernietigen en de circulatiebundels van uitgaande stukken.
Met betrekking tot vernietiging en schifting van het archief biedt een rapport van het MINVOR uit 1955 enige duidelijkheid : ( BZ/code I / 3e blok / invnr. 42 )
"Zo kwamen er in januari 1950 155 kisten met het archief van de Centrale Militaire Inlichtingendienst (Netherlands Forces Intelligence Service) naar Nederland. Deze kisten werden ontpakt door 5 speciaal daarvoor tijdelijk bij dit Departement in dienst gestelde, gewezen C.M.I.-ambtenaren, die een deel van dit materiaal voor vernietiging voordroegen, terwijl de rest werd opgeslagen in het kelder-archief. Vervolgens werd de Beveiligings-ambtenaar van dit ministerie opgedragen een nadere schifting en sortering toe te passen, waardoor dit materiaal na een minutieus en tijdrovend onderzoek tot ongeveer 1/3 van de omvang werd gereduceerd; het beslaat thans nog ongeveer 90 strekkende meter in de archiefrekken."
De archieven van de Buitenkantoren zijn hoogstwaarschijnlijk nog vóór de souvereiniteitsoverdracht vernietigd in verband met de veiligheidsrisico's die transport van deze archieven met zich zou kunnen brengen. Waarschijnlijk zijn ze ter plekke vernietigd, maar processen-verbaal van vernietiging of andere verklaringen zijn niet aangetroffen.
Tijdens de inventarisatie zijn alleen dubbelen van rapporten en verslagen vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
Of de werkelijke organisatie van de Nefis in de periode tussen oktober 1945 en december 1949 ook werkelijk was zoals de orderning van dit archief naar het organisatie schema van najaar 1945/voorjaar 1946 aangeeft, valt met behulp van de in het Nefis-aanwezige stukken niet met zekerheid vast te stellen daar geen enkel besluit hieromtrent aanwezig is. De aantekeningen met betrekking tot de route die een stuk moest volgen binnen de organisatie maken het echter aannemelijk dat dit ook werkelijk de organisatie van de Nefis was. De - schaars aanwezige - interne stukken versterken die indruk alleen maar.
Een herstel van de oude orde van het archief bleek volstrekt onmogelijk te zijn; althans niet bevorderlijk voor de toegankelijkheid van het archief aangezien bij die ordening de oorspronkelijke toegangen aanwezig hadden moeten zijn.
Ook bleek er geen reden aanwezig te zijn een cesuur te stellen bij twee ontwikkelingen die van invloed hadden kunnen zijn op de ordening van het archief: de reorganisatie van september 1948, waarbij de naam van de Nefis veranderde in CMI had wel grote gevolgen voor de organisatie van de Buitendienst en de Buitenkantoren, maar niet voor de organisatie op het Hoofdkantoor te Batavia; de invoering van de UDC (Universele Decimale Classificatie) als ontsluitingsinstrument voor het archief per 1 januari 1949 bracht evenmin wezenlijke veranderingen met zich mee, want de indeling van de bestaande dossiers en 'files' veranderde hiermee niet, alleen de letter/cijferaanduidingen werden veranderd in UDC-notaties.
De 'onderwerpsindeling' is gebruikt daar waar het correspondentie betreft die oorspronkelijk volgens het bij de Nefis gangbare rubriekenstelsel werd geborgen. Aangezien dit ordeningsstelsel zodanig was verstoord dat herstel hiervan niet mogelijk bleek, en ook weinig zinvol zou zijn geweest omdat de originele toegangen niet meer aanwezig zijn, is gekozen voor een onderwerpsindeling, gebaseerd op de oorspronkelijk zeer ruime onderwerpsindeling van het rubriekenstelsel. (Bij eerdere pogingen tot inventarisatie van het Nefis/CMI-archief zijn de oorspronkelijke rubrieken volledig uit elkaar getrokken en zijn de agenda's, klappers en indices, die ongetwijfeld op het archief zijn gemaakt, vernietigd; wanneer deze vernietiging heeft plaatsgevonden is niet bekend). Dit 'correspondentiearchief' werd bijgehouden door de afdeling VI-1: Secretariaat.
De indeling van het archief van het secretariaat is gebaseerd op de hoofdindeling in rubrieken in de door de Nefis opgestelde 'Hoofdenlijst'. In deze hoofdenlijst worden de verschillende rubrieken gekenmerkt door een combinatie van twee letters en één cijfer. ( Voor de "Hoofdenlijst", zie inventarisnummer 605 ) Binnen de rubrieken geschiedde de ordening door middel van het verbaalstelsel. ( Lexicon van Nederlandse Archieftermen, 's-Gravenhage 1983, p. 15-16 ) Het overgrote deel van de stukken werd geborgen volgens de principes van het verbaalstelsel: de voorstukken bergen bij het laatst gevormde of ingekomen stuk.
In het Secretariaats-archief bevinden zich vooral ingekomen en minuten en doorslagen van uitgaande brieven. De rapporten en verslagen die met een zekere regelmaat binnenkwamen werden op een totaal andere wijze ingedeeld en geborgen. De indeling hiervan is een regionale. Elk eiland of groep eilanden en de archipel kreeg een letter (Sumatra: A, Java: B, Celebes: C etc.). Binnen deze regionale ordening werd een onderverdeling gemaakt naar de daar aanwezige Buitenkantoren en Buitenposten (BK Medan: A100). Het eerste cijfer werd gebruikt om de regio van het betreffende Buitenkantoor aan te geven, de laatste twee cijfers om de afzender van het rapport of verslag te identificeren. Over het algemeen kreeg een serie rapporten van een Buitenkantoor een eigen indeling en werd aan bijvoorbeeld de ontvangen rapporten en verslagen van de civiele instanties in het betreffende ressort tevens een eigen codering toegekend. Leidraad hierbij was duidelijk de kwantiteit van de ontvangen rapporten en verslagen. Ook andere in het ressort opererende militaire onderdelen kregen een 'eigen' codering, zodat meestal sprake is, per 'BK ressort' van drie series: één van het BK zelf, één van de civiele instantie en één van de militaire instanties. Aangezien ook op deze series elke oorspronkelijke toegang ontbreekt (en die zal gezien de aanduidingen op de stukken zeer zeker aanwezig zijn geweest) zijn deze drie 'basiscoderingen' niet tot grote series hersteld, maar gesplitst in kleinere series, waarbij blijvend onderscheid is gemaakt tussen militaire en civiele instanties.
Ordening van het archief
Als basis voor het indelingsschema van het tussen oktober 1945 en december 1949 gevormde archief is gekozen voor het organisatieschema van najaar 1945 / voorjaar 1946.
De indeling van het archief naar de organisatorische toestand van 1945/1946 kent twee soorten van indeling:
  1. onderwerpscriteria
  2. formele criteria

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Netherland Forces Intelligence Service [NEFIS] en Centrale Militaire Inlichtingendienst [CMI] in Nederlands-Indië, nummer toegang 2.10.62, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, NEFIS en CMI, 2.10.62, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Buitenkantoren met BuitenpostenBuitenposten met Buitenkantoren

Archiefbestanddelen