Archief
Titel
2.16.105 Inventaris van het archief van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, (1980) 1981-1996
Auteur
RDW Facilitair BedrijfVersie
19-05-2022
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
2006 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) Rijksdienst voor het Wegverkeer
Periodisering
archiefvorming: 1981-1996 oudste stuk - jongste stuk: 1980-2004
Archiefbloknummer
W14Omvang
1608 inventarisnummer(s) 51,22 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
EmmenArchiefvormers
Rijksdienst voor het WegverkeerSamenvatting van de inhoud van het archief
De Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) houdt zich bezig met het afgeven van kentekenbewijzen, de APK, de registratie Wettelijke Aansprakelijkheid Motorvoertuigen en rijbewijzen. Het archief bevat stukken over de organisatie, zoals vergaderstukken, verslagen van overleggen en jaarverslagen en stukken betreffende de verzelfstandiging en reorganisaties.
Ook bevat het archief stukken die verband houden met haar taakuitoefening, zoals over de wetgeving en organisatie van de Algemene Periodieke Keuring (APK), de verkeersveiligheid van en toelatingseisen voor het wegverkeer, de kentekenregistratie en nieuwe kentekenregistratie (NKR), de nieuwe Voertuigregistratie en Reglementering (NVR), stukken betreffende de afgifte en registratie van rijbewijzen en stukken over de registratie van snelle motorboten en pleziervaartuigen. In 2016 zijn de publicitaire jaarverslagen over 2000, 2001, 2002 en 2003, die destijds in website-vorm zijn uitgebracht, opgenomen in het e-Depot.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis van de Rijksdienst voor het Wegverkeer
Naar aanleiding van de toentertijd aanstaande inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet werd op 2 september 1949 door de minister van Verkeer en Waterstaat de Rijksdienst voor het Wegverkeer ingesteld. Deze dienst werd in eerste instantie onder de bevelen van de Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat geplaatst, maar functioneerde vanaf 9 februari 1951 als zelfstandige dienst. De dienst werd belast met de uitvoering van een tweetal taken ( Beschikking van de minister van Verkeer en Waterstaat van 2 september 1949, Stcrt. 173 ) :- het afgeven van kentekenbewijzen voor motorrijtuigen, gebaseerd op artikel 9 van de Wegenverkeerswet en het doen van keuringen die voor de afgifte van kentekenbewijzen noodzakelijk zijn;
- het afgeven of doen afgeven van keuringsbewijzen voor huurauto's (taxi's) en autobussen op basis van het Uitvoeringsbesluit autovervoer personen uit 1939.
Voor de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet op 1 januari 1951, was de afgifte van nummers voor motorrijtuigen (kentekens) provinciaal georganiseerd. Het keuren van autobussen en huurauto's werd uitgevoerd door de Technische Dienst van de Rijksverkeersinspectie.
Naast deze twee door de minister opgedragen taken vermeldde de instellingbeschikking ook een derde punt:
het uitvoeren van overige werkzaamheden met betrekking tot het wegverkeer, die de Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat aan de dienst opdraagt.
Met de groei van het wagenpark nam de omvang van de werkzaamheden van de Rijksdienst voor het Wegverkeer enorm toe. Deze groei werd nog versterkt omdat er meer registratie- en keuringstaken kwamen als gevolg van technologische veranderingen, internationale ontwikkelingen op het gebied van vervoer en handel en aangescherpte milieu- en veiligheidseisen ( Voor een meer uitgebreide geschiedenis van de RDW in de periode voor 1996 raadplege men het rapport De heilige koe geboekstaafd. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, 1951-1994 (PIVOT-rapport nr. 18, 's-Gravenhage 1994)en de archiefinventaris deel 1 van de RDW (1949-1980). ) . In 1988 werd door de minister van V&W een principebesluit genomen tot verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. De algemene strekking van het beleidsvoornemen was om de Rijksdienst voor het Wegverkeer in grote omvang te verzelfstandigen; bij het ministerie van V&W zouden alleen die taken blijven die onder volledige ministeriële verantwoordelijkheid uitgevoerd moeten worden.
Het in 1994 aangetreden kabinet Kok stelde in zijn regeerakkoord dat aan verzelfstandiging van de Rijksdienst opnieuw inhoud moest worden gegeven. Uitgangspunt daarbij was dat de rijksdienst de belangrijke beleidsfuncties vervult, terwijl de uitvoering van beleid wordt overgedragen aan andere overheden of aan zelfstandige bestuursorganen of te verzelfstandigen diensten. Verzelfstandiging moet leiden tot vergroting van de efficiency en de flexibiliteit van de uitvoerende diensten. Bovendien zou verzelfstandiging van diensten zoals de Rijksdienst voor het Wegverkeer leiden tot kleinere departementen. Deze zouden daarmee worden bevrijd van allerlei detailbeslommeringen en zich meer kunnen concentreren op hun kerntaken, wat volgens het kabinet Kok de kwaliteit van de centrale overheid op hoofdlijnen zou verbeteren. ( Memorie van Toelichting bij Wegenverkeerswet 1994, Stb. 1994/475. ) Op 1 juli 1996 werd de Rijksdienst voor het Wegverkeer verzelfstandigd tot een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).Het internationale beleid
In het Voertuigreglement staan alle eisen waaraan voertuigen dienen te voldoen, wanneer ze in Nederland toegelaten willen worden tot de weg. Deze eisen zijn grotendeels gebaseerd op richtlijnen van de EU en verdragsregels die lidstaten van de VN hebben ondertekend. Bij de totstandkoming van deze internationale regelgeving is de RDW, voor wat betreft technische eisen aan voertuigen en eisen waaraan testprocedures moeten voldoen, deelnemer aan de voorbereidende overleggen. De RDW draagt in het overleg het Nederlandse standpunt uit. Deze taak is een logisch uitvloeisel van de missie van de RDW: het bewaken van de veiligheids- en milieuaspecten van het Nederlandse wagenpark.
Daar waar de ministeriële verantwoordelijkheid een rol speelt geschiedt deelname in afstemming met het ministerie van V&W. Wanneer het onderwerpen betreft die op beleidsterreinen van andere ministeries liggen wordt namens de betreffende andere ministeries aan de overleggen deelgenomen. Wanneer het bijvoorbeeld een milieuaspect van voertuigen betreft worden besprekingen gevoerd namens het ministerie van VROM, indien deze niet ook zelf een afvaardiging laat deelnemen.
Het Nederlandse standpunt is verder gebaseerd op de inbreng van andere ministeries, belangenorganisaties, het bedrijfsleven (o.a. RAI, DAF, Scania, Philips), keuringsinstanties (o.a. TNO-automotive, KEMA) en wetenschappelijke instellingen (o.a. TU's,SWOV en TNO-TM).
Economic Commission for Europe
De Economic Commission for Europe (ECE) is een regionale commissie van de Verenigde Naties. De ECE vergadert in Genève. Het doel van de ECE is:
- het intensiveren van de economische betrekkingen van de Europese landen onderling en van Europese landen met andere staten
- het doen en sponsoren van onderzoekingen en studies naar economische en technologische problemen van en ontwikkelingen binnen de aangesloten landen
- het doen of sponsoren van de verzameling, evaluatie en verspreiding van economische, technologische en statistische informatie
De ECE heeft een Plenary Session die eens per jaar bijeen komt. Daarnaast is er een groot aantal comités met daaronder ressorterende Working Parties en Groups of Experts.
Voor het wegverkeer is het ITC (Inland Transport Committee) van belang. Onder deze ITC ressorteert de Group of experts on the construction of vehicles (aangeduid als Working Party 29, WP29). Binnen de WP29 is de "Agreement concerning the adoption of uniform conditions of approval and reciprocal recognition of approvals for motor vehicles, equipments and parts" tot stand gekomen (20 maart 1958, gereviseerd per 16 oktober 1995). Landen die deze overeenkomst ondertekenen verplichten zich wederzijds goedkeuringen te erkennen en voertuigen, voertuigonderdelen, etc. die volgens de ECE-reglementen zijn goedgekeurd, te accepteren. Ieder reglement vormt een aparte bijlage bij de overeenkomst en de aangesloten landen kunnen, op vrijwillige basis, tot ieder afzonderlijk reglement toetreden.
De voorstellen voor dergelijke reglementen worden besproken in werkgroepen van de WP29, de zogenaamde Groupes de rapporteurs. In deze werkgroepen, waarin namens Nederland de RDW participeert, worden de reglementen tekstklaar gemaakt. Naast de aangesloten landen zijn in de werkgroepen ook (organisaties van) fabrikanten van voertuigen en voertuigonderdelen, consumentenorganisaties en andere belangenverenigingen actief, evenals vertegenwoordigers van niet tot de ECE behorende overheden zoals uit Japan, de VS, Canada, Australië, Zuid-Afrika, etc. Dit toont de mondiale interesse voor harmonisatie van voertuigtechnische voorschriften.
De procedure die leidt tot het tot stand komen van een ECE-reglement verloopt ruwweg als volgt:
Door de werkgroepen worden concept-reglementen opgesteld. Deze worden doorgestuurd naar de WP29. De WP29 kan in de ontwerptekst nog wijzigingen aanbrengen. Nadat de WP29 zich akkoord verklaard heeft vindt uiteindelijke besluitvorming plaats in AC-1 (Administrative Committee nr. 1) waarin alle aangesloten landen hun stem kunnen uitbrengen. Na een positief resultaat van de stemming wordt het reglement of de wijziging(en) op een bestaand reglement naar het secretariaat-generaal in New York gestuurd door het secretariaat van de ECE-Transport Division. De Secretaris-generaal verwittigt de andere aangesloten landen en het reglement wordt dan als bijlage bij de "Agreement concerning the adoption of uniform conditions of approval and reciprocal recognition of approvals for motor vehicles, equipments and parts" opgenomen.
Europese Unie
De totstandkoming van Europese richtlijnen verloopt als volgt. De Europese Commissie of een lidstaat brengt een voorstel in voor discussie. In verschillende gremia wordt hierover beraadslaagd. Wanneer dit leidt tot een conceptvoorstel begint het besluitvormingsproces, dat op twee wijzen verloopt:
Nieuw onderwerp
Wanneer het conceptvoorstel een geheel nieuw onderwerp betreft wordt het naar de Europese Commissie (EC) gestuurd. De EC overlegt vervolgens met verschillende technici, waaronder afgevaardigden van de RDW, en met belangengroepen - vergelijkbaar met de werkgroepen van de WP29 in het ECE-besluitvormingsproces. Na dit overleg wordt door de EC een ontwerpbesluit geformuleerd. Dit ontwerpbesluit wordt naar de Raad van Ministers en naar het Europese Parlement (EP) gestuurd. De Raad van Ministers laat door een Raadswerkgroep, waarin ook de RDW participeert, een voorstel formuleren voor een eerste Gemeenschappelijk Standpunt.
Tegelijkertijd buigt het EP zich over het ontwerpbesluit en geeft zijn visie hierop aan de Raad van Ministers. De Raad vormt met deze visie een tweede Gemeenschappelijk Standpunt. Wanneer het EP hiermee instemt, leidt dit tot een besluit van de Raad van Ministers. Kan het EP niet instemmen met het tweede Gemeenschappelijk Standpunt dan volgt een verzoeningsprocedure, die na veel formeel en informeel overleg meestal alsnog leidt tot een besluit.
Wijziging van een bestaande richtlijn
Wanneer door een lidstaat een voorstel wordt gedaan tot wijziging van een bestaande richtlijn wordt hierover direct door de EC een besluit genomen, na de technici (waaronder afgevaardigden van de RDW) en belangengroepen gehoord te hebben. Het EP noch de Raad van Ministers spelen in deze besluitvorming een rol.
Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat de RDW in de besluitvorming op EU-niveau over eisen voor voertuigen en testprocedures op twee momenten een rol speelt: in het technische overleg met de EC en in de Raadswerkgroep die Gemeenschappelijke Standpunten voorbereid. Binnen de Europese Unie levert de RDW bijdragen aan de besluitvorming op de beleidsterreinen van drie Directoraten Generaal:
Het Directoraat Generaal Interne Markt (DG III)
Dit DG heeft als doel het wegnemen van technische belemmeringen voor de interne markt binnen de EU. Daaronder vallen ook met name technische belemmeringen voor de handel tussen lidstaten in voertuigen, zoals verschillen in eisen die op diverse nationale niveaus aan voertuigen worden gesteld. Op dit beleidsterrein opereert de RDW namens het ministerie van Economische Zaken.
Het Directoraat Generaal Transport (DG VII)
Hier opereert de RDW namens en/of met het ministerie van Verkeer & Waterstaat.
Het Directoraat Generaal Milieu (DG XI)
Dit DG bemoeit zich onder andere ook met de milieuaspecten van voertuigen. Hier opereert de RDW namens en/of met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordeningen & Milieu. De RDW speelde een belangrijke, actieve en vooruitstrevende rol bij het tot stand komen van richtlijnen.
Het nationale beleid, Wet - en regelgeving
Anders dan het internationale beleid, waar de nadruk lag op economische motieven, is het nationale Beleid op het gebied van het wegverkeer voor het grootste deel gericht op veiligheid en milieu. De belangrijkste motoren achter de activiteiten van de RDW. Maar ook registraties hebben binnen de handhaving van de openbare orde, het belastingstelsel en andere overheidsfuncties, een belangrijke plaats.
De voor de RDW relevante wetgeving op het gebied van wegverkeer behelst een drietal deelgebieden
die geregeld worden door de WVW:
- technische eisen waaraan een voertuig of aanhangwagen dient te voldoen om op de openbare weg toegelaten te worden;
- regelingen met betrekking tot de afgifte en registratie van kentekenbewijzen;
- de regeling van de APK, de algemene periodiek keuring.
De regelgeving is door de wetgever voor een groot deel gedelegeerd aan de regering: "... worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regelen gesteld betreffende het verkeer op de wegen." Deze zijn:
- Wegenverkeerswet,28 augustus 1950, Stb.K377
- Reglement kentekenregistratie, 26 september 1974, Stb.547.
- Besluit periodieke keuring van motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers, 28 april 1980 Stb.217
- Kentekenreglement
- Voertuigreglement
Voor de departementale coördinatie van de wetgeving op het gebied van het wegverkeer is dat tot 1980 de afdeling van de Rijkswaterstaat die met de waterstaatswetgeving belast was. De feitelijke grondslagen voor de wet- en regelgeving met betrekking tot het wegverkeer kunnen onderscheiden worden in:
- het nationale wetgevingsbeleid (deregulering),verkeersveiligheid, centralisering / decentralisering etc.
- EEG- richtlijnen,
- maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. (met uitzondering van de ECE reglementen deze maken immers deel uit van het verdrag)
Indien een EEG- richtlijn zwaarder is dan de nationale regelgeving zal dit materiaal worden toegelaten en een EEG- goedkeuring worden verleend, maar is de EEG- eis volgens de richtlijn lager dan zal Nederland zijn eisen naar beneden moeten bijstellen. Uit de delegatieartikelen van de WVW blijkt dat de wetgever ook voorziet in subdelegatie:
in de zinsnede "bij of krachtens AMvB" wil het woord "krachtens" zeggen dat de regering delen van de regelgevende bevoegdheid mag doorschuiven naar andere instanties. Als voorbeelden kunnen dienen:
- art. 1, onder e, Reglement kentekenregistratie:"....postkantoor: een door de directeur (van de RDW) samen met de directeur-generaal van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie aangewezen postkantoor", subdelegatie van de regering aan de Directeur van de RDW;
- art 2, lid 3, Reglement kentekenregistratie: "Onze minister stelt modellen van de kentekens, kentekenbewijzen en kopieën vast.", subdelegatie van de regering aan de minister van Verkeer en Waterstaat .
Ook de regelgeving die door de regering aan de minister van Verkeer & Waterstaat en (uiteraard) aan de directeur van de RDW is gesubdelegeerd wordt binnen de RDW voorbereid, respectievelijk vastgesteld. Zo speelt de RDW een adviserende en voorbereidende rol bij het vormen van beleid wet- en regelgeving door de minister van Verkeer en Waterstaat.
Vorming van RDW-beleid
Hoewel de RDW als uitvoeringsorganisatie weinig beleidsvrijheid kent, vormt de RDW toch beleid en dan met name ten aanzien van de wijze waarop de organisatie bepaalde taken uitvoert op het gebied van toelating en de registratie van voertuigen en voertuigtypen en het toezicht hierop. Het gaat dan bijvoorbeeld om de verbetering van de dienstverlening en de stroomlijning van bepaalde processen. De voorbereiding en implementatie van beleid geschiedt meestal in projectvorm.
De doelstelling van de RDW:Het bevorderen van een maatschappelijk verantwoord wegverkeer, met name door een systematische beheersing van de factor voertuig en rekening houdend met de factoren mens en weg.
Typegoedkeuringen en Incidentelegoedkeuringen
Door de RDW worden typegoedkeuringen en incidentele goedkeuringen uitgevoerd. Onder typekeuring wordt verstaan de goedkeuring van tot een bepaald type behorende voertuigen,de voertuigonderdelen,uitrustingstukken of voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers. De meeste keuringen geschieden aan de hand van EEG-richtlijnen of ECE-reglementen.
Incidentele keuring betreft materiaal dat in zeer kleine oplagen op de weg gebracht wordt. Als voorbeeld kan men denken aan een zelf gebouwde auto, een serie van vijf aanhangwagens of een zelf gebouwde caravan. Er worden niet alleen volledige voertuigen gekeurd, ook onderdelen kunnen aan een typekeuring onderworpen worden, koplampen, helmen en banden bijvoorbeeld. Als basis voor de keuringen dient een groot aantal voorschriften van nationale en internationale oorsprong. Gezien de aard van de internationale eisen zal de Nederlandse regelgever zoveel mogelijk trachten om de Nederlandse eisen te doen aansluiten bij hetgeen in internationaal verband afgesproken is.
Nationale goedkeuringen
Op basis van de volgende wetten worden door de RDW incidentele en typekeuringen aan motorvoertuigen, aanhangwagens en andere verkeersmiddelen dan wel -onderdelen uitgevoerd.
- Wegenverkeerswet; eisen voor keuring motorvoertuigen uit te (laten) voeren door RDW
- Wet personenvervoer; verplichting tot periodieke keuring van bussen en taxi's.
- Rijtijdenwet; regels voor typegoedkeuring van tachografen en de erkenning als installateur en reparateur van tachografen.
- Wet grensoverschrijdend vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen; keuring vervoermiddelen daarvoor volgens de daaraan te stellen eisen door RDW.
- Wet Ambulance vervoer; keuring uitvoering en inrichting ambulances volgens daaraan te stellen eisen.
- Wet gevaarlijke Stoffen; keuring van voertuigen ten behoeve van vervoer over de weg van gevaarlijke stoffen.
- Wet geluidshinder; keuring ten behoeve van bijvoorbeeld de geluidsproductie motorvoertuigen, bromfietsen, en uitlaatsystemen motorvoertuigen, en opstellen keuringsreglement hiervoor.
- Wet luchtverontreiniging; keuring volgens eisen ten behoeve van typegoedkeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging en typegoedkeuring bromfietsen luchtverontreiniging.
- Wet telecommunicatievoorzieningen; keuring ter voorkoming van en opheffen omroepstoringen door verbrandingsmotoren en radiostoring motorrijtuigen in opdracht van de RDW verricht door de KEMA.
Internationale goedkeuringen
Op basis van door Nederland aanvaarde ECE- reglementen worden in Nederland keuringscertificaten afgegeven. Deze zijn geldig in alle landen die het reglement mede aanvaard hebben. De RDW zorgt ervoor dat deze landen van de in Nederland afgegeven certificaten op de hoogte worden gesteld (notificatie). Ook registreert de RDW de in het buitenland afgegeven certificaten.
De Uitvoering van de keuringen
Keuringen worden uitgevoerd op initiatief van degenen die belang hebben bij de goedkeuring van een voertuig of onderdeel. Vaak zijn dit fabrikanten of handelaren , een enkele keer een particulier met een zelf gebouwd of ingevoerd voertuig. Om conformiteit van een serie producten die over een langere tijd in productie blijft te kunnen controleren kunnen typegoedkeuring periodiek herhaald worden.
De keuring geschiedt aan de hand van nationale keuringsvoorschriften die gebaseerd zijn op de keuringseisen uit de nationale regelgeving, of aan de hand van de EEG- richtlijnen of ECE-reglementen. Onderscheid dient gemaakt te worden tussen keuring van onderdelen en de keuring van voertuigen. De EEG- en de ECE- keuringen behelzen onderdelen van voertuigen. Nationaal is er een typegoedkeuring voor complete voertuigen welke goedkeuring vereist is voor de toekenning van kentekens. In 1980 kreeg de RDW de beschikking over een eigen testbaan.
APK
De taken van de RDW in het kader van de wet algemene periodieke keuring waren talrijk en omvangrijk. En markeerde voor de RDW in haar beleid een omslagpunt van product- naar procescontrole.
De taken bestonden uit het vaststellen van erkenningseisen voor garagebedrijven en onafhankelijke keuringsstations,het verstrekken en zonodig intrekken van erkenningen, het vaststellen van keuringseisen, het controleren van keuringen, het behandelen van beroepszaken, het schouwen van erkende bedrijven, het innen van leges, zonodig zelf apk-keuringen verrichten, het registreren van voertuigen die goedgekeurd waren en tenslotte de controle op de naleving van de keuringsplicht.
Alle motorrijtuigen, uitgezonderd motorfietsen en lichte driewielige motorrijtuigen, die toegelaten worden tot de weg moeten een typegoedkeuring of een individuele goedkeuring hebben. Om te controleren of deze voertuigen blijven voldoen aan de veiligheids- en milieueisen moeten ze periodiek gekeurd worden. De Algemene Periodieke Keuring (APK) is verplicht voor personenauto's, taxi's, bedrijfswagens en voor getrokken materieel boven de 3500 kilo. De meeste APK-keuringen worden niet door de RDW zelf uitgevoerd, maar door erkende bedrijven .
Het was een grote opgave voor de RDW om de Wet APK van 1980 te vertalen in concrete actie. De komst van keuringsstations betekende dat de buitendienst anders georganiseerd moest gaan worden.
In 1981 werd gestart met de APK 1e fase voor zware voertuigen. De komst van de APK betekende voor de garagebedrijven een enorme impuls, honderden keurmeesters moesten worden opgeleid en er kwamen bij de RDW schouwers en steekproefcontroleurs. Dankzij de gefaseerde invoering waren op 1 september 1982 alle keuringsplichtige ten minste eenmaal gekeurd.
Medio 1985 ging de APK 2e fase voor personenvoertuigen van start na politiek getouwtrek en in 1987 tenslotte zouden alle personenvoertuigen ouder dan drie jaar gekeurd moeten worden. Aanhoudend gemor over de APK was voor de minister aanleiding om in 1986 een versnelde tussenevaluatie uit te laten voeren. Belangrijk voor de RDW was het feit dat het publiek veel positiever stond tegenover de invoering van de APK dan tegenover de invoering van deel 3.
Het negatieve effect van het verkeer op het milieu kwam in de jaren tachtig in het brandpunt van de belangstelling te staan en daarom werd er door de overheid gestudeerd op mogelijkheden voor een milieukeuring. Ook kreeg de RDW transactiebevoegdheid om de opsporing en vervolging van ontduiking van de keuringsplicht effectiever te maken.
De APK wet zou in 1991 aflopen en daarom werd er de APK -spoedwet aangenomen waarmee de APK verplichting bleef bestaan met een milieukeuring als onderdeel van de APK.
In 1993 adviseerde de raad voor de verkeersveiligheid in haar rapport om het systeem te verbeteren en een grondig te evalueren o.a. omdat de baten wel opwogen tegen de kosten.
Documentafgifte en Registratie
Van gegevensbeheer naar procesbegeleiding
Met name vanaf de jaren tachtig kwam het accent steeds meer te liggen op toezicht en bewaking van processen en het ter beschikking stellen van informatie en kennis. In de loop van haar geschiedenis ontwikkelde de RDW zich van een technische dienst naar een dienstverlenende instelling waarbij de informatievoorziening voorop stond.
Omdat de maatschappelijke ergernis toe nam over mensen die onverzekerd rondreden, ontduikers van de APK verplichting, de motorrijtuigenbelasting en de verplichting van het deel 3 ontstonden de plannen om de bestanden aan elkaar te koppelen.
Samen met de explosieve groei van het wagenpark tot vijf miljoen voertuigen moesten er steeds grotere inspanningen worden geleverd om registers op orde te houden. Bij politie en Justitie ontstond een steeds grotere behoefte aan een eenvoudiger en doelmatiger registratie van gegevens van de auto en de bestuurder.
De gedachte ontstond de kentekenbewijzen deel 1, 2, 3 samen te voegen tot een ééndelig kentekenbewijs en de bestanden van kentekens, apk, wam en houderschapsbelasting, eindelijk aan elkaar te koppelen. Hierdoor zou de informatie voor meerdere doeleinden door verschillende instanties gebruikt kunnen worden.
De politiek zette vaart achter de registratie en wetgeving. Om een dergelijk complex project tot stand te brengen was politieke steun onontbeerlijk. Met name minister Smit-Kroes was een stuwende de kracht hierachter. In samenspraak met de RDW besloot zij in 1986 om daadwerkelijk een geïntegreerd informatiesysteem te realiseren.
Omdat het herziene kentekenregister de basis zou vormen voor het nieuwe systeem kreeg de RDW de opdracht het op te zetten. De RDW zou de spin in het web van een groot informatienetwerk worden.
Een nieuwe kentekenregistratie behoefde aanpassing van de wet. In 1986 viel het besluit om een nieuwe Wegenverkeerswet tot stand te brengen waarbinnen ook een Nieuw Kenteken Register (NKR) en een Nieuw Voertuigreglement (NVR) zouden worden geregeld. De invoering werd op 1 maart 1991 gesteld maar uiteindelijk, omdat het project in 1990 een herstart onderging vanwege de complexiteit werd de Nieuwe Wegenverkeerswet op 1 april 1993 aanvaard door de Tweede Kamer en werden pas op 1 januari 1995 de WVW en NKR en NVR daadwerkelijk ingevoerd.
Voor de gebruikers van het Voertuigreglement veranderde er veel en voor fabrikanten, autohandelaren, importeurs en dergelijke werd duidelijker aan welke eisen ze moesten voldoen.
De officiële doelstelling van de NKR luidde: "het scheppen van een mogelijkheid tot effectuering van rechten en verplichting van de voor een motorvoertuig aansprakelijke eigenaar, houder en/of bestuurder", en een subdoelstelling "het bevorderen van een ruimer maatschappelijk gebruik van de registers.
Nog een belangrijke doelstelling van het NKR was het opschonen van het kentekenregister en het koppelen van andere bestanden zodat fraude beter kon worden aangepakt.
Van aankoop tot sloop moet bekend zijn wie eigenaar is, het op naamstellen scherper controleren en het register zuiver houden o.a. door elektronische gegevensoverdracht wat veel werk zou besparen.
Enkele mijlpalen van NKR zijn de tenaamstellingprocedure, de persoonsregistratie, de meldcode op kentekenbewijs, voertuigregistratie waarmee vanaf nu ook op meerdere manieren in het kentekenregister zoeken mogelijk was in plaats van alleen op kenteken, de bedrijfsvoorraad voor de autohandel, de erkenningsregeling en export en sloop.
Na de nieuwe serie kentekennummers vanaf 1978, met de overgang naar retorreflecterende gele kentekenplaten met zwarte opdruk, werd er in 1991 met een nieuwe serie kentekennummers begonnen:2 letters - 2 letters - 2 cijfers. Het eerste in deze reeks was DB-BB-01. Het kentekenregister werd in 1992 omgezet in een nieuw computersysteem. Na de invoering van de Wet op de Motorrijtuigenbelasting werd de belasting geheven op basis van het inmiddels geschoonde kentekenregister.
Er kwam versneld in 1993 een privacyreglement tot stand door de Wet Persoonsregistratie ondermeer door de toename van de informatieverstrekking. Dit om de privacy ten aanzien van de persoonsgegevens van de betrokkenen ter waarborgen. Door de nieuwe functie van het kentekenregister is het maatschappelijke belang ervan nu nog groter geworden. Het Nieuwe Kenteken Register heeft de positie van de RDW aanzienlijk veranderd en versterkt en de RDW kwam op de politieke agenda te staan en werd zeer serieus genomen.
Registratie Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorvoertuigen (WAM)
Bij besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat is de RDW aangewezen om de gegevens hiervan in een register bij te houden.
Snelle motorboten
Bij besluit van de minister van Verkeer en Waterstaat is de RDW aangewezen om registratiebewijzen hiervoor af te (doen laten) geven en om de gegevens hiervan in een register bij te houden.
Rijbewijzen
De RDW is aangewezen om rijbewijzen af te geven aan in het buitenland woonachtige Nederlanders, en het aankondigen van ongeldigverklaringen van rijbewijzen in daartoe aangewezen periodieken.
In 1986 werd de afgifte van rijbewijzen gedecentraliseerd naar gemeenten en kreeg de RDW de opdracht een centraal rijbewijsregister te bouwen voor een centraal rijbewijzenbestand en dit te beheren. Bovendien zou de RDW de rijbewijzen die in het buitenland waren afgegeven, gaan omwisselen voor Nederlandse. Het grootste probleem hierbij was de noodzakelijke verificatie van het rijbewijs en bezitters moesten dan ook aantonen dat ze een half jaar in het buitenland hadden gewoond.
Ontheffingen uitzonderlijk vervoer
De RDW is door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen om een centrale afgifte van ontheffingen voor bijzondere transporten bij te houden en de registratie hiervan.
Voorlichting en Informatieverstrekking
De RDW neemt ten gevolge van haar taak een centrale plaats in binnen een weefstel van informatiestromen. Wat betreft de relevantie voor de gehele periode vanaf 1951 kan opgemerkt worden dat de informatievoorziening plaats heeft vanaf de inwerkingtreding van de regelingen waarbij de diverse registraties in het leven werden geroepen, met de Politie als grootste afnemer.
Door investeringen in verbetering van de communicatie-infrastructuur bij zowel de klanten als de RDW zelf kon er on line gegevensverstrekking plaatsvinden.
Voorlichting heeft over de gehele periode plaats gehad met betrekking tot alle naar buiten tredende activiteiten van de RDW aan derden.
Organisatie
Het hoofdkantoor van de RDW was nog gehuisvest aan de Raamweg 45 te Den Haag en verhuisde aan het begin van de jaren tachtig naar de Fruitweg 262 te Den Haag.
De afdeling Keuringen Onderzoek werd gereorganiseerd met de komst van keuringsstations in 1981. Dit leverde een personeelsuitbreiding op van 280 medewerkers. Het personeelsbestand van de RDW nam alleen maar toe en dit leidde tot aanpassing van de organisatie in twee directies: de directie I en A ofwel Informatievoorziening en Automatisering in Veendam en de directie Technische Zaken in Den Haag, dit duurde tot 1989.
De directeur J.G. Kuiperbak werd in 1985 opgevolgd door de heer C.H.A. Aangenendt.
In Veendam werkten in 1984 400 medewerkers, deze groei kwam ondermeer door het in eigen beheer uitvoeren van de automatiseringswerkzaamheden. De nieuwe afdeling Automatisering werd vanaf 1981 opgezet, de oude computer vervangen door een nieuwe en via tijdelijke onderkomens in 1986 gehuisvest in de nieuwbouw aan het Skagerrak te Veendam. In 1985 werd er een nieuwe telefooncentrale in gebruik genomen vanwege de groeiende informatievraag. Reorganisaties waren binnen de RDW aan de orde van de dag, in 1987 vond er een reorganisatie plaatst bij de afdeling Technische Zaken maar deze afdeling werd even later weer opnieuw gereorganiseerd, belangrijk was de komst van de accountmanagers die "het gezicht van de RDW moesten gaan vormen". Dat het personeel moest worden uitgebreid, huisvesting verbeterd en de bereikbaarheid moest worden vergroot had alles te maken met het feit dat de taken van de RDW bleven toenemen.
De onrust begon toen de Minister van Verkeer en Waterstaat het aantal personeelsleden wilde terug brengen en de dienst weer bij Rijkswaterstaat wilde onderbrengen. De RDW Dienstcommissie sprak zich uit tegen het bezuinigingsbeleid van het Ministerie.
Er werd terug gereorganiseerd en de RDW koos voor terugkeer naar de kerntaken en voor overgang van gegevensbeheer naar procesbegeleiding. Het gebruik van informatietechnologie nam toe.
Het project NKR en NVR werd opgestart en bracht enorm veel werk met zich mee en het duurde tot 1995 voordat met de invoering kon worden begonnen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat nam in 1988 een principebesluit de RDW te verzelfstandigen en dit leverde weer een nieuw zwaar project op. Een nieuwe directeur werd benoemd om de RDW naar de verzelfstandiging te leiden maar werd al weer snel opgevolgd door een weer een nieuwe directeur de heer M.Froon.
Er werd een convenant gesloten tussen de Platformdienstcommissie en de Directie over behoud van eenheid, taken, werkgelegenheid, een goede sociale paragraaf en onderzoek naar de organisatie- en managementstructuur. Er kwam weer een afslankronde de Grote Efficiency Operatie. Iedereen stond weer op de achterste benen binnen de RDW, maar toch werd er een akkoord bereikt hierover met de Minister van V&.W en de RDW mag definitief verzelfstandigen. De RDW veranderde van een technische dienst in een dienstverlenende dienst waarbij informatievoorziening voorop stond.
In 1990 werd er een nieuw computersysteem aangeschaft, dit in verband met de NKR waarbij de bestaande bestanden aan elkaar werden gekoppeld. In 1992 werd het kentekenregister geconverteerd. En kreeg de RDW een van de grootste computernetwerken van Nederland, met een uitwijkcentrum aan de Lloydsweg te Veendam.
In 1994 werd de nieuwe WegenVerkeersWet aangenomen van belang voor de verzelfstandiging.
In 1992 vertrok de directeur H. Froon en kwam er een nieuwe directeur R.I.F.C.C. van den Enden.
Reden tot zorg was er voor de bedrijfsvoering, het financiële beheer, de administratieve organisatie en de geografische spreiding van de organisatie, het schorte aan interne samenwerking en het afstemmen van werkzaamheden. In de jaren 1992-1995 volgde een diepgaand proces van organisatieontwikkeling. Er werd voorruitgang geboekt in 1994 door de notitie "Hoofdstructuur RDW" en werd gekozen voor integraal management.
In 1995 kwam er een nieuwe directie, de heren J.G. Hakkenberg en H. van Santen. Het personeelsbestand stond inmiddels op 1.261 in 1996. De laatste voorbereidingen voor de verzelfstandiging waren de, quick-scan en een ondernemingsplan. In april 1996 werd de laatste hindernis genomen, een goedgekeurde accountantsverklaring.
Op 30 juni 1996 hield de Rijksdienst voor het Wegverkeer op te bestaan en werd met ingang van 1 juli 1996 het Zelfstandig Bestuurs Orgaan RDW.

Organogram van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, 1987-1995:

Geschiedenis van het archiefbeheer
Postregistratie
De postregistratie werd tot 1986 gerealiseerd in het fiche doorschrijfsysteem, waarvan de fiches onder meer werden gebruikt voor de voortgang en afdoening controle. Daarna werden de in- en uitgaande brieven geregistreerd in een geautomatiseerd postregistratiesysteem tot 1995. Hierna werden de in- en uitgaande brieven geregistreerd in een geautomatiseerd postregistratie- en archiveringssysteem.
Archivering
De Minister van Verkeer was zorgdrager op grond van het Koninklijk Besluit algemene secretarie aangelegenheden rijksadministratie (KB. -ASAR)1980.
Het archiefbeheer was gecentraliseerd voor wat betreft de beleidsstukken maar in de praktijk bleven de meeste stukken op de afdelingen en kwamen in ongestructureerde vorm of helemaal niet in het archief van PAZ. Er werd ook steeds melding gemaakt door de archiefinspectie van achterstanden in de selectie en vernietiging van de archieven, waardoor de slechte toegankelijkheid in de hand werd gewerkt. De archiefvoorschriften werden niet altijd frequent nageleefd. De archiefbescheiden werden geordend naar onderwerp die in de organisatie voorkwamen volgens een voor de RDW aangepaste basis archief code, en deels numeriek. In 1996 onderging alleen het archief van het hoofdkantoor van de Rijksdienst voor het Wegverkeer een bewerking ter afsluiting van de archiefperiode, vanwege de verzelfstandiging van de RDW tot een verzelfstandigd bestuursorgaan (ZBO). Deze bewerking werd uitgevoerd door een extern bureau met als resultaat een afgesloten geschoond archief voorzien van een dossierinventaris over een periode (1937) 1949-1995 (1996). Het archief bleef extern bewaard en werd in 2002 overgeplaatst naar de archiefruimte van de RDW te Veendam, waar zich ook nog het archief over genoemde periode van de afdelingen van die vestiging bevonden.
In 2004 werd over de periode (1937) 1949-1980 van de te bewaren archiefstukken van de Rijksdienst voor het Wegverkeer een archiefinventaris (deel 1) vervaardigd en overgedragen aan het Nationaal Archief te Den Haag.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Selectie en vernietiging van de archiefbescheiden werd toegepast in overeenstemming met de:
- Basis Selectie Document (BSD nr.18) voor de RDW, gepubliceerd op 2 april 1997 Stcrt.97.205
- BSD Iedereen onderweg nr. 86
- Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden van het departement van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en van daar onder ressorterende rijksorganen met uitzondering van het Staatsbedrijf der PTT, nr.1055.7,1977; gewijzigd voor de onderdelen:
- Overheidspersoneel BSD 72 t/m 77
- Overheidsinformatievoorziening BSD nr. 92
- Huisvesting: Het rijk onder dak BSD nr. 45
Voor zover selectiebeslissingen afwijken van het BSD zijn deze op voorstel en/of met goedkeuring van de RDW genomen. Van belang is verder het feit dat de stukken een cultuurhistorische waarde hebben, bijvoorbeeld in relatie tot de ontwikkeling van de kentekenregistratie, het maatschappelijke belang hiervan en unieke karakter van de RDW.
En voor onderzoek naar de kentekenregistratie in Europa. Ook zijn er enkele voorbeeld- dossiers in de inventaris aanwezig. De constatering van eerder genoemde incompleetheid van het archief heeft geleid tot het in bepaalde gevallen bewaren van concepten en kopieën bij het ontbreken van het origineel van wezenlijke zaken.
Aanvullingen
De archiefstukken betreffende de originele ECE reglementen (formele files) 1981-1996 zijn op de afdeling OVR gebleven, en gearchiveerd op reglement nummer, in verband met de raadpleging hiervan. De typegoedkeuringen van motorvoertuigen zijn op de afdeling VT gebleven, en gearchiveerd op typegoedkeuringsnummer. Deze zullen na selectie t.z.t. alsnog worden overgebracht naar het Nationaal Archief.
In 2016 zijn de publicitaire jaarverslagen over 2000, 2001, 2002 en 2003, die destijds in website-vorm zijn uitgebracht, opgenomen in het e-Depot.
Verantwoording van de bewerking
Tijdens de inventarisatie bleek al snel dat het archief incompleet was. Reden hiervoor was onder andere dat door de vele verhuizingen stukken ongedocumenteerd verdwenen zijn. Hierbij waren zeker stukken die beter bewaard hadden kunnen blijven. De inventarisatie betrof het tweede deel van het archief van de Rijksdienst voor het Wegverkeer over de periode (1980) 1981-1996 (30-06-2006).
Dit deel bestond uit twee archieven, één van het hoofdkantoor en één van de vestiging Veendam, met als inzet deze twee archieven samen te voegen, en te beschrijven in één inventaris. Het geïnventariseerde archief van het hoofdkantoor had een omvang 50m1 (oorspronkelijk 200m1) en het archief van de vestiging Veendam 150m1 waarna van beide archieven na bewerking nog 55m1 te bewaren archief resteerde. Hiervan was 15m1 project archief NKR/NVR.
De materiele verzorging vond plaats in overeenstemming met criteria van het Nationaal Archief, dat wil zeggen de archiefbescheiden zijn ontdaan van nietjes, paperclips, plastic hoezen, en oude hechtmechanismen en verpakt in omslagen en in dozen van zuurvrij papier en karton. Dozen en omslagen zijn geëtiketteerd.
Ordening van het archief
Bij de ordening van het inventarisschema werd gekozen voor de indeling 'algemeen -bijzonder' en 'organisme -taakuitvoering' omdat deze indeling de onderzoeker bij het raadplegen van de inventaris een duidelijk overzicht geeft van de onderwerpen waarover de documenten in het archief aanwezig zijn.
De rubrieken en plaatsing van de stukken zijn grotendeels gebaseerd op de ordening die door de administratie was aangebracht conform de basis archiefcode. In enkele gevallen is hiervan afgeweken vanwege de overzichtelijkheid.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), nummer toegang 2.16.105, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rijksdienst voor het Wegverkeer, 2.16.105, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
De te bewaren kentekengegevens in het kentekenregister blijven in het register op kenteken bewaard.
Met de aanduiding NB. zie ook invent. deel 1 wordt bedoeld de archiefinventaris van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (1937) 1949-1980 (2.16.98).
Bijlagen
Overzicht van geraadpleegde bronnen I. Hessel en M. Brezet, Keuringen en Kentekens, de RDW 50 jaar onderweg , interne jubileum uitgave van de RDW, Zoetermeer 1999.
Lijst van gebruikte afkortingen
- ABS
- Anti Blokkeer Systeem
- AFCENT
- Allied Forces Central Euope
- ANKER
- Afstemmingsoverleg NKR
- ARN
- Auto Recycling Nederland
- AROB
- Wet Administratieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen
- BFG
- British Forces in Germany
- BIAS
- Buitendienst Informatie en Afspraken systeem
- BN
- Bijzondere Nederlander
- BOVAG
- Bond van Automobiel-,Garage en Aanverwante bedrijven
- BPM
- Belasting personenauto's en motorrijwielen
- CBM
- Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting
- CIS
- Centraal Informatie Systeem
- CITA
- Comité Internationale de l'inspectione TechniqueAutomobile
- CUSUM
- Cumulated SUM
- CHINI
- Coördinatie HSB-invoering NKR-invoering
- ECE
- Economische Commissie voor Europa
- ECR
- Efficiënt Consumer Response
- EEG
- Europese Economische Gemeenschappen
- ET
- Europese Typegoedkeuring
- ERGA
- Evolution of Regulations Global Approach
- EEVC
- European Experimental Vehicle Comité
- DAF
- Van Doorne's Aanhangwagenfabriek
- DATADICTIONARY
- Systeemgegevensboek
- DC
- Dienstcommissie
- DRIVER
- Departementale projectgroep Rij-Instructie Verkeers Educatie en Rijbevoegdheid
- GR.
- Groupe de Rapporteurs.
- GAIK
- Gecontroleerde Afgifte en Inname Kentekenplaat
- GN
- Geen Nederlander
- INB-groep
- International Network of Business know how
- ISO
- International Standaards For Standardisation
- KDI
- Stichting Kwaliteitsdienst
- LPG
- Liquid Petrol Gas
- KPMG EDP
- KlynveldPeatMarwick; Electronic Data processing
- MIMER
- Softwareprogramma 4e generatie
- NEN
- Nederlandse Norm
- NIWO
- Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie
- ORB
- On line Registratie Bedrijfsvoorraad;RDW systeem
- OTA
- Organic Trade Association
- PDP
- Procedure Definition Processor
- PROK
- Projektgroep Koppeling keuringsplicht aan kenteken- registratie
- PTT
- Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie
- RAI
- Nederlandse Vereniging van Rijwiel en Automobiel Industrie
- RDC
- RAI Documentatie Centrum / RAI Data centrum
- RDMS
- Relationele Database Management Systeem
- R&I
- Divisie Registratie & Informatie
- SIEW
- Stichting Inschrijving Eigen Vervoer
- SOA
- Samenwerkende Organisaties op het gebied van Autobussen
- SOVA
- Samenwerkende Organisaties op het gebied van Vrachtautomobielen, Opleggers en aanhangwagen
- TCL
- Test Centrum Lelystad
- VAR
- Stichting Vermist Auto Register
- VenW
- Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- VT
- Afdeling VoertuigTechniek