Terug naar zoekresultaten

2.16.107 Inventaris van de archieven van de Raad voor de Luchtvaart en het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten van de Rijksluchtvaartdienst, 1924-1998 (2000)

Het archief bevat dossiers van de Raad voor de Luchtvaart van algemene aard en stukken met betrekking tot de organisatie van de raad. Verder bevat het archief een groot aantal (voor)onderzoeken en rapporten over luchtvaartincidenten en -ongevallen. Deze zijn vooral afkomstig van het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.16.107
Inventaris van de archieven van de Raad voor de Luchtvaart en het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten van de Rijksluchtvaartdienst, 1924-1998 (2000)

Auteur

PWAA

Versie

01-03-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2010 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Raad voor de Luchtvaart / Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten
Raad Luchtvaart

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1924-1998

Archiefbloknummer

W16

Omvang

2992 inventarisnummer(s); 42,20 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten. Geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Verkeer en Waterstaat / Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart Raad voor de Luchtvaart Rijksluchtvaartdienst, Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat dossiers van de Raad voor de Luchtvaart van algemene aard en stukken met betrekking tot de organisatie van de raad. Verder bevat het archief een groot aantal (voor)onderzoeken en rapporten over luchtvaartincidenten en -ongevallen. Deze zijn vooral afkomstig van het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten.

Archiefvorming

Deze inventaris heeft betrekking op het archief van de Raad voor de Luchtvaart en het archief van het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten voor de periode 1924-1998. Beide instanties hadden tot taak ongevallen en incidenten in de luchtvaart te onderzoeken en vielen onder de verantwoording van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het archief betreft voor het grootste gedeelte bescheiden betreffende onderzoeken naar luchtvaartongevallen.
Geschiedenis van de archiefvormer
De periode 1918-1992
In 1936 kwam, na een reeks ernstige vliegtuigongevallen, de Luchtvaartrampenwet tot stand. Tot deze tijd werden vliegtuigongevallen door ad hoc door de minister ingestelde onderzoekscommissies onderzocht. Hiervan maakten steevast medewerkers van de Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart (1918-1937) en van het Bureau Luchtvaart (1920-1930) van het Departement van Waterstaat deel uit. Kleine ongevallen werden door Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart alleen onderzocht.
Het onderzoek naar ongevallen en incidenten werd sedert de inwerkingtreding van de Luchtvaartrampenwet in 1937 door drie instanties verricht:
  1. de Vooronderzoeker, tot 1993 de directeur(-generaal) van de Rijksluchtvaartdienst, daarna benoemd op voordracht van de Raad voor de Luchtvaart;
  2. medewerkers van de Rijksluchtvaartdienst die het vooronderzoek uitvoeren, sedert 1951 ondergebracht in het bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten (BVOI);
  3. de Raad voor de Luchtvaart.
Het onderzoek bestond uit een vooronderzoek door de Vooronderzoeker en eventueel een nader onderzoek door de Raad voor de Luchtvaart.
Doel van het vooronderzoek was het 'verzamelen en ordenen van de nodige gegevens en het analyseren daarvan ten behoeve van het onderzoek van de Raad' (Luchtvaartongevallenwet, art. 15, lid 1). Doel van het onderzoek van de Raad was 'het vaststellen van de oorzaak ... van een ongeval of van een incident' (idem, art.10). Zowel de Vooronderzoeker als het BVOI viel onder de directe verantwoordelijkheid van de Raad voor de Luchtvaart. Organisatorisch maakte BVOI echter deel uit van de Rijksluchtvaartdienst en zoals hierboven genoemd werd ook de Vooronderzoeker aangedragen door de Rijksluchtvaartdienst.
In 1959 werd voor het onderzoek naar bijna-botsingen een interdepartementale Airmiss Commissie ingesteld voor incidenten met militair luchtverkeer. In 1970 werd door de Luchtverkeersbeveiliging (eveneens een onderdeel van de Rijksluchtvaartdienst) de Burger Airmiss Commissie ingesteld.
De Raad voor de Luchtvaart (aanvankelijk gevestigd in Den Haag, later in Hoofddorp) is te kenmerken als een extern onderzoeks- en adviesorgaan, met uitgebreide onderzoeksbevoegdheid. Tot 1993 had de Raad ook een tuchtrechtelijke functie, met de mogelijkheid disciplinaire straffen op te leggen. De Raad bestond uit een voorzitter (extern en lid van de Hoge Raad), vier gewone leden (bij voorkeur deskundigen) en een aantal buitengewone leden, die op uitnodiging van de voorzitter de vergadering bijwoonden.
De periode 1993-1998
In 1993 trad de Luchtvaartongevallenwet in werking, die de wet van 1936 verving. Er zijn minstens drie belangrijke verschillen tussen de Luchtvaartrampenwet en de Luchtvaartongevallenwet. In de nieuwe wet werd allereerst meer afstand geschapen tussen de Vooronderzoeker en de Raad. De Vooronderzoeker werd nu op voordracht van de Raad benoemd, terwijl zowel de Vooronderzoeker als het Bureau Vooronderzoek tijdens het verrichten van het vooronderzoek onder de directe verantwoordelijkheid van de Raad vielen. Een tweede verschil met de oude wet was dat de bevoegdheid van de Raad tot het onderzoeken van de (on)geschiktheid en (on)schuldigheid van bemanningsleden en tot het nemen van disciplinaire maatregelen niet meer expliciet werd genoemd. Een derde verschil was dat de Raad nu ook bevoegd was om incidenten te onderzoeken.
De Luchtvaartongevallenwet werd in 1999 vervangen door de Wet Transportongevallenraad. De Raad voor de Luchtvaart ging met ingang van 1 januari 1999 op in de Kamer Luchtvaart van de Raad voor de Transportveiligheid.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archiefbescheiden van de Raad voor de Luchtvaart en het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten stonden opgeslagen in het semi-statische archief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, op drie archief dozen na die bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV, de opvolger van de Raad voor Transportveiligheid) stonden. Het archief bestond uit 369 archiefdozen en 1 iets grotere doos, waarin zich vliegtuigonderdelen bevonden. De totale omvang was 46,25 meter.
Het archief, dat de jaren 1924-1998 beslaat, is compleet. Aangezien het BVOI het vooronderzoek uitvoerde, is het archief van de Vooronderzoeker opgenomen in de BVOI-dossiers. Het archief is niet eerder bewerkt. Het grootste deel van het papieren archief was op onderwerp in dossiers geordend. De dossiers waren doorlopend genummerd.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2010 door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De inhoud van het archief was vóór de bewerking als volgt onder te verdelen:
  • Raad voor de Luchtvaart. Deze dossiers waren van algemene aard en bevatten stukken met betrekking tot de organisatie van de raad.
  • Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten. (Voor)onderzoeken luchtvaartongevallen en -incidenten, inclusief eindrapport. Deze dossiers besloegen het grootste deel van het archief. Voor dit archiefbestanddeel is een lijst opgesteld in een Excel-bestand waarin dossiernummer, datum, type vliegtuig en plaats waar het ongeval plaatsvond vermeld staan.
  • Drie archiefdozen met losse archiefbescheiden betreffende ongevallen.
  • Dozen met niet-papieren archiefmateriaal. Het betrof cd-roms, cassettebandjes, dat-bandjes, VHS-videobanden en andersoortige magneetbanden.
  • Doos met vliegtuigonderdelen, afkomstig van verschillende ongevallen.
In drie dozen zijn kaarten uit een kaartenbaksysteem aangetroffen. Het betrof drie reeksen, de eerste lopend van 1921 tot en met 1948 en de tweede en derde, afkomstig van de Raad voor de Luchtvaart, lopend van 1937 tot en met 1976 en van 1977 tot en met 1991. De systeemkaarten, die in de huidige inventaris zijn ondergebracht onder inventarisnummers 2857 en 2858, zijn chronologisch geordend, en op iedere kaart staat een ongeval genoteerd, met de gegevens van het ongeval, het (voor)onderzoek en de uitkomst van het eventuele onderzoek, zodat ze ook als toegang voor dit archief kunnen dienen. Dit geldt ook voor het door een vliegtuigspotter samengestelde overzicht van alle ongevallen over de periode 1924-1999, opgenomen in inventarisnummer 2914.
In veel ongevaldossiers zitten gruwelijke foto's van om het leven gekomen slachtoffers. Deze foto's zijn opgeborgen in enveloppen met rode kruizen er op.
Selectie en vernietiging
Op het archief heeft geen selectie plaatsgevonden, aangezien alle stukken te bewaren zijn op grond van zowel het basisselectiedocument 016 Burgerluchtvaart 1945-1993 (1996) (Stcrt. 1996/194 en 1996/205) als de hardheidsclausule art. 5, lid e, van het Archiefbesluit 1995.
Aanvullingen
Er worden geen aanvullingen verwacht op dit archief.
Verantwoording van de bewerking
De materiële verzorging vond plaats volgens de geldende 'Regeling duurzaamheid archiefbescheiden' (Stcrt. 18 september 2001, nr. 180). De audiovisuele gegevensdragers zijn behandeld volgens het Handboek Materiële Verzorging. Wanneer het handboek hierover geen uitsluitsel gaf, vond overleg plaats met het NA.
Inventarisnummers 45, 723-725, 1175, 1998-1999, 2384, 2631, 2636 en 2934 zijn vervallen. Dit is omdat na de materiële bewerking van het archief deze nummers niet langer bleken te verwijzen naar een fysiek stuk. Tevens moet worden opgemerkt dat inventarisnummer 127 wegens een technische fout niet bestaat. Dit heeft geen gevolgen voor de (fysieke) archiefbescheiden.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten.
Ordening van het archief
De inventaris is opgedeeld in vijf hoofdrubrieken. Ze dragen de namen van de actoren waar de beschreven stukken van afkomstig zijn, te weten de 'Rijksstudiedienst voor de luchtvaart en het Bureau Luchtvaart', 'Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten' en de 'Raad voor de Luchtvaart'. Daarnaast is er een rubriek 'Overig', met diverse documentatie en enkele vliegtuigonderdelen, en een rubriek waarin audiovisueel materiaal is ondergebracht dat hoort bij het onderzoeksdossier van een bepaald ongeval.
De beschrijvingen zijn op chronologische wijze geordend, op het begin- en eindjaar van de dossiers. De dossiers betreffende voorvallen, incidenten en ongevallen zijn op de exacte datum van de gebeurtenis geordend.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B), deels niet openbaar. De meeste inventarisnummers zijn niet openbaar op grond van het ICAO verdrag tot 75 jaar na afsluitingsjaar dossier. Ontheffing voor inzage kan alleen verleend worden door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat of diens opvolger (St.CRT 2022-27097)
Toelichting
Het archief van de Raad voor de Luchtvaart is in 2010 krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995 door het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat overgebracht naar het Nationaal Archief. Aanvankelijk was de openbaarheid van de onderzoeksdossiers met betrekking tot luchtvaartongevallen en -incidenten op grond van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer beperkt voor de termijn van 75 jaar na sluiting van het dossier (AW1995, art.15.1a). Na overbrenging is echter gebleken dat naast de Archiefwet ook het Verdrag voor de Internationale Burgerluchtvaart (hierna: Verdrag van Chicago) op het archief van toepassing is.
Tussen de Archiefwet 1995 en artikelen 5.12 en 6.2 van Annex 13 van het Verdrag van Chicago bestaan principiële verschillen omtrent de beperking van openbaarheid. De Archiefwet vereist een eindtermijn, terwijl Annex 13 uitgaat van een blijvende beperking van de openbaarheid van bij een ongevalsonderzoek vastgelegde gegevens. De reden hiervoor is de waarborging van de medewerking van betrokkenen bij een ongeval aan het onderzoek, alsmede de verzekering dat onderzoeksgegevens naar luchtvaartongevallen uitsluitend ter verbetering van de luchtvaartveiligheid gebruikt worden. Op grond van de Annex kunnen justitiële autoriteiten wel tot openbaarmaking van de archieven besluiten.
Teneinde de eisen omtrent openbaarheid in het Verdrag van Chicago in overeenstemming te brengen met de eisen in de Nederlandse Archiefwet heeft de rechtsopvolger van de voormalige zorgdrager, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, een voorbehoud van afwijking ('difference') bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie ingediend, volgens welke de onderzoeksdossiers worden beperkt voor een termijn van 75 jaar na sluiting van het dossier op grond van de bescherming van de Staat en zijn bondgenoten (AW1995, 15.1b). Dit verzoek is in 2017 aanvaard. Vervolgens hebben het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (later Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) en het Nationaal Archief in samenwerking per dossier bepaald of een beperking op grond van het Chicagoverdrag van toepassing is, en de resultaten hiervan vastgelegd in een Besluit dat in oktober 2022 is bekrachtigd (Stcrt. nr. 27097, 18 oktober 2022).
Verzoeken tot inzage in de beperkt openbare dossiers kunnen worden gestuurd naar info@nationaalarchief.nl. Aangezien de onderzoeksdossiers beperkt openbaar zijn vanwege het belang van de Staat of zijn bondgenoten, mag het Nationaal Archief niet zelf een beslissing nemen op inzageverzoeken. Het Nationaal Archief zal uw verzoek doorsturen naar de rechtsopvolger van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, die de aanvraag verder zal behandelen op grond van de regelingen die voor het betrokken ministerie leidend zijn. Het Nationaal Archief is na het doorsturen niet langer betrokken bij de afhandeling van uw verzoek.
    Uitzonderingen betreffen inventarisnummers 2904, 2910 en 2911, die wegens de aanwezigheid van bijzondere persoonsgegevens beperkt zijn op grond van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (AW1995, art. 15.1a). Verzoeken tot inzage in deze dossiers worden wel door de Algemene Rijksarchivaris beoordeeld.
    Beperkingen aan het gebruik
    Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. er zijn geen beperkingen krachtens auteursrecht.
    Materiële beperkingen
    Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
    Andere toegang
    Door de CAS is eerder een institutionele toegang (nr. 5.016) op de gegevensbestanden met betrekking tot het beleidsterrein Burgerluchtvaart over de periode 1919-1991 gemaakt. Dit beleidsterrein omvat ook het taakgebied van de Raad voor de Luchtvaart en het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten.
    Aanvraaginstructie
    Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
    1. Creëer een account of log in.
    2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
    3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
    Citeerinstructie
    Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
    VOLLEDIG:
    Nationaal Archief, Den Haag, Raad voor de Luchtvaart / Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten, nummer toegang 2.16.107, inventarisnummer ...
    VERKORT:
    NL-HaNA, Raad Luchtvaart, 2.16.107, inv.nr. ...

    Verwant materiaal

    Beschikbaarheid van kopieën
    Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
    Verwante archieven
    • 2.16.42 - Commissie Advies Rijksstudiedienst Luchtvaart, (1917) 1920-1937
    • 2.16.80 - Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart, 1918-1937

    Archiefbestanddelen