Reg. nr. 54.
54 1527 oktober 16
Dirck van der Horst en Reynier van Tuyl, schepenen in Tuyl, oorkonden, dat jonkvrouwe Jan Van Haeften met haar momber, Willem van Hees, Dirck van der Put, Henrick Willemss., Arnt Quekel, Jan van Hees en Henrick van Beesdt hebben beloofd aan Jan Schenck van Nijdeggen te betalen 270 gouden kronen, over een jaar, of anders een lostijns, met dit bedrag te lossen tegen de 15de penning 's jaars, waarvoor deze buren verbinden al hun goederen binnen het rechtsgebied van de bank van Tuyl.
(des woensdachs nae Ste Victoersdach).
Afschrift (17de eeuw) door J.P. van Meteren (inv. nr. 1203).
In dorso: "Dit is den rentebrieff op het dorp van Ophemert van Heer Claes de Raet gecomen".
Reg. nr. 2.
Dit recht kwam in 1484 aan Alard van Haeften.
2 1370 mei 15
Edwair, hertog van Ghelre en graaf van Zutphen, beleent Arnt van Loyenbergh, zoon van heer Willem van Hukelum, met het windrecht te Gameren en Nywel, behoudens 15 pond was 's jaars, en stelt op inbreuk op dit recht een boete van 3 pond kleine penningen.
(des anderen daghes nae Sente Servaesdaghe eyns heiligen busscops).
Oorspr. (inv. nr. 1216a).
Het zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. nr. 56.
56 1530 juli 7.
Wolff van Swivel(?) en Zeinen (?) van Tuil, schepenen in Zulichem, oorkonden, dat Johan de Cock als collator van een altaar van Onze Lieve Vrouwe in de kapel van Delwinen met toestemming van Henrick Boudewijnzoin als vicaris van dit altaar heeft uitgegeven in erftijns 5 hond land onder Delwinen aan Jan Jacopss. tegen een gouden philipsgulden 's jaars, vermeerderd met een boete van 2 brabantse stuivers per maand in geval van achterstalligheid van betaling, welke boete de voornoemde vicaris verhalen mag.
Oorspr. (inv. nr. 1218).
Met de zegels van de beide oorkonders.
Reg. nrs. 60 en 61.
60 1538 oktober 28
Johan die Cock van Delwijnen draagt wegens het overlijden van meester Folpaert van Huesden aan de aartsdiaken en proost van Arnhem voor als vicaris van de kapelanie op zijn huis te Delwijnen, gesticht ter ere van de H. Drievuldigheid, zijn neef heer Roelof Janss.
(op Sint Symon ende Judas dach der heyligen apostelen).
Oorspr. (inv. nr. 1219).
Met het geschonden zegel van de oorkonder.
61 1538 oktober 29.
De officiaal van de proost van Arnhem, aartsdiaken, deelt mede aan alle betrokkenen, dat Johannes die Kock van Delwinen, patroon en collator van de vicarie op het huis te Delwinen, gesticht ter ere van de H. Drievuldigheid, tot vicaris heeft voorgedragen Rodolphus Joannis, priester van de kerk te Zaltbommel, en roept degenen, die bezwaar mochten hebben tegen diens institutie, op deze kenbaar te maken.
Oorspr. (inv. nr. 1219).
Met het licht geschonden zegel van de officiaal (ad causas) en ondertekening van de notaris Philippus de Lotthum.
Johan de Cock van Delwijnen was hierbij betrokken als collator.
De heer de Cock van Delwijnen was collator van deze vicarie.
Reg. nrs. 68 en 72.
68 1542 maart 8.
Roeleph die Raet Janss. en Henrick die Groot, dijkheemraden in de Boemelder wert, oorkonden, dat Danelt Arntss. tegenover meester Hubert die Gyer, priester en vicaris van Onzer Lieven Vrouwen altaar te Kerckwijck, op zich genomen heeft een dijkgedeelte groot 37½ voet, in de Leedennaer te Aelst te onderhouden totdat één van beiden overlijdt, waarvoor Danelt gedurende die tijd vrijgesteld zal zijn van de betaling van twee gulden 's jaars, die hij aan meester Hubert als vicaris schuldig is.
A) Oorspr. (inv. nr. 1226)
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders.
In dorso: "ad vicariam Beate Marie virginis in Kerkwijck".
B) Afschrift (midden 16de eeuw) in inv. nr. 1171, fol. 1 verso, gewaarmerkt door de notaris Alberti.
72 1546 oktober 12.
Symon van Bueren en Jochem van Gyessen, schepenen te Zuylichem, oorkonden, dat Jenniken, weduwe van Danelt Arntss., tegenover meester Hubert die Gyer, priester, op zich genomen heeft een dijkgedeelte, groot 37½ voet, in de Ledennaer te Aelst, alsmede een dijkgedeelte, groot 9 voet, eveneens te Aelst, behorende bij 3½ morgen land aan die Loo te Delwijnen, dat partikuliere eigendom van meester Hubert is, 6 jaren lang te onderhouden, gedurende welke tijd Jenniken vrijgesteld zal zijn van de betaling van een tijns van 2 gulden 's jaars, gaande uit een hofstede te Kerckwijck, genaamd dat Paradijs, haar toebehorende, die zij aan meester Hubert als vicaris schuldig is.
A) Oorspr. (inv. nr. 1226)
Met het geschonden zegel van de eerste oorkonder.
B) Afschrift (midden 16de eeuw), in inv. nr. 1171, fol. 2 gewaarmerkt door de notaris Alberti.
Zie ook nrs. 1196-1199.
Reg. nr. 70.
70 1544 juli 4.
Kanselier en Raden des Keizers in Gelderlant beslissen in het geschil tussen de bisschop van Utrecht en de abt van sanct Pauwels, collator der kerk van Ophemert, enerzijds, en heer Gijsbert van der Veen, die zich gerechtigd acht tot de bediening van genoemde kerk, anderzijds, dat partijen hun zaak zullen voorleggen aan twee onpartijdige arbiters, in afwachting waarvan de bisschop heer Gijsbert tegen borgstelling zal ontslaan van de censuur en heer Adriaen N., vice pastor te Ophemert, de bediening van de betwiste kerk zal waarnemen.
Oorspr. (inv. nr. 1227).
Ondertekend door de griffier Berty.
Reg. nr. 73.
73 1549 maart 30.
Kanselier en Raden des Keizers in Gelre verklaren Theodoricus Johannis Clerck te Ophemert, die meende, dat zijn verwanten het recht van collatie zouden bezitten op de vicarie van sint Barbara te Ophemert, niet ontvankelijk in zijn eis tegen Johan Schenck, drost tho Midler, dagelijks heer van Ophemert.
Uittreksel uit het register van civiele sententies van de kanselarij van Gelre en Zutphen, op perkament, gewaarmerkt door T.(?) Roos, in inv. nr. 1228.
Reg. nr. 90.
90 1570 augustus 27.
Jan Claess. verklaart onder zekere voorwaarden op zich genomen te hebben, ten overstaan van Jacob de Cock van Opijnen, Huijbertvan Boxmeer, Wilhem Martenss., pastoor te Opijnen, Anthonis Spijring en Goris Claess., schout te Opijnen, om van Adam van Boxmeer, vicaris van het Onze Lieve Vrouwaltaar in de kerk van Opijnen, gedurende zes opeenvolgende jaren de volgende percelen ten halve te bebouwen, n.l. 4 morgen land onder Opijnen, genaamd Die Vicken Stucken, 1 morgen onder Opijnen, genaamd Het Kempken, 1 morgen op Weerdenborch, 4 morgen in 't Osterbroeck, 4 hond in de Rijert, en daarenboven van dezelfde vicaris gehuurd te hebben 2 morgen land onder Opijnen, genaamd De Roes, en nog ½ morgen land onder Heessel.
Oorspr, (inv. nr. 1235), op papier.
Zie ook nrs. 1449, 1450, 1453.
Zie ook nrs. 1265-1270, 1272, 1277 en 1526.
Deze hofstede kwam in 1723 aan Johan de Cock van Delwijnen.
Zie ook nrs. 1519, 1523.
Reg. nr. 8.
8 1415 november 27
Stoosken van Brakel en Ghijsbert van Ghiesen, schepenen te Zuilichem, oorkonden, dat Ghijsbert van Ghissen, bastaardzoon, aan Jan van Brakel heeft verkocht en overgedragen 11 erftijnsen, bestaande uit hoenders, gewassen ("dagmaten") en geldbedragen, gaande uit even zovele hofsteden onder Brakel, waarvan de ligging nader wordt omschreven.
(des woensdags nae sunte Cecilien dach).
Oorspr. (inv. nr. 1278).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
Reg. nr. 80
80 1558 september 15.
Philippus, koning van Castillien, etc., hertog van Gelre, oorkondt, dat Adriaen de Cock van Delwijnen als man en voogd van Marie van Braeckel de leeneed vernieuwd heeft van de halve grote tiend te Braeckel, waar de heer van Puderoyen de andere helft van heeft, en dat Marie van Braeckel vervolgens aan haar man het vruchtgebruik hiervan heeft toegekend.
Oorspr. (inv. nr. 1279).
Het zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. nrs. 82 en 84.
82 1560 januari 2.
Johan van Rossem, heer van Pudroijen en Meynerswijck, en Casper Torck, leenmannen van de koning als hertog van Gelder, oorkonden, dat Adriaen de Cock van Delwijnen en Maria van Brakel, zijn vrouw, krachtens octrooi van de koning d.d. 16 december 1558 bij uiterste wil beschikken over hun beider leengoederen, waarbij Adriaen aan Maria, krachtens consent van de leenheer Adriaen van Herlair van Merwijck d.d. 15 mei 1559, her levenslang vruchtgebruik toekent van een halve tiend onder Dellewijnen op de Rengmer, en bepaalt, dat deze tiend zal vererven op de oudste zoon uit hun huwelijk, bij ontbreken daarvan op de oudste dochter, en bij ontbreken daarvan op de rechtstreekse erfgenamen van Adriaen, en waarbij Maria, krachtens octrooi d.d. 15 september 1558 van de hertog van Gelder als leenheer, aan Adriaen het vruchtgebruik toekent van de grote halve tiend onder Brakel, waarvan de heer van Puderoyen de andere helft bezit, en bepaalt, dat deze tiend zal vererven op de oudste zoon uit hun huwelijk, bij ontbreken daarvan op de oudste dochter, en bij ontbreken daarvan op de oudste zoon resp. dochter uit haar eerste huwelijk, met Johan (sic) van Gijsen.
Afschrift (17de eeuw), in inv. nr. 1282, gewaarmerkt door C.J. van Swartsenbach, secretaris te Rumpt.
Reg. nr. 84 zie inv. nr. 912.
Reg. nr. 88.
88 1566 oktober 22.
Diederick van Wylick, Kleefs erfhofmeester en ambtman, enz. enerzijds, en Reynier van Aeswijn, heer van Brakel, Oth Pieck, heer van Tienhoven, en Adriaen de Cock, alsmede schout en heemraden van Brakel namens de geërfden van Brakel, anderzijds, komen overeen, dat die van Brakel een uitwatering zullen hebben naar de Maas door het Monicklant, dat Diederick voornoemd toebehoort, en wel door de kaveling aan het zuideinde bij de Poeroeyense dwarskade, dat zij daarover een brug zullen leggen, dat zij aan Diederick 550 brabantse gulden zullen betalen en ook de gebruikers van het land schadeloos te stellen, en dat zij desgewenst in de dijk een sluis zullen maken, in welk geval zij de sluis in Mertensgat op de Wale zullen dichtmaken.
Oorspr. (inv. nr. 1283).
Met de geschonden zegels van Diederick van Wylick, Oth Pieck Marten van Rossem en Adriaen de Cock, en de handtekeningen van schout en heemraden. Het zegel van Reynier van Aeswijn is verloren.
Joachim van Gent was geërfde in Brakel.Blijkens een bijgevoegde losse aantekening ontving hij dit stuk in·1667 te leen.
Reg. nr. 108.
108 1596 mei 23
Jan Toniss. en Geerit Toniss., dijkheemraden te Braeckel, oorkonden, dat Ariaen Peeterss. van Muylick naar Dijkrecht een aantal nader om - schreven percelen land aldaar, afkomstig van Merten van Rossum of het huis van Ophemert, krachtens verwin heeft aangevangen.
(o.s. mei 13).
Oorspr. (inv. nr. 1286).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
In dorso: "bescheyt van de goederen tot Brakel".
Zie ook nr. 1521.
Reg. nr. 109.
109 1597 19
Wilhelm van Tuyll tot Bulckesteyn en Jacob Pieck, heer tot Eynspijck, schepenen in Deyl, oorkonden, dat Maximiliaen van der Lauwick, heer van Deyl, als collator der pastorie te Deyl, verklaard heeft schuldig te zijn aan Jan van Giessen een tijns van 16 gulden 's jaars, gaande uit een huis en hof aan de Poel in het gerecht van Deyl, tot eerstgenoemde van laatstgenoemde heeft gekocht ten behoeve van de pastorie, losbaat met 200 gulden, of wel met tweemaal 100 of viermaal 50 gulden.
(o.s. oktober 9).
Afschrift (1619?), in inv. nr. 1292.
Zie ook nrs. 1284, 1523.
Reg. nr. 25.
25 1473 oktober 10.
Jan Stoip, secretaris van de hertog van Burgond(en) en griffier in diens raadkamer van Brabant, tevens stadhouder van de lenen van Gelre en Zutphen, beleent Johan van Balveren Ariaenssoen met een huis en hofstede onder Delwijnen, dat voordien toebehoorde aan heer Danelt Kock, alsmede 3½ morgen land, genaamd Den Nienkamp "op ter gemeynte" aldaar.
Oorspr. (inv. nr. 1293).
Met het zwaar beschadigde zegel van de oorkonder.
Reg. nr. 38.
38 1493 april 15
Kaerle, hertog van Gelre en Gulich en graaf van Zutphen, bewilligt als leenheer in het vruchtgebruik door Arnt die Kock van Delwinen van een huis en hofstede onder Delwijnen, dat voordien van heer Daniël Kock, ridder, was, met nog 2 percelen land, met welke goederen Johan die Kock beleend is.
(des manendages na beloken paeschen).
Oorspr. (inv. nr. 1294).
Het zegel van de oorkonder is zo goed als geheel verloren.
Reg. nr. 74.
74 1551 maart 11.
Frederick van Doern en Jan Arnssen, schepenen in Zuylichem, oorkonden, dat Alart van Haeften, als erfgenaam van Dirck van Haeften, Joachim van Gyessen als voogd van zijn vrouw, erfgename van Joost van Braeckell, van alle verplichting tot vrijwaring van een tiend te Delwijnen, die Joest aan Dirck had overgedragen.
Oorspr. (inv. nr. 1296).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
Reg. nr. 78.
78 1552 oktober 7.
Adriaen van Herlair van Merwyck beleent Adriaen die Cock van Delwijnen Janss., ten overstaan van Willem Mattheuss. en Aert Wouterss., leenmannen van het huis Ammerzoyen, met de helft van een tiend onder Delwijnen en op die Ringelmeer, die hij geërfd heeft van Johan de Cock van Delwijnen, en waarvan Alairt van Haeften de andere helft bezit.
Oorspr. (inv. nr. 1297).
Het zegel van de oorkonder is verloren.
Zie ook nrs. 1415, 1521.
Reg. nr. 107.
107 1595 februari 28
Gerhard Voet, plaatsvervangend stadhouder van de lenen van Gelderland, beleent ten overstaan van de leenmannen Gerlach van der Capel, Jasper van Hattem en Bartholomeus Broil Henrica van Haeften met de korentiend of "Gemensche" tiend en de smaltiend te Driel, toebehorende aan het huis Amersoijen, welke zij van Walraven van Haeften, haar vader, geërfd heeft.
(o.s. februari 18).
Oorspr. (inv. nr. 1299).
Het zegel van de oorkonder is verloren.
Ondertekend door W. Sluysken, griffier van het Hof.
Reg. nr. 18.
18 1459 november 7
Rutger van Derthesen en Mergriet, zijn vrouw, erkennen verkocht te hebben aan Bertolomeus van Eck Geuritss. ⅓ van een hofstede met 6 morgen land in den Enghe te Eck, belast met een malder raapzaad 's jaars voor de kerk te Eck en een "loet silvers" 's jaars voor de pastoor te Mauderic, voor welke verkoop Jan van Eck en Jan de Haess zich waarborg stellen.
(op sunte Wilbroerts dach des heiligen bisscops).
Oorspr. (inv. nr. 1320).
Met de geschonden zegels van de verkopers en Jan van Eck.
Het zegel van Jan de Haess is verloren.
Reg. nr. 75.
75 1552 maart 26.
Oth Wilhemss. oorkondt, dat hij verkocht heeft aan Gertruyt van der Lauwijck, weduwe van Cornelis van Eck, 11 hond land onder Eck op Homout(?) die hij als tijnsgoed hield van Henrick van Eck, en voor de vrijwaring waarvan Henrick Wilhemss. en Wilhem Wilhemss. zich borgstellen.
Oorspr. (inv. nr. 1321).
Met de zegels van de oorkonder en de beide borgen.
Reg. nrs. 97 en 98.
97 1579 april 13
Jan Bartenss. en Anthonis Vreem Reyers, verklaren als voogden van Geertruydt Roeloffsdochter, nagelaten kind van Roeloff Reyerss., verkocht te hebben aan Gerit van Beynhem en Cristina van Eck een huis en hofstede met landerijen, groot 10 hond, onder Eck, belast met een erfpacht, verschuldigd aan de graaf van Culemborg.
(manendaichs nae Palmsonnendach).
Oorspronkelijk (inv. nr. 1322), op papier.
Ondertekend door Thonis van der Eem Reyerss., Geryt van Beynhom, en de getuigen Willem dye Cock van Delwijnen en Jan Geritss, (van der Horst).
98 1579 april 15.
Jan Bartenss. en Anthonis Vreem Reyerss. verklaren als voogden van Geertruydt Roeloffsdochter, nagelaten kind van Roeloff Reyerss., verkocht en overgedragen te hebben aan Gerit van Beynhem en Cristina van Eck de hofstede, omschreven in reg. nr. 97 en voor de vrijwaring daarvan te verbinden 4 morgen land op Homoet en 4 morgen, genaamd Die Jolijt, leenroerig aan de graaf van Culemborg, beide onder Eck.
Oorspr. (inv. nr. 1322).
Met geschonden zegels van de beide oorkonders en van de getuige Willem de Cock van Delwijnen. Het zegel van de tweede getuige, Heymerick van Bemmell, is verloren.
Reg. nr. 104.
104 1585 april 16
Jan Goessenss., Derick Goessenss. en Marij Fieren, zijn vrouw, Elyzabeth Goessensdochter, weduwe van Roeloff Reyerss., mede namens Roeloff Roeloffs, onmondige nagelaten zoon van Roeloff Reyerss., erkennen verkocht en overgedragen te hebben aan Gerit van Beynhem en Cristina van Eck de helft van 6 morgen land, genaamd Dat Moeyen Landt, onder Eck, bezwaard met erfpacht, verschuldigd aan de graaf van Culenborch, voor de vrijwaring waarvan Jan Goessenss. verbindt 14 hond land onder Omeren, genaamd De Rosenkamp, en Derick Goessenss., Marij, zijn vrouw, en Elyzabeth 2½ (morgen?) land onder Maurick, en voorts al hetgeen zij bezitten of nog verkrijgen zullen onder Ingen, Omeren, Eck en Maurick, terwijl zij beloven ervoor te zullen zorgen, dat Roeloff Roeloffs bij zijn meerderjarigheid deze verkoop door een afzonderlijke akte zal bekrachtigen.
(o.s. april 6).
Oorspr. (inv. nr. 1323).
Met de geschonden zegels van de tweede, derde en vierde oorkonder. Het zegel van de eerste oorkonder is verloren.
Reg. nr. 91.
91 1570 september 23.
Goert van Meverdenn en Madalena van Gastelle(?), zijn echtgenote, erkennen, ten overstaan van Johan van den Bergh en Ott Rams, schepenen te Arnhem, als erfpachters in de Oever-betouwe verkocht en overgedragen te hebben aan Goedert Pannekoeck hun aandeel in twee stukken land onder Elst, in de buurtschap Reet in het ambt Oeverbetouwe, waarvan het ene, groot 6½ hond genaamd is Cloppertzhoff, en het andere, groot 2 morgen, gelegen is in het Elstervelt.
Oorspr. (inv. nr. 1330).
Met de geschonden zegels van Goert van Meverdenn, Johan van den Bergh en Ott Rams. Het zegel van Madalena van Gastelle is verloren.
Zie ook nrs. 1427, 1525, 1526.
Zie ook nrs. 1519, 1520, 1522.
Reg. nr. 79.
79 1551 juni 25.
Thomas van Scerpenzeell, "dagelijks" heer te Rumdt, beleent ten overstaan van Robbert van Erp, leenman van de hertog van Gelre, en Gerit Heynrickss., zijn eigen leenman, Jochem van Giessen, als opvolger van Joest van Giessen, zijn vader, met 3 morgen land onder Ghelcum, genaamd Den Weevershoeck.
Oorspr. (inv. nr. 1338).
Met het geschonden zegel van de oorkonder.
Zie ook nr. 1525.
Zie ook nr. 1520.
Zie ook nr. 1343.
Zie ook nrs. 1326-1331, 1333, 1335, 1336, 1338, 1379, 1587.
Reg. nr. 86.
86 1565 augustus 5.
Rijcholt Claessoen en Catharina Jansdochter, zijn vrouw, erkennen ten overstaan van de erfpachters Hemerick van Meckerenn en Roeloiff vann Donnre Jannszoenn verkocht te hebben aan Geridt van Beynhem een stuk land, groot 3 morgen 1 hond en 42 roeden, in het kerspel Horssen, in de heerlijkheid Baetobuirgh.
Oorspr. (inv. nr 1351).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders en de beide erfpachters.
Zie ook nrs. 1242, 1475.
Reg. nrs. 81, 83, 87, 106, 112, 113.
81 1559 november 29
Hanrick van Boenenborch, genaamd van Honsteyn, en Anna van Oy, zijn vrouw, verkopen ten overstaan van Hanrick van Beynnhum, burgemeester van Nijmegen, en Wychman van der Borch, "raadsvrund" aldaar, als erfpachters in het Rijk van Nijmegen, aan Thomas van Apelteren, heer van Persingen, ten behoeve van Wilhelm van Hoemen, vicaris van het altaar van sint Catharijne in de kerk te Persingen een rente, groot 29 keizersgulden 's jaars, gaande uit een kamp land, genaamd het Endevlot, groot 8 morgen, in den Oeyen, in des Grevenweerdt, ten allen tijde losbaar tegen 480 keizersgulden.
(op sancte Andries ayvendt s heyligen Apostels).
Oorspr. (inv. nr. 1373).
Met de geschonden zegels van de oorkonders en de erfpachters.
83 1561 april 28
Henrick van Beinhom en Loeff die Jeger, schepenen te Nijmegen, oorkonden, dat Henrick van Bonenborch, genaamd van Honstein, en Anna van Oy, zijn vrouw, voor de vrijwaring van een erfjaarrente van 29 keizersgulden, gaande uit een kamp land, genaamd Endevlot, groot 8 morgen, in de Oeyen in des Grevenwerdt, die zij verkocht hebben aan Thomas van Appelteren, heer van Persingen, ten behoeve van Wilhem van Hoemen, vicaris van sint Cathrinenaaltaar in de kerk te Persingen, hebben verbonden hun huis en hofstede met toebehoren in de Muxterstrait (te Nijmegen).
(up manendach na sent Joriens dach martelers).
Oorspr. (inv. nr. 1373).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders.
87 1566 januari 26
Marten van Andelst en Johan Touman, schepenen te Nijmegen, tevens gerichtslieden en erfpachters in het Rijk van Nijmegen, oorkonden, dat Henrick van Boenenborch genant van Honstein, en Anna van Oy, zijn vrouw, verkocht hebben aan Reyner van den Boenhoff een jaarlijkse rente, groot 27 karolusgulden, gaande uit hun huis, hofstede, stal en hof in de Ridderstraat, voorts uit het hun toekomende derde deel van een bouwing lands, groot 72 morgen, genaamd Bunswendt, gelegen onder Boeninghen in het Rijk van Nijmegen.
(op satersdach na sunt Pouwels dach conversionis).
Oorspr. (inv. nr. 1373).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders.
Gestoken door de akte d.d. 1599 december 29 (reg. nr. 113).
106 1588 januari 16
Wilhem van Herwarden, gewezen rentmeester der stad Niemegen en Alit Toumans, zijn vrouw, lenen aan de gebroeders Herman en Reiner van Bonenburgh genant van Honstein, 800 brabantse gulden tegen een rente van 48 gulden 's jaars en huren van hen gedurende zes jaren een huis in de Munsterstraat te Niemegen voor 39 gulden 's jaars.
(o.s. januari 6).
Oorspr. (inv. nr. 1373), op papier.
Ondertekend door de contractanten.
112 1599 mei 6
Hendrick Swarthamel en Jacob Besman, schepenen te Nyemegen, oorkonden, dat Claes van den Kerckhoff en Reyner van den Kamp als kerkmeesters te Persingen, met toestemming van Hendrick Engelen, Sybertt van Ryn, Claes Bruys en de buren van Persingen en Wercheren, verkocht hebben aan Wilhem van Houwaerden een jaarlijkse rente, groot 29 carolusgulden, die Hendrick van Boneburch, genaamd van Honsten en Anna van Oeyen aan de heer van Persingen ten behoeve van heer Wilhem van Hoemen, vicaris van S. Catharenenaltaar in de kerk te Persingen, verkocht hebben, gaande uit een kamp land, genaamd het Eyndenbott, groot ongeveer 8 morgen, in het Rijk van Nijmegen in den Oeyen, alsmede uit hun huis en hofstede c.a. in de Muxterstraette.
(o.s. april 26).
Oorspr. (inv. nr. 1373).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders.
113 1600 januari 8
Eyck(?) Braem en Eyck Henck, schepenen te Nyemegen, tevens erfpachters in het Rijk, oorkonden, dat Ida van Behem, weduwe van Henrick van Moock, burgemeester, mede namens hun onmondige kinderen Henricken en Lysbeth, en Derick van Haeften en Naeleken, zijn vrouw, en Geridt van Behem, hebben verkocht aan Aerndt Kelffken een erfrentebrief, groot 27 karolusgulden.
(o.s. 1599 december 29).
Oorspr. (inv. nr. 1373).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders.
Deze is gestoken door de akte d.d. 1566 januari 26 (reg. nr. 87).
Reg. nr. 110.
110 1598 maart 26
Eyck Braem en Johan van der Graft, schepenen te Nymmegen, oorkonden, dat Reyner de Beyer erkent verkocht te hebben aan de erfgenamen van wijlen Philips Wemringh en Hillicken Beyers, zijn dochter, genaamd Henderick, Philips en Sara Wemringh, een moeshof met toebehoren, gelegen bij het convent van de Mariënburch te Nijmegen, alsmede een erfjaarrente, groot 3 enkele gouden hertog-philippusgulden, gaande uit 1½ hond land te Hees.
(o.s. maart 16).
Oorspr. (inv. nr. 1375).
Met de zegels van de beide oorkonders.
Het is mogelijk, dat dit huisje later toebehoorde aan Johan de Beyer.
Reg. nr. 24.
24 1473 september 24.
Jan Stoip, secretaris van de hertog van Bourgondië, stadhouder van de lenen van Gelre en Zutphen, beleent Sweder van Weerdenborch met het huis te Ophemert met singel en boomgaard en 6 morgen land, alsmede met 4 morgen, genaamd Pypers Camp in het kerspel Ophemert.
Oorspr. (inv. nr. 1395).
Het zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. nrs. 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 28, 77.
4 1386 februari 7
Rodolfus Ottonis en Jacobus Huberti, schepenen in Tule, oorkonden, dat Mechteldis,weduwe van Hermannus Ettenus(?), verkocht en overge - dragen heeft voor 100 pond een morgen land onder Hemert in de Uterdyke op 't Zant, aan Gerardus Coeternus(?).
(MCCC octuagesimo sexto feria secunda post diem Beate Aghate).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
5 1386 februari 7
Rodolfus Ottonis en Jacobus Huberti, schepenen in Tule, oorkonden, dat Johannes Bouman verkocht en opgedragen heeft voor 500 pond aan Gherardus die Coeter een halve morgen land in de Uterdyke op 't Zant onder Hemert.
(MCCC octuagesimo sexto feria secunda post diem beate Aghate).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
7 1405 januari 19
Arnt die Koc en Jan Doelnoet Heynricszoon, schepenen in Tuel, oorkonden, dat Gherijt Gerarduszoon heeft verkocht en overgedragen voor 50 gouden gulden een kwart van 2¼ morgen land onder Hemert op de Uterdijcke, geheten 't Sant, voorts 2 hond en ⅓ van 1 hond eveneens aldaar, aan Hubert van Loen, bastaardzoon van Gerardus Caters.
(des manendages nae sunte Ponciaens dach).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
Met de zegels van de beide oorkonders.
Gestoken door de akte d.d. 1416 augustus 11 (reg. nr. 9).
9 1416 augustus 11
Wolfaert van Culenborch en Gherijt van Beesde, zoon van heer Gherijt van Beesde, ridders, schepenen in Tuel, oorkonden, dat heer Jan Gherijts Coeterssoin, priester, heeft verkocht en overgedragen voor 100 gouden gulden 11 hond land onder Hemert op den buitendijk en nog 2 hond land eveneens aldaar aan Gheertruyd Hubert Tayendochter.
(des dinxdages nae sunte Laureyns dach).
Oorspr. (inv. nr. 1278).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
Door deze zijn gestoken de akten d.d. 1405 januari 19 (reg. nr. 7), 1434 november 8 (reg. nr. 13), 1434 november 9 (reg. nr. 14) en 1481 juli 3 (reg. nr. 28).
10 1428 april 8
Derijc van Weerdenberch en Willem van Heze, schepenen in Tuel, oorkonden, dat Gheertruyt Hubert Tayen dochter heeft verkocht en opgedragen voor 100 gouden gulden ⅓ van 7 hond land onder Hemert buitendijks op 't Sant en 4 hond land eveneens aldaar, aan Heynric van Doerne Heynrics soen.
(des donredaeges nae paesdach).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
Door deze is gestoken de akte d.d. 1428 april 10 (reg. nr. 12).
11 1428 april 9
Derijc van Weerdenborch en Willem van Heze, schepenen in Tuel, oorkonden, dat Heynric van Dorne Heynricszoon is overeengekomen met Gheertruyd Hubert Tayendochter, dat de vorderingen van Heynric, waarmee ⅓ van 7 hond en nog 4 hond land op 't Sant buitendijks onder Hemert, toebehorende aan Gheertruyd, zijn bezwaard, te allen tijde aflosbaar zijn met 100 gouden gulden van elk 13 vlaamse groten.
(des vridages nae paesdach).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
12 1428 april 10
Derijc van Weerdenberch en Willem van Heze, schepenen in Tuel, oorkonden, dar Heynric van Dorne Heynricssoen verkocht en overgedragen heeft voor 100 gouden gulden de brief, waardoor deze gestoken is, aan Gheertruyde Hubert Tayen dochter ten behoeve van Janne Derijc Beernts Smeedssoins dochter.
(des saterdages nae paesdach).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
Gestoken door de akte d.d. 1428 april 8 (reg. nr. 10).
13 1434 november 8
Derijc van Weerdenborch en Herman Hacke, schepenen in Tuel, oor - konden, dat Aelbert Quekel heeft verkocht en overgedragen voor 70 gouden gulden 1 morgen land onder Hemert buitendijks op 't Sant, aan Arnt Rutghers, bij welke verkoop naast de verkoper ook Ghijsbert Quekel Ael - bertss., Hubert Heynricssoen, als man en voogd van Margriete Corstins en Lijsbeth Aelberts Quekels dochter vrijwaring hebben gegeven, en dat vervolgens Arnt Rutghers dit land weer aan Ghijsken Quekel Aelbertss. in erfpacht gegeven heeft voor 3 gouden overlandse rijnse gulden 's jaars.
(des manendages nae sunte Willebroerts dach).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
Met de zegels van de beide oorkonders.
Gestoken door de akte d.d. 1416 augustus 11 (reg. nr. 9).
14 1434 november 9
Derijc van Weerdenborch en Herman Hacke, schepenen in Tuel, oorkonden, dat Arnt Rutgherssoin heeft verkocht en overgedragen voor 70 gouden gulden de brief d.d. 1434 november 8 (reg. nr. 13), waardoor deze gestoken is, aan Gooswijn Quekel ten behoeve van Vrederic Joede.
(des dinxdages nae sinte Willebroerts dach voir sinte Martijnsavont).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders.
Gestoken door de akte d.d. 1416 augustus 11 (reg. nr. 9).
28 1481 juli 3
Johan die Kock en Heynrich van Tuyll, schepenen in Tuyll, oorkonden dat Gerit die Joede heeft verkocht en overgedragen voor 200 pond 2 morgen land onder Hemert op 't Sant aan Johan Nerinck, te lossen met 100 rijnse gulden 20 witte stuivers hollands (binnen 7 jaren?).
(des dynsdaiges na ons liever vrouwendach visitacio).
Oorspr. (inv. nr. 1396).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders.
Gestoken door de akte d.d. 1416 augustus 11 (reg. nr. 9).
77 1552 juli 5.
Dirick van Werdenborch en Ysabella van Diemen, zijn vrouw, verkopen aan Aellert van Haeften ten behoeve van Frederic, zijn zoon, het huis en de heerlijkheden van Ophemert en Zennewijnen, alsmede 9 morgen land bij het huis Ophemert gelegen, de helft van een stuk uiterwaard, genaamd Het Zandt, te Ophemert, een tiend te Delwijnen, in leen gehouden van de heer van Brederode, 6½ morgen land, genaamd De Hameracker en Het Schoer, gelegen op de Overbeemdten inde Wlicken, en nog een vierde gedeelte van de goederen, genoemd in een magescheid d.d. 29 maart 1550, die thans gebruikt worden door Jan Schenck van Nyendegen, met uitzondering van de 6½ morgen, voor een rente van 550 carolusgulden 's jaars losbaar met 833 gulden 6 stuivers 10 penningen hollands en 2 myten vlaams, onder verband van Aellerts huis, genaamd Wayensteyn, onder Harwijnen.
Oorspr. (inv. nr. 1396).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
Voorheen inv.nr. 1403
Kaartenlijst 4.MCOF inv.nr. 3. Geborgen in de Algemene Kaartenverzameling.
Zie ook nrs. 1520, 1525, 1526.
Reg. nr. 58.
58 1538 april 13
Wemmer van Kuyck en Gerit van Dieden, schepenen in Tuyll, oorkonden, dat Johan Artss. ten behoeve van Wylhem die Haes Janssen heeft gevestigd een tijns, groot 1½ philippusgulden 's jaars op een huis en hofstede te Ophemert in de Wower, welke tijns losbaar zal zijn tegen 25 philippus - gulden.
(Opten palm avont).
Oorspr. (inv. nr. 1407).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders.
Verkocht door E.L. van Heeckeren.
Naderhand verworven door de familie Mackay.
Reg. nr. 76.
76 1552 april 16
Goirt van Randwick en Merrij, zijn vrouw, oorkonden, ten overstaan van Johan van Randwick en Wolter Vermeer, erfpachters, dat zij verkocht en overgedragen hebben aan Wilhem van Ghent, heer van Loynen, een jaarlijkse rente, groot 6 karolusgulden, gaande uit een huis en hofstede, met 2 morgen land in de maalschap Laeckmont onder Huesden in het ambt Nederbetouwe, en voorts onder verband van 5 morgen weiland in het Laechmontsche broeck onder het schependom van Wagenijnghe, en in het ambt Oeverbetouwe.
(opten heiligen paischayvent).
Oorspr. (inv. nr. 1458).
Met de geschonden zegels van Goirt van Randwick en de beide erfpachters. Het zegel van Merrij is verloren.
Reg. nr. 15.
15 1445 juli 18
Gijsbert van Randwijck oorkondt, dat ten overstaan van Gerit Vos, Johan van Doedenweerde Elb(er)ts. en andere tijnsgenoten Brant Rutgerss. en Ott van Aelst Janss. hem hebben opgedragen een jaarlijkse rente, groot 1 hertogreinaldsgulden, gaande uit een hofstede met huis onder Randwick, en dat hij vervolgens deze rente heeft uitgegeven aan Gysbert van Randwick, bastaard, zijn zoon.
(des sonnendaeges na division apostolorum).
Oorspr. (inv. nr. 1459).
Met het geschonden zegel van de oorkonder.
Reg. nr. 17.
17 1449 juli 22
Harman Hartzeboll, tijnsmeester vanwege heer Willam jonge heer tot Egmont, broeder tot Gelre, heer van het land van Mechgelen enz., verklaart, dat hij ten overstaan van Hendrick Ganssneb geheiten Tengnaegell en Dirck van Echtelt, tijnsgenoten, aan Gijsbert van Randwick bastaard 14 hond land, gelegen aan twee percelen onder Randwick nabij de Oyhuysserstrate, ten tijnsrechte heeft uitgegeven na opdracht door Ott van Aelst en Lijsbet, zijn vrouw.
(op sancte Marien Magdalenen dach).
Oorspr. (inv. nr. 1460).
Het zegel van de oorkonder is verloren.
Reg. nr. 20.
20 1462 april 17
Willem Lenck, richter in Overbetuwe, oorkondt ten overstaan van Wolter van Eynspick en Henrick Harmenssoen als gerichtslieden, dat Arnt van der Meer Goessenss. en Alfeern van Randwijck, zijn vrouw, verkochten overgedragen hebben aan Gysbert van Randwijck Ghijsbertss. 6 morgen land, genaamd Hoenyngen, in het kerspel Randwijck.
(des satersdaigh nae den heyligen Palmdach).
Oorspr. (inv. nr. 1461).
De zegels van richter en gerichtslieden zijn verloren.
Reg. nrs. 26, 27, 30, 31.
26 1474 juni 21
Johan van der Horst, richter in Overbetue, oorkondt ten overstaan van Herman Snyepert en Ott van Lent Berntts., gerichtslieden, dat Ott Heymerickssoen heeft overgedragen aan meester Goessens van Lyenden Alartss. (?) alle "koop-, gewin- en richtersslijtbrieven" van rechten, die hij had op alle goederen van Arnt van Randwick onder Randwick in de maalschap Oyhusen.
(opter Tyen dusent marteler avondt).
Oorspr. (inv. nr. 1462).
Met de zeer geschonden zegels van de oorkonder en de beide gerichtslieden.
27 1474 juli 23
Johan van der Horst, richter in de Overbetue, oorkondt, dat hij krachtens vonnis van Ott van Lent Berntss. en Evert van den Borch, gerichtslieden, meester Goessen van Lyenden, bastaard, gesteld heeft in het recht op de goederen, die Arnt van Randwick bezit in het kerspel Randwick en de maalschap Oyhusen, en dat bij Arnt van Randwick de "aanvang" heeft aangezegd.
(sabbato post Marie Magdalene).
Oorspr. (inv. nr. 1462).
Met de zegels van de beide gerichtslieden. Het zegel van de richter is verloren.
30 1483 februari 17
Goert van Avezait Geritzsoen en Johanna Pelgerumpss dochter van Amerongen, zijn vrouw, oorkonden, dat zij verkocht en overgedragen hebben aan Rutger van Randwyck Gysbertzsoen de eigendomsbewijzen van alle goederen en rechten, met inbegrip van de nog uitstaande schulden, die Lysbeth van Avezait Geritz wijff, Goerts moeder, geërfd had van meester Goissen van Lyenden Aellertsz., t.w.
(s manendaiges na den sonnendach Invocavit).
1e. een oorkonde van Walraven van Apkouwe, richter in Overbetuwe, voor Gysbert van Randwick en Lysbeth, zijn vrouw d.d. 18 april 1444;
2e. een oorkonde van Gysbert van Randwick en Lysbet, zijn vrouw d.d. 25 april 1444;
3e. een oorkonde van Aernt van Randwick d.d. 3 juli 1469;
4e. een oorkonde van Johan van der Horst, richter in Overbetuwe, d.d. 21 juni 1474;
5e. een oorkonde van Johan van der Horst, richter in Overbetuwe d.d. 21 juni 1474;
6e. een oorkonde van Aernt die Visscher, tijnsmeester van de hof van Randwyck d.d. 19 juli 1474;
7e. een oorkonde van Johan van der Horst, richter in Overbetuwe d.d. 23 juli 1474;
8e. een oorkonde van Aernt van Randwick voor Gysbert van Randwick en Lysbeth, d. 8 mei 1475, voor de vrijwaring waarvan Goert van Avezait verbindtal zijn goederen in het schependom van Waigenyngen en elders.
Oorspr. (inv. nr. 1462).
Met de geschonden zegels van de beide oorkonders en van Hendrick van der Lauwick Eernstensoen.
31 1483 april 23
Goirt van Avezait geeft kwijting aan Rutger van Randwyck voor de goederen, die deze uit de nalatenschap van Goirts moeder (die ze weer geërfd had van meester Goessen van Lienden) heeft gekocht, behoudens een bedrag van 37½ rijnse gulden, dat hij, Rutger, voor een redelijke rente, krachtens een "eerbrief" nog enige tijd mag behouden.
(op sunte Joriaens dach militis et martiris).
Oorspr. (inv. nr. 1462).
Met zegel van de oorkonder.
Reg. nr. 29.
29 1483 januari 10
Gerit van Oemeren Aelbertsz. en Cornelis Jacob Philipsdochter, zijn vrouw, erkennen op zekere voorwaarden van Goirt en Rutger van Randwyck Gysbertszoene voor 12 jaren gepacht te hebben de helft van de uiterwaard, waarvan Goirt van Randwyck Johanss. de helft toebehoort, onder Randwyck.
(des vrydaighs post Epyphanie).
Oorspr. (inv. nr. 1463).
Ondertekend door Gerit van Oemeren Aelbertsz. Het zegel van de eerste oorkonder is geheel, dat van de tweede oorkonder zo goed als geheel verloren.
Reg. nr. 52.
52 1526 december 13
Johan van Zegen oorkondt, dat de erfrente, groot 3 hertogphilippusgulden 's jaars, gevestigd op een bouwinge, groot 60 morgen land onder Randwijck, die Joest van Randwijck en Anna van den Staede, zijn vrouw, hem verkocht hebben, ten allen tijde losbaar zal zijn met 50 gouden philippusgulden of de waarde daarvan.
(op sente Lucien dach jonffrouw).
Oorspr. (inv. nr. 1464).
Met het geschonden zegel van de oorkonder.
Reg. nr. 69.
69 1542 september 30
Joest van Randtwick en Anna van Staey, zijn vrouw, erkennen, ten overstaan van Bernt Hackfoirt en Peter van Berongen, erfpachters in Overbetu, verkocht te hebben aan Barbere, weduwe van Haeck van Ruytenborch een eeuwige rente, groot 6 hertog-philippusgulden 's jaars of de waarde daarvan, gaande uit hun bouwhof gelegen in het kerspel Randtwick, thansbeweid en bebouwd door Derick van Beynhom, welke bezwaard is met 8 pond kleine penningen 's jaars ten gunste van de vicaris te Arnhem en 5 philippusgulden 's jaars ten gunste van Claes Pels.
(op satersdach sunte Hieronimusdach confessor).
Oorspr. (inv. nr. 1465).
Met de geschonden zegels van de beide erfpachters. De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
In dorso: "denbrief in 't witte van dese geschreeven is door joncker Aernt van Randick quyt gecofft en afgeloosset van de weduwe z. Henrick Ewens den XXII decembris anno 1607 in Nijmmegen in bywesen mij onderschrevene Jacob Ewens als getuighe".
Zie ook nrs. 1315, 1340, 1519, 1520, 1522.
Zie ook nr. 1409.
Zie ook nr. 1519.
Reg. nr. 85.
85 1564 augustus 20.
Katharina, bastaarddochter van Gelre, weduwe te Huicklum en Amersoden en vrouwe van Werdenborch, beleent Ott van Haeften als voogd van jonkvrouwe Zander Pieck met een huis en hofstad, genaamd Blienborch, onder Tuyll, dat Zander geërfd heeft van haar vader Aert Pieck alsmede met 7 morgen land, genaamd Den Guldencamp, aldaar, alles onder voorwaarde, dat zij aan haar zusters zal uitkeren al hetgeen hun vader hun met toestemming van de leenheer vermaakt heeft.
Oorspr. (inv. nr. 1477).
Het zegel van de oorkonder is verloren.
Zie ook nrs. 1450, 1525.
Zie ook nrs. 1520, 1522.
Zie ook nrs. 1428, 1520, 1522, 1523, 1526.
Reg. nr. 95.
95 1578 februari 7.
Walter Roeloffss. en Cornelis Wauterss. de Cruyff, schepenen in Beesd, oorkonden dat Johan van den Hoove, abt van Ste Marienweyde, Johan Beijrs, coadjutor en proost, Goossen van Heijss, pastoor te 's-Grevensande, Balduwijn van Audthuesden, proost te Kessell, Arndt van Heechuijsen, pastoor te Marienweijrdt, alsmede de gezamenlijke conventualen van de abdij van Mariënweijrdt, Adriaen de Cock van Delwijnen vrijwaren van een losrente, groot 240 gouden gulden 's jaars, waarvan de hoofdsom bedraagt 4000 gouden gulden, die Frederick van Heymert namens het convent op 4 januari 1566 ten behoeve van Robbrecht van Wachtendonck, kanunnik te Aken, 't Zanten en Cranenborch, heeft gevestigd op 25 morgen land en nog 10 morgen land, genaamd Den Brewaerdt, beide onder Wadenoden, en dat zij zullen zorg dragen, dat de desbetreffende rentebrief, die Gijelis Pieck met Alert van Gendt, zijn vrouw, en Frederick van Hemert hebben gepasseerd, binnen één jaar tijd aan Gijelis Pieck en Adriaen de Cock van Delwijnen gerestitueerd zal worden, tot nakoming waarvan zij verbinden al hun goederen en in het bizonder 838 morgen land in de polder van Marienweyrdt in het ambt Beesd.
Oorspr. (inv. nr. 1483).
De zegels van de beide oorkonders, alsmede het conventszegel en het abdijzegel, zijn verloren.
Ondertekend door Johan van den Hove, ..? van Winssen, Johan van Beers, Dyerck die Bie, pastoor te Zenwenden, Goossen van Hees, Baldwijn van Autheuesden, ..? Ottenss., Willem Budding Aertssoon, Robert van Nuynhem en Anthonis van Hardenbroeck.
Reg. nrs. 99 en 101.
99 1580 maart 25.
Aernt van Meteren en Steven Geritsen, schepenen in Deyll, oorkonden, dat Adriaen de Cock van Delwijnen ten behoeve van Johan van den Hove, abt van S. Mariënweerdt, een erftijns, groot 38 carolusgulden, heeft gevestigd op 21 morgen land, waarvan 11 morgen zijn genaamd Die Audelinge of Die Hoeven, en van de overige 10 morgen 3½ morgen gelegen zijn op de Vergaerde, alsmede op 10 hond of 1½ morgen, eveneens op de Vergaerde, alles onder Wadenoyen.
Oorspr. (inv. nr. 1484).
Met het geschonden zegel van de tweede oorkonder. Het zegel van de eerste oorkonder is verloren.
Door deze is gestoken de akte d.d. 1583 juni 13 (reg. nr 101).
101 1583 juni 13
Hanrick van Hussen en Jan Huygen, schepenen in Deyll, oorkonden, dat Johan van den Hove, abt, en Frederick van Winse, coadjutor van de abdij Mariënweerdt, hebben verkocht en overgedragen voor 1000 pond aan Geertruydt van Gendt, weduwe van Johan van Winsen de erftijnsbrief, waardoor deze gestoken is.
(o.s. juni 3).
Oorspr. (inv. nr. 1484).
Met de geschonden zegels van de oorkonders.
Gestoken door de akte d.d. 1580 maart 25 (reg. nr. 99).
Reg. nr. 100.
100 1580 mei 22.
Adriaen die Cock van Delwijnen en Johan van Steenhuys, schepenen in Deyl, oorkonden, dat Aert Folkense, grootvader en voogd van het kind van zijn dochter bij wijlen Wijn Steynse, gekocht en overgedragen heeft aan Cornelis Jan Saren een huis en hofstad met 5 hond land op Wadenoyen, vrij van dijklasten, maar onder voorbehoud van een erftijns van 12 gulden en 1 stuiver, verdeeld tussen het convent van Bommel en anderen, en het recht van uitweg voor de familie van de verkoper.
Oorspr. (inv. nr. 1485).
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
In 1774 gekocht door Carel Lodewijk de Pagniet.
Zie ook nrs. 1519, 1522.
Reg. nrs. 35, 36, 37.
35 1489 augustus 2
Henricus Posthouwer en Arnoldus Fey, schepenen in Zautbomell, oorkonden, dat Cornelia, weduwe van Bernardus de Gaell, ten behoeve van Johannes Auwrijn een tijns, groot 8 rijnse gulden of de waarde daarvan 's jaars, gevestigd heeft op ⅓ van de tienden, die men Franck Pyecken thienden pleegt te noemen, onder Zautbomel.
(incrastino beati Petri apostoli ad vincula).
Oorspr. (inv. nr. 1512).
Met het zegel van de tweede oorkonder. Het zegel van de eerste oorkonder is verloren.
36 1490 maart 1.
Oorspr. (inv. nr. 1512).
Jacobus Tengnagell en Arnoldus Fey, schepenen in Zautbomel, oorkonden, dat Cornelia, weduwe van Bernardus de Gaell, aan Ghisbertus Auwrijn belooft heeft een tijns, groot 8 rijnse gulden 's jaars, gaande uit ⅓ van Franck Pyecken tienden onder Zautbomel en Bruechem.
De zegels van de beide oorkonders zijn verloren.
Door deze is gestoken de akte d.d. 1490 november 23 (reg. nr. 37).
37 1490 november 23
Jacobus Tengnagell en Gregorius Morinck, schepenen in Zautbomel, oorkonden, dat Ghisbertus Auwrijn heeft verkocht voor 100 pond de brief, waardoor deze is gestoken, aan Johannes de Echtelt.
(in festo sancti Clementis pape).
Oorspr. (inv. nr. 1512).
Met de zegels van de beide oorkonders.
Gestoken door de akte d.d. 1490 maart 1 (reg. nr. 36).
Reg. nrs. 102, 103, 105.
102 1583 juli 27 (o.s. juli 17).
Schepenen van Boemel oorkonden, dat Henrick Maschereel, heer tot Balgoyen, verkocht heeft voor 3 pond een huis en erf te Boemel tegen - over gewezen zusterenconvent, genaamd Het Grote Huis van Opijnen, aan Henrick van Wytenhorst, drost te Huyssen.
Uittreksel uit het signaat van Zaltbommel (1642), gewaarmerkt door P. van Enschede, in inv. nr. 1513.
103 1583 juli 28
Schepenen van Boemel oorkonden, dat Henrick van Wytenhorst, drost te Huyssen, verkocht heeft voor 3 pond de aangehechte brief aan Reyner van Gelre, heer tot Aersen, en Margarita van Voerst, zijn vrouw, onder beding, dat het betrokken huis, tenzij het verkocht wordt, slechts zal vererven op hun beider kinderen.
(o.s. juli 18).
Uittreksel uit het signaat van Zaltbommel (1642), gewaarmerkt door P. van Enschede, in inv. nr. 1513.
105 1585 oktober 1
Jacob Jansz. en Eewalt, schepenen van Boemel, oorkonden, dat Cornelis Janss. en Hermen Sloot als gasthuismeesters hebben verkocht voor 1 pond een stuk erf binnen Boemel in de Oenselsestraat, bezwaard met een erftijns, groot een vrancryxse schilt en 4½ gulden lostijns aan Maes Aelertss.
(o.s. september 21).
Uittreksel uit het signaat van Zaltbommel (1642), in inv. nr. 1513.
Johan de Cock van Delwijnen bezat leengoederen onder Brakel, Delwijnen, Kerk-Avezaath en Wadenooien.
Betreft waarschijnlijk het leengoed Bollenerve onder Doornspijk.
Voorheen inv.nr. 1549
Kaartenlijst 4.MCOF inv.nr. 6. Geborgen in de Algemene Kaartenverzameling.
Voorheen inv.nr. 1550
Kaartenlijst 4.MCOF inv.nr. 5. Geborgen in de Algemene Kaartenverzameling.
Zie ook nr. 1610.
Voorheen inv.nr. 1553
Kaartenlijst 4.MCOF inv.nr. 7. Geborgen in de Algemene Kaartenverzameling.
Reg. nrs. 3 en 6.
3 1379 december 7
Aelbrecht, ruwaard van Holland enz., oorkondt, dat Willaem van Raemsdonc aan hem heeft opgedragen het ambacht van Raemsdonc met het veer en de visserij, en dat hij vervolgens Gherijt van Brakel Dircssoen daarmee heeft beleend.
(up onser Vrouwen Avont Conceptio).
Gevidimeerd in een akte d.d. 1390 april 5 (reg. nr. 6).
6 1390 april 5.
Vrederic Moliaert, deken van het kapittel van Zautbomel, geeft vidimus van de oorkonde d.d. 1379 december 7 (reg. nr. 3).
Oorspr. (inv. nr. 1555).
Met het geschonden zegel van het kapittel van Zaltbommel
Zie ook nrs. 1516, 1610.
Zie voor de verwerving nr. 185.
Reg. nr. 53.
53 1527 mei 16
Melis Wten Eng, schout, en Gijsbert van Suylen ende van der Hair, Jan van Raaporst, Adam van Diemen, Peter Ruysch, Frederick die Koninck, Cornelis van Meert, heer Jan van Huchtenbroick, ridder, Lubbert de Waell van Vroenensteyn(?), Jan van Wijck, Ernst van Nyenroede, Beerent van Solms en Clemens van Ysselt, Voird en Mergriet Dirck van Suylens weduwe overgedragen hebben aan Joost van Ghiesen een rente, omschreven in een plecht, waardoor deze is gestoken geweest.
(des donredages nae sunte Servaes dach).
Oorspr. (inv. nr. 1562).
Ondertekend door Jan van Raephorst. Het grote stadszegel van Utrecht is verloren.
Het getransfigeerde stuk is niet meer aanwezig.
Zie ook nr. 1610.